Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz Notitie naar aanleiding van de International Conference on Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010) Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz Notitie naar aanleiding van de International Conference on Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010) September 2011 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz. Aanbevelingen voor onderzoek en uitvoering van preventieve ggz voor migrantenjeugd, subgroepen allochtone volwassenen en asielzoekers en vluchtelingen Auteurs: Drs. M. Welfing Dr. C.J. Laban September 2011 Notitie naar aanleiding van de International Conference on Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010). Georganiseerd door de Afdeling Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, in associatie met de World Psychiatric Association, Transcultural Psychiatry Section (WPA-TPS) Co-sponsored by: Nordic Network for Cultural Psychology and Psychiatry (CPPN) Colofon Voorwoord Voorliggende notitie is tot stand gekomen volgens afspraken met ZonMw in relatie met het congres ‘International Conference on Transcultural Psychiatry’ in juni 2010. De inhoud van het congres was voor ZonMw zoveel belovend dat zij bereid waren om subsidie aan het congres toe te zeggen. Een voorwaarde was de productie van een notitie met aanbevelingen voor onderzoek gericht op preventie van psychische problemen onder de allochtone bevolking van Nederland. Deze voorwaarde werd graag aanvaard omdat het bestuur van de afdeling Transculturele Psychiatrie en de Congres Commissies een gezamenlijk belang hierin zagen, geheel in lijn met de missie van het de afdeling: “ Transculturele psychiatrie is de stroming binnen de psychiatrie die zich rekenschap geeft van de maatschappelijke en historische gebondenheid van de discipline in de toepassing van haar concepten, instrumenten en methoden buiten de context waarin deze ontwikkeld zijn. Achterliggende gedachte is dat het paradigma van de psychiatrie in belangrijke mate gevormd is in de specifieke sociale en culturele context van de westerse geïndustrialiseerde samenleving. Deze gebondenheid interfereert vooral in preventie, diagnostiek, behandeling en onderzoek in het geval van de zorg aan (niet-westerse) migranten en sociaal-culturele minderheidsgroepen binnen de Nederlandse samenleving en aan bevolkingsgroepen buiten de westerse samenlevingen. De afdeling stelt zich ten doel de wetenschappelijke onderbouwing van, aandacht voor en bepleiten van cultuur- en contextsensitieve zorg te bevorderen binnen de psychiatrie in Nederland en wereldwijd, met name binnen de beroepsgroep van psychiaters.” Het is een zeer succesvol congres geworden met 6 pre-conference courses, 7 plenaire lezingen en meer dan 120 presentaties in 35 parallelle symposia. Meer dan 300 mensen hebben het congres bezocht. Zij waren afkomstig uit een grote diversiteit van landen (meer dan 40). Het congres bracht ook veel Nederlanders bij elkaar rond transcultureel psychiatrisch onderzoek en hulpverlening. Namens de organiserende organisaties willen wij ZonMw hartelijk danken voor de verstrekte subsidie voor het congres. Met name zijn wij echter blij dat ZonMw door het verstrekken van de subsidie, blijkt geeft van haar interesse en aandacht voor transculturele psychiatrie. Wij hopen dat voorliggende notitie bij zal dragen tot nieuwe onderzoeksvoorstellen en financiering daarvan op het gebied van preventie van psychische problemen onder allochtonen groepen en op het gebied van transculturele psychiatrie in het algemeen. Met betrekking tot de totstandkoming van deze notitie wil ik Maaike Welfing, preventiemedewerker bij Indigo Drenthe, danken voor haar bijzondere inzet. Ook dank aan de diverse leden van de Congres Commissies voor hun commentaren op de eerste versie. Het is een grotere ‘ klus’ geworden dan we allemaal gedacht hadden. Mogelijk hebben we ook meer werk verzet dan verwacht werd door ZonMw. Namens Congres Commissies en Afdeling Transculturele Psychiatrie NVvP Kees Laban, Voorzitter Congres TP 2010 Voorzitter Afdeling Transculturele Psychiatrie NVvP Colofon ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO. Voor meer informatie over het rapportkunt u contact opnemen met het secretariaat via e-mail [email protected] of telefoon 070 349 52 32 Auteurs: Drs. M. Welfing, Dr. C.J. Laban – Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie Datum: september 2011 ZonMw Laan van Nieuw Oost-Indië 334 Postbus 93245 2509 AE Den Haag Tel. 070 349 51 11 Fax 070 349 53 58 www.zonmw.nl Colophon ZonMw is The Netherlands Organisation for Health Research and Development Progress requires research and development. ZonMw funds health research and stimulates use of the knowledge developed to help improve health and healthcare. ZonMw’s main commissioning organisations are the Ministry of Health, Welfare and Sport and the Netherlands Organisation for Scientific Research. For further information on this publication, please contact Ria Koolstra through e-mail ([email protected]) or by telephone (+31 (0)70 349 52 32). Author: Drs. M. Welfing, Dr. C.J. Laban – Dutch psychiatric association Date: September 2011 ZonMw Laan van Nieuw Oost-Indië 334 2593 CE The Hague P.O. Box 93245 2509 AE The Hague The Netherlands Phone +31 (0)70 349 51 11 Fax +31 (0)70 349 51 00 [email protected] www.zonmw.eu Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Inhoud Inleiding ......................................................................................................................................1 1. Preventieve interventies in Nederland.........................................................................................3 1.1 Mindspring, psycho-educatie.........................................................................................4 1.2 Mindspring, opvoedingsondersteuning ..........................................................................5 1.3 Lichte dagen, donkere dagen ........................................................................................5 1.4 Liever bewegen dan moe ..............................................................................................6 1.5 Heb je power?!..............................................................................................................7 1.6 My Identity, de kracht van het leven in twee culturen .....................................................8 1.7 Bewust omgaan met pubers..........................................................................................8 1.8 Soep met liefde.............................................................................................................9 1.9 Communities that Care................................................................................................10 1.10 Samen starten ............................................................................................................11 1.11 Eigen Kracht Conferenties...........................................................................................13 2 Hiaten, knelpunten en mogelijkheden tot preventieve interventies .............................................14 2.1 Migrantenjeugd ...........................................................................................................14 2.1.1 Te weinig aandacht voor identiteitsontwikkeling...........................................................14 2.1.2 Eenzijdige focus op probleemgedrag...........................................................................14 2.1.3 Late signalering problemen .........................................................................................15 2.1.4 Onvoldoende inspelen op hulpzoekgedrag jongeren....................................................16 2.2 Volwassenen migranten ..............................................................................................17 2.2.1 Onvoldoende aandacht voor het belang van hulpbronnen (resources) .........................18 2.2.2 Onderschat belang van community benadering en empowerment ...............................18 2.2.3 Weinig aandacht voor cultureel antropologische aspecten...........................................19 2.2.4 Te statische benadering van cultuur ............................................................................20 2.2.5 Weinig oog voor het belang van bruggenbouwers .......................................................20 2.3 Asielzoekers en vluchtelingen .....................................................................................21 2.3.1 Te weinig oog voor complexe problematiek asielzoekers.............................................22 2.3.2 Belang van groepsbenadering onderschat...................................................................22 2.3.3 Onvoldoende gebruik van veerkracht en peersupport ..................................................23 2.3.4 Weinig aandacht voor nieuwe methodes .....................................................................23 2.3.5 Ama’s: gering aantal, grote problemen ........................................................................24 3 Conclusies en aanbevelingen ...................................................................................................25 3.1 Conclusies ..................................................................................................................25 3.1.1 Conclusies ten aanzien van bestaande preventieve interventies (Hds 1) .....................25 3.1.2 Conclusies ten aanzien van migrantenjeugd................................................................25 3.1.3 Conclusies ten aanzien van volwassen migranten .......................................................26 3.1.4 Conclusies ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen ..........................................26 3.2 Aanbevelingen ............................................................................................................27 3.2.1 Aanbevelingen ten aanzien van onderzoek .................................................................27 3.2.2 Aanbevelingen voor het uitvoeren van preventie..........................................................28 3.3 Overzicht relevante benaderingen en interventies .......................................................29 Literatuur en bronnen........................................................................................................................32 Bijlage 1 Congresprogramma .....................................................................................................40 Bijlage 2 Congresverslag............................................................................................................52 Bijlage 3 Resultaten Delphi-bijeenkomst .....................................................................................54 ZonMw – titel van het rapport e evt. 2 regel titel juni 2011 Inleiding Van 13 tot en met 16 juni 2010 werd er in Amsterdam het internationale Transculturele Psychiatrie Congres georganiseerd. Het congres kreeg als titel mee: “Migration, next generations and the future of psychiatry”. De organisatie lag in handen van het Platform Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de World Psychiatric Association, sectie transculturele psychiatrie. (Zie Bijlage 1 en 2: congresprogramma en congresverslag). Aan de hand van talloze onderzoeken en projecten werden daar recente onderzoekresultaten, methoden, initiatieven en ontwikkelingen gepresenteerd op het gebied van de psychische gezondheid van en transculturele geestelijke gezondheidszorg aan asielzoekers, vluchtelingen en migranten. Zoals verwoord in de introductie op het congres, waren de achterliggende visie en doelstelling van het congres om in de context van een veranderende wereld, door middel van nieuwe inzichten, concepten en mogelijkheden een bijdrage te leveren aan het opheffen van de beperkingen van de traditionele benadering van geestelijke gezondheid en welzijn binnen de transculturele psychiatrie: The world is changing rapidly. More then ever since WWII people are on the move, mainly driven by poverty or violence. In order to survive, migrants are challenged to participate in new environments and find their way in multiple social worlds. Not only geographical borders are crossed, but also virtual ones by surfing the internet and symbolic ones by culture contact and acculturation leading to changes in behavior and systems of meaning. Transnational identities are becoming part of this changing world. Combining different cultural repertoires results in new or creolizing cultures. Roots are redefined, sometimes leading to a nostalgic recreation of what is considered as lost traditions, occasionally with fundamentalistic characteristics. An increasing number of children have parents with a history of migration. These next generations are confronted with new challenges: multiple identification, contradictory loyalties, intergenerational dynamics and conflicts, and threats of social exclusion in societies that are their country of birth and origin. The societal and political response to their problems and coping strategies can enhance their exclusion and contribute to mental problems, or result in new coping styles and resilience. Cultural psychiatry and psychology are crossing borders too. Mental health care and psychosocial interventions are spreading around the world and exported to low-income countries and areas of conflict. The predominantly western classification system DSM is introduced all over the world along to ICD. Research into the efficacy of psychopharmaceuticals is transplanted to cheaper low income countries and results assumed to have universal applicability. This raises questions of cultural validity and bias, of the relationship between western-based psychiatry and indigenous health care systems, of cultural hegemony and ethics, and of changing biological and social paradigms. In these changing societies mental health professionals are facing the limitations of traditional classification systems, concepts and therapeutic repertoires. They too are challenged to develop new conceptual approaches and treatment methods to enhance mental health and well-being, and to provide care to migrants and their offspring. In order to deal with the above mentioned societal changes and their influence on clients and communities we need to reflect on our clinical practices, our research agenda and maybe also on the position of mental health workers in the public debate. This conference addresses issues deducted from this theme, and discusses them in relation with mental health care on the conference symposia and workshops. Op verzoek van ZonMw wilden de organisatoren van deze gelegenheid gebruik om de pijlen ook te richten op preventie. En dan met name op dat wat het congres aan aanbevelingen zou kunnen opleveren ten aanzien van verbetering van en aanvulling op de preventieve activiteiten in ons land. De focus richt zich daarbij specifiek op een drietal doelgroepen die volgens epidemiologische cijfers meer aandacht nodig zouden hebben: migrantenjeugd, subgroepen van volwassen migranten en asielzoekers. Preventie van psychische problematiek richt zich op het reduceren van de incidentie, prevalentie en terugkeer van psychische problematiek, de duur van de klachten, of de risicofactoren van een psychische aandoening, het voorkomen of vertragen van terugval en ook het verkleinen van de impact van de aandoening op de betreffende persoon, hun families en de maatschappij (WHO,2004). Sleutelkenmerken voor effectieve preventieve interventies met betrekking tot de psychische gezondheid zijn: feasibility, acceptability, cultural tailored, multilevel, time-focused, prosaicness, effectiveness and adaptability (Weine, USA, congres). 1 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Probleemstelling: Op grond van epidemiologische cijfers op bevolkings- en zorgniveau (De Wit & Kamperman, 2010; Bean, 2006; Gerritsen e.a., 2006; Laban e.a., 2004) en onderzoek naar de wijze waarop van ondersteuning en de gezondheidszorg gebruik wordt gemaakt (De Jong, 2010; Laban e.a., 2008; Bean 2006) worden drie cultureel diverse groepen onderscheiden die meer aandacht nodig hebben ten aanzien van preventie, vroegsignalering en de behandelkloof tussen psychische problemen en verleende zorg. Het gaat om migrantenjeugd, asielzoekers en vluchtelingen en een aantal specifieke subgroepen van volwassen migranten. De vragen die in de ondergaande notitie centraal staan zijn: Welke aanvullingen aan het al in Nederland bestaande preventieaanbod kunnen bijdragen tot het versterken van de psychische gezondheid van migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassenen en asielzoekers en vluchtelingen. Welke aanvullingen leiden tot een toename van het bij deze doelgroepen in een vroeg stadium signaleren van psychische klachten en het vergroten van de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg in brede zin. Om tot conclusies te kunnen komen wordt gebruik gemaakt van de subvragen 1 en 2. Subvraag 3 is met name verwerkt in de aanbevelingen 1) Welke preventieprogramma’s voor migrantenjeugd, migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen en asielzoekers en vluchtelingen zijn er gangbaar in Nederland en wat is het bereik en effect ervan? 2) Welke determinanten spelen een rol in het ontstaan en in stand blijven van psychische problematiek bij deze doelgroepen ? 3) Welke recente (internationale) ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de bevordering van de psychische gezondheid van deze doelgroepen en het vergroten van de toegankelijkheid van passende ggz-interventies die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze doelgroepen? (Toegankelijkheid wordt in deze opgevat als een combinatie van een vraaggericht aanbod dat aansluit bij de daadwerkelijke vraag van de cliënt én een passende benadering en bejegening door competente hulpverleners en preventiewerkers). Voor het verzamelen van de data voor het tot stand komen van deze notitie is van verschillende bronnen gebruik gemaakt: Notulen congres Tijdens het congres zijn door een groep notulisten alle presentaties, plenair en in kleiner verband, bijgewoond en beschreven. Hierbij was de opdracht zich vooral te richten op die elementen die voor zowel universele, selectieve als geïndiceerde preventie van belang zouden kunnen zijn. Delphi-bijeenkomst 1 Er is gebruik gemaakt van een Delphi-bijeenkomst waaraan deskundigen met een diversiteit in afkomst, culturele en professionele achtergrond hebben deelgenomen. Op basis van hun kennis, ervaring en discussie is gekomen tot een geprioriteerde lijst van aanbevelingen aangaande noodzakelijke aanvullingen voor preventiebeleid en programmering. (zie Bijlage 4 voor verslag Delphi bijeenkomst). Literatuuronderzoek Literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden om tot conclusies te komen ten aanzien van de relevantie en effectiviteit van de lopende preventieve interventies voor deze doelgroepen in Nederland. 1 1 De Delphi-methode werd oorspronkelijk ontwikkeld door Olaf Helmer en Norman Dalkey van de RAND Corporation (1959). De Delphi-methode is een dialectisch proces dat ontworpen werd met het oog op de voordelen van een bundeling en uitwisseling van opvattingen, zodanig dat de respondenten kunnen leren van elkanders standpunten, maar dan zonder de ongewenste beïnvloeding die gemakkelijk optreedt bij de conventionele face-to-face-aanpak (waar snel dominantie vastgesteld wordt van diegene met de luidste stem of het grootste prestige). De techniek biedt deskundigen de mogelijkheid om op een systematische manier met een complex probleem om te gaan. Ronde na ronde wordt de relevante informatie gedeeld, waardoor de panelleden steeds meer kennis opdoen. Zodoende kunnen aanbevelingen geformuleerd worden op basis van een completere informatie. 2 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 1. Preventieve interventies in Nederland In ons land worden overal door een grote diversiteit aan instellingen grote en kleine initiatieven genomen om allochtone doelgroepen te bereiken met interventies om te voorkomen dat hun risicovolle, gezondheidsbedreigende leefsituatie uiteindelijk uitmondt in grote psychische problematiek. Naast ggz instellingen bieden bijvoorbeeld ook maatschappelijk werk, welzijnsinstellingen, bureau’s jeugdzorg, steunpunten mantelzorg en onderwijs activiteiten ter bevordering van de geestelijke gezondheid van allochtonen. Over het bereik en de effectiviteit van interventies gericht op allochtonen is weinig bekend. Voor interventies ter bevordering van de gezondheid van allochtonen geldt dat er vrijwel nooit metingen bij grote doelpopulaties worden verricht om de effectiviteit na te gaan. Dit hangt samen met de knelpunten die kwalitatief goed onderzoek onder allochtonen met zich meebrengt. Als interventies met onderzoek worden begeleid, richten de uitkomstmaten zich veelal op verandering in kennis en opvattingen, en in mindere mate op gedrag of de gezondheid van de interventiegroep. (Van Haastrecht, 2005) De meeste preventieve interventies gericht op allochtonen hebben voorlichting als middel om gedrag van allochtonen ten aanzien van gezondheid te veranderen. Het gaat daarbij om voorlichting over risicofactoren zoals ongezonde leefstijl en psycho-educatie maar ook over de toegang tot en bekendheid met zorginstellingen, bijvoorbeeld kraamzorg en ggz instellingen. (Van Haastrecht, 2005). Om te komen tot een overzicht van beschreven preventieve interventies is gebruikt gemaakt van bronnen die tot doel hebben inzichtelijk te maken welke interventies er in Nederland gangbaar zijn en de mate waarin zij voldoen aan de voor preventie gestelde kwaliteitseisen. Het belangrijkste kwaliteitsinstrument voor preventie is de werkwijze zoals omschreven in de Preffi. Preffi staat voor Preventie Effectmanagement Instrument. Het is een kwaliteitsinstrument dat een systematische werkwijze ondersteunt en tot doel heeft de effectiviteit van gezondheidsbevorderende projecten te vergroten. Preffi 2.0 is door het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) ontwikkeld in samenwerking met praktijkmedewerkers in de gezondheidsbevordering, preventiedeskundigen en wetenschappelijk onderzoekers (Kok e.a., 2005). De Preffi vormt de basis waarop de beoordelingscommissies van de hieronder genoemde databanken tot hun eindbeoordeling komen. Daar waar interventies niet in de databanken worden benoemd is met behulp van Preffi, voor zover mogelijk bekeken of de interventies de beschreven procesfasen doorlopen hebben. Voor het overzicht van de interventies is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: www.nji.nl: in deze databank zijn alle in Nederland beschreven Jeugdinterventies terug te vinden. Hier is in de dossiers ook een inventarisatie opgenomen van alle voor allochtone jeugd beschikbare interventies. De erkenninsgcommissie heeft de interventies ingedeeld 'theoretisch goed onderbouwd', 'waarschijnlijk effectief' of 'bewezen effectief' www.loketgezondleven.nl: Via deze website heeft het RIVM heeft een I-database beschikbaar gemaakt voor de beschrijving van preventieve interventies, waaronder die voor allochtone doelgroepen Overzicht van gangbare en effectief lijkende interventies. in verslag van een expertmeeting, georganiseerd door Trimbos, NIGZ en GGD Rotterdam in 2004: Preventieve interventies gericht op de psychische en psychosomatische klachten bij allochtone doelgroepen (De Hoop e.a., 2004) www.ggznederland.nl: in de catalogus ‘Preventie biedt perspectief’ (2005) worden 31 preventieve interventies beschreven Overzichtsstudie interventies voor Migrantenjeugd: ontwikkelings-stimulering, preventie en vroeghulp (Ince, D, 2009, van den Berg, 2010) 3 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 In de volgende paragrafen worden de bekendste interventies geschreven waarbij de aandacht uitgaat naar: 1.1 Het doel De inhoud en methodiek De theoretische kaders De effectiviteit Het bereik Mindspring, psycho-educatie Doel Mindspring is een training waarin asielzoekers en vluchtelingen door middel van informatie, uitwisseling en discussie bewust worden gemaakt van de invloed van hun levensomstandigheden, nu en in het verleden, op hun psychisch functioneren en het opnieuw zicht krijgen op de eigen identiteit en kracht. Deze vormen de basis voor het ontwikkelen van positieve copingstrategieën (Sterk, 2009). Inhoud en methodiek Deelnemers leren aan de hand van psycho-educatie en groepsgesprekken de eigen psychische problematiek herkennen, inzicht te verkrijgen in de herkomst en oorzaken ervan en krijgen vaardigheden aangereikt om met hun klachten om te gaan. Het uiteindelijke doel is om opnieuw zicht te krijgen op de eigen identiteit, capaciteit en kracht, daar het beeld hiervan door ervaringen en de actuele leefsituatie vaak vertekend is geraakt. Uniek aan Mindspring is dat er consequent gebruik gemaakt wordt van peer-educators. Getrainde ervaringsdeskundigen worden binnen de Mindspring activiteiten ingezet als volwaardig trainers die coaching en supervisie ontvangen van professionals uit de lokale ggz instellingen. De vijf tot acht Mindspring-bijeenkomsten vinden plaats in eigen taal, binnen een relatief homogene deelnemersgroep voor wat betreft taal en cultuur. De training en werving worden georganiseerd in samenwerking met de lokale ggz, gemeente, vluchtelingenwerk en/of een asielzoekerscentrum. Theoretisch kader Volgens de Ruuk (2005) werken de lichamelijke en psychische klachten waar vluchtelingen mee te maken hebben door in het integratieproces en kunnen een grote belemmering vormen tijdens het doorlopen van de keten. Eén van de conclusies die uit het rapport voortkomt is dat het vergroten van de zelfredzaamheid van vluchtelingen en nieuwkomers op het gebied van gezondheid, mogelijk is door: (...) het versterken van de eigen coping strategieën. (...) Door de kracht van de vluchteling zelf te benadrukken en uit te gaan van wat hij of zij nog wel kan, wordt de vicieuze cirkel van weinig zelfvertrouwen en passiviteit doorbroken en kunnen gezondheidsproblemen op een actieve manier worden aangepakt. Eén van de doelstellingen van Mind-Spring is deze copingstrategieën te vergroten. Dat gebeurt door het benadrukken van de eigen kracht en mogelijkheden van de deelnemers. Gelet op bovenstaande, sluit Mind-Spring goed aan bij de bevindingen van de Ruuk en zullen niet alleen de vluchtelingen, maar ook de rest van de maatschappij gebaat zijn bij landelijke uitvoering van dit project. De voornaamste reden hiervoor is dat de integratie en participatie van vluchtelingen bevorderd worden door deelname aan Mind-Spring. Gezondheidsproblemen en klachtenpatronen van migranten in de ggz kunnen deels worden verklaard vanuit een vervlechting van sociaaleconomische achterstandspositie met culturele verschillen (Knipscheer & Kleber, 2005).. Ook asielzoekers ervaren uitsluiting en verlies van steunsystemen en stuiten op onbegrip in hun directe sociale omgeving (AZC) De ondraaglijke gevolgen van migratie en vlucht kunnen, ook voor asielzoekers en vluchtelingen draaglijk worden met behulp van rituelen en van ‘Beschermjassen’ (Tjin A Djie & Zwaan 2007). Evaluaties van de individuele ervaringen in de Mindspringgroepen laten zien dat deelnemers een gevoel van thuiskomen ervaren door contacten met deelnemers met dezelfde afkomst of hetzelfde familiesysteem. Oude en nieuwe ervaringen worden gedeeld en een nieuw steunsysteem ontstaat. Mindspring is een theoretisch goed onderbouwde training die is gebaseerd op de methodiek voor hulpverlening aan getraumatiseerde bevolkingsgroepen in lage inkomenslanden en zowel in de provincie Groningen en de Randstad is aangepast aan de Nederlandse situatie (Kieft e.a., 2008). 4 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Effectiviteit Er zijn pogingen ondernomen om Mindspring op effectiviteit te onderzoeken. De betrokken universiteit gaf echter te kennen dat er geen betrouwbare of valide onderzoeksmethode voor een dergelijk effectiviteitsonderzoek beschikbaar was. Wel is door middel van observatie en evaluatie (individueel en in groepsverband) getracht een beeld te krijgen van de ervaring van deelnemers. In de conclusies is daarbij de mogelijkheid van sociaal wenselijke antwoorden in acht genomen. Over het algemeen geven deelnemers en trainers aan de training als praktisch en positief te ervaren (Verschoor e.a., 2010). Bereik Mindspring is onder meer ontwikkeld door de Parnassia-Bavo groep, preventieafdeling Context, van waaruit ook de nationale en inmiddels internationale uitrol plaatsvindt. Met behulp van subsidiegelden van het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF) wordt in de meeste delen van Nederland het Mindspring aanbod uitgevoerd. 1.2 Mindspring, opvoedingsondersteuning MindSpring kent ook een module voor opvoedingsondersteuning. Deze module vindt plaats op basis van dezelfde methodiek als de psycho-educatie variant. Dat wil zeggen ook hier worden peereducators ingezet om aan de hand van de diverse thema’s rond opvoeden binnen twee culturen het gesprek met en tussen deelnemers op gang te brengen (Sterk, 2009). Dit gebeurt aan de hand van thema’s en de verschillende theoretische kaders rond opvoedingsstijlen, opvoedingsrollen, inzicht in de eigen emoties en risico-gedrag van kinderen en jongeren. Het doel van de module is om deelnemers inzicht te verschaffen in hun eigen opvoedingsstijl en zich bewust te worden van de daarin verborgen culturele waarden. Op basis van bewustwording is men beter in staat om op basis van een zelf gekozen identiteit keuzen te maken in de opvoeding van hun kinderen binnen een andere culturele context. Er is een klein aantal trainers opgeleid om deze module te geven. Er is geen onderzoek gedaan naar bereik en effectiviteit. 1.3 Lichte dagen, donkere dagen Doel Het doel van de cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ is het verhelpen van depressie en depressieve klachten bij Turkse en Marokkaanse deelnemers door de neerwaartse spiraal van depressiviteit te doorbreken of te voorkomen. Inhoud en methodiek De cursus is een gestructureerd programma die ook kan worden aangeboden door getrainde begeleiders die geen specialist zijn. De versie, 'Lichte dagen, donkere dagen', is specifiek afgestemd op mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst met lichte tot matige depressieve klachten. Deelnemers leren vaardigheden om meer greep te krijgen op hun klachten. Gedurende 13 groepsbijeenkomsten werken de deelnemers een cursusmap door, doen huiswerk en oefeningen met de bedoeling dat zij zich praktische vaardigheden eigen maken die kunnen helpen om de depressieve gevoelens te overwinnen. Informatie over depressie, spanning, assertiviteit, de rol van gedachten en de wijze waarop gedachten de stemming kunnen beïnvloeden komen aan bod. Na twee maanden is er een terugkombijeenkomst. Theoretisch kader ‘Lichte dagen, donkere dagen’ is een cultuur-specifieke vertaling van de evidence based depressiepreventie cursus ‘In de put, uit de put’. De cursus is gebaseerd op de cursus Omgaan met Depressie die in de Verenigde Staten werd ontwikkeld door Lewinsohn e.a. (1984, 1987). In de opzet wordt gebruik gemaakt van een aantal grondslagen die bekend zijn vanuit de behandeling: Sociaal-leren-theorie, cognitieve therapie, probleemoplossende therapie en zelfcontroletherapie. Sociale vaardigheden, ontspanning en verhogen van plezierige gebeurtenissen in het dagelijkse leven. Aandacht voor aspecten van het leven die problematisch zijn voor depressieve mensen (Trimbos 2002). 5 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Deze cursus werd in 1990 aangepast door het Trimbos-instituut voor de Nederlandse situatie (Cuijpers, 1994) en ongeveer 10 jaar later uitgewerkt voor de diverse doelgroepen, waaronder Turken en Marokkanen. Er vindt een voor- en een nameting plaats om te bezien of de cursus heeft geleid tot een bevredigende afname van de klachten. In een kort eindgesprek wordt dit besproken met de deelnemer en indien noodzakelijk worden eventuele vervolgstappen, in het kader van stepped care, besproken. Effectiviteit Diverse internationale en Nederlandse onderzoeken laten de effectiviteit van het cursusprogramma in de oorspronkelijke versie zien (Clarke e.a. 2001, Allart & Hosman 2002, Dowrick e.a. 2000). De cursus leidt daarbij tot daadwerkelijke gedragsverandering en niet alleen tot een toename van kennis. ‘Lichte dagen, donkere dagen’ is nog niet grootschaling geëvalueerd, maar op basis van onderzoek kan voorzichtig worden geconcludeerd dat bij deelnemers het gemiddeld aantal depressieve klachten afgenomen is (Can & Voordouw, 2003). Trimbos zal vanaf 2011 een uitgebreider effectonderzoek naar de resultaten van deze cursus uit gaan zetten. Bereik Lichte dagen, donkere dagen is een interventie die regelmatig wordt uitgevoerd bij ggz instellingen die een grote allochtone doelgroep in hun werkgebied hebben. 1.4 Liever bewegen dan moe Doel Het doel van deze cursus is om het risico op depressie bij allochtone vrouwen te verminderen door een aanzet te geven tot een structureel meer gezonde leefstijl, in het bijzonder gericht op het letterlijk en figuurlijk in beweging komen. Beoogd resultaat is dat mensen na het programma doorgaan met bewegen. Inhoud en methodiek Liever Bewegen dan Moe is een interventie voor met name allochtone vrouwen die zich richt op depressiepreventie. In Nederland is de cursus ontwikkeld door de Parnassia Bavo-groep, afdeling preventie Haaglanden en Context. De interventie is gebaseerd op ervaringen die werden opgedaan met de zogenaamde ‘running-groepen’ in het kader van de behandeling van depressieve stoornissen bij autochtone Nederlanders. In 8 bijeenkomsten worden korte stukjes psycho-educatie over depressie-gerelateerde onderwerpen en fysieke gezondheidsbevordering gekoppeld aan een in intensiteit toenemend, maar laagdrempelig, bewegingsprogramma. Deelnemers ervaren het verband tussen fysieke activiteit en gezondheid en psychisch functioneren en komen letterlijk weer in beweging. Theoretisch kader De toegenomen aandacht voor het positieve verband tussen fysieke activiteit en geestelijke gezondheid wordt gevoed door optimistisch stemmende onderzoeksresultaten. Zo is aannemelijk gemaakt dat deelname aan fysieke activiteitenprogramma’s niet alleen bepaalde symptomen van psychische problemen vermindert, maar ook bijdraagt aan de verbetering van het zelfbeeld, het leren van sociale vaardigheden, verbeterd cognitief functioneren, afname van angst en de vermindering van het op een riskante wijze (voor hart en bloedvaten) reageren op stressoren (Taylor e.a. 1985). Uit onderzoek blijkt tevens dat regelmatige fysieke activiteiten therapeutische effecten hebben die de vergelijking met psychotherapie goed kunnen doorstaan (Tkachuk & Martin, 1999). Uit nader onderzoek kwam naar voren dat regelmatige fysieke activiteit een kosteneffectieve behandeling is voor depressie of angst (Wattles, 2001). Uit een groots opgezette epidemiologische studie in de Verenigde Staten is verder gebleken dat gebrek aan fysieke activiteit verband houdt met de mate waarin mensen psychische problemen ervaren, in het bijzonder depressieve klachten en angst (Taylor e.a., 1986). Opmerkelijk daarbij is dat ‘enige fysieke activiteit’ al voldoende was om effect te laten zien. Mensen met psychische klachten zijn meestal minder actief, juist voor hen is het daarom belangrijk om in beweging te komen’. Effectiviteit Er is een effectiviteitsonderzoek van de cursus in samenwerking met de Universiteit van Maastricht geïnitieerd waarvan nog geen definitieve resultaten bekend zijn. 6 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Monitoring onder deelnemers laat zien dat er een vermindering aan klachten en een verbetering van functioneren wordt ervaren. Er zijn zo'n 50 cursussen uitgevoerd met gemiddeld 12 vrouwen, in Rotterdam en in Den Haag. De meerder-heid van de respondenten is tevreden met de inhoud en de manier waarop deze interventie gegeven wordt. Uit prepostmetingen bij de Rotterdamse groepen blijkt dat depressieve klachten (gemeten met de Mental Health Inventory; mhi), slaapproblemen en lichamelijke klachten afnemen. Er werd geen effect gevonden op het verminderen van vermoeidheid (Nolden & Verbunt, 2008). Bereik Liever Bewegen dan Moe is een beginnend aanbod en wordt door de verschillende ggz instellingen in Nederland aangeboden aan met name allochtone vrouwen. Mannengroepen zijn in ontwikkeling. 1.5 Heb je power?! Doel De training ‘Heb jij Power?!’ is een integrale training ter voorkoming van sociale en maatschappelijke problemen van allochtone jongeren, zoals marginalisatie, criminaliteit, drop-out, druggebruik etc. met empowerment als middel en doel. Inhoud en methodiek De Powertraining is een empowermentprogramma dat bestaat uit verschillende trainingsprogramma’s en interventies die de maatschappelijke positie van allochtone jongeren moeten verbeteren. Er zijn onderdelen van de training bestemd voor jongeren tussen de 13 en 17 jaar zelf, delen voor hun ouders en er is een onderdeel community-benadering. Het programma is gericht op het ontwikkelen en vergroten van het gevoel van persoonlijke controle over het leven en de omgeving. Daarnaast wil het programma het probleemoplossend vermogen, de competenties en assertiviteit van de jongeren verbeteren en daarmee een impuls geven aan hun toekomstperspectieven. Inzicht krijgen in de eigen kracht en deze leren in te zetten ten behoeve van de eigen positie staat centraal. In de training staan zo’n 13 thema’s centraal die allen zijn gelieerd aan de leefsituatie van de allochtone jongeren. Door middel van creativiteit, activiteit, discussie en het actief betrekken van de belangrijke anderen in de omgeving van de jongeren wordt er met een methode van action learning direct in de praktijk geoefend en geëxperimenteerd met de eigen competenties. Theoretisch kader De Powertraining is tot stand gekomen op basis van in de Verenigde Staten ontwikkelde empowerment programma’s om vooral zwarte jongeren betere integratie- en ontwikkelingskansen te geven. Volgens Lee (1992, 2005) wordt de ontwikkeling van jonge zwarte mannen in de hedendaagse Amerikaanse maatschappij op allerlei wijzen bedreigd. Vanuit het Trimbos instituut is in een literatuuronderzoek nagegaan hoe de Amerikaanse empowerment praktijk is vormgegeven. De ervaringen met deze programma’s zijn zo positief dat er stemmen opgingen om ook in Nederland met dergelijke programma’s te starten. Een aantal programma’s heeft aantoonbaar effect op de persoonlijke groei. Ook blijken deelnemers beter in staat probleemanalysen te maken en veranderingsstrategieën te bedenken (Zeegers, 1998). Mensen die zich én aan de eigen en aan de dominante cultuur kunnen conformeren blijken het meest succesvol. Dit uit zich in meer zelfvertrouwen, grotere interne locus of control en minder gedragsproblemen. Effectiviteit De effectiviteit van de powercursus in zijn huidige vorm is nog niet onderzocht. Het Trimbos-instituut heeft in opdracht van ZonMw een proces- en effectevaluatie ingezet die zal worden afgerond in oktober 2011 (www.trimbos.nl). Bereik De powercursus is een veelomvattend, intensief aanbod en wordt met een zekere regelmaat met name in de grotere steden uitgevoerd. Vanaf maart 2004 tot heden wordt de Powercursus in Utrecht, Leiden en Eindhoven uitgevoerd. De doelgroep is divers; jongens of meisjes met een Turkse of Marokkaanse achtergrond, en een gemengde groep met een Antilliaanse achtergrond. 7 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 1.6 My Identity, de kracht van het leven in twee culturen Doel My Identity is een training die multiculturele meiden helpt bij het vinden van hun identiteit. Cursus voor allochtone meiden van 13-18 jaar met (dreigende) psychische problemen, ter voorkoming van (verergering van) psychische klachten door beter om te leren gaan met het leven in meerdere culturen. Inhoud en methodiek De cursus en het bijbehorende boek zijn ontwikkeld door de preventieafdeling van GGZ InGeest (Goudriaan, 2009). De cursus is gebaseerd op de uitgangspunten en kaders van empowermenttraining zoals beschreven door het Trimbos Instituut (Zeegers, 1998). De cursus bestaat uit acht bijeenkomsten en er komen verschillende onderwerpen in aan de orde, zoals liefde en huwelijk, omgaan met stress, omgaan met tegenslagen en het leren herkennen en ombuigen van negatieve gedachten. In de bijeenkomsten staan het vergroten van kennis en werken aan houding en vaardigheden, zoals probleemoplossend vermogen, sociale vaardigheden, centraal. De aanpak is laagdrempelig en thema gericht. Er wordt gebruik gemaakt van diverse werkvormen die passen bij de doelgroep: groepsgesprekken, rollenspel, creatieve werkvormen. De cursussen worden op de middelbare school van de meiden zelf gegeven, een voor de meisjes bekende plek. Daarbij ligt de nadruk op vertrouwelijkheid, want de angst voor roddel is erg groot. Theoretisch kader De puberteit is een periode waarin jongeren erg bezig zijn met vragen als ‘Wie ben ik? Waar hoor ik bij? Wat wil ik met mijn toekomst?’ Deze vragen zijn vooral voor meisjes die opgroeien in meerdere culturen lastig te beantwoorden. Allochtone meisjes van de tweede generatie bevinden zich volgens Pinto (1994, 2007) in de M(ixed)cultuur. Van huis uit krijgen ze te maken met de normen en waarden uit de F(ijnmazige) cultuur en op school, of werk die van de G(rofmazige) cultuur. Veel allochtone meisjes komen in hun vrije tijd meer in aanraking met de eigen, fijnmazige, cultuur en hebben daarbij in verhouding weinig contacten met diverse identificatiepersonen in de grofmazige maatschappij van Nederland. Het is moeilijk om de verwachtingen van ouders, school en de meisjes zelf te combineren. Hierdoor kan het ontwikkelen van een eigen identiteit, waarin de verschillende werelden verweven zijn, een moeilijke opgave worden. De cursus is gebaseerd op principes vanuit RET, sociale vaardigheden en sociale steun. Het doel van deze meidenactiviteiten ligt in het vergroten van het gevoel van eigenwaarde en het bewerkstelligen van maatschappelijke erkenning. Het moet deze allochtone meisjes in staat stellen zelf in te grijpen op de werkelijkheid, zodat zij vat krijgen op hun leefwereld en leefomstandigheden, eerder dan ze te ondergaan. Van een individueel niveau tot een collectief niveau. Het bevorderen van bewuste maatschappelijke participatie van allochtone meisjes binnen de eigen gemeenschap is dan ook een belangrijke stap om die participatie buiten de gemeenschap ook te verhogen. Effectiviteit De effectiviteit van My Identity is niet onderzocht, maar de ervaringen van de deelneemsters, trainers en de docenten zijn positief (www.loketgezondleven.nl/Idatabase/interventies, 2011). Bereik My Identity wordt op kleine schaal uitgevoerd. 1.7 Bewust omgaan met pubers Doel ‘Bewust omgaan met pubers’ (BOP) is een cursus voor allochtone ouders die in een vroeg stadium steun kan bieden bij de opvoeding van hun opgroeiende kinderen om te voorkomen dat problemen escaleren en ouders een beroep moeten doen op de hulpverlening. Inhoud en methodiek In de cursus wordt aandacht besteed aan vaardigheden die ouders in de opvoeding kunnen toepassen. Daarbij baseert men zich op de principes uit de communicatietheorie van Gordon (2005) en inzichten uit de sociale leertheorie. De BOP-cursus is gebaseerd op de zgn. Gordon-cursus 'Effectief omgaan met kinderen' die sinds langere tijd in Nederland op ruime schaal gegeven wordt. 8 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Thema’s van bijeenkomsten zijn onder andere: • veranderingen in de puberteit • positieve aandacht en manieren van opvoeden • ruzie voorkomen: luisteren naar je puber • ruzie voorkomen: praten met je puber • ruzie oplossen: overleggen met je puber • grenzen stellen en straffen Thema’s voor de keuzebijeenkomsten zijn: alcohol en drugs; seksuele opvoeding; pubers en school. De cursus bestaat uit een combinatie van kennisoverdracht, vaardigheden oefenen en ervaringen uitwisselen. Theoretisch kader Uit het grootschalige onderzoek naar gezinsopvoeding in Nederland (Rispens e.a., 1996) blijkt dat zorgen en vragen van ouders toenemen als kinderen in de puberteit komen. Deze gegevens worden bevestigd in het deelonderzoek onder Surinaams-Creoolse ouders waarin moeders meer gedragsproblemen rapporteren op het terrein van waarden en normen bij kinderen in de puberleeftijd (Distelbrink, 1998). Vergelijkbare gegevens levert ook het onderzoek onder Marokkaanse gezinnen (Pels, 1998) waarbij een derde van de geïnterviewde moeders kampt met problemen met oudere kinderen, zoals gebrek aan respect en normovertreding. Het huidige aanbod aan cursussen voor ouders van pubers bleek in de praktijk voor deze groep ouders vaak te moeilijk of was onvoldoende afgestemd op de verschillende culturele achtergronden van de deelnemers (Pels, 1998). Uit onderzoek naar de opvoedingssituatie in allochtone gezinnen (Pels, 1998; Distelbrink, 1998; Bakker e.a., 2001) blijkt dat er bij ouders van pubers in die groep duidelijk sprake is van een behoefte aan opvoedingsondersteuning, mits deze rekening houdt met de opvoedingsopvattingen en copingstrategieën van de ouders zelf. De inhoud van de cursus Beter Omgaan met Pubers is gebaseerd op theorieën over het fasespecifieke karakter van de ontwikkeling (Bakker e.a., 2001). Effectiviteit De cursus ‘Bewust omgaan met pubers’ voor allochtone ouders is nog niet onderzocht op effectiviteit. Met betrekking tot de oorspronkelijke Gordon cursus 'Effectief omgaan met kinderen' is er een Nederlandse reviewstudie gedaan van Nederlands en buitenlands onderzoek - waarvan 2 randomized controlled trials en 8 studies met experimentele en controle groepen zonder randomisatie (Klein Poelhuis e.a., 2000), die positieve invloeden laat zien op de opvoedingshouding en beperkte effecten op het opvoedingsgedrag van de ouder en het gedrag van het kind. Bereik De BOP-cursus wordt door diverse ggz-instellingen in grote steden aangeboden. Het bereik bij iPsyDe Jutters (GGZ Haaglanden, Den Haag) onder Turkse ouders is groot. 1.8 Soep met liefde Het project ’Soep met liefde’ wordt uitgevoerd binnen de tweede fase van het gerichte traject "Diversiteit in participatie" van het ZonMw programma Gezond Leven. Er is nog geen definitieve productbeschrijving beschikbaar, maar gezien het innovatieve karakter en de potentie van de werkwijze is het in het kader van deze notitie het vermelden waard. Doel Soep met Liefde is een wijkgericht GGZ Preventieproject om psychische problemen, met name depressie, bij allochtone vrouwen te voorkomen dan wel te verminderen. Inhoud en methodiek ’Soep met liefde’ richt zich op het laagdrempelig maken van de ggz-preventie voor moeilijk bereikbare doelgroepen, zoals allochtone vrouwen, waarbij het aanbod nauw aansluit bij de behoefte en de vraag van deze groep. Het betreft hier niet alleen het aanpakken van psychische problemen, maar ook het bevorderen van een gezonde leefstijl in brede zin. ‘Soep met liefde’ beoogt de verankering van doelgroepparticipatie van allochtone vrouwen binnen de preventieve activiteiten van een ggz-instelling. De nadruk van het project ligt op het krijgen van inzicht op effectieve methoden, succes-en faalfactoren en benodigde randvoorwaarden van diversiteit in participatie binnen de preventie van depressie bij (allochtone) vrouwen in Rotterdam. 9 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Drie processen zijn hierbij van belang: 1. Beschrijven van de methodiek "Leven in Balans" om middels wijkgericht werken en doelgroep participatie psychische problemen (met name depressie) te voorkomen dan wel te verminderen bij allochtone vrouwen in Rotterdam. 2. Het optimaliseren van de methodiek "Leven in balans" door het aspect doelgroepparticipatie nadrukkelijker vorm te geven. Dit gebeurt voornamelijk via twee processen: Enerzijds het opleiden van gemotiveerde deelnemers als voorlichter/ trainer vanuit een ggz -instelling tot een sporttrainer waardoor zij zelf ook trainingen in de wijk kunnen uitvoeren. Anderzijds het opzet-ten van een klankbordgroep met mensen uit de wijk die met de doelgroep werken of zelf uit de doel-groep komen, waarin de behoeftes van de deelnemers uitgekristalliseerd worden op het terrein van ggz-preventie en naar aanleiding daarvan een activiteit wordt opgezet of georganiseerd die aan de vraag voldoet. 3. Het borgen van doelgroepparticipatie op het terrein van depressie preventie op intern en extern beleidsniveau. Theoretisch kader Allochtone vrouwen, met name vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst, hebben een hoger risico op depressieve klachten dan autochtonen (Wurff e.a., 2004, Bengi-Arslan e.a., 2002, De Graaf e.a., 2005). In het onderzoek van Wurff et al. heeft bijna twee derde van de Turkse vrouwen tussen 55 en 64 jaar depressieve klachten, in het onderzoek van Bengi-Arslan heeft een derde van de Turkse vrouwen psychische klachten. Door te participeren voelen mensen uit de doelgroep zich betrokken bij het project, kan de in de gemeenschap aanwezige deskundigheid optimaal worden benut en kan het project worden afgestemd op de lokale situatie. Doelgroepparticipatie is een belangrijk kenmerk van communityinterventies. Allochtonen en mensen met een lage sociaal-economische status ervaren regelmatig dat ze weinig invloed hebben op de kwaliteit van hun leven. Meer zeggenschap (empowerment) kan een positieve uitwerking hebben op hun kwaliteit van leven, zoals meer sociale participatie en ondersteuning, meer invloed op een gezonde leefomgeving en meer gezond gedrag (van Vliet, de Gruijter en Singels, 2006). Daarbij stellen Jacobs e.a (2005) dat participatie wordt beschouwd als een voorwaarde voor empowerment. Effectiviteit Het concept van ‘Soep met Liefde’ wordt door NIGZ en ZonMw als veelbelovend betiteld (VROM & FORUM, 2010) Gedurende de afgelopen 2 jaar is het project gevolgd door middel van een processtudie door het AMC. De resultaten worden momenteel verwerkt in een vervolg. In de evaluatie van het project wordt beschreven dat doelgroepparticipatie in dit project effectief is gebleken. Er zijn vrouwen bereikt die normaliter ‘achter de voordeur’ blijven. Het taboe-onderwerp ‘psychische klachten’ werd beter bespreekbaar, zowel tijdens klankbordgroepenbijeenkomsten als tijdens andere interventies. Bereik Het project is tot nu toe alleen in Zuid Holland uitgevoerd. 1.9 Communities that Care Doel Communities that Care (CtC) is het beste op te vatten als een besturingsprogramma voor de ontwikkeling van systematisch preventief jeugdbeleid op lokaal niveau. Het is een langetermijnstrategie om veilige en leefbare wijken te creëren waarin kinderen en jongeren zich gewaardeerd, gerespecteerd en aangemoedigd weten om hun potentiële capaciteiten te benutten. Uiteindelijk doel is problemen onder jongeren in deze wijken te voorkómen en te verminderen (o.a. alcohol- en drugsgebruik, geweld, jeugddelinquentie, school drop-out). Inhoud en methodiek CtC is een methodiek die in de Verenigde Staten werd ontwikkeld door Hawkins en Catalano (1992). Alcohol- en drugsgebruik en ander probleemgedrag (geweld, jeugddelinquentie, schooluitval, tienerzwangerschappen en depressie/angst) zijn onder (allochtone) jongeren in de Nederlandse samenleving zorgwekkende fenomenen. Sinds 2000 is in antwoord hierop in Nederland de preventiestrategie Communities that Care (CtC) uitgezet. 10 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Essentiële kenmerken van CtC zijn: 1. Een wijkgerichte aanpak van jeugdproblematiek: problemen worden wijkbreed geanalyseerd; wijkbewoners en –organisaties worden betrokken bij probleemanalyse (zelfdiagnose), keuze van interventies om opvoeding en de ontwikkeling van de jeugd te verbeteren, implementatie en evaluatie van de resultaten. 2. Wetenschappelijke onderbouwing. 3. Het gebruik van effectieve programma’s. (zie www.nji.nl). 4. Werken volgens een vast gefaseerd implementatieproces. 5. Het gebruik van evaluaties en monitoringssystemen. Het werkproces is gefaseerd. Implementatie van CtC is een proces dat onder begeleiding over drie jaar wordt uitgezet waarna steden en wijken zelf verder kunnen werken. Op bepaalde momenten moeten bepaalde doelen zijn bereikt. Dit proces wordt ondersteund door speciale trainingen en technische begeleiding vindt plaats onder leiding van trainers. Theoretisch kader Bovenstaande beschrijving maakt duidelijk dat CtC een typisch voorbeeld van een combinatie van een ‘top down’ en een ‘bottom up’ strategie. Er wordt gezocht naar een dynamische samenwerking tussen burgers, lokale instanties, beleidsmakers en wetenschappers (Nizw, 2000). Training van sleutelfiguren en een preventieteam draagt aantoonbaar bij aan gunstiger attitudes, meer kennis en het beter intern en extern functioneren van de CtC coalitie (Feinberg e.a., 2002). De ervaren effectiviteit van CtC wordt bepaald door hoe goed de lokale coalitie functioneert en door de mate van ‘Community readiness’ (bv. probleem bewustzijn, reeds aanwezige preventieactiviteiten, kennis over preventiemogelijkheden, inzet van sleutelfiguren en leiderschap, beschikbaarheid van middelen (Feinberg e.a., 2004). Effectiviteit Evaluaties van deze strategie hebben positieve resultaten laten zien (Steketee e.a., 2006): De CtC strategie blijkt uitvoerbaar en draagt bij tot een grotere betrokkenheid en samenwerking tussen verschillende maatschappelijke sectoren en tussen lokale instellingen bij realisering van preventie; betere afstemming tussen vraag en aanbod en inzicht in het bereik in de wijk; toename van omvang en kwaliteit van het preventieaanbod (Steketee e.a., 2006). Het kost 3 tot 5 jaar om community effecten aan te tonen op het niveau van risico- en protectieve factoren, en > 5 jaar om community effecten zichtbaar te maken in minder alcohol- en drugs gebruik en jeugddelinquentie. In vergelijking tot controle wijken is in CtC wijken een vermindering van risicofactoren en een vermindering in vroeg beginnen met delinquent gedrag gevonden (Hawkins e.a., 2008). Bereik In ons land werken inmiddels meer dan 20 steden met deze strategie. 1.10 Samen starten Doel Het programma Samen Starten is een (samenwerkings)methodiek met als doel psychische, gedragsen emotionele problemen zo vroeg mogelijk in het leven met een effectief programma te voorkomen. De methodiek wordt ingegeven door het feit dat onderzoek heeft uitgewezen dat het aantal meldingen van kindermishandeling, maar ook het percentage jongeren met emotionele problemen stijgt (Tick, 2007). Daarnaast is er een verband tussen psychische problemen op de kinderleeftijd en latere criminaliteit (Lahey e.a., 2005). Inhoud en methodiek Samen Starten is als programma ontwikkeld door TNO Kwaliteit van Leven in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam. Het programma bevat twee componenten: enerzijds wordt er gebouwd aan een keten van lokale organisaties met als doel in samenwerking psychische en sociale problemen, antisociaal gedrag en criminaliteit te voorkómen. Anderzijds wordt gewerkt met een volgsysteem van gezinnen op het consultatiebureau aan de hand van het zogenaamde DMO-protocol (Tan, 2006). Dit is een stapsgewijs volgsysteem en gespreksprotocol gericht op het opbouwen van een vertrouwensrelatie tussen medewerkers van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) met de ouders, het verhogen van de competenties van ouders en het volgen van de opvoedingssituatie. 11 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Met ouders wordt ieder consult gedurende 2 jaar over 5 domeinen gesproken: 1. gevoel van competentie van de ouders en hoe het voor hen is om ouder te zijn 2. onderlinge steun 3. het sociale netwerk en de steun die de ouders daaruit (kunnen) krijgen 4. knelpunten, zoals schulden 5. gezondheid en ontwikkeling van het kind Als op één van deze domeinen problemen worden gesignaleerd, volgt een huisbezoek waarbij met de ouders samen een plan met concrete doelen voor extra ondersteuning wordt opgesteld. Dit kan lichte hulp zijn bij het reorganiseren van schulden, maar ook intensieve gezinsbegeleiding. Bij ernstige problemen krijgt het gezin een zorgcoördinator toegewezen, een gezinscoach, die altijd op de hoogte is van wie het gezin begeleidt en hoever het gezin gevorderd is wat betreft het behalen van de afgesproken doelen. De psychische en sociale ontwikkeling van het kind, de interactie tussen kind en ouders, het verloop van de gesignaleerde problemen en de ouderlijke stress worden gedurende de eerste twee jaren gevolgd tijdens alle contactmomenten op het consultatiebureau. Theoretisch kader Barlow (2004) onderzocht in zijn review de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van opvoedingsprogramma’s bij allochtonen. Barlow onderscheidt drie typen opvoedingsprogramma’s voor allochtonen: vertaalde programma’s, aangepaste programma’s (traditionele programma’s die zijn aangepast voor een etnische minderheidsgroep) en cultuurspecifieke programma’s (speciaal ontwikkeld voor een etnische minderheidsgroep). Barlow vergeleek traditionele met cultuurspecifieke programma’s. Beide typen programma’s lieten positieve effecten zien bij allochtonen op het gedrag van zowel kinderen als ouders. Barlow wijst echter ook op dat sommige minderheden traditionele opvoedingsondersteuning als “niet voor hen bedoeld” beschouwen en noemt daarnaast de vaak hoge uitval- percentages van generieke programma’s. Als argument voor het inzetten van cultuurspecifieke programma’s noemt hij het belang van erkenning dat waarden van ouders af kunnen wijken van de waarden van de opvoedingsmethode. Cultuurspecifieke programma’s bieden juist ondersteuning om met deze conflicterende waarden om te gaan. Recent zijn in Nederland in de Overzichtsstudie Interventies voor Migrantenjeugd (Ince, 2009) interventies langs de zgn. Meetladder diversiteit gelegd. In de studie wordt een indeling gemaakt in A,B en C-interventies. A-interventies hebben geen aanpassing ondergaan mbt migranten jeugd, B-interventies hebben enige aanpassing ondergaan en C-interventies zijn specifiek gericht op migrantenjeugd (in de termen van Barlow dus cultuurspecifiek). Samen Starten is niet in eerste instantie geschreven als cultuurspecifiek programma. Nadat het in een pilot in Amsterdam, Breda, Maastricht en Rheden effectief is gebleken zijn mogelijkheden voor het gebruik ervan binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap onderzocht. Rapport (2001) geeft in een review een overzicht van 9 “best practices” die de meeste kans bieden op positieve uitkomsten van opvoedingsondersteuning bij allochtonen. Eén daarvan is een goed gedefinieerd curriculum dat aansluit bij van de behoeften, cultuur en taal van het gezin. De problemen van Marokkaanse ouders zijn vaak complex door de verwevenheid van generatieconflicten met culturele integratievraagstukken en de samenhang hiervan met financiële problemen, huisvestingsproblemen, werkgerelateerde problemen, migratieproblemen en problemen met de Nederlandse papierwinkel. Dit is dan ook de reden waarom het zo belangrijk is om in gesprek te gaan met ouders en goed te luisteren naar wat de ouders zeggen; luisteren naar hun vragen en problemen, maar ook naar hun interpretaties en verkla-ringen (van der Zwaard & Pannebakker, 1997). Een open, respectvolle, ruimdenkende houding, samen met vaardigheden als luisteren, observeren, het zich kunnen inleven in een andere situatie, flexibiliteit, geduld en kennis van cultuurverschillen vormen de sleutel tot succesvol vraaggericht werken (Nieuwhof, 2002; Blokland 2002). Effectiviteit Het Inventrapport (Hermanns e.a., 2005) noemde Samen Starten als een veelbelovende aanpak die in de toekomst nadere validering verdient. Dat dit eveneens geldt voor toepassing van het programma bij Turkse en Marokkaanse gezinnen wordt op basis van onderzoek binnen deze groepen bevestigd (Tan, 2008). Om tot uitspraken te komen over de daadwerkelijke effectiviteit van Samen starten heeft de Rijsuniversiteit van Groningen een quasi-experimentele studie naar de effectiviteit van het DMOprotocol ingezet binnen de setting van de reguliere jeugdgezondheidszorg. Dit onderzoek wordt in 2013 afgerond. 12 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Bereik Samen Starten is inmiddels in 22 gemeenten uitgezet. Specifiek gericht op de Turkse en Marokkaanse gezinnen lopen projecten in Amsterdam, Breda en Maastricht. 1.11 Eigen Kracht Conferenties Doel Eigen kracht conferenties zijn bedoeld voor cliënten die hun problemen willen oplossen met behulp van hun eigen familie of primaire systeem. Het stelt een systeem in staat om zelf oplossingen te vinden. Het doel van de methode is om cliënten de regie over hun eigen leven te behouden of terug te nemen. Inhoud en methodiek Families worden in staat geacht bijna alle problemen zelf te kunnen oplossen door middel van een EKC. Een conferentie bestaat uit drie fasen: 1) Een onafhankelijke coördinator benadert uitgenodigde familieleden om de situatie toe te lichten en mogelijkheden voor hulp te verduidelijken. 2) Vervolgens komen de familieleden in een besloten sessie bijeen. Ze delen elkaars visie en maken een plan met afspraken die moeten leiden tot een oplossing. 3) Tot slot presenteert de familie het plan aan de coördinator. De uitvoering van en de controle op de uitvoering blijven in handen van de familie. Na drie maanden neemt de coördinator contact op met de familie om te zien of het plan tot uitvoer komt. Theoretisch kader De Eigen Kracht-conferentie is gebaseerd op de Family Group Conference (FGC) uit Nieuw-Zeeland en op de principes van het herstelgericht werken (restorative justice). Begin jaren tachtig verbleven in Nieuw Zeeland veel Maori-kinderen in instellingen. Dit leidde bij de Maori’s tot ontevredenheid over de manier waarop de overheid omging met deze kinderen voor wat betreft criminaliteit en welzijn. Bij de Maori’s is het namelijk vanzelfsprekend dat de familie wordt ingezet om te komen tot oplossingen voor problemen. Vanuit deze traditie maakten zij zich sterk voor een nauwere betrokkenheid van de familie bij het het nemen van beslissingen over hun kinderen. Met het ontwikkelen van de Family Group Conference werd geprobeerd om beter aan te sluiten bij deze cultuur (Visser, 2001). In Nederland wordt er sinds 1999 met dit model gewerkt. Er werden ervaringen opgedaan binnen de jeugdzorg en de vrouwenopvang. Effectiviteit De effecten van Eigen kracht zijn zowel nationaal als internationaal onderzocht. Er blijken positieve resultaten te halen binnen de jeugdzorg (Sundell & Vinderljung, 2004), met betrekking tot huiselijk geweld (Beek, 2005; Joanknecht, 2004). Op basis van deze onderzoeken wordt de Eigen kracht Conferentie beschouwd als evidence based. Wellicht zijn er mogelijkheden tot het inzetten van conferenties in het kader van problematische Koppsituaties. Er is geen specifiek onderzoek gedaan ten aanzien van de effectiviteit bij allochtone groepen. Op basis van de ontstaansgeschiedenis mag echter worden verwacht dat met de conferentie ook kan worden aangesloten bij diverse culturele achtergronden in Nederland. Er is wel ervaring opgedaan in Nederland met conferenties in allochtone kring. Binnen de Academische Werkplaats Diversiteit in Jeugdbeleid (DWARS) in Rotterdam wordt in 2011 in een Klein maar Fijn- project gekeken naar de succes factoren en knelpunten van Eigen Kracht Conferenties onder Antilliaanse gezinnen binnen de regio. Bereik Door heel Nederland worden Eigen kracht conferenties georganiseerd. Ze worden aangeboden vanuit de Eigen kracht Centrale, maar ook steeds vaker vanuit een centraal punt zoals de GGD. 13 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 2 Hiaten, knelpunten en mogelijkheden tot preventieve interventies In dit hoofdstuk zal bij de drie doelgroepen zoals genoemd in de inleiding worden stil gestaan. Met behulp van informatie uit literatuur, de presentaties tijdens het congres en de tijdens het congres gehouden Delphi-bijeenkomst zal een analyse gemaakt worden van de hiaten, knelpunten en mogelijkheden tot uitvoering en onderzoek van preventie interventies. Dit hoofdstuk vormt voor een groot deel de onderbouwing van conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 3. In onderstaande tekst zullen verwijzingen naar mondelinge mededelingen uit presentaties en Delphi-bijeenkomst worden weergegeven met (naam van inbrenger, land, congres). De titels van de subparagrafen verwijzen naar de knelpunten. 2.1 Migrantenjeugd 2.1.1 Te weinig aandacht voor identiteitsontwikkeling Een belangrijke ontwikkelingstaak voor adolescenten is te ontdekken wie je bent, waar je voor staat en wat je gaat doen met je leven. Er kan in dit geval gesproken worden van een verzwaarde ontwikkelingstaak voor allochtone adolescenten omdat er geen eenduidig cultureel kader is waaraan de jongeren zich kunnen meten (van der Veer, 1999). Dat het ontbreken van een eenduidig cultureel kader leidt tot mogelijk extra dimensies tijdens de adolescentie wordt ondersteund door onderzoek vanuit Mikado (Goorts, Nederland, Congres). Het kan de basis zijn voor het ervaren van belemmering in het ontwikkelen van een eigen, meer hybride, identiteit waarin elementen van de eigen en de andere cultuur verenigd worden (Stevens, 2004) danwel tot pendelen (Tjin A Djie, 2007) of alterneren (La Fromboise e.a., 1993). Allochtone jongeren die zich identificeren met beide culturen hebben gemiddeld meer schoolsucces, meer welbevinden en positievere gezinsinteracties dan jongeren die zich vooral op één van beide culturen richten (Berry e.a., 2006). Jongeren pendelen tussen culturen en moeten zich conformeren aan de normen op school en de normen van huis. Soms zijn deze normen niet te combineren en vertonen jongeren op de ene plek heel ander gedrag en hebben andere overtuigingen dan op de andere plek. Dit kan heel onbetrouwbaar overkomen, maar is in werkelijkheid een functionele copingstrategie (Tin a Dije, 2007). Het concept Identiteit krijgt hiermee een andere inhoud. Er kan niet worden gesproken van identiteit als een vaststaand concept, de identiteit wordt ervaren als vloeibaar of hybride (Gorashi & van de Vijver, 2010). Het aanleren van en het kunnen switchen tussen effectieve copingstrategieën die voor het individu passend en acceptabel zijn is daarmee een belangrijk element voor het vormen van een eigen identiteit. Kenmerken van een etnische identiteit zijn dan: Zelf- identificatie Het gevoel ergens bij te horen De attitude ten opzichte van de eigen etnische groep De mate van ethnic involvement (Goorts, Nederland, congres) In het model Bicultural Identity Integration (Bennegadi, Frankrijk, congres) scoren jongeren hoog op de BII-schaal wanneer zij de competenties hebben om verschillende culturen in zichzelf met elkaar te verenigen zonder daarin elementen te zien van exclusiviteit, tegengesteldheid of onderling conflict. Hier ligt dus een mogelijkheid om de effectiviteit van preventie activiteiten te verhogen door de focus meer te leggen op dat wat de individuele jongere doet om deel te kunnen nemen aan de maatschappij. Daar waar de nadruk in de huidige preventie en hulpverlening meer ligt op wie de jongere is, zou een verschuiving moeten plaatsvinden naar de aandacht voor wat de jongere nodig heeft om te worden wat hij wil zijn (Distelbrink e.a., 2010; Goorts, Nederland, congres). 2.1.2 Eenzijdige focus op probleemgedrag Uit de literatuur blijkt dat er meer belangstelling bestaat voor probleemgedrag dan voor de normale ontwikkeling van de jeugd in Nederland met een allochtone afkomst. (Vollebergh, 2002; Distelbrink e.a., 2010). Dat geldt ook voor het onderzoek naar de effecten van interventies. Daarbij lijkt de belangstelling vooral uit te gaan naar jeugd met acting-out/ probleem gedrag (Boendermaker e.a. 2003). 14 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Onderzoek onder alleenstaande minderjarige asielzoekers (Ama’s) wijst echter ook op de internaliserende problematiek onder met name meiden (Engelhard, 2003; Bean, 2006) en meiden uit diverse migrantengroepen (Flink, Nederland & Adriaanse, Nederland, Congres). Op school signaleren docenten vaak alleen het probleemgedrag. Eén op de vijf Nederlandse scholieren heeft last van probleemgedrag. Volgens leerkrachten ligt dit cijfer voor Marokkaanse leerlingen ongeveer 2 maal zo hoog als voor Nederlandse en Turkse leerlingen (Stevens, 2004). Een onderzoek in Amsterdam onder Marokkaanse jongeren die in contact komen met politie en jusitie heeft uitgewezen dat allochtone jongeren die in vergelijking met andere jongeren met dezelfde culturele achtergrond meer autochtone vrienden hebben vaker in contact komen met politie en justitie. Het lijkt erop dat zij zichzelf waar moeten maken, zichzelf moeten laten zien om geaccepteerd te worden: ‘ integreren moet, maar mag het ook?’ (Paalman, Nederland, Congres). Het huidige politieke klimaat en de maatschappelijke tendensen, die de wij-zij tegenstellingen alleen maar lijken te vergroten, roepen vragen op omtrent de impact die het opnemen van allochtonen in onze samenleving heeft op het welzijn van de autochtone bevolking. Vanuit preventief oogpunt zou het daarom interessant zijn te onderzoeken waar deze weerstanden door onstaan; of en op welke wijze is er sprake van bijvoorbeeld gevolgen van acculturatie en het verlies van bronnen bij de Nederlandse bevolking? En op welke wijze kan een autochtone bevolkingsgroep worden ondersteund zodat er geen gevoel van bedreiging ontstaat. Cursussen als ‘Heb je power?’ en ‘My Identity’ zijn relevante interventies die jongeren kunnen voorzien in die copingstrategieën die op een positieve manier kunnen bijdragen aan hun weg in de maatschappij. Vooralsnog wordt de powercursus echter voornamelijk gegeven aan jongeren die al aan het marginaliseren zijn en neigen naar criminaliteit en grove gedragsproblematiek. Een mogelijkheid voor effectievere preventie is de inzet van de cursus bij een bredere groep allochtone jongeren (waaronder asielzoekersjongeren en Ama’s). Daarnaast kan preventie worden verbeterd door middel van deskundigheidsbevordering bij docenten, begeleiders en ouders ten aanzien van geïnternaliseerde problematiek en terugtrekkend gedrag, zodat ook hier in een eerder stadium problematiek kan worden gesignaleerd. 2.1.3 Late signalering problemen Een onderzoek in Den Haag (Boon e.a. Nederland, Congres) naar het gebruik van ggz voorzieningen onder allochtone jongeren concludeert dat allochtone kinderen met beginnende psychische problematiek niet in een vroeg stadium worden teruggevonden in jeugd-ggz of jeugdzorg. Zij duiken pas in een later stadium op in forensische psychiatrie. In plaatsen met een grote diversiteit is sowieso de tendens dat er sprake is van een onderrepresentatie in de ggz van allochtone jongeren die dat wel nodig zouden hebben. De machteloosheid die ouders ervaren ten aanzien van het gedrag van hun opgroeiende kinderen wordt bevestigd in het eerder genoemde deelonderzoek onder Surinaams-Creoolse ouders. Moeders geven daarin aan meer gedragsproblemen van hun opgroeiende kinderen te ervaren op het terrein van waarden en normen bij kinderen in de puberleeftijd, niet wetende wat daarmee aan te moeten (Distelbrink, 1998). Dit gold ook voor de Marokkaanse gezinnen (Pels, 1998). Ondanks dat er in de tussentijd niet veel recentere studies naar de invloed van opvoeding op de culturele socialisatie en integratie van kinderen en de filtering naar zorg is gedaan kunnen deze resultaten echter niet zomaar worden gegeneraliseerd. Het onderzoek was vaak kwalitatief van aard, door middel van semigestructureerde interviews zonder representatieve steekproef (Mesman & Yaman, 2010). De drempels voor ouders om hun jongeren te laten ondersteunen door jeugdzorg of een andere hulpverleningsinstelling zijn volgens de ervaringen met Parental Management Training Oregon (PMTO) onder Marokkaanse ouders in Amsterdam: Ouders herkennen in eerste instantie niet dat hun kind een gedragsprobleem heeft Ouders willen hun kinderen beschermen voor een stigma Het accepteren van behandeling betekent dat ouders in de opvoeding hebben gefaald Ouders hebben weinig kennis van psychische problematiek Er bestaat een aversie en er is wantrouwen jegens instituties Weinig kennis ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief van hun kinderen Moeder doet de opvoeding maar de vader beslist 15 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Zij doen een aantal aanbevelingen die drempelverlagend zouden moeten werken: Nadruk op positieve factoren, wat levert het op voor de ontwikkeling van het kind Psycho-educatie voor ouders Persoonlijk contact tussen therapeut en ouder is van belang Training moet dicht bij huis gegeven worden Kleine stappen, veel kleine successen (Hallich, Nederland, Congres) Tijdens het congres werden diverse mogelijkheden genoemd die de signalering van jeugdigen met een beginnend psychisch probleem zou kunnen verbeteren: via school, door opvoedingsondersteuning, door verbetering van de ouder-kindrelatie, door KOPP-activiteiten, door versterking van de familie. In de Delphi-bijeenkomst was men van mening dat er veel meer aandacht moet komen voor support via school. Van groot belang hierbij is ook de ouders te betrekken. School lijkt één van de meest geëigende plekken om te bouwen aan sociale structuren. Deze opvatting wordt ondersteund door de ervaring van Vanfraussen (België, congres) op basis van het werken in het kader van ‘It takes a community to help a child’ waarin een community benadering met zowel de betrokkenheid van de gemeenschap als die van professionals een beroep doet op het verbeteren van het welzijn van de kinderen. Dat geldt ook voor projecten in het kader van Communities that Care. Daarnaast is het creëren van bewustzijn van ouders ten aanzien van het opvoeden binnen twee culturen en de gevolgen daarvan een belangrijke beschermende factor. Dit zou pleiten voor bijvoorbeeld meer aandacht voor opvoedingsondersteuning. Buiten bewustwording zou daarbij het promoten van een goede ouder-kindrelatie van belang zijn. In de Delphi-bijeenkomst werd ook gepleit voor aandacht voor verbetering van de ouder-kindrelaties, met name daar waar er bij de moeder sprake is van spanningsproblematiek of ander vormen van psychisch lijden. Gesprekken met en cursussen voor kinderen van ouders met psychische problemen (Koppactiviteiten), kunnen bijdragen aan de preventie van problematiek bij de kinderen of in de verhoudingen in de toekomst. Door GGZ Drenthe werden ervaringen opgedaan met instapgroepen voor allochtone kinderen die als gevolg van een tekort aan kennis van de Nederlandse taal en te weinig basiskennis ten aanzien van gezondheid niet zondermeer in de reguliere KOPP-groepen kunnen invoegen (Welfing, Nederland, congres). Ook het preventief programma voor opvoedingsondersteuning in Turkse en Marokkaanse gezinnen ‘Samen starten’ (par. 1.10) sluit aan bij bovengenoemde aanbevelingen. Een persoonlijke benadering staat centraal in de methodiek en lijkt daarmee goed aan te sluiten bij de vraag en de behoefte van de ouders. Het programma richt zich op preventie van psychosociale problemen, antisociaal gedrag bij kinderen en jongeren en kindermishandeling. Van Bekkum (1997) is van mening dat de hulpverlening over het algemeen de kracht van families neigt te negeren of te onderschatten. Een methode die daarbij van belang kan zijn is de Eigen Kracht Beweging (par. 1.11), die sinds 2001 in Nederland steeds meer aan bekendheid wint en in vele probleemsituaties de methodiek van de Eigen Kracht Conferentie inzet. Dit gebeurt ook regelmatig op reguliere zorginstellingen zoals jeugdzorg en de vrouwenopvang. 2.1.4 Onvoldoende inspelen op hulpzoekgedrag jongeren Naast aandacht voor het bewustzijn en signaleren van problematiek door ouders en de sociale structuren waarvan jongeren deel uit maken is het van belang in te springen op de behoefte van jongeren om zelf een weg te vinden in beschikbare hulpbronnen. Er vanuit gaande dat er meer nadruk moet komen te liggen op de weg die de jongere zelf zoekt om te kunnen deelnemen aan de maatschappij moeten er, met het oog op empowerment, hulpbronnen beschikbaar zijn waar een jongere op eigen initiatief gebruik van kan maken. In een onderzoek naar het help-seeking-gedrag van Marokkaanse en Turkse meiden kwam naar voren dat er behoefte is aan ondersteuning die leidt tot meer zelfvertrouwen maar wel anoniem is. In eerste instantie zijn jongeren geneigd hun problemen voor te leggen binnen die primaire structuren of anders de communicatie hierover te vermijden (Flink, Nederland, congres). Er bestaat veel angst voor een oordeel van ouders en vrienden over het zoeken van hulp buiten de primaire structuren (eigen gezin, familie, vrienden) voor problemen. 16 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Een goede mogelijkheid om beter in te spelen op het hulpzoekgedrag van jongeren zou zijn om deskundigheidsbevordering binnen deze primaire structuren in te zetten. Dat zou het bespreekbaar maken van psychische problemen kunnen vergemakkelijken. Hiervoor zou bijvoorbeeld gebruik gemaakt kunnen worden ‘peers’. Er zijn ervaringen met allochtone jongeren opgedaan in projecten op basis van peersupport. Het positieve van peereducation is dat de kloof tussen voorlichters en ontvangers verkleind wordt doordat ze tot dezelfde groep behoren. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de ‘Homeparties’ met betrekking tot voorlichting over middelengebruik die worden georganiseerd door de verslavingszorg (Vocht e.a., 2007). En het project 4u2 dat werd ontwikkeld door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) Drenthe waarin asielzoekerjongeren werden getraind om voorlichting te geven in de schakelklassen. Het woord ‘peer’ betekent ‘iemand van dezelfde sociale groep gebaseerd op leeftijd, opleiding en status’. Peereducation is het overdragen of delen van gezondheidsinformatie, waarden en gedragingen door leden van gelijke leeftijd-, van gelijke status- of gelijke etnische groepen. Peereducation kan toegepast worden in veel verschillende settings (bijvoorbeeld scholen en asielzoekerscentra) en bij groepen van verschillende grootte. Peereducation is gericht op bewustwording en gedragsverandering bij een specifieke doelgroep. Als het om veranderen van gedrag gaat, laten de meeste mensen zich het gemakkelijkst motiveren door mensen die dicht bij hen staan, zoals naasten, vrienden of kennissen en die een zeker gezag hebben (Banudura, 1986). Veel positieve ervaringen met allochtone jongeren in peer-projecten werden opgedaan in diverse grote steden in Nederland rond alcohol, cannabis en sexueel geweld (Delahaij, 2004). In Nederland wordt de peer-ondersteuning op micro-niveau vormgegeven in bijvoorbeeld het project ‘& U’ (www.and-u.nl). Dit is een project waar allochtone meiden lastig meekomen op school of problemen ondervinden in het dagelijkse leven worden gekoppeld aan een maatje: een getrainde, vrijwillige leeftijdsgenote jonge coaches met dezelfde culturele achtergrond. Ze krijgen extra aandacht in de vorm van steun, vriendschap en advies. Het doel van het project is een groep meiden uit etnische minderheidsgroepen sterker en zekerder te maken in hun zelfbeeld en multiculturele identiteit. In de vorm van coaching proberen mentoren (‘maatjes’) de meiden meer bewust te maken van de eigen kwaliteiten. Zelfredzaamheid, het opbouwen van zelfvertrouwen en het besef krijgen dat jouw keuze er wel degelijk toe doet (van Loock, 2005). In de Delphi-bijeenkomst werden verder e-health faciliteiten als een mogelijk medium genoemd om peers met elkaar in contact te brengen. Via chats met lotgenoten onder begeleiding van een hulpverlener kan op anonieme wijze informatie worden verkregen en ervaringen worden uitgewisseld op een voor de adolescente veilige manier (Drost, Nederland, congres). Belangrijk is hierbij op te merken dat uit onderzoeken en ervaringen tijdens de uitvoering van cursussen of chatsessies (Mikado, Powercursus, www.Survivalkid.nl) naar voren komt dat jonge allochtonen boven alles jongeren zijn. Dat zij het vervelend vinden te worden gezien als een ‘speciaal geval’ en dat zij graag serieus genomen willen worden op basis van hun persoonlijke migratiegeschiedenis, eigen identiteit en culturele bagage. Hun eigen individuele vragen, behoeften en wensen staan daarbij centraal. Ze verwachten ondersteuning vanuit een basis van individualiteit en een open en eerlijke verhouding. Voor effectieve preventie lijkt het dus een uitdaging om de balans te vinden tussen het individu en de (peer)groep. Het verdient in ieder geval de voorkeur om interventies in peergroepen in een setting te laten plaatsvinden die zo min mogelijk stigmatiserend werkt. 2.2 Volwassenen migranten Lang niet alle migranten in ons land hebben problemen. Voor een groot aantal verloopt het integratieproces wel met de nodige hobbels en bobbels maar de meeste van hen zijn in staat om de nodige veerkracht op te brengen en een leven in een nieuwe omgeving op te bouwen. Voor een aantal groepen volwassen migranten blijkt echter dat hun levenssituatie dusdanig complex is dat klachten gaan ontstaan. Als gevolg van methodologische en praktische dilemma’s in het doen van onderzoek naar de prevalentie van psychische problematiek onder migranten ontbreken er betrouwbare gegevens. Wel zijn er aanwijzingen dat er sprake is van verhoogde mate van psychisch lijden onder migranten (Kamperman & de Wit, 2010). Tegelijkertijd vertaalt dit psychisch lijden zich niet in alle groepen naar een verhoogde prevalentie van psychische stoornissen: er zijn forse verschillen tussen en binnen groepen. 17 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Migrantengroepen die aandacht verdienen zijn onder andere: oudere migranten, allochtone vrouwen uit traditionele culturen en mannen die geen aansluiting kunnen vinden om diverse redenen bij de Nederlandse samenleving. Veelal weet men dan niet de juiste ondersteuning te vinden om deze klachten het hoofd te bieden. Factoren die daarin meespelen zijn bijvoorbeeld lage opleiding, gebrek aan sociale en familiaire steun, laag acculturatieniveau en gebrekkige taalvaardigheid (Scheppers e.a., 2006). 2.2.1 Onvoldoende aandacht voor het belang van hulpbronnen (resources) De Mönnink (2000) schrijft over de problemen die ontstaan door migratie: “Migratie kent onmiskenbaar een element van ontworteling, van verlies, van loslaten en achterlaten. Het gemis van geliefden, van een omringend sociaal netwerk, van het oude vertrouwde kan zich op allerlei manieren uiten. De onvermijdelijke ontworteling betekent niet alleen het achterlaten van huis en haard, maar ook van familie en vrienden, van land en cultuur van herkomst. Als zodanig ondervinden migranten in allerlei opzichten verlies: verlies van naasten, verlies van identiteit, verlies van taal, verlies van status en verlies van doelen.” In zijn COR-theory (Conservation of Resources) verklaarde Hobfoll (USA, congres) dat stress ontstaat op het moment dat er de dreiging is van of wanneer er sprake is van daadwerkelijk verlies. Verlies betreft vooral het ontberen van belangrijke hulpbronnen. Hierbij kan worden gedacht aan basisbehoeften, veiligheid, familie, eigenwaarde, status etc. Verlies is een subjectief gegeven omdat het is gekoppeld aan de perceptie van de individu en de betekenis die deze persoon hecht aan de dingen in ‘zijn’ realiteit. Dit impliceert ook dat de stress die iemand ervaart niet te objectiveren is. Het impliceert eveneens dat er tot stress vermindering gekomen kan worden wanneer er een reframing plaats vindt van de betekenis die iemand geeft aan zijn realiteit. Het verlies van bronnen wordt door mensen met een grotere intensiteit ervaren dan het verkrijgen van bronnen. Het herwinnen van bronnen wordt echter als steeds belangrijker ervaren naarmate het verlies groter wordt. Maar wanneer het verlies disproportioneel wordt zal de individu ondanks gewin psychische problemen krijgen. Om psychisch gezond te blijven is het daarom van belang dat mensen die verliezen leiden de kansen krijgen om opnieuw in hulpbronnen te investeren, zichzelf te beschermen tegen het opnieuw ervaren van verlies en te herstellen van verlies (Hobfoll, 1999). Hulpbronnen zijn onderdeel van een sociale structuur en worden beschouwd als producten in een gedeelde realiteit. Problemen in een gemeenschap ontstaan er wanneer de hulpbronnen worden bedreigd, wanneer ze daadwerkelijk wegvallen of wanneer er geen mogelijkheid lijkt te bestaan om op adequate wijze de hulpbronnen weer aan te vullen (Hobfoll, 2001). De COR-theory kan helpen verklaren waarom migranten zich als gevolg van ontworteling, acculturatie en een marginale positie in de Nederlandse samenleving niet in staat voelen te herstellen van hun verliezen en daarmee stress blijven ervaren. In diverse onderzoeken op basis van deze theorie worden aanwijzingen gevonden dat er een tendens bestaat dat in groepen de verliezen als heftiger worden ervaren en de basis leggen voor verwachtingen in de groep ten aanzien van toenemend verlies. Daarbij leidt het gevoel van bedreiging van de gemeenschappelijke bronnen tot een toename van het wij-zij gevoel. Vanuit de COR-theory zijn er mogelijkheden voor preventie-interventies te ontwikkelen waarin mensen geholpen worden hulpbronnen te herstellen of nieuwe aan te boren. Tevens maakt de theorie duidelijk dat verandering van de sociaal-maatschappelijke omstandigheden van belang zijn om mensen de kans te geven de benodigde hulpbronnen te vinden. 2.2.2 Onderschat belang van community benadering en empowerment Door diverse onderzoekers en eveneens vanuit de Delphi-bijeenkomst wordt, mede op basis van de bij 2.2.2. genoemde theorie, gepleit voor een community benadering van migratie en integratieproblematiek. Verschillende aanwezigen waren van mening dat er aandacht moet zijn voor de prioriteiten die de gemeenschap zelf stelt ten aanzien van wat ze nodig hebben. (Beijers,Nederland; el Mimouni, Nederland, congres) Daadwerkelijk vraaggericht werken is een belangrijke tool om te kunnen komen tot een brug naar geestelijke gezondheidszorg. Bovendien zou er te weinig aandacht zijn voor de positieve capaciteiten van de allochtone gemeenschap zelf (Bekkum, Nederland, congres). 18 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Vanuit de genoemde COR-theory geredeneerd zouden er dus te weinig mogelijkheden zijn voor de gemeenschap om zelf nieuwe hulpbronnen te creëren. Een begrip dat hier nauw bij aansluit is de ‘empowerment’. Hoeksema & van der Werf (2004) definiëren het begrip ‘empowerment’ als: “Het proces waarin cliënten (of patiënten) krachtiger worden gemaakt, het versterken van mensen. Het gaat erom dat mensen weer greep op hun situatie krijgen en de situatie van onmacht tegenover hun sociale omgeving overwinnen. Die onmacht is grotendeels ongewild en onbewust in interactie met sociale instituties ontstaan. Die situatie is dus maatschappelijk geconstrueerd en kan dan ook weer door mensen ongedaan gemaakt worden. Het is een proces van bewust worden van mensen dat ze veelal een passieve rol spelen.” De empowermentbenadering gaat ervan uit dat alle mensen (en sociale omgevingen) een inherente capaciteit tot leren, groeien en veranderen in zich hebben. In het verlengde daarvan is het een taak voor hulp- of dienstverleners om samen met de persoon of de gemeenschap deze krachtbronnen op te sporen en te mobiliseren. Op die manier kan de veerkracht (resilience) vergroot worden. De krachtbronnen kunnen alleen worden blootgelegd als de cliënt en werker samen op ontdekkingstocht gaan. Daarbij heeft de ‘deskundige’ werker niet het laatste woord over wat goed is voor de cliënt. De cliënt heeft zijn eigen (ervarings) deskundigheid en talenten, deze dienen zo goed mogelijk benut te worden ( van Doorn, e.a, 2008). De consequentie van bovenstaande is dat de effectiviteit van preventieve interventies verhoogd zou worden als er meer aandacht is voor de prioriteiten van de gemeenschap zelf en dat een empowermentbenadering helpt om de veerkracht te verhogen. Enkele voorbeelden van projecten die beide elementen in zich hebben: Projecten in Zuid Afrika rond jonge alleenstaande tienermoeders met een community gerichte aanpak en participatie van mensen uit de doelgroep zelf laten zien hoe effectief dit kan zijn met het oog op psychische gezondheid en empowerment (Van Wyk, Zuid-Afrika, congres). In Nederland kan in dit verband het, kleinschalige, project Apoio, (Mikado, 2003) genoemd worden, dat niet alleen voor, maar ook in nauwe samenwerking met de Kaapverdiaanse gemeenschap tot stand kwam. Ook de film Fthah al Bab (Steunpunt GGZ Utrecht, 2009) is een initiatief aan de hand waarvan gesprekken gevoerd worden in de Marokkaanse gemeenschap over psychiatrische problematiek en de vraag hoe de betrokkenen daar zelf meer greep op kunnen krijgen. 2.2.3 Weinig aandacht voor cultureel antropologische aspecten Het werken in en met een gemeenschap kan helderheid scheppen in de manier waarop er aan klachten en problemen en oplossingen betekenis wordt gegeven. Cultuur is van invloed op factoren die (ab)normaal of stressgevend zijn, op individuele en groepstolerantie, op persoonlijkheid en persoonlijkheidsstoornissen (Fagadi, 1999). Daarnaast bepaalt cultuur algemene ideeën over ziekte, oorzaken daarvan en de controle daarop. Door binnen een gemeenschap te werken, te onderzoeken met mixed methods en nauwlettend te observeren kan precies in kaart gebracht worden welke problemen, mogelijkheden, opvattingen, netwerken, steunsystemen etc. een rol spelen rond voor deze gemeenschap specifieke problematiek, het zogenaamde ‘mapping’ (Weine, USA, congres). In de Delphi-bijeenkomst werd het belang aangedragen van onderzoek naar de medische en psychosociale behoeften van migranten. Er zou een verfijning aangebracht moeten worden in gezondheidsvoorlichting en strategieën voor gezondheidsbevordering op basis van antropologisch onderzoek. Het principe van mapping door middel van mixed methods vanuit een community benadering zou hiertoe kunnen leiden. Community gericht werken kan bijdragen aan het relativeren van de hulpverleningspraktijk maar kan ook leiden tot kennis van de culturele formulering van problematiek volgens Kirmayer (USA, congres). Met kennis van de betekenis die wordt gehecht aan woorden en begrippen kunnen veel misverstanden tussen hulpverleners of preventiewerkers en cliënten worden voorkomen. Diverse onderzoeken en projecten laten zien hoe belangrijk het is om te onderzoeken wat de lokale ideeën en opvattingen zijn rond gezondheid, behandeling, religie etc. (Hinton, USA; Ndayisaba, Burundi; Weine USA; Tol, Nepal/Nederland, Congres.) Met name ook het woordgebruik en dat wat men daar in specifieke culturele kringen mee bedoelt, zijn belangrijke gereedschappen om begrip te krijgen van processen rond ziekte en gezondheid. 19 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Zo zijn bijvoorbeeld Nederlandse meiden meer geneigd bij klachten te verwijzen naar een bepaald symptoom of ziektebeeld, bijvoorbeeld depressie, terwijl Marokkaanse meiden verwijzen naar de oorzaak, bijvoorbeeld een tekort aan aandacht (Flink, Nederland, congres). De conclusie van bovenstaande is dat onderzoek en toepassing van cultureel antropologische aspecten belangrijk is omdat het de effectiviteit van preventieve interventies kan verhogen. Een initiatief als bijvoorbeeld ‘Soep met Liefde’ is met name ook zo belangrijk omdat ze voorzien in een concrete vorm van action learning waarbij een daadwerkelijke interventie wordt gekoppeld aan onderzoek en assessment van (oa cultureel beïnvloede) behoeften zoals die door de doelgroep worden geformuleerd en ervaren. 2.2.4 Te statische benadering van cultuur Attitude en bejegening van cliënten bepalen mede de toegankelijk van zorg en ondersteuning. Hulpverleners bezitten vaak (onbewust) een statische benadering van cultuur (Van Dijk, 2010; Tjin A Dije, 2007). Dit houdt in dat zij de verschillen tussen zichzelf en de migrant alleen maar toeschrijven aan het verschil tussen de beide culturen. Ondanks alle goede bedoelingen kan onvoldoende inzicht in de eigen houding en opvatting over de eigen en andere cultuur onbewust leiden tot allerlei vormen van onbedoelde discriminatie, zoals bleek uit een onderzoek in een kliniek in Nijmegen (Kortmann, Nederland, congres). Migranten zijn bovendien meer alert op de houding van mensen uit de dominerende cultuur en zijn ook veel beter in staat om bijvoorbeeld non-verbale signalen ten aanzien van hun functioneren op te pikken (Mesquita, België, congres). Dus andere niet-culturele factoren als geslacht, leeftijd, sociaaleconomische factoren en de invloed van de persoonlijke ervaringen van hulpverleners worden vaak ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Dit gebeurt tevens op het gebied van communicatie. Door cultuur als belangrijkste oorzaak voor miscommunicatie te zien, worden intermenselijke factoren en andere niet-culturele factoren van het communicatieproces verwaarloosd. Er wordt zelden gekeken naar tekortkomingen in de deskundigheid van de hulpverleners, in hun kennis van allochtone culturen en in de geschiktheid van de organisatie om de specifieke problemen aan te pakken (Van Dijk, Nederland, 2010). Kramer (2004) beschreef interculturele competentieprofielen voor medewerkers in de ggz. Ook de competenties die verwacht mogen worden van professionals in de rehabilitatie zouden de attitude en bejegening van migranten in de ggz mogelijk kwalitatief kunnen verbeteren (Karbouniaris, 2007). Van Dijk concludeert echter dat er uiteindelijk wellicht meer noodzakelijk is voor daadwerkelijke verbetering van het wederzijds begrip tussen migranten en ggz-professionals dan het aanleren van competenties (van Dijk, 2010). Wellicht zou hier toch opnieuw plaats zijn voor de discussie over de inzet van professionals uit de migrantengroepen zelf. Met het oog op preventie van drop-out en ter verhoging van de kansen voor herstel zijn goede interculturele competenties van hulpverleners van groot belang. Inzet op scholing en attitudevorming van hulpverleners voor preventiedoeleinden zou in het ideale geval gepaard moeten gaan met onderzoek naar eventuele verlaging van drop-out en verbetering van tevredenheid en behandelresultaten. Anderzijds zou na scholing van hulpverleners en het inzetten van allochtone professionals onderzocht kunnen worden of de ervaren toegankelijkheid van zorg verbetert en of het wantrouwen ten aanzien van de ggz afneemt. Met andere woorden of de attitudevorming effect op het imago van de ggz. 2.2.5 Weinig oog voor het belang van bruggenbouwers In de Delphi-bijeenkomst werd door de deelnemers groot belang gehecht aan het werken met (diverse soorten van) bruggenbouwers. Deze werden betiteld als change agents, frontlinie werkers, cultural brokers, cultural counselors en zorgconsulenten. Hieronder worden verschillende ‘bruggenbouw benaderingen’ uitgewerkt: Veel valt te leren van benaderingen als Community based participatory action research (PAR), onder andere beschreven door Burkey (1993) op basis van zijn onderzoeken in Uganda, waarin door middel van change agents, action groups geformeerd uit leden vanuit de gemeenschap zelf met behulp van de dialoogmethode en needs assessment gekomen kan worden tot een door de gemeenschap gedragen plan voor verandering gebaseerd op bestaande en eventueel aangevulde hulpbronnen. 20 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Het werk-en vanuit bestaande structuren en bronnen komt duurzaamheid van de verandering en het onder-houden van de bronnen ten goede. De focus ligt op het aanbrengen van sociale verandering. Dit gaat hand in hand met participatie en empowerment (zie 2.2.3.). In Bangladesh werden positieve ervaring-en opgedaan in projecten met vrouwen rond het onderwerp geestelijke gezondheid en spanning (Karasz, Bangladesh, congres). HealthNet TPO voerde een PAR-project uit in Kongo Kinshasa voor kinderen in marginale situaties. Het bouwen van sociale netwerken c.q steunsystemen voor de kinde-ren en hun ouders werd door een community benadering door middel van action 2 learning (AL) gerea-liseerd (LeRoy, België, congres). De zogenaamde ‘frontliniebenadering’ is een Nederlandse uitwerking van PAR. ‘De frontlinie is het geheel van personen en organisaties dat door middel van een meer informeel en laagdrempelig aanbod een brugfunctie vervult tussen moeilijk bereikbare (migranten)groepen en de geïnstitutionaliseerde hulpverlening. Meestal gaat het om activiteiten die voor bepaalde doelgroepen worden uitgevoerd en het initiatief komt vaak van ‘onderop’ en ‘uit eigen kring’. ‘ (Pels e.a., 2009). Aan de vraagzijde (er wordt over aanbodoever gesproken) gaat het er niet alleen om dat de vragers in de richting van het aanbod worden gestuurd, maar juist ook om de articulatie van de vraag. Aan de aanbodzijde (aanbodoever) dragen frontliniewerkers idealiter bij aan methodische aanpassing (interventies, methodieken), aan professionalisering (interculturele competenties) en aan institutionele aanpassing (diversiteitsbeleid, personele invulling, organisatie). Zij brengen de behoeften van de doelgroep onder de aandacht van de instelling en worden vervolgens betrokken bij aanpassingen om de toegankelijkheid te vergroten. Ook kan frontliniewerk bijdragen aan professionalisering door instellingen inzicht te bieden in de interculturele competenties die nodig zijn op een doelgroep te bereiken en te bedienen (Pels e.a., 2009). Bij de ontwikkeling van preventie- interventies kan de ervaring en expertise van frontliniewerkers in het bereiken van doelgroepen en het herkenbaar maken van de inhoud, benut worden. De term cultural broker (cultuur makelaar) is niet specifiek gedefinieerd in de literatuur maar wordt normaal gesproken gebruikt om te verwijzen naar een persoon die in staat is om de brug tussen twee culturen over en weer te gaan. Jezewski (Jezewski e.a., 2001) definiëerde cultural broking als: ‘the act of bridging, linking or mediating between groups or persons of differing cultural backgrounds for the purpose of reducing conflict or producing change’. Meestal is een cultural broker iemand uit een van de beide betrokken culturele groepen, maar zou ook iemand uit een derde groep kunnen zijn. Meestal zijn ze in staat om te handelen in beide richtingen. Het is een rol die meer behelst dan het zijn van een tolk, hoewel vertolken wel een belangrijk gereedschap is in ‘cross-culturele situaties’. De inzet van mensen die informatie kunnen geven in de taal van de doelgroep met kennis van de culturele achtergronden komt het vertrouwen in hulpverlening en instanties ten goede. Verschillende studies hebben effecten laten zien van voorlichting in de eigen taal en cultuur (vetc) (Singels e.a., 2009). Zo zijn effecten bekend van de inzet van allochtone zorgconsulenten in huisartsenpraktijken, gericht op de ondersteuning bij psychosociale klachten van Turkse en Marokkaanse vrouwen, bekend onder de naam 'Bruggen Bouwen (Niesink, 2003). Resultaten van de inzet van ‘cultural brokers’ worden door van Gelder e.a. (2004) als volgt beschreven: 1) De huisarts en patiënt communiceren beter met elkaar, 2) De patiënt meldt minder klachten. 3) De patiënt heeft een positiever beeld van de eigen (psychische) gezondheid. De consequentie van bovenstaande is dat bij de ontwikkeling van preventieve interventies steeds bekeken moet worden hoe, waar en welk type bruggenbouwers in te zetten zijn. 2.3 Asielzoekers en vluchtelingen Een groot percentage van de asielzoekers en vluchtelingen kampt met een psychisch probleem als depressie, angst of PTSS als gevolg van ervaringen met geweld, de vlucht, acculturatie, spanningen rond de asielprocedure, het verblijf op een AZC en/of het migratie- of integratieproces (Gernaat e.a., 2002; Laban e.a., 2004; Knipscheer & Kleber, 2006; Gerritsen e.a., 2006a). Naast sociaal-maatschap2 De methode Action Learning (AL) is oorspronkelijk beschreven door Revans en Argyris? (1982, McGill e.a., 1995) De gedachte achter AL is, dat leren en doen gelijk opgaat, zodat kennis direct toepasbaar is. Om in het leren vooruit te lopen op veranderingen, om echte gedragsveranderingen teweeg te brengen en een lerende omgeving voort te brengen is het nodig vragen te leren stellen die vooronderstellingen en aannames kritisch onderzoeken. Er zijn zogenaamde toolboxen beschikbaar met allerlei methodieken die PAR en Action learning praktisch uitwerken (Jacobs, G, 2008) Action learning kan op deze wijze bijdragen aan het verschuiven van een statisch naar een dynamisch beeld van multi-culturaliteit en identiteit. 21 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 pelijk determinanten zoals werkloosheid, lange asielprocedure, gebrek aan sociale netwerken, zijn er volgens de literatuur (Gerritsen e.a.,2006b; Laban e.a., 2007) ook op het gebied van gezondheidszorg verschillende redenen die leiden tot een verhoogde prevalentie van psychische problemen: Hiaten in het hulpaanbod Gebrekkige bereikbaarheid o.a. als gevolg van organisatie van de zorg Onvoldoende bekendheid van de asielzoeker / vluchteling met de zorg en gezondheidsvoorzieningen Onvoldoende aansluiting van de hulpverlening bij de behoeften en mogelijkheden van de asielzoeker / vluchteling De Jong (2010) concludeert dat binnen de zorgfilters de huisarts een struikelblok is richting de zorg. Dit heeft zowel van doen met de presentatie van klachten als ook voorschrijf- en verwijsgedrag van de huisarts. Wat betreft asielzoekers: sinds 2010 zijn er bij Menzis praktijkondersteuners ggz in dienst die als taak hebben de huisarts te ondersteunen bij het in kaart brengen en eventueel doorverwijzen van asielzoekers met psychische problematiek. Onderzoek naar de effecten hiervan, maar ook onderzoek naar de deskundigheid van huisartsen om adequaat te kunnen reageren op dergelijke complexe hulpvragen is nodig. Vanuit preventief perspectief zijn vroegsignalering en het voorkomen van het uitgroeien van psychisch lijden tot psychiatrische stoornissen daartoe argumenten. 2.3.1 Te weinig oog voor complexe problematiek asielzoekers Het ontstaan van stress, zoals hiervoor beschreven aan de hand van COR-theory gaat ook op voor asielzoekers. Zij zijn slechts in zeer geringe mate in staat om hulpbronnen (resources) te mobiliseren om verandering in hun situatie aan te brengen. In tegenstelling tot migrantengroepen is een community benadering bij hen gecompliceerd vanwege de grote variatie in culturele achtergrond en het relatief korte verblijf op hetzelfde asielzoekerscentrum (door verhuizingen, uitzettingen of het verkrijgen van een status). Volgens de deelnemers aan de Delphi-bijeenkomst hebben asielzoekers meer baat bij korte interventies die gericht zijn op het verkrijgen van inzicht in de gezondheidsproblemen die als gevolg van hun levenssituatie kunnen ontstaan en wegen die zij kunnen bewandelen voor het verkrijgen van hulp. Eén van de suggesties die werd gedaan was dan ook een intensieve cursus ‘gezondheid en gezondheidszorg’ waarin gedurende 5 weken in wekelijkse bijeenkomsten van 2 uur alle basisaspecten hieromtrent werden toegelicht en besproken. 2.3.2 Belang van groepsbenadering onderschat Het ontbreken van een sociaal netwerk en een geringe hoeveelheid en kwaliteit aan sociale steun is gerelateerd aan hogere prevalentie psychiatrische problemen (oa. Gorst-Unsworth and Goldenberg, 1998). Volgens H. Rohlof e.a. (1999) kunnen pijnlijke, moeilijk te verwerken geweldservaringen ervoor zorgen dat asielzoekers en vluchtelingen zich afsluiten voor de mensen in hun directe omgeving. De opvang en steun van naasten valt hierdoor weg. Daarnaast kan de ballingschap in een vreemde cultuur, een vervreemdende werking hebben op iemand. Hierdoor kunnen identiteitsproblemen ontstaan of versterkt worden. Het kan in een dergelijk geval moeilijk zijn, de problemen die zich in het dagelijks leven voordoen op een effectieve wijze aan te pakken. Groepstherapie kan op verschillende gebieden ondersteuning bieden. De deelnemers leren op andere manieren met anderen om te gaan. Door het uitwisselen van ervaringen kan (h)erkenning plaatsvinden. Daarnaast helpt het objectiveren en relati-veren van de eigen trauma’s bij het winnen van vertrouwen in anderen. Deelnemers van groeps-therapie kunnen met elkaar naar passende oplossingen zoeken en leren van andermans ervaringen. Verder biedt groepsbehandeling de mogelijkheid om emotionele steun van elkaar te ervaren. Dit kan helpen bij het doorbreken van een mogelijk bestaand isolement. Door de acceptatie van de groep wordt een mogelijkheid gecreëerd om verdrongen emoties te uiten. Ten slotte kan er binnen de groep geëxperimenteerd worden met alternatieve gedragswijzen. Bij preventieve groepsactiviteiten gaat het niet om therapie, maar diverse genoemde positieve elementen van het werken met groepen zijn ook goed in te zetten in een preventieve setting. Cursussen als Mindspring psycho-educatie (zie par. 1.1.) kunnen daarbij een belangrijke rol vervullen omdat er niet alleen gewerkt wordt aan het verkrijgen van informatie en inzicht, maar ook aan een gevoel van veiligheid en vertrouwen op basis van de lotgenotencontacten en de trainer als rolmodel. Impliciet is het bouwen van een nieuw sociaal netwerk bovendien een element in deze cursus. 22 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Andersoortige groepsactiviteiten zijn denkbaar: huiskamerprojecten, sportgroepen, creatieve groepen, lotgenotengroepen etc. Tijdens de Delphi-bijeenkomst werd wel opgemerkt dat er (bv door een instelling als PGA, GCA, Mindspring en ggz) in de organisatie van preventieve cursussen en voorlichting in groepsverband vaak moeilijkheden ervaren worden in de werving. Naast de veelheid aan afspraken wordt ook wel aangegeven dat het motiveren van asielzoekers om deel te nemen lastig is. Door het werken met getrainde peers die de taal beheersen, de wegen kennen en weten hoe de uitnodiging te formuleren is de opkomst van deelnemers vaak groter. 2.3.3 Onvoldoende gebruik van veerkracht en peersupport Wanneer asielzoekers een status krijgen is vaak in eerste instantie sprake van een periode van euforie. Deze maakt op kortere of langere termijn vaak plaats voor het besef dat er gezocht moet gaan worden naar een min of meer definitieve nieuwe plek in een nieuwe samenleving. Voor de aanpassing is meer nodig dan het leren van de taal en het vinden van werk. De vluchtelingen moeten de weg leren in een complexe samenleving, die sterk verschilt van het land waaruit zij afkomstig zijn. Zeker in het begin van hun verblijf worden zij door de goedbedoelende hulpverleners heen en weer gestuurd. Vluchtelingen waren in hun land van herkomst dikwijls heel actief en zelfbewust; door de onbegrijpelijkheid van de Nederlandse instellingen worden zijn vaak passief en machteloos (Begemann, 1995). Het ontwikkelen van psychische problematiek hangt het sterkst samen met problemen met familie, de juridische procedure, een lage SES en werk (Laban e.a., 2005). Ook hierbij speelt de marginale positie van asielzoekers en vluchtelingen dus een rol. De mate van belasting door migratie of vlucht hangt af van vele persoonsgebonden factoren (Bekkum e.a., 1996) maar ook met de ruimte en openheid bij de autochtone bevolking voor nieuwkomers (Ghorasi, 2006). Om deze situatie het hoofd te kunnen bieden is een grote mate van veerkracht noodzakelijk. Succesvolle migratie betekent dat er tijdens de kwetsbare overgangsfase een emotionele en sociale transformatie plaats moet vinden waarbij verliezen, krenkingen, trauma’s en verrijkingen een nieuwe geaccepteerde vorm krijgen bij de migrant en zijn systeem. Hiertoe is het van belang om krachtbronnen te identificeren (Bekkum e.a., 2010). Binnen de behandeling is veerkracht vooral gericht op het overwinnen van klachten als gevolg van schokkende gebeurtenissen. Het identificeren van kwetsbaarheden en het (her)vinden van krachtbronnen staat hierbij wel centraal (Laban e.a., 2010). Preventief zou de GGZ zich er wellicht op moeten richten om asielzoekers en vluchtelingen hun veerkracht te helpen ontwikkelen en onderhouden, zodat zij minder kwetsbaar/ gevoelig worden voor de stressvolle situatie waarin zij leven. (Rutter, 2006). Suggesties die hiertoe in de Delphi-bijeenkomst zijn gedaan richten zich met name op het stimuleren van empowerment, het aanleren van life-skills, bijvoorbeeld door middel van drama en sport. Cursussen, in wellicht aangepaste vorm, als Heb je Power, My identity en Liever bewegen dan moe kunnen hier wellicht aan bijdragen. De nadruk in deze cursussen ligt voornamelijk op het aanspreken van de gezonde kant van deelnemers en zijn gericht op het hier en nu. Ze leiden tot sociale steun en leren nadenken over het aanpakken van dagelijkse problemen. In de Delphi-bijeenkomst wordt aangedragen dat er gewerkt zou kunnen worden aan een peersupportsysteem dat gecombineerd wordt met de mogelijkheid om vaardigheden in het wonen en werken in een nieuwe maatschappij aan te leren. Hiertoe zouden bijvoorbeeld, zoals voorgesteld in de Delphi-bijeenkomst, paraprofessionele getrainde ervaringsdeskundigen in de vorm van een maatjesproject hun ervaringen met de nieuwkomers kunnen delen. Zo ontstaan er sociale structuren waarin sociale en praktische ondersteuning worden gecombineerd: een soort van community mentor. 2.3.4 Weinig aandacht voor nieuwe methodes De ervaring van vluchtelingen die hun weg moeten vinden in de nieuwe maatschappij leidt vaak tot een nieuwe periode van spanning. De ervaringen van Hinton (USA, congres en 2005) in het werk met mensen in Cambodja werd geconcludeerd dat nieuwe stressoren van welke aard ook de trauma’s uit eerdere perioden opnieuw kunnen triggeren. In dit project werd daarom gewerkt met Mindfulness methoden en het aanleren van emotionele distantie om te voorkomen dat de fysieke (stress) erva-ringen die mensen kregen als gevolg van nieuwe spanningsbronnen het herbeleven van oude trauma op gang bracht. Zijn conclusie was dat het aanpakken van piekerervaringen in een vroeg stadium snel toenemende spanning en een eventuele opleving van PTSS klachten kon reduceren. Het zou daarom interessant kunnen zijn om nader te onderzoeken of bijvoorbeeld kortdurende piekercursussen en Mindfulness-oefeningen asielzoekers 23 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 kunnen beschermen tegen een opleving van problematiek op het moment dat ze kunnen gaan integreren. Er bestaan geen aanwijzingen op basis waarvan kan worden aangenomen dat Mindfulness voor allochtonen juist meer of minder succesvol zouden zijn (Bolland, 2009). 2.3.5 Ama’s: gering aantal, grote problemen Binnen de doelgroep van asielzoekers en vluchtelingen zijn Ama’s een belangrijke specifieke subgroep. Diverse onderzoeken tonen aan dat de psychische problematiek onder deze jongeren groot is (Bean, USA, congres en 2006; Pharos, 2003). Daarbij speelt de combinatie van het adolescent zijn, het alleenstaand zijn én asielzoeker zijn een belangrijke rol. Uit het onderzoek van Bean (2006) komt als aanbeveling naar voren dat het creëren van rust en veiligheid in de leefomgeving van de Ama evident is. Zonder deze voorwaarden blijken interventies niet of nauwelijks effect te hebben. Daarin ligt een belangrijke rol voor de voogden en woonbegeleiders, maar ook in de organisatie van opvang als zodanig door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) Voor Ama’s gelden in grote mate dezelfde constateringen zoals beschreven in de paragraaf over migrantenjeugd en de voorgaande paragrafen over asielzoekers en vluchtelingen. Toch moet opgemerkt worden dat de grote kwetsbaarheid van deze jongeren eigenlijk structureel aandacht verdient. In vergelijking met eerdere jaren is het aantal nieuwe Ama’s gering, het lijkt erop dat de aandacht voor de groep verslapt, terwijl juist nu de mogelijkheid er is om voor alle Ama’s die binnenkomen bijvoorbeeld een empowerment-training te organiseren. 24 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 3 Conclusies en aanbevelingen In de inleiding van deze notitie zijn de probleemstelling met subvragen benoemd aan de hand waarvan een beschrijving van de huidige situatie op het gebied van preventieve geestelijke gezondheidszorg voor een aantal specifieke allochtone doelgroepen zou worden beschreven. Op grond van epidemiologische cijfers op bevolkings- en zorgniveau, worden drie cultureel diverse groepen onderscheiden die meer aandacht nodig hebben ten aanzien van vroegsignalering en de behandelkloof tussen psychische problemen en verleende zorg. Het gaat om migrantenjeugd, specifieke subgroepen van volwassen migranten en asielzoekers en vluchtelingen. De vragen die centraal stonden zijn: Welke aanvullingen aan het al in Nederland bestaande preventieaanbod kunnen bijdragen tot het versterken van de psychische gezondheid van migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen en asielzoekers en vluchtelingen? Welke aanvullingen leiden tot een toename van het bij deze doelgroepen in een vroeg stadium signaleren van psychische klachten en het vergroten van de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg in brede zin? Om tot conclusies te kunnen komen wordt gebruik gemaakt van de subvragen 1 en 2. Subvraag 3 is met name verwerkt in de aanbevelingen 1) Welke preventieprogramma’s voor migrantenjeugd, migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen en asielzoekers en vluchtelingen zijn er gangbaar in Nederland en wat is het bereik en effect ervan? 2) Welke determinanten spelen een rol in het ontstaan en in stand blijven van psychische problematiek bij deze doelgroepen ? 3) Welke recente (internationale) ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de bevordering van de psychische gezondheid van deze doelgroepen en het vergroten van de toegankelijkheid van passende ggz-interventies die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze doelgroepen? (Toegankelijkheid wordt in deze opgevat als een combinatie van een vraaggericht aanbod dat aansluit bij de daadwerkelijke vraag van de cliënt én een passende benadering en bejegening door competente hulpverleners en preventiewerkers). 3.1 Conclusies 3.1.1 Conclusies ten aanzien van bestaande preventieve interventies (Hds 1) In Nederland worden een aantal preventieve interventies uitgevoerd die kunnen worden beschouwd als goed theoretisch onderbouwd of sommigen zelfs evidence based. Zij lijken stuk voor stuk goed aan te sluiten bij problematiek die er bij de beoogde doelgroepen leeft. Het aantonen van effectiviteit stuit op moeilijkheden in verband met de methodologische knelpunten ten aanzien van het aantonen van effectiviteit van preventie. Werving en bereik van de interventies zijn gezien de prevalentie van psychische problematiek binnen de doelgroepen voor verbetering vatbaar. Uit de literatuur, de presentaties op het congres en uit de mondelinge bijdrages van deelnemers aan de delphi-bijeenkomst blijkt dat de mogelijkheden voor kansrijke preventieve interventies met betrekking tot de beoogde doelgroepen, vele malen groter zijn dan in de huidige situatie in Nederland worden benut. 3.1.2 Conclusies ten aanzien van migrantenjeugd Migrantenjongeren hebben te maken met een verzwaarde ontwikkelingstaak ten aanzien van het vinden van een eigen identiteit. Verwarring met betrekking tot identiteit ontstaat onder andere als gevolg van het gedwongen moeten pendelen tussen meerdere culturen. 25 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Door onderzoekers, belangrijke anderen maar ook grotere sociale structuren wordt de nadruk meestal gelegd op gedragsproblematiek in plaats van wat er voor de jongneren nodig is om deel te nemen aan deze maatschappij. Migrantenjongeren zijn boven alles jongeren. Jongeren hebben de behoefte aan het vinden van een eigen weg. Migrantenjongeren ervaren hierbij het gebrek aan (anonieme) hulpbronnen. Taboe op psychische problematiek, onwetendheid en machteloosheid bij ouders, maar ook de focus op probleemgedrag in de samenleving, leidt tot late inschakeling van hulpverlening voor inmiddels meer complexe klachten Zowel bij ouders als de jongeren bestaat wantrouwen ten aanzien van jeugdzorg en hulpverlening en bestaat de neiging problemen trachten op te lossen binnen het primaire systeem. Migrantenjongeren missen ondersteuning bij het vinden van copingstrategieën die bijdragen aan hun zelfvertrouwen en die passen in verschillende culturele systemen. 3.1.3 Conclusies ten aanzien van volwassen migranten Voor de gezondheidsbeleving is het van evident belang een onderscheid te maken tussen maatschappelijke integratie van allochtonen en hun psychologische integratieproces. De mate van integratie wordt beoordeeld op basis van het maatschappelijk functioneren. Psychologische integratie wordt beïnvloed door acculturatie, is niet zichtbaar voor de buitenwereld, maar loopt in de beleving van mensen vaak achter op de maatschappelijke integratie. Met de Conservation of Resources (COR)-theory als kader zijn een aantal subgroepen van volwassen allochtonen in Nederland, als gevolg van ontworteling, acculturatie en een marginale positie niet in staat te herstellen van verliezen en daardoor blijft men stress ervaren. Er zijn voor hen te weinig mogelijkheid tot het herwinnen en aanpassen van hulpbronnen. Het gaat om groepen die voor de huidige organisatie van de gezondheidszorg moeilijk bereikbaar zijn omdat men niet geneigd is gebruik te maken van bestaande Nederlandse structuren als gevolg van onbekendheid ermee, zich binnen de structuren onbegrepen voelen en gevoelens van wantrouwen. De gevoelens van onmacht zijn grotendeels ongewild en onbewust in interacties met sociale instituties ontstaan. De noodzakelijke krachtbronnen van de cliënt kunnen alleen worden blootgelegd wanneer werker en cliënt samen op pad gaan. De statische benadering van cultuur vanuit de samenleving in het algemeen en door de hulpverlening in het bijzonder, doet geen recht aan de noodzakelijke benadering van de identiteit als vloeibaar in een biculturele leefsituatie. Verschillen tussen hulpverlener en cliënt worden voornamelijk toegeschreven aan culturele verschillen en te weinig aan intermenselijke verschillen. Er is te weinig bewustzijn ten aanzien van onbewuste discriminatie. Hoewel er mondjes maat initiatieven ontstaan wordt er nog te weinig gewerkt vanuit perspectieven van participatie en empowerment waarbij allochtone doelgroepen bewust worden en in staat worden gesteld zelf de (mede)verantwoordelijkheid te nemen voor het aanpassen van hulpbronnen. 3.1.4 Conclusies ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen De meeste (psychische en lichamelijke) klachten van asielzoekers zijn trauma- en asielprocedure gerelateerde klachten die in a-specifieke combinaties optreden. De problematiek is complex en de klachten nemen toe met de duur van de procedure. Vroegtijdig ingrijpen bij angst en somberheid kan verergering van klachten voorkomen. Gezien de aantallen asielzoekers is de aanpak van Mindspring goed, maar het bereik ervan (te) klein. Er lijken voor asielzoekers obstakels in de verwijzing via de huisarts naar noodzakelijke ondersteuning in de ggz. Er is onvoldoende continuïteit in de ondersteuning tijdens het proces van asielzoeker naar vluchteling. Het risico op terugval in allerlei klachten is groot na de eerste euforie van het verkrijgen van een status. Het verlies van steunstructuren en het leven in ballingschap hebben een vervreemdende werking op asielzoekers en vluchtelingen. 26 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 3.2 Veelal is het opbouwen van vervangende structuren in de actuele woonsituatie complex waardoor gevoelens van eenzaamheid en isolatie worden versterkt. Alleenstaande minderjarige asielzoekers blijken een extra kwetsbare groep. Hun kwetsbaarheid wordt bepaald door hun adolescentie in combinatie met de ervaring van het asielzoekers zijn en het feit dat zij zonder hun ouders moeten functioneren. Door de fysieke en emotionele gewaarwordingen als gevolg van piekeren over welk onderwerp dan ook kunnen herinnering aan en herbeleving van oude trauma’s worden getriggerd. Gezien de leefomstandigheden van zowel asielzoekers als vluchtelingen is het risico op dergelijke processen hoog. Aanbevelingen 3.2.1 Aanbevelingen ten aanzien van onderzoek De gezondheidsbeschermende werking van een hybride identiteit bij migrantenjongeren vraagt om onderzoek naar factoren die meespelen in de vorming ervan (par 2.1.1). Het verdient aanbeveling om te onderzoeken wat de kenmerken zijn van een hybride identiteit. Welke succesfactoren zijn er te identificeren bij het vormgeven van de eigen identiteit en van welke copingstrategieën maken zij gebruik om hun weg te vinden in hun biculturele leefomgeving. Een toegankelijker variant op ‘Heb je Power’ die minder gericht is op jongeren die al meer uitgesproken problemen hebben zou hierbij een suggestie voor een vorm van action learning (par. 2.2.5.) kunnen zijn. Het is wenselijk een methodiek te beschrijven en te onderzoeken waarmee vanuit school, in samenwerking met het primaire systeem, waaronder de ouders, een adequaat vroegsignalerings- en ondersteuningssysteem kan worden vormgeven (par.2.1.3). Gebruik kan worden gemaakt van ervaringen met Homeparties rond ook andere thema’s dan alleen middelengebruik, Communities That Care (par.1.9) en Classroom Based Interventies (Jordans, 2010; Tol 2009). Gedacht kan worden aan ketens van school, ouders, familie, peers, CJG, een cultural broker, religieuze instanties. De focus moet daarbij meer komen te liggen op het creëren van awareness, communicatie en internaliserende problematiek, positieve coping en empowerment dan op acting out en gedragproblemen. Bij de ontwikkeling van de methodiek kan gebruikt gemaakt worden van de ervaringen die opgedaan zijn in programma’s van opvoedings-ondersteuning Bewust Omgaan met Pubers (par. 1.7) en Samen Starten (par. 1.10.) In het kader van preventie en empowerment kan een anoniem e-health aanbod, zoals bijvoorbeeld www.survalkid.nl (Drost, 2010) een aanvulling betekenen op de hulpbronnen van migrantenjongeren en Ama’s die (nog) niet met hun vragen of problemen terecht kunnen in het primaire systeem (par. 2.1.4 & par. 2.3.5.). Op deze wijze worden lotgenotencontact, signalering en hulpverlening gecombineerd. Nader onderzoek naar de resultaten van dit aanbod is gewenst. Tevens is onderzoek gewenst naar de kwaliteit van het primaire steunsysteem en eventuele mogelijkheden tot bevordering van deskundigheid door middel van bijvoorbeeld peereducation of het inzetten van community counselors (par. 2.1.3 & par. 2.1.4.). Dat zou tevens een aanzet kunnen zijn tot het concretiseren van de concepten bonding en bridging binnen het integratieproces. Met het oog op duurzaamheid, toegankelijkheid, effectiviteit, empowerment en preventie zou er meer aandacht moeten komen voor vormen van Participatory Action Research (PAR) en onderzoek naar community gericht werken (par. 2.2.5). Het overzicht van bestaande preventieve interventies laat zien dat er een gevarieerd aanbod is dat aansluit bij de behoeften van een deel van de doelgroep. Het aanbod bereikt echter andere delen van de doelgroep niet. Met betrekking tot jeugdproblematiek bestaat er bijvoorbeeld veel wantrouwen van zowel ouders als jongeren ten aanzien van de zorg. PAR biedt mogelijkheden die het hoofd kunnen bieden aan elementen die zowel door de doelgroep als de professionals als belangrijk worden bestempeld. 27 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Dit zijn elementen als: participatie, aansluiten bij opvattingen van de doelgroep, uitdrukking geven aan de prioriteiten van een gemeenschap, ondersteunen vanuit een ‘not knowing position’ in een open dialoog (par.2.2.4). Bestaande interventies kunnen worden ingevoegd of omgevormd. Het geeft kans tot herstel, tot het zelf herwinnen van hulpbronnen (Cor-theory, par. 2.2.1), leidt tot inzicht in behoeften en mogelijkheden en het verkleint het risico op wij-zij tegenstellingen. Er is behoefte aan onderzoek naar de daadwerkelijke attitude en bejegening van professionals jegens hun allochtone cliënten (par. 2.2.5). Daarnaast bestaat de behoefte aan een concreet model voor de juiste attitude en bejegening van gezondheidswerkers in transculturele werksituaties. Het model moet de mogelijkheid creëren om gezondheidswerkers een open dialoog te laten aangaan met de mensen uit hun doelgroepen waarbij oog is voor de intermenselijke verschillen. Het model moet daarnaast handvatten bieden om in gesprek en in de relatie op basis van reflectie en zelfreflectie verschil in opvatting bloot te leggen, belemmerende overtuigingen op te merken en de betekenis van problemen en behoeften helder te krijgen (par. 2.2.3). Gezien de omvang van psychische problemen onder asielzoekers zou het wenselijk zijn te onderzoeken op welke wijze er op asielzoekerscentra in een heel vroeg stadium gekomen kan worden tot een intensiever aanbod van psycho-educatie en lotgenoten contact. Maatjesprojecten tussen asielzoekers en vluchtelingen worden gesuggereerd (par. 2.3.1). Het zou interessant zijn om te zien onder welke condities peer-education de slagkracht kan vergroten. Mindspring lijkt een interventie met veel potentie, maar het bereik op de AZC’s is relatief klein (par. 1.1). Onderzoek naar de belemmerde factoren is gewenst. Ook andere reeds lopende groepsgerichte preventieve activiteiten en nieuwe initiatieven zouden meer begeleid moeten worden met onderzoek. Onderzoek naar oorzaken van ondergebruik van ggz voorzieningen van asielzoekers en vluchtelingen is gewenst. Bij de te onderzoeken patiënt- factoren is het zeer aan te bevelen om cultureel antropologische expertise in te zetten. Een mixed-method design van kwalitatieve en kwantitatieve onderdelen wordt aanbevolen, ook waar het gaat om de hulpverleners factoren. Wat betreft asielzoekers is het van groot belang de nieuw ingerichte verwijsketen te onderzoeken (komst van POH-GGZ) . Naast verder onderzoek naar prevalentie van en risicofactoren voor psychiatrische problemen bij meerdere vluchtelingen populaties, is onderzoek naar de veerkracht (resilience) factoren van belang. Nieuw verworven kennis over resilience onder niet-vluchtelingen populaties en resilience-meetinstrumenten kunnen gebruikt worden bij de opzet van dit onderzoek. Resultaten kunnen helpen om veerkracht gerichte activiteiten op te zetten of te verbeteren met een grotere efficiëntie met betrekking tot preventie. Op basis van ervaringen met psychotherapie bij getraumatiseerde Cambodjanen in de VS en Cambodja (par. 2.3.4) zou onderzoek naar het gebruik van mindfulness-technieken, training in emotionele distantie of een korte piekercursus om een heropleving van traumagerelateerde klachten als gevolg van piekeren te voorkomen, relevant zijn. 3.2.2 Aanbevelingen voor het uitvoeren van preventie Ten aanzien van preventieve activiteiten voor migrantenjeugd verdient het aanbeveling om in de uitvoering meer in te zoomen op dat wat jongeren nodig hebben om te worden wat zij willen zijn (par.2.1.1) en wat deze jeugd doet om deel te nemen aan de maatschappij. Het is juist daarbij van belang de jongere te benaderen als individu in een setting die niet stigmatiserend werkt. Het is daarbij aantrekkelijk om gebruik te maken van peers met de aantekening dat deze relatie niet mag leiden tot het in stand houden van de opvatting dat problemen niet buiten de primaire structuren besproken mogen worden (par 2.1.4.). 28 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 3.3 Het is belangrijk dat er bij preventieve activiteiten voor migrantenjongeren ook aandacht wordt besteed aan de eventuele rol die de eigen gemeenschap en de lokale zorgstructuur hierin kan spelen (par. 2.1.2 & par. 2.1.3). Samenwerking komt de vroegsignalering en het ondersteunen bij verwijzingen ten goede. Voorafgaand aan het organiseren van preventieve interventies zou in iedere analyse van de situatie de vraag van de gemeenschap moeten worden meegenomen. Na het signaleren van een probleem of vraag zal een preventiewerker moeten nagaan of en zo ja hoe hij gebruik kan maken van bruggenbouwers (par. 2.2.5.). Hierdoor wordt een voorwaarde geschapen voor het juist aansluiten op de vraag en het vergroten van draagvlak. Om preventie en hulpverlening toegankelijk te maken en te werken aan het terugdringen van wantrouwen ten aanzien van ggz-instellingen kunnen preventiewerkers er door middel van scholing en attitudevorming voor zorgen dat zij in een open dialoog, outreachend en vraaggericht de migrantendoelgroepen tegemoet kunnen treden (par 2.2.4). Wanneer preventiewerkers op AZC’s werkzaam zijn is het van belang dat zij hun pijlen richten op aspecten die de veerkracht helpen vergroten (par. 2.3.3.). Nieuwe methoden zijn nodig om door middel van korte interventies stress te reduceren en inzicht te krijgen in gezondheidsbevorderende activiteiten, door middel van bijvoorbeeld mindfulness en ‘Liever bewegen dan moe’ (par. 2.3.4). Het concretiseren van concepten als bonding en bridging vanuit de rehabilitatie-methodiek zou nieuwe ingangen kunnen bieden. Wat betreft vluchtelingen wordt aanbevolen om contacten te leggen met vluchtelingen organisaties en groepen om in samenspraak met hen groepsgewijze voorlichting en andersoortige preventieve activiteiten op te zetten. Principes van de eerder genoemde community benadering (PAR) zijn ook bij deze groep toepasbaar en van groot belang. Overzicht relevante benaderingen en interventies In de onderstaande twee tabellen worden die interventies en benaderingen weergegeven die naar de bevindingen in de literatuur in combinatie met de bevindingen in het congres, inclusief de Delphibijeenkomst, relevant zijn voor het bieden van mogelijkheden om aan de vraag van de drie genoemde doelgroepen tegemoet te komen. Voor het vaststellen van de kwaliteit ervan is gebruik gemaakt van de beoordelingen die de diverse commissies en onderzoeksgroepen (zie pagina 6) er aan verbonden hebben: I: Theoretisch goed onderbouwd (voorheen: in theorie effectief) De interventie is naar het oordeel van de commissies voldoende beschreven en onderbouwd. Ze beoordeelt dit aan de hand van de (theoretische) onderbouwing, degelijkheid van de methodiek en de uitvoering in de praktijk. Voor deze erkenning zijn geen resultaten uit effectonderzoek vereist. Onder voorbehoud betekent dat er binnen een half jaar nog aanvullende informatie moet worden verstrekt aan beoordelingscommissie. II: Waarschijnlijk effectief Effectiviteit is naar het oordeel van de beoordelingscommissies enigszins aannemelijk gemaakt. Hiervoor is minimaal resultaat uit onderzoek met een matige bewijskracht nodig. III: Bewezen effectief Effectiviteit is naar het oordeel van de beoordelingscommissies sterk aannemelijk gemaakt. Hiervoor is minimaal resultaat uit onderzoek met een sterke bewijskracht nodig. Niet beoordeeld Een aantal interventies worden aangemerkt als: niet beoordeeld. Deze interventies zijn gebaseerd op internationale theoretische concepten en onderzoeken of worden in literatuur als veelbelovend betiteld, maar zijn in Nederland nog niet door een kwaliteitscommissie beoordeeld. 29 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Overzicht preventieve interventies Interventie Doel Methode Evidence Mindspring psychoeducatie Beoordeling: I Empowerment en inzicht in psychische problematiek Peer-education: Training d.m.v. psycho-educatie en lotgenotencontact Onder voorbehoud Goed theoretisch onderbouwd Mindspring opvoedingsondersteuning Beoordeling: I Inzicht in en vaardigheden met betrekking tot opvoeden tussen 2 culturen Onder voorbehoud goed theoretisch onderbouwd Lichte dagen, donkere dagen Beoordeling III Depressiepreventie Peer-education Training d.m.v. psycho-educatie, opvoedvaardigheden en lotgenotencontact Cursus met gestructureerd programma Liever bewegen dan moe Beoordeling: I Het risico op depressie verminderen door een gezonde leefstijl te bevorderen en in het bijzonder door in beweging te komen. Cursus met een combinatie van psycho-educatie en bewegen Heb je power Beoordeling: I (Migranten) jongeren bewust maken van hun gedrag en het verbeteren van vaardigheden op het gebied van weerbaarheid en leefstijl. Deelnemers ervaren meer sociale steun, een vermindering van hun psychische klachten en weten waar zij hulp kunnen vinden. Integraal project met cursus voor jongeren, ouders en omgeving gebaseerd op action learning Opvoedingsondersteuning Cursus op basis van sociale leertheorie en positive parenting Soep met liefde Beoordeling: I Depressiepreventie Benadering om Preventie toegankelijk maken door middel van participatie en community gericht werken Homeparties Beoordeling: I Kennisvergroting voor moeilijk bereikbare autochtone en allochtone ouders van kinderen in de leeftijd 10 - 16 jaar over alcohol en/of drugs in de opvoeding. Het terugdringen van psycho-sociale klachten My Identity Niet beoordeeld Bewust omgaan met pubers Beoordeling: I Classroom based interventions Beoordeling: III Samen starten Niet beoordeeld Vroegsignalering van zorgwekkende opvoedingssituaties met als uiteindelijk doel het voorkomen van psychische problemen, antisociaal gedrag en criminaliteit. Beter omgaan met pubers Beoordeling: II Voorkomen dat problemen met pubers escaleren Cursus met voorlichting en lotgenotencontact Evidence based in oorspronkelijke vorm. Niet verder onderzocht in aangepast aanbod voor migranten. Onder voorbehoud Goed theoretisch onderbouwd, aandacht voor structurele gedragsverandering gewenst. Nader effect onderzoek loopt In Amerikaanse setting d.m.v. onderzoek effectief gebleken. Positieve evaluaties in Nederlandse grote steden. Nog geen effectstudie in Nederland. Individuele proces evaluaties positief, scoren tussen 7,5, en 9,5), verder niet onderzocht Is gebaseerd op erkende opvoedingstheorie, proces en effectevaluatie positief Onderzoek loopt Vorm preventie Selectief geïndiceerd en zorggericht Selectief, geïndiceerd en zorggericht geïndiceerd Selectief en geïndiceerd Selectief en geïndiceerd Selectief en geïndiceerd Selectief Selectief en geïndiceerd Homeparty is een groepsbijeenkomst die thuis bij ouders uitgevoerd wordt en duurt maximaal 2 uur. In de bijeenkomst krijgen ouders: opvoedingstips hoe met alcohol en/of drugs in de opvoeding om te gaan Goed theoretisch onderbouwd Selectief Intensieve training en bewustwording in een voor de deelnemers bekende en veilige groep waarbij gebruik gemaakt wordt voor diverse preventieve verbale en non-verbale interventies Samen Starten is een methode waarbij in gezinnen met problemen worden gesignaleerd en verwezen naar ketenpartners. In internationaal onderzoek effectief gebleken voor het terugdringen van met PTSS samenhangende klachten Selectief, geïndiceerd en zorggericht Wordt als veelbelovend aangemerkt, maar is nog onvoldoende onderzocht Selectief en geïndiceerd Laag opgeleide autochtone en allochtone ouders van pubers Is een erkende opvoedingsondersteunigsinterventie. In de probleemanalyse en theoretische onderbouwing van de interventie ingegaan op diversiteit binnen de doelgroep en wordt aannemelijk maakt dat de 30 selectief Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 &U Niet beoordeeld Meiden uit etnische minderheidsgroepen met psycho-sociale problemen sterker en zekerder te maken in hun zelfbeeld en multiculturele identiteit. Mindfulness Beoordeling: II Het terugdringen van psychisch lijden en depressiviteit Eigen kracht conferentie Beoordeling III Het oplossen van problemen binnen en met behulp van het eigen familiesysteem In de vorm van coaching proberen mentoren (‘maatjes’) de meiden meer bewust te maken van de eigen kwaliteiten. Zelfredzaamheid, het opbouwen van zelfvertrouwen en het besef krijgen dat jouw keuze er wel degelijk toe doet zijn de belangrijkste pijlers van het project. Door middel van aandachtstraining leren deelnemers het proces van somberheid naar depressiviteit onderbreken Onder begeleiding van een onafhankelijke coördinator komen in 3 fasen familieleden bij elkaar en maken een gezamelijk plan om problemen van een cliënt onder eigen regie op te lossen interventie voor verschillende groepen zal werken. Er heeft onderzoek plaatsgevonden naar de effectiviteit van deze interventie ‘&U’ De methodiek van &U Meidenproject is succesvol gebleken. Onderzoek is niet achterhaald. Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat Mindfulness terugval in depressiviteit en PTSS kan helpen voorkomen. Er is geen onderzoek bekend naar een specifieke benadering bij allochtonen Op basis van internationaal onderzoek is de Eigen kracht conferentie een evidence based interventie. Er is geen specifiek onderzoek gedaan naar de effectiviteit onder allochtonen. De interventie is echter onstaan om culturele verschillen tussen doelgroep en hulpverlening te kunnen ondervangen. Selectief Selectief, geïndiceerd en zorggerricht Selectief en geïndiceerd Overzicht preventieve benaderingen Benadering Communities that Care Beoordeling: I Participatory action Research; Frontliniebenadering Beoordeling: I Doel Methode Evidence Vorm preventie Preventie van probleemgedrag, middelenmisbruik en delinquentie Werkwijze waarbij integraal samenwerking tussen professionals, sleutelfiguren en jeugd wordt vormgegeven en een interventiemix op maat wordt samengesteld Is nog niet beoordeeld. Positieve procesevaluaties. Er wordt gebruik gemaakt van diepgaande communityanalyses Behoeftenverheldering, participatie en empowerment Door middel van doelgroepparticipatie en een open dialoog werken gemeenschap en professionals samen aan oplossingen voor sociale verandering Internationaal onderzocht en effectief gebleken 31 Selectief Selectief Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Literatuur en bronnen Allart-Van Dam, E. & Hosman, C.M.H. (2002). De invloed van sociaal-economische status en sekse op het effect van de ‘Omgaan met depressie’ cursus. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen (TSG), 80 (4), 262-268 Bakker, I. G., Blokland, & H. Wijnen (2001) Samen delen. Methodiekboek voor opvoedingsonder- steuning in groepen. Utrecht: NIZW Bandura, A (1986) Social psychology; Cognition; Social perception; Social aspects Englewood Cliffs, N.J., Prentice-Hall Barlow, J., Shaw, R. & Stewart-Brown, S. (2004). The effectiveness of parenting programmes for ethnic minority parents. York: Joseph Rowntree Foundation Bartels, K. (2003). Gezondheidstoestand. In: R. Grotenhuis (ed.), Van pionieren tot verankeren. Tien jaar gezondheidszorg voor vluchtelingen (pp. 115-160). Utrecht: Pharos Bean, T. (2006) 'Assessing the psychological distress and mental health needs of unaccompanied minors in the Netherlands'. Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen (psychologie) Beek, F. van (2005). ‘This is About My Future, Right?: Research into the Opinion of Children and Adolescents Regarding Eigen-Kracht Conferences (Subreport 3). Voorhout, WESP Begemann, F.A. (1995) Hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers, mogelijkheden binnen de eerstelijns zorg, Utrecht: Stichting Pharos Bengi-Arslan, L., Verhulst, F. C. & Crijnen, A. M. (2002). Prevalence and determinants of minor psychiatric disorder in Turkish immigrants living in the Netherlands. Social Psychiatry and Psychiatric Epidemiology, 37, 118-124 Bekkum, D van., Ende, M. van den., Heezen, S. & Hijmans van den Bergh, A (1996) Migratie als transitie, liminale kwetsbaarheid van migranten en implicaties voor de hulpverlening In: J. de Jong & M van den Berg (Red.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 35-60) Lisse: Swets & Zeitlinger Bekkum, D. van. & Boedjarath, I. (1997) Een blik in de transculturele hulpverlening, 15 jaar ervaringen met winst en verlies v. Utrecht, Van Arkel Bekkum, D; Tjiin a Dije, K; Helberg, & G, Zwaan, I (2010) Rituelen en beschermjassen In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 21-36) Utrecht: Tijdstroom Berg van den G (2010) Interventies houden geen rekening met culturele verschillen. In: 'Jeugd en Co Kennis', 4 (2) 8-17 Berry, J.W., Phinny, J., Sam, D., & Vedder, P. (2006) Inmmigrant youth in cultural traition: Acculturation, identity and adaption across national contexts Mawah; Lawrence Erlbaum Associates Blokland, G. (2002). Pedagogische advisering aan allochtone ouders: notitie en verslag OPEN SPACE bijeenkomst 17 januari 2002. Utrecht: NIZW Boendermaker, L., Veldt, M.C., & Booy, Y. van der (2003) Nederlandse studies naar de effecten van jeugdzorg Utrecht: NIZW Bolland, G (2009) Mindfulness; notitie Zorgraad Indigo Utrecht: Indigo Burkey, S. (1993) People first, a guide to self-relaint participatory rural development, Londen: Zed Books Ltd Can, M; Verdouw, I (2003) Draaiboek Lichte dagen, donkere dagen, Utrecht: Trimbos Instituut 32 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Cuijpers P. (1994) ‘Omgaan met depressie.’ Tijdschrift Gezondheidsvoorlichting Clarke G.N, Hornbrook M.C, Lynch F, Polen M, Gale J, Beardslee W, O'Connor E, Seeley J (2001) A randomized trial of a group cognitive intervention for preventing depression in adolescent offspring of depressed parents. Archives of General Psychiatry; 58 (12), 1127-1134 Delahaij, R (2004) Dossier Empowerment; Empowermentmethoden bij allochtone jongeren, Utrecht: Forum Dijk, R van (2010) Cultuur in de geestelijke gezondheidszorg . In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 21-36) Utrecht: Tijdstroom Distelbrink, M. (1998). Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum Distelbrink, M, Essayah O, & Vandenbroucke M. (2010) Onderzoeksagenda ‘Diversiteit in het jeugdbeleid’ Een verkennende studie. Den Haag: Verwey-Jonker Instituut, ZonMw Doorn,L. van e.a. (2008) Outreachend werken, handboek voor werkers in de eerste lijn, Bussum: Coutinho Dowrick, C., Dunn, G., Ayuso-Mateos, J.L., Dalgard, O.S., Page, H., Lehtinen, V., Casey, P., Wilkinson, C., Vazquez-Barquero, J.L., Wilkinson, G. (2000). Problem solving treatment and group psychoeducation for depression: multicentre randomised controlled trial. British Medical Journal, 321, 1-6 Drost, L; Cuijpers P.;M. Schippers G.M. (2010) Developing an interactive website for adolescents with a mentally ill family member . Clinical Child Psychology and Psychiatry 2010 1-14 The online version of this article (version 27-10-10) can be found at: http://ccp.sagepub.com/content/early/2010/10/26/1359104510366281 Engelhard, D (2003) Quickscan naar het psychosociale welzijn van ama’s in relatie tot het terugkeerbeleid Utrecht: Pharos Fargadi, A. (1999), De therapeutische relatie met getraumatiseerde asielzoekers en vluchtelingen. In: Waning, A. van (red.) Multiculturele samenleving en psychoanalyse, Assen: van Gorcum Feinberg, M., Greenberg, M.T. & Osgood, W.O. (2002). The effects of training in prevention science on community leaders and projects. Evaluation and Program Planning 25: 245–259 Feinberg, M.E., Greenberg, M.T. & Osgood, W.O. (2004). Readiness, functioning, and perceived effectiveness in community prevention coalitions: A study of Communities That Care American Journal of Community Psychology 33: 163–177 Gelder, E. van., Hoop, T. de. & Joosten E. (2004) Meerwaarde allochtone zorgconsulent. Bij psychosomatische klachten van Turkse en Marokkaanse vrouwen. Resultaten van het project Bruggen Bouwen. GGD Rotterdam e.o.: Rotterdam Gernaat, H.B.P.E., Malwand, A.D,. Laban, C.J. & Jong, J.T.V.M. de (2002) Veel psychiatrische stoornissen bij Afghaanse v;luchtelingen in Drenthe, met name depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 146, 1127-1131 Gerritsen, A.A.M., Bramsen, I., Devillé W.I., Willigen, L.H.M., van., Hovens, J.E.J.M., & Ploeg, H.M. van der (2006a) Physical and mental health of Afghan, Iranian, and Somaly refugees and aylum seekers living in the Netherlands Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 41, 18-26 Gerritsen A.A.M., Bramsen I., Deville W., Van Willigen L.H.M., Hovens J.E., & Van der Ploeg H.M. (2006b) Use of health care services by Afghan, Iranian and Somali refugees and asylum seekers living in The Netherlands. European Journal of Public Health 16(4), 394-399 33 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 GGZNederland (2005) Preventie in perspectief, Amersfoort. Te downloaden via: http://www.ggznederland.nl/preventie/preventie-biedt-perspectief.pdf ‘innovatief’ Gordon, T (2005) Luisteren naar kinderen, De Gordonmethode de methode voor overleg in het gezin, Kosmos Uitgevers Goudriaan, M. (2009) My Identity, de kracht van het leven in twee culturen., Amsterdam: GGZ InGeest Ghorashi, H. ( 2006) Paradoxen van culturele erkenning: Management van diversiteit in Nieuw Nederland. Oratie uitgesproken op 13 oktober 2006 aan de Vrije Universiteit van Amsterdam Ghorashi, H., & Vijver, F.J.R. van de (2010). Culturele erkenning, persoonlijke ontwikkeling en etnische identiteit. In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 57-74). Utrecht: Tijdstroom Gorst-Unsworth C., & Goldenberg E (1998) Psychological sequelae of torture and organised violence suffered by refugees from Iraq. Trauma-related factors compared with social factors in exile The British Journal of Psychiatry 172: 90-94 (1998) Graaf, R. de, ten Have, M.L., & Dorselaar, S. van., Schoemaker, C.G.,Beekman, A.T.F. & Volleberg, W. (2005) Verschillen tussen etnische groepen in psychiatrische comorbiditeit: resultaten van NEMESIS. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 60, 703-716 Haastrecht P van, & Verweij A. (2005) Wat is het aanbod? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM Hawkins J.D., Catalano R.F. & Associates ( 1992) Communities That Care: Action for drug abuse prevention. San Francisco: Jossey-Bass, Inc Hawkins, J.D., Catalano, R.F., Arthur, M.W., Egan, E., Brown, E.C., Abbott, R.D. & Murray, D.M. (2008). "Testing Communities That Care: The rationale, design and behavioral baseline equivalence of the Community Youth Development Study". Prevention Science 9 (3), 178–190 Hermanns, J., Öry, F.G. & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller, beter. Utrecht: RU Utrecht Hinton D.E., Chhean, V., Pich, S. A., Safren, S. G., Hofmann, & Pollack H.M. (2005) .A Randomized Controlled Trial of Cognitive-Behavior Therapy for Cambodian Refugees with Treatment-Resistant PTSD and Panic Attacks: A Cross-Over Design Journal of Traumatic Stress, 18( 6), 617–629 Hobfoll, S.E. (2001). The influence of culture, community, and the nested-self in the stress process: Advancing conservation of resources theory. Applied Psychology: An International Review, 50(3), 337421 Hobfoll S.E. & Jackson, A.P. (1991) Conservation of resources in community intervention American Journal of Community Psychology Volume 19, Number 1, 111-121, Hoeksema, K. J., & Werf, S. van der (2004) Sociologie voor de praktijk, een inleiding in de sociologie voor het HBO, Bussum: Coutinho Hoop, de T., Voordouw, I. & Drewes, M. (2004) Preventieve interventies gericht op psychische en psychosomatische klachten bij allochtone groepen; Verslag van de expertmeeting op 29 september 2004 GGD Rotterdam e.o., NIGZ, Trimbos-Instituut, Utrecht Ince, D., Berg v.d. G (2009) Overzichtsstudie interventies voor Migrantenjeugd: Ontwikkelingsstimulering, preventie en vroeghulp, Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut. Te downloaden via www.nji.nl/publicaties>Lokaal jeugdbeleid 34 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Jacobs, G., Braakman, M. & Houweling, J. (2005) Op eigen kracht naar gezond leven. Empowerment in gezondheidsbevordering: concepten, werkwijzen en onderzoeksmethoden, Utrecht. Universiteit voor Humanistiek Jacobs, G (2008) Empowerment and Public health Toolbox; Empowerment en doelgroepparticipatie in gezondheidsbevordering en preventie, methode, werkvormen en materiaal. Utrecht. Universiteit voor Humanistiek Jezewski, M.A. & Sotnik, P. (2001). Culture brokering: Providing culturally competent rehabilitation services to foreign-born persons. Center for International Rehabilitation Research Information and Exchange. CIRRIE Monograph Series, John Stone, Ed. Buffalo, NY: CIRRIE Joanknecht, L. & E. Reijmers. (2004) Eigen-kracht conferenties en huiselijk geweld. Resultaten van het project bij de Vrouwenopvang Amsterdam (VOA). Amsterdam: VOA Jong, de J. 2010) Zorgfilters In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie pag. 179-203, Utrecht, De Tijdstroom Jordans, M.J.D., Tol, W.A., Komproe, I.H., & de Jong, J.T.V.M. (2009). Systematic review of evidence and treatment approaches: psychosocial and mental health care for children in war. Child & Adolescent Mental Health, 14, 2-14 Jordans M.J.D., e.a. (2010) Evaluation of a classroom-based psychosocial intervention in conflictaffected Nepal: a cluster randomized controlled trial Journal of Child Psychology and Psychiatry 51,7, 818–826 Kamperman, A. & Wit, M de (2010). Psychische problematiek In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp.165-178) Utrecht: Tijdstroom Karbouniaris S. & J.P. Wilken (2007). Good practices vanuit de Geestelijke Gezondheidszorg. Maandblad Reïntegratie. 9, 28-31 Kieft, B., Jordans, M.J.D., Jong de J.T.V.M., Kamperman, A.M. (2008) Paraprofessional Counseling within Asylum Seekers’ Groups in the Netherlands: Transferring an Approach for a Non-western Context to a European Setting. Transcultural Psychiatry, 45, 1, 105-120 Klein Poelhuis ea. (2000) het effect van het Gordon Ouderprogramma, de Parent Effectiveness Training; een meta-analyse Pedagogiek, jrg. 20, nr. 3, p.213-226 Knipscheer, J.W., & Kleber, R.J. (2005). Migranten in de GGZ: empirische bevindingen rond gezondheid, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en waardering van zorg. Tijdschrift voor Psychiatrie, 47(11), 753-759 Kok, H., Molleman, G., Saan, H., Ploeg, M. (2005) Handboek Preffi, 2.0. Woerden: NIGZ Kramer, S (2004) Interculturele competentieprofielen in de GGZ, Rotterdam: Mikado Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., Schreuders B.A., De Jong J.T.V.M. (2004); Impact of long asylum procedure on the prevalance of psychiaytric disorders among Iraqi asylum seekers in the Netherlands; Journal of mental and nervous disease 192, 843-851 Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., van der Tweel I., De Jong J.T.V.M. (2005); Post migration living problems ans common psychiatric disorders in Iraqi asylum seekers in the Netherlands, Journal of Mental and Nervous disease, 193, 825-832 Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., De Jong J.T.V.M. (2007) Prevalence and predictors of health service use among Iraqi asylum seekers in the Netherlands. Social Psychiatry Psychiatric Epidemiology. 42, 837-844 35 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Laban, K; Attia, A; Hurulean, E (2010)Asielzoekers en Vluchtelingen . In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 563-575) Utrecht: Tijdstroom LaFromboise, T., Coleman, H.L.K., Gerton, J. (1993) Psycological impact of bicultualism : Evidence and Theory. Psycological bulletin, 114, 395-412 Lahey, B., Pelham, W., Loney, J., Lee, S., & Willcutt, E. (2005). Instability of the DSM-IV subtypes of ADHD from preschool through elementary school. Arch Gen Psychiatry, 62, 896-902 Lee, C.C. (1992). Empowering young black males. Ann Arbor: ERIC Counselling and Personnel Services, Clearing House Lee, C.C. (2005) Empowering Young Black Males, III: A Systematic Modular Training Program for Black Male Children and Adolescents, USA: Caps press Lewinsohn P.M., Antonucci D.O., Breckenridge J.S., Teri. L. (1984) The Coping With Depression Course Eugene: Castalia Publishing Company Lewinsohn PM. (1987) The Coping With Depression Course. In: RF Munoz (ed). Depression prevention; research directions. Washington: Hemisphere Publications Loock, F van., Peeters, L. (2005) &U, maatjes project voor allochtone meiden, Stichting Two Get There: Zeist May, R. (2009). Geef de allochtone psychiatrisch specialist erkenning. Contrast, 24-25 McGill, I; Beaty, L (1995) Action Learning, second edition; a guide for professional, management and educational development London, Kogan Page Mesman, J., Yaman, A. (2010). Opvoeden in twee culturen In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 151-161) Utrecht: Tijdstroom Mikado (2003) Good Practice 3: Apoio, Een GGZ-consulente voor Kaapverdianen in Rijnmond, Uit de Reeks Good practices: Mikado, Rotterdam Mönnink, H. de (2000), Verlieskunde; handreiking voor de beroepspraktijk, Maarssen: Elsevier Niesink, A. (2003) Procesevaluatie van het project 'Bruggen Bouwen' , de inzet van de allochtone zorgconsulent in de huisartspraktijk bij Turkse en Marokkaanse vrouwen met psychosomatische klachten GGD, Rotterdam Nieuwhof, A. (2002). We doen het gewoon samen! : effectieve opvoedingsondersteuning voor allochtone ouders. Gouda: S&O stichting voor opvoedingsondersteuning Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (2000) Communities that care, Utrecht, NIZW Nolden, L., Verbunt, M. (2008) 'Liever Bewegen Dan Moe', een preventief programma voor lichtdepressieve allochtone vrouwen Tijdschrift voor Psychiatrie 50 (3), abstract Workshop-137 Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum Pels, T., de Gruijter, M., Steketee, M., Distelbrink, M. (2009). De frontlinie versterken. Interculturele methodieken in het voorportaal van de Jeugdzorg. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Pinto, D. (1994) Interculturele communicatie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Pinto, D. (2007) Interculturele communicatie, een stap verder. Nieuwegein: Bohn Stafleu van Loghum Rapoport, D. & O’Brien-Strain, M. (2001) In-Home Visitation Programs: A Review Of The Literature. The SPHERE Institute, 45-47 36 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Riagg Rijnmond (2009), Draaiboek Liever bewegen dan moe, Parnassia Bavogroep Rijnmond Rispens, J., Hermanns, J.M.A. & Meeuw, W.H.J. (1996). Opvoeden in Nederland. Assen: Van Gorcum Rohlof, R., Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen; transculturele praktijk, Houten: Bohn Stafleu van Loghum Ruuk, N (2005) Notitie ‘Integratie en Gezondheid vluchtelingen en nieuwkomers’, Utrecht: Pharos Rutter, M. (2006) Implications of resilience concepts for scientific understanding Annals New York academy of sience, 1094, 1-12 Scheppers E., Dongen E. van., Dekker J., Geertzen A (2006) Potential barriers to the use of helath care services among ethnic minorities; a review. Family Practice, 23, 325-348 Singels, L., Drewes, M., Most van Spijk, M van der. (2008) De eff ecten van voorlichting in de eigen taal en cultuur in beeld; Resultaten van twintig jaar inzet van voorlichters eigen taal en cultuur en allochtone zorgconsulenten in de lokale gezondheidsbevordering en zorg NIGZ, Woerden Steketee, Mak & Huygen (2006) Opgroeien in veilige wijken, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Sterk, P.A.M. (2009) psycho-educatie voor en door asielzoekers en vluchtelingen. Handboek voor trainers, Zaandam: Mind-Spring Sterk, P.A.M. (2009), Module opvoedingsondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen. Handboek voor trainers versie 2.2, Zaandam: Mind-Spring Stevens, G.W.J.M (2004) Mental health in the Maroccan youth in the Netherlands Proefschrift Rotterdam: Erasmus Universiteit Sundell, K. & Vinnerljung, B. (2004). Outcomes of family group conferencing in Sweden: a 3-year follow-up. Child Abuse & Neglect, 28, 267-287 Survivalkid.nl, www.survivlakid.nl Website onder beheer van Indigo Drenthe Tan, N.J. (2006) Protocol DMO. Draaiboek training Samen Starten, Amsterdam. Universiteit van Amsterdam Tan, N., Bekkema, N., Ory, F. (2008) Toepasbaarheid van opvoedingsondersteuning voor Marokkaanse en Turkse gezinnen in Nederland Leiden, TNO Kwaliteit van Leven Taylor, C.B., Sallis, J.F. & Needle, R. (1985) The relation of physical activity and exercise to mental health. Public Health Rep, 100, 195-202 Taylor CB, Houston-Miller N, Ahn DK, Haskell W, DeBusk RF (1986) The effects of exercise training programs on psychosocial improvement in uncomplicated postmyocardial infarction patients. J Psychosom Res, 30:581–587 Tick, N.T. (2007) Time trends in Dutch childrens‟ mental health. Rotterdam: Erasmus MC-Sophia kinderziekenhuis proefschrift Tjin a Dije, K; Zwaan, I (2007) Beschermjassen, transculturele hulp aan families, Assen: van Gorcum Tkachuk, G., Martin, G (1999) Exercise therapy for patients with pychiatric disorders: Research and clinical implications. Professional Psychology, Researarch and practice 30, 275-282 Trimbos-instituut. (2005). MGv special over migranten; Psychische problemen bij allochtone Neder- landers., Utrecht, Trimbos Instituut 37 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Uiterloo, G ea. (2006) Draaiboek Heb jij power? Ontdek het zelf!, Utrecht: Trimbos Instituut Veer, G. van der (1999), Psychotherapie met vluchtelingen of het begrijpen van ongewenste vreemdelingen. In: Waning, A. van (red.) Multiculturele samenleving en psychoanalyse, Assen, Van Gorcum Verschoor, B; Visser, M; Visser S. (2010) Onderzoeksrapport Mindspring, HVU Visser, K. (2001) Eigen kracht Conferentie- een literatuurstudie. Doctoraal Scriptie pedagogische wetenschappen. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam Vliet, K. van, Gruijter, M. de, & Singels, L. (2006). Diversiteit in participatie in gezondheidsbevordering Utrecht: Verwey-Jonker Institute Vocht, Md., Luiten, T., Looijschelder, Y., Poelmans, I. (2007) Draaiboek: Homeparty Alcohol & Opvoeding., Utrecht, Trimbos-instituut Vollebergh, W. (2002) Gemiste kansen: Culturele diversiteit en jeugdzorg, Oratie 2002 VROM (Ministerie); FORUM (2010) Betrokkenheid loont; Handreiking voor het verhogen van de participatie van nieuwe Nederlanders Ministerie van VROM, Den Haag Wattles, M. G. (2001). The role of the EP in mental Health. Journal of the Professionalization of Exercise; Psychology online, 4, 8 WHO (2004) Prevention of mental health disorder. Effective interventions and policy options. World Health Organization, Geneva Wurff van der F.B., Beekman A.T., Dijkshoorn H., Spijker J.A., Smits C.H., Stek M.L., Verhoeff A (2004) Prevalence and risk factors for depression in elderly Turkish and Moroccan migrants in the Netherlands. Journal of Affective Disorder, 83 (1) 33-41 Zandvliet, M., & Ouatiq, M. (2009). Bereik en toegankelijkheid van de jeugdzorg. Utrecht: Alleato, Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling Zeegers, A. (1998). Empowermentprogramma’s voor allochtone jongeren; een literatuurstudie. Utrecht Trimbos Instituut Zwaard van der, J. & Pannebakker, M. (1997). Pedagogische advisering aan Marokkaanse ouders: drempels en kansen. Utrecht: NIZW 38 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Leden congres commissie C.J. Laban, voorzitter R. Wintrob, vice-voorzitter Wetenschappelijke Commissie Prof.dr. J. de Jong, voorzitter Drs. R Van Dijk Drs. M van Duijl Dr. C Laban Drs. M Kastrup Prof dr F Kortmann Prof dr Y Poortinga Prof dr A Richters Prof dr F van den Vijver Prof emeritus R Wintrob Drs T Zandi Organisatie Commissie C. Laban, voorzitter J. Oomen H. Rohlof F. Sevinc S. Somers Deelnemers Delphi-bijeenkomst TP2010 Begeleiding Delphi-methodiek: W. A Tol; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam J. D. Jordans; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam Deelnemers: J. de Jong; Professor Culturele en Internationale Psychiatrie, VU Amsterdam G. van Wijk; Traumakliniek Cape Town, South Africa S. Momtazi; Universiteit Zanjan, Iran C. Sotheara; TPO Cambodja, Universiteit Melbourne Australië N. Upadhaya; Caafag Nepal M. Mungherera; TPO Uganda S. Ekblad; Karolina Institutet, Stockholm Sweden D. Mucic; Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark M. Mannesse; Creatieve Therapie, Leeuwarden H. Ndayisaba; Working with traditional healers, Burundi M. Welfing; Indigo Drenthe Assen 39 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Bijlage 1 Congresprogramma SUNDAY JUNE 13 10.00 - 13.00 PRE-CONFERENCE COURSES 1-3 10.00 - 13.00 Pre-conference course 1: Recent developments in family therapy of Maghrebian families in France Abdessalem Yahyaoui, Professor of clinical psychopathology and Director of Research in the LIP2CS, University of Savoie-Chambery, France & President of the Research and Clinical Cross-Cultural Psychology Centrer (APPM-CREFSI)-Grenoble, France 10.00 - 13.00 Pre-conference course 2: The practice of cultural consultation Laurence J. Kirmayer, MD, James McGill Professor & Director, Division of Social & Transcultural Psychiatry McGill University, Montreal, Canada & Director Culture & Mental Health Research Unit, Sir Mortimer B. Davis–Jewish General Hospital, Montreal, Quebec, Canada 10.00 - 13.00 Pre-conference course 3: Ethnography in intervention development for families impacted by migration and trauma Steve M. Weine, Professor of Psychiatry, Director of the International Center on Responses to Catastrophes College of Medicine, Chicago, USA and Collaborative, CoDirector of the Global Health Research, University of Illinois, Chicago, USA 13.30 - 16.30 PRE-CONFERENCE COURSES 4-6 13.30 - 16.30 Pre-conference course 4: Public mental health in low- and middle-income countries Joop V.T.M. de Jong, Professor of Cultural and International Psychiatry, VU university medical center, Amsterdam, the Netherlands / Adjunct Professor of Psychiatry, Boston University, School of Medicine, Boston, USA 13.30 - 16.30 Pre-conference course 5: Trauma, loss and traumatic growth: Impact and intervention with major stress and trauma Stevan E. Hobfoll, The Judd and Marjorie Weinberg Presidential Professor, Rush University Medical Center, Chicago USA 13.30 - 16.30 Pre-conference course 6: Culturally sensitive treatment of traumatized nonwestern populations Devon E. Hinton, MD, PhD, Associate Professor of Psychiatry, Massachusetts General Hospital, Harvard Medical School, Boston, USA 15.00 - 18.00 Registration/badge pickup 17.00 - 18.00 OPENING CEREMONY Lodewijk Asscher, Ad interim major of Amsterdam Rutger Jan van der Gaag, Chair NVvP Kees Laban, Chair of the conference Ron Wintrob, Chair WPA-Transcultural Psychiatry Section 18.00 - 19.30 WELCOME RECEPTION 40 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 MONDAY JUNE 14 08.15 - 08.50 Registration/badge pickup 08.50 - 10.30 PLENARY SESSION 08.50 - 09.00 Opening 09.00 - 09.45 DSM-V and beyond: what can and cannot be captured by tools like the DSM L.J. Kirmayer, James McGill Professor & Director, McGill University, Montreal, Canada 09.45 - 10.15 On the salient and elusive nature ethnic identity A.J.R. van de Vijver, Full professor cross-cultural psychology, Tilburg University, the Netherlands & North-West University, South Africa 10:15 - 10:45 Psychosocial approaches to Jihad's push and pull in Little Mogadishu S.M. Weine M.D., Professor of Psychiatry, University of Illinois at Chicago, Chicago, IL U.S.A 10.45 - 11.15 Coffee break 11.15 - 12.45 PARALLEL SYMPOSIA 1 - 5 11.15 - 12.45 Parallel symposium 1: WPA-TPS Chairman's symposium: The culture of freeenterprise medicine and ethical conflicts in psychiatry 11.15 - 11.45 The culture of free-enterprise medicine and ethical conflicts in psychiatry: an american morality tale R. Wintrob, Brown University, Providence, USA 11.45 - 12.05 What is wrong with a free lunch: the ethics of pharmaceutical company sponsorship of medical education in the UK S.L. Dein, University Glydwr, Wales & University College London, London, United Kingdom 12.05 - 12.25 Psychiatry and pharmaceutical industry: from dangerous liaison to marriage of convenience P.M.F.J.J. Knapen, Psychotherapiepraktijk Eindhoven Centrum, Eindhoven, the Netherlands 12.25 - 12.45 Discussion 11.15 - 12.45 Parallel symposium 2: Next generation migrants 1: Social context 11.15 - 11.35 Bicultural identity Integration: Acculturation process, coping and resilience R.B. Bennegadi, Minkowska Center, Paris, France 11.35 - 11.55 Coping and chronic stressors related to psychological health of second generation Moroccans and Surinamese in the Netherlands G. van Husen, GGD Amsterdam, the Netherlands 11.55 - 12.15 Psychosocial and intellectual functioning of Dutch Antillean immigrants in contact with the law C. Boonmann, VU university medical center, Amsterdam, the Netherlands 12.15 - 12.35 An exploration of ethnic differences in help-seeking behavior for internalizing problems in adolescent girls I.J.E. Flink, Erasmus MC, Rotterdam, the Netherlands 12.35 - 12.45 Discussion 41 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 11.15 - 12.45 Parallel symposium 3: Human Rights 11.15 - 11.45 Human rights and the Istanbul protocol A. Limburg-Okken 11.45 - 12.15 Hopelessness, suicidal ideation, and help seeking in a post-conflict zone T. Wenzel, Medical University of Vienna, Vienna, Austria 12.15 - 12.45 To be announced 11.15 - 12.45 Parallel symposium 4: Refugees and asylumseekers 11.15 - 11.35 Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands W.L.J.M. Devillé, NIVEL. Netherlands Institute for Health Services Research & University Amsterdam/Pharos, Amsterdam, the Netherlands 11.35 - 11.55 Post migration problems and mental health in non-help-seeking Iraqi asylum seekers: length of stay and beyond C.J. Laban, De Evenaar, Centre of Transcultural Psychiatry North Netherlands, GGZ Drenthe, Institute of Community Mental Health Care, Beilen, The Netherlands 11.55 - 12.15 Dealing with mental health problems of asylum seekers in the asylum procedure E. Bloemen, Pharos, Utrecht, The Netherlands 12.15 - 12.35 The impact of swift reunion of refugee families on their adaptation and integration processes R. Al-Baldawi, Orient Medical Centre, Stockholm, Sweden 12.35 - 12.45 Discussion 12.35 - 12.45 Parallel symposium 5: Epidemiology and health care consumption 11.15 - 11.35 Influences on social inclusion and recovery of ethnic minorities receiving mental health services in the UK A.Y. Lau, North East London Foundation Trust, London, United Kingdom 11.35 - 11.55 Immigration, mental health and access to health care by Eastern Europe immigrants in Portugal - a study with 566 Russian speaking immigrants A.P. Almeida-Monteiro, Nursing school of Coimbra, Coimbra, Portugal 11.55 - 12.15 Psychological distress and common mental disorders among FSU immigrants in Israel J. Mirsky, Ben-Gurion University, Beer Sheva, Israel 12.15 - 12.35 Mental health in families of the Siberian region E.V. Gutkevich, Mental Health Research Institute, Tomsk, Russia 12.35 - 12.45 Discussion 12.45 - 13.45 LUNCH 13.45 - 15.15 PARALLEL SYMPOSIA 6 – 10 13.45 - 15.15 Parallel symposium 6: International mental health 1: General issues Chairman: J.T.V.M. de Jong 42 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 13.45 - 14.05 The perennial debate on culture and psychopathology: from inferior frontal lobes to cultural neuroscience J.T.V.M. de Jong, VU university medical center, Amsterdam, the Netherlands & Boston University, School of Medicine, Boston, USA 14.05 - 14.25 The relevance of traditional healers in the context of Burundi H. Ndayisaba 14.25 - 14.45 Mental health care in Burundi and Afghanistan P. Ventevogel 14.45 - 15.05 The effect on mental health of a large scale psychosocial intervention for survivors of mass violence: a quasi-experimental study in Rwanda F. Verduin, Equator Foundation, Amsterdam, the Netherlands 15.05 - 15.15 Discussion 13.45 - 15.15 Parallel symposium 7: Next generation migrants 2: Epidemiology 13.45 - 14.05 Immigrant Children's Mental Health in Ireland N. Skokauskas, Trinity College Dublin, Dublin, Ireland 14.05 - 14.25 Prevalence of mental health problems in Moroccan immigrant youth in the Netherlands M. Adriaanse, VU university medical center/de Bascule, Amsterdam, the Netherlands 14.25 - 14.45 Unaccompanied Refugee Minors (URM) and Dutch Mental Healthcare Services (MHS). Severity of psychological distress and need of mental health care. T. Bean, Human Relation Service, Wellesley, Massachusetts, USA 14.45 - 15.05 Differences in correlates of self-reported offending between children with a first police contact from Dutch and non-Western origin L. van Domburgh, VU Medical Center, Amsterdam, the Netherlands 15.05 - 15.15 Discussion 13.45 - 15.15 Parallel symposium 8: Social Exclusion and discrimination 13.45 - 14.05 Social exclusion, discrimination, marginalisation and racism S.L. Dein, University Glydwr, Wales & University College London, London, United Kingdom 14.05 - 14.25 The effect of perceived ethnic discrimination on emotional distress in 1st and 2nd generation migrant women of Turkish descent in Germany M.C. Aichberger, Charité University Medicine, Berlin, Germany 14.25 - 14.45 Individual experiences of inter-ethnic interactions and how perceptions of racism and discrimination influence the individual and ethnic identity and mental wellbeing of ethnic minority individuals E.S. Gnanamanickam, University of Copenhagen, Copenhagen, Denmark & University of Sheffield, Sheffield, United Kingdom 14.45 - 15.05 Client empowerment might fill the transcultural gap between client and therapist P.C.A.M. Den Boer, Arkin, Amsterdam, the Netherlands 15.05 - 15.15 Discussion 13.45 - 15.15 Parallel symposium 9: Diagnostics and psychosis 43 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 13.45 - 14.05 The incidence of schizophrenia among first and second generation Moroccans in the Netherlands and the follow up study T. Zandi, Symfora group, Amersfoort, the Netherlands 14.05 - 14.25 Comparing rates of psychosis in the African minorities of three countries: The United States, the United Kingdom, and France G.E. Jarvis, McGill University, Montreal, Canada 14.25 - 14.45 Posttraumatic stress disorder with psychotic features in refugees M.H. Braakman, De Gelderse Roos, Wolfheze, the Netherlands 14.45 - 15.05 Migration and culture as determining factors in diagnostic and therapeutic processes of migrants: A systematic distinction based on a qualitative content analysis of treatment courses I.T. Calliess, Hannover School of Medicine, Hannover, Germany 15.05 - 15.15 Discussion 13.45 - 15.15 Parallel symposium 10: Competence and training 13.45 - 14.05 The Development of a Psycho-Social Hotline within the PsyMigrants Project at the University Hospital in Lausanne, Switzerland D. Reeves, CHUV, Lausanne, Switzerland 14.05 - 14.25 Cultural competency in mental health care S.A. Kramer, Utrecht University, Utrecht, the Netherlands 14.25 - 14.45 Putting the Intercultural Addendum Anxiety Disorders into practice M.H.H. Hoogsteder, Mikado, Rotterdam, the Netherlands 14.45 - 15.05 Intercultural and Psychosocial Observatory on Migrations (OIPMI) M.M. Valero-Valero, Universitat Jaume I, Castellón, Spain 15.05 - 15.15 Discussion 15.15 - 15.45 COFFEE BREAK 15.45 - 17.15 PARALLEL SYMPOSIA 11 – 15 15.45 - 17.15 Parallel symposium 11: International mental health 2: Africa Chairman: J.T.V.M. de Jong 15.45 - 16.05 Ethno-cultural response to trauma in Cambodia: Baksbat (broken courage) a Cambodian version of PTSD C. Sotheara, Transcultural Psychosocial Organization Cambodia (TPO Cambodia) & Monash Asia Institute, Monash University, Melbourne, Australia 16.05 - 16.25 Mental health disorders and vulnerability to HIV/AIDS among post conflict communities in Eastern Uganda M. Mungherera, TPO Uganda Community-based psychosocial intervention with excluded children, adolescents and families in Kinshasa (DRCongo) J. le Roy 16.25 - 16.45 16.45 - 17.05 Psychosocial wellbeing and reintegration of Children Associated with Armed Forces and Armed Groups (CAAFAG) in Nepal N. Upadhaya 17.05 - 17.15 Discussion 44 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 15.45 - 17.15 Parallel symposium 12: Next generation migrants 3: The accessibility of youth mental health care for immigrant children Chairman: A.E. Boon 15.45 - 16.05 A comparison of the accessibility for immigrant children of regular and forensic youth mental health care A.E. Boon & A.M. de Haan, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The Hague, the Netherlands 16.05 - 16.25 Do DSM-classifications differ for clients of various ethnic backgrounds within a youth mental health care setting A.M. de Haan & A.E. Boon, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The Hague, the Netherlands 16.25 - 16.45 Minority background clients are underrepresented in youth mental health care facilities. What causes this bias: Socioeconomic variables or ethnic background? A.E. Boon & A.M. de Haan, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The Hague, the Netherlands 16.45 - 17.15 The role of migration history, cultural inheritance and ethnic identity for migrant adolescents in mental health care I.A.E. Goorts & M.H.H. Hoogsteder, Mikado, Rotterdam, the Netherlands 15.45 - 17.15 Parallel symposium 13: Mixed methods 15.45 - 16.15 Transfer of psychometric scales across cultures Y.H. Poortinga, Tilburg University, Tilburg, the Netherlands 16.15 - 16.45 Taking care of refugee and migrant children : new approaches needed G. Serneels, Solentra/UZBrussel, Brussels, Belgium 16.45 - 17.15 Ethnic differences in management of anxiety and depression in general practice in urban areas in the Netherlands T.J.L. Fassaert, GGD Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands 15.45 - 17.15 Parallel symposium 14: Cultural formulation of diagnosis and cultural interview 15.45 - 16.15 The Cultural Formulation: recognizing cultural identities S. Groen, De Evenaar / GGZ Drenthe, Beilen, the Netherlands 16.15 - 16.45 The cultural formulation in Stockholm M. Scarpinati-Rosso, Karolinska Institute, Stockholm, Sweden 16.45 - 17.15 Training and implementation of the Cultural Formulation in DSM-IV amongst clinicians in Stockholm S. Baarnhielm, Transcultural Centre, Stockholm, Sweden 15.45 - 17.15 Parallel symposium 15: Art therapy and psychomotor therapy 15.45 - 16.05 Different is dangerous? Dealing with anxiety and uncertainty during psychomotor therapy with clients of non-Western civilisations: an intercultural perspective J. Goffin & K. Peters, GGZ inGeest, Amsterdam 16.05 - 16.25 Bridging the intercultural gap, the role of art therapy S.E. Meijer-Degen, ICTEP, Amersfoort, the Netherlands 16.25 - 16.45 Transcultural art therapy with traumatized refugees K.A. Schouten, Stichting Centrum '45, Diemen, the Netherlands 45 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 16.45 - 17.05 Can't find the words: Working with art and drama M. Mannesse, CT, Leeuwarden, the Netherlands 17.05 - 17.15 Discussion 17.15 - 18.15 POSTER PRESENTATIONS (P01 – P37) 17.15 - 18.15 BUSINESS MEETING WPA-TPS TUESDAY JUNE 15 08.50 - 10.30 PLENARY SESSION 08.50 - 09.00 Opening 09.00 - 09.45 Culturally adapted Cognitive Behavioral Therapy (CA-CBT) for refugees and ethnic populations with PTSD Devon E. Hinton, MD, PhD, Associate Professor of Psychiatry, Massachusetts General Hospital, Harvard Medical School, Boston, USA 09.45 - 10.30 War and terrorism’s impact on the self and society: Facing our vulnerabily and our resiliency Stevan E. Hobfoll, Ph.D., The Judd and Marjorie Weinberg Presidential Professor, Rush Medical College, Chicago, USA 08.50 - 10.30 PARALLEL SESSION Film series symposium “Reaching Many” - Media for Mental Health across Cultures: Media formats and applications for mental health professionals and the public – increasing the reach M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer 10.30 - 11.00 COFFEE BREAK 11.00 - 12.30 PARALLEL SYMPOSIA 16 – 20 Parallel symposium 16: International mental health 3: Asia 11.00 - 12.30 Chairman: Joop de Jong 11.00 - 11.30 Report on a model for addressing issues of continuous trauma in a marginalised post-apartheid community in cape town, and the implications for marginalised groups in European countries G. van Wyk, Traumaclinic, Cape Town, South Africa 11.30 - 12.00 War exposure, daily stressors and mental health: an empirical view from Afghanistan and Sri Lanka K.E. Miller, Doctors Without Borders (MSF) Holland 12.00 - 12.30 Mental disorder in a sample of Afghan immigants living in Iran S. Momtazi, Zanjan University of Medical Sciences, Zanjan, Iran 11.00 - 12.30 Parallel symposium 17: Next generations migrants 4: Therapeutic interventions 11.00 - 11.30 The meaning of intercultural approaches in family interventions and social science PMTO for Moroccan immigrants with children with behavioral problems in the Netherlands B. Hallich, VU University medical center, Amsterdam, the Netherlands 46 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 11.30 - 12.00 Silenced voices: Children of parents with mental ill health and immigrant background K. Ingvarsdotter, Malmö University, Malmö, Sweden 12.00 - 12.30 Approaching Moroccan immigrant youth; a protocol for reliably identifying mental health problems and influential family and environmental characteristics M.B.A. Niemantsverdriet, VU medical center/de Bascule, Amsterdam, the Netherlands 11.00 - 12.30 Parallel symposium 18: Group therapy with traumatized asylum seekers and refugees – The “Den Bosch model”: description and a controlled study B. Drozdek, Psychiatrist, Reinier van Arkel groep/Psychotrauma Center Zuid Nederland, ’s-Hertogenbosch, the Netherlands 11.00 - 12.30 Parallel symposium 19: Suicide & self-harm 11.00 - 11.20 Suicide among Ethiopian Immigrants in Israel R. Youngmann, Ruppin Academic Center, Emek Hefer, Israel 11.20 - 11.40 Suicide and suicidal behavior among asylum seekers in the Netherlands, 20022007 E.S.M. Goosen, Netherlands Association for Community Health Services, Utrecht, the Netherlands 11.40 - 12.00 Involuntary migration & occurrence of suicide among Ethiopian & Eritrean diaspora in the Netherlands A. Negash, I-Psy, Almere, the Netherlands 12.00 - 12.20 Immigration and the change in gender patterns of attempted suicides among immigrant groups in European countries- An international perspective C. Bursztein Lipsicas, Karolinska Institute, Stockholm, Sweden 12.20 - 12.30 Discussion 11.00 - 12.30 Parallel symposium 20: Film series symposium Media under special conditions: psychosocial consequences of acculturation, social change, natural disaster, war and cultural conflict M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer 12.30 - 13.30 LUNCH 12.45 - 13.20 LUNCH TIME FILM 13.30 - 15.00 PARALLEL SYMPOSIA 21 – 25 13.30 - 15.00 Parallel symposium 21: Schizophrenia Chairman: J.P. Selten 13.30 - 14.00 Risk of psychiatric treatment for mood disorders and psychotic disorders among migrants and Dutch nationals in Utrecht, the Netherlands J.P. Selten, Rivierduinen Institute for Mental Health Care, Leiden, the Netherlands 14.00 - 14.30 Us and Them; social and cultural explanations for the increased risk for schizophrenia among ethnic minorities W. Veling, Parnassia Psycho-medical care, The Hague, the Netherlands 14.30 - 15.00 Migration and its impact on the psychopathology of psychoses T. Stompe, University of Medicine Vienna, Vienna, Austria 47 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 13.30 - 15.00 Parallel symposium 22: Children in conflict 13.30 - 13:50 Interventions for children affected by war: Synthesis of cluster randomized trials in four countries W.A. Tol, HealthNet TPO, Amsterdam, the Netherlands 13.50 - 14.10 Development of psychosocial care systems for children in conflict-affected settings J.D. Jordans, HealthNet TPO, Amsterdam, The Netherlands 14.10 - 14.30 Somatocognitive approaches to acute stabilization for young children exposed to extreme stressors R. Macy, BIDMC-Harvard Medical School, Division of Disaster Resilience-Department of Emergency Medicine, Boston, USA, 14.30 - 14.50 Melting away the occupation: drawings and wishes of Palestinian teenagers Y. Rabaia, Institute of Community and Public Health, Birzeit University occupied Palestinian territory, Birzeit, Palestine 14:50 - 15:00 Discussion 13.30 - 15.00 Parallel symposium 23: Telepsychiatry 13.30 - 14.00 Transcultural Telepsychiatry and its impact on patient satisfaction D. Mucic, Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark 14.00 - 14.30 Telepsychiatry in Greenland P. Bisgaard, Queen Ingrid Hospital, Nuuk, Greenland 14.30 - 15.00 Online support for young refugees with a family member suffering from mental illness L.M. Drost, Indigo / GGZ Drenthe, Assen, the Netherlands 13.30 - 15.00 Parallel symposium 24: Community approaches 13.30 - 14.00 Articulating the community approach to enhance mental health of migrant populations H.A.P. Beijers, GGZ Utrecht, Utrecht, the Netherlands 14.00 - 14.30 Intercultural community mental health care D. van Bekkum, De Gelderse Roos Rivierenland, Tiel, the Netherlands 14.30 - 15.00 It takes a community to help a child: a community-based and etnopsychiatric approach in working with children from migrant families K. Vanfraussen, UZ Brussels, Brussels, Belgium 13.30 - 15.00 Parallel symposium 25: Film series symposium Inform and entertain: psycho-social consequences of migration, cultural friction and the experience of mental illness: drama and documentary M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer 15.00 - 15.30 COFFEE BREAK 15.30 - 17.00 PARALLEL SYMPOSIA 26 – 30 15.30 - 17.00 Parallel symposium 26: Dissociation in the context of culture and societal disruption 48 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 15.30 - 16.00 Spirit possession as an idiom of distress, coping with the aftermath of terror and trauma in Uganda M. van Duijl, Centrum '45, Oegstgeest, the Netherlands 16.00 - 16.30 Dissociative alterations of identity: A cross-cultural and developmental perspective E. Cardeña, Lund University, Lund, Sweden & S. Reijman, Leiden University, Leiden, the Netherlands 16.30 - 17.00 Kiyang-yang, a West-African post-war idiom of distress R. Reis, Leiden University Medical Centre, Leiden, the Netherlands & University of Amsterdam, Department of Sociology and Cultural Anthropology, Amsterdam, The Netherlands 15.30 - 17.00 Parallel symposium 27: Depression and somatisation 15:30 - 15:50 Cultural variations in the presentation of depression of migrated Turkish women in the Netherlands R. Borra, Riagg Rijnmond, Rotterdam, the Netherlands 15:50 - 16:10 Somatization in the Clinic for Tortured Refugees: a transcultural challenge J.G.B.M. Rohlof, Centrum '45, Oegstgeest, the Netherlands 16:10 - 16:30 Explanatory Model of depression among female patients and their relatives in three ethnic groups (Kurds, Fars And Turks) in I.R. Iran S. Ekblad, Karolinska Institutet, Stockholm, Sweden 16:30 - 16:50 Is emotion identification by facial expression influenced by immigration and acculturation? A.H. Zohar, Ruppin Academic Center, Emek Hefer, Israel 16:50 - 17:00 Discussion 15.30 - 17.00 Parallel symposium 28: Adoption 15.30 - 16.00 Diagnostic profile and pattern of contact with psychiatric services among international adopted persons differences compared to other ethnic groups in Denmark M. Kastrup, Rigshospitalet, Copenhagen, Denmark 16.00 - 16.30 International adoption: an overview of it’s consequences seen from a psychiatric point of view A. Grube, GGZ Drenthe, Emmen, the Netherlands 16.30 - 17.00 The supply-side of adoption. Relinquishment and adoption from the perspective of unmarried mothers in South India P. Bos, Radboud University, Nijmegen, the Netherlands 15.30 - 17.00 Parallel symposium 29: Psychoanalysis, mentalization and migrants 15.30 - 16.30 A double world. Mentalization informed psychoanalytic therapy of secondgeneration migration-related identity problems and infant mental health psychotherapy for their children W. Gomperts, Dutch Psychoanalytic Institute/ University of Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands & F. Sampaio de Carvalho 16.30 - 17.00 Comparable characteristics of depressive disorder in Turkish-Dutch, MoroccanDutch and native Dutch residents of Amsterdam A.C. Schrier, Altrecht, Utrecht, the Netherlands 49 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 15.30 - 17.00 Parallel symposium 30: Film series symposium The Making of “Media for Mental Health Across Cultures: for who, for what, by who and how? Films and Interdisciplinary Panel Discussion M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer 15.05 - 15.15 POSTER PRESENTATIONS (P38 – P70) 19.00 - 22.00 CONFERENCE DINNER WEDNESDAY JUNE 16 09.00 - 10.30 PARALLEL SYMPOSIA 31 – 34 09.00 - 10.30 Parallel symposium 31: Somatization and psychologization: The cultural shaping of symptoms and syndromes Chairman: A. Ryder 09:00 - 09:25 A conceptual approach to somatic symptom presentation and the functional somatic syndrome S. Wessely, King's College, London, United Kingdom 09:25 - 09.50 A narrative analysis approach to understanding cultural differences in somatization and psychologization A. Karasz, Albert Einstein College of Medicine, New York, USA 09.50 - 10.15 A quantitative approach to unpacking sociocultural influences on somatization and psychologization A. Ryder, Concordia University, Montreal, Canada 10.15 - 10.30 Discussion Discussant: L.J. Kirmayer, McGill University, Montreal, Canada 09.00 - 10.30 Parallel symposium 32: Interpersonal violence 09.00 - 09.30 Not talking about experiences of sexual violence: harmful or healing? M. Tankink, HealthNet TPO, Amsterdam, the Netherlands 09.30 - 10.00 Healing from interpersonal violence through community-based sociotherapy in post-genocide Rwanda A. Richters, Leiden University Medical Center (LUMC), Department of Public Health and Primary Care, Leiden, the Netherlands & Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR), Amsterdam, the Netherlands 10.00 - 10.30 09.00 - 10.30 09.00 - 09.20 Daughters of evil, subjects at the mercy: Symbolic violence, coercion and suffering in everyday life of young Nigerian and Cameroonians women S. Taliani, University of Turin, Turin, Italy Parallel symposium 33: Forensic psychiatry Chairman: R.J.P. Rijnders, Netherlands Institute of Forensic Psychiatry and Psychology, location Pieter Baan Centrum, Utrecht, the Netherlands Ethnicity, accountability and advised treatment of forensic psychiatric assessed defendants in the Netherlands D.J. Vinkers, Netherlands Institute of Forensic Psychiatry and Psychology, Rotterdam, the Netherlands 50 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 09.20 - 09.40 Experiences and expectations of non-western patients in Dutch forensic psychiatric hospitals F. Kortmann, Radboud University Nijmegen, Nijmegen, the Netherlands 09.40 - 10.00 Ethnic differences in risk of acute compulsory admission in Amsterdam, 19962005 M.A.S. De Wit, Municipal Health Service Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands 10.00 - 10.20 Individual and environmental risk factors for (re-)offending in children from ethnic minorities: childhood offenders from Moroccan origin in the city of Amsterdam C.H. Paalman, VU Medical Center, Amsterdam, the Netherlands 10.20 - 10.30 Discussion 09.00 - 10.30 Parallel symposium 34: Psychotherapy 09.00 - 09.30 Transcultural treatment models and psychotherapy research S. Colijn, Centre for Personality Disorders Jelgersma, Oegstgeest, the Netherlands 09.30 - 10.00 What works best for whom? Effect studies with Dutch (Western-European) minority groups are a top priority for European mental health care research. M.H.J. Bekker, Tilburg University, Department of Developmental, Clinical and CrossCultural Psychology, Tilburg, the Netherlands 10.00 - 10.30 Cross cultural Interpersonal psychotherapy: tailoring evidence based psychotherapy to meet the needs of ethnic minorities M.C. Horjus, Psy-Q Haaglanden, The Hague, the Netherlands 09.00 - 10.30 Parallel symposium 35: Religion, spirituality and CAM 09.00 - 09.30 The ritual of exorcism; On the borderline of religion, psychiatry and law A.E. Grochowska, NIFP, Utrecht, the Netherlands 09.30 - 10.00 Spiritual context of attributing the cause of mental health problems in Islam N. Eltaiba, The University of Western Australia, Perth, Australia 10.00 - 10.30 To be announced 10.30 - 11.00 COFFEE BREAK 11:00 - 13:00 PLENARY SESSION 11.00 - 11.45 Cultural differences in emotions: The consequences for intercultural counseling B. Mesquita, University of Leuven, Leuven, Belgium 11.45 - 12.30 Internalizing and externalizing disorders from a cross-cultural perspective J. Westermeyer, M.D., M.P.H., Ph.D., Professor of Psychiatry, University of Minnesota, Minneapolis Minnesota, USA 12.30 - 13.00 Closing ceremony and reports co-sponsoring organizations 51 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Bijlage 2 Congresverslag International Conference on Transcultural Psychiatry-“Migration, next generations and the future of psychiatry” Jeroen Oomen, MD, Hans Rohlof, MD, Kees Laban, MD, PhD. Transcultural Psychiatry Section, Netherlands Psychiatric Association. th th From the 13 to 16 of June 2010 the International Conference on Transcultural Psychiatry took place in Amsterdam, The Netherlands, at the Royal Tropical Institute. The theme of the conference was: Migration, next generations and the future of psychiatry. The conference was organized by the Section of Transcultural Psychiatry of the Netherlands Psychiatric Association and was sponsored by the Transcultural Psychiatry Section of the World Psychiatric Association. Around 350 people from 37 different countries participated. The participants regarded this conference as well organized and its scientific program excellent. It presented the state of the art of the research and clinical work on the field of Transcultural Psychiatry and International Mental Health. There were 6 pre-conference courses, 7 plenary sessions and over 120 presentations comprising 35 parallel symposia. Several pre-conference courses were offered to conference participants: “Recent developments in family therapy of Maghrebian families in France” by Abdessalem Yahyaoui, “The practice of cultural consultation” by Laurence J. Kirmayer, “Ethnography in intervention development for families impactted by migration and trauma” by Steve M. Weine, “Public mental health in low- and middle-income countries” by Joop V.T.M. de Jong, “Trauma, loss and traumatic growth: Impact and intervention with major stress and trauma” by Stevan E. Hobfoll, and “Culturally sensitive treatment of traumatized nonwestern populations” by Devon E. Hinton. The conference was opened by Kees Laban ( chair of the conference), Ron Wintrob (chair, WPATPS), , Jan Rutger van der Gaag (Chair, Netherlands Psychiatric Association) and Mrs Andrée van Es (alderman of the City of Amsterdam). The venue, the Royal Tropical Institute (KIT), located in the city centre of Amsterdam, is a beautiful historic building and was by its function a symbolic place to have a conference on this topic. The plenary sessions covered the topics: “DSM-V and beyond: The place of culture in psychiatric nosology” (Laurence J. Kirmayer), “On the salient and elusive nature of ethnic identity” (Fons A.J.R. van de Vijver), “Psychosocial approaches to Jihad’s push and pull in Little Mogadishu” (Steve M. Weine) , “Culturally Adapted Cognitive Behavioral Therapy (CA-CBT) for refugees and ethnic populations with PTSD” (Devon E. Hinton), “War and terrorism’s impact on the self and society: Facing our vulnerably and our resiliency” (Stevan E. Hobfoll), “Cultural differences in emotions: The consequences for intercultural counseling” (Batja Mesquita) and “Internalizing and externalizing disorders from a cross-cultural perspective” (Joseph Westermeyer). 52 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 The parallel symposia covered a wide range of topics, some about international mental health in different continents, and the majority about transcultural issues in research and in psychiatric practice in Western countries; e.g next generation migrants, refugees and asylum seekers, cultural formulation of diagnosis and cultural interview, community approaches. Special attention was placed on epidemiological issues concerning the second generation of immigrants and their mental health service use. As is known from research, psychopathology, especially the prevalence of schizophrenia, is higher in this second generation immigrant population. Social exclusion and discrimination are regarded as etiological factors. Diagnostic topics were also discussed. The difficulties applying DSM and ICD in immigrants and in non-Western countries were discussed. Difficulties in diagnosis are being handled by clinicians using special psychometric tests, along with the cultural formulation of diagnosis. Research concerning a new abridged cultural formulation interview was presented during the conference. There was strong emphasis on changes in therapeutic techniques when applying these techniques for ethnic minority groups, first and second generations. The most recent research in this field was presented, including the work of Mark Blom (recently published in Transcultural Psychiatry). Devon Hinton gave an excellent workshop on his cognitive behaviour therapy for refugees and migrants. Other techniques were talked about which are suitable for small dispersed populations like telepsychiatry (contact via video screens) and e-health. Forensic psychiatric issues were also discussed, for instance the work of Boon and Domburgh in young immigrants in the Netherlands. With respect to refugees, there was much attention focused on the topic of distress versus resilience. The case of identity loss and regaining a strong and extremist identity by young Muslim Somali males was presented by Stevan Weine. During the whole second day of the conference a film program was presented with images of migration and cultural psychiatric topics. Film-makers were present to discuss methods of reaching the general population as well as professional groups, with striking images. One of the accomplishments of the conference was that it attracted many participants who were not familiar with the body of knowledge that has been developed within the field of transcultural psychiatry in recent years. They were doing their research and clinical work in relatively isolated positions or in relationship with other research areas like general epidemiology, child psychiatry, forensic psychiatry, health and human rights issues, social injustice and discrimination etc. They were happily surprised to meet so many different people from all over the world who were interested in the latest research and clinical developments in the field of transcultural psychiatry. The fine summer weather during the conference added to the ambiance of the old city of Amsterdam enhanced the positive feeling of conference participants. The congress Organizing Committee wants to thank all participants and speakers: It was our pleasure to host you all in Amsterdam. Finally: A week before the conference a very anti-Islam political party took 24 of the 150 seats in the Dutch parliamentary election. A few conference participants took the initiative to send a petition to the politician appointed to explore the options for forming a cabinet. The congress Organizing Committee supported this initiative wholeheartedly and the following petition was signed by many participants and sent as a signal of concern: Petition to the future government of the Netherlands Professionals in mental health care, gathered together at the International Conference on Transcultural Psychiatry, Amsterdam, 13-16 June 2010, “Migration, next generations and the future of psychiatry” are concerned about the increasing polarization along ethnic lines in Dutch society. They see the negative and health-undermining consequences of this in their day-to-day practice. Fighting social exclusion and racism is central to the prevention of mental disorders. 53 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Bijlage 3 Resultaten Delphi-bijeenkomst Resultaten Delphi-bijeenkomst TP 2010 15 juni 2010 O.l.v : Dhr W. Tol (TPO) Verslag : Mevr. M. Welfing (Indigo Drenthe) Van 13 tot en met 16 juni 2010 werd er in Amsterdam het internationale Transculturele Psychiatrie Congres georganiseerd. Het congres kreeg als titel mee: “Migration, next generations and the future of psychiatry”. De organisatie lag in handen van het Platform Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de World Psychiatric Association, sectie transculturele psychiatrie. Met subsidie van ZonMW was één van de doelen om tijdens het congres informatie te verzamelen waarmee een aanzet gegeven kon worden tot een meer verfijnd en onderzoeksmatig onderbouwd preventief programma voor etnisch-diverse groepen. De aandacht werd hierbij gericht op 3 doelgroepen waarvan op basis van epidemiologisch onderzoek kan worden vastgesteld dat zij meer specifieke aandacht behoeven ten aanzien van preventie van psychische problematiek. Het gaat om jeugd, asielzoekers en vluchtelingen, en specifieke subgroepen van volwassen migranten. Om tot conclusies te kunnen komen ten aanzien van hiaten en knelpunten in de huidige preventiepraktijk zijn twee activiteiten uitgevoerd: 1. De eerste activiteit richt zich op het rapporteren van lopende preventieve activiteiten die voor de Nederlandse ggz van belang zijn. 2. De tweede activiteit richt zich op het organiseren van een Delphi-bijeenkomst voor specifiek genodigden en andere congresdeelnemers. Tijdens deze Delphi-groepsbijeenkomst zal de deelnemers gevraagd worden naar prioriteiten ten aanzien van preventie alsook naar geslaagde preventieprogramma’s in hun landen van herkomst die een inspiratie kunnen vormen voor Nederland of die wetenschappelijk getoetst moeten worden alvorens breedschalig te kunnen worden toegepast in Nederland. De Delphi-methode werd oorspronkelijk ontwikkeld door Olaf Helmer en Norman Dalkey van de RAND Corporation (1959). De Delphi-methode is een dialectisch proces dat ontworpen werd met het oog op de voordelen van een bundeling en uitwisseling van opvattingen, zodanig dat de respondenten kunnen leren van elkanders standpunten, maar dan zonder de ongewenste beïnvloeding die gemakkelijk optreedt bij de conventionele face-to-face-aanpak (waar snel dominantie vastgesteld wordt van diegene met de luidste stem of het grootste prestige). De techniek biedt deskundigen de mogelijkheid om op een systematische manier met een complex probleem om te gaan. Ronde na ronde wordt de relevante informatie gedeeld, waardoor de panelleden steeds meer kennis opdoen. Zodoende kunnen aanbevelingen geformuleerd worden op basis van een completere informatie. In dit verslag worden de resultaten weergegeven van de Delphi-bijeenkomst die plaatsvond op dinsdag 15 juni 2005 Begeleiding Delphi-methodiek: W. A Tol; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam J. D. Jordans; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam Deelnemers: J.V.T.M. de Jong; Professor Culturele en Internationale Psychiatrie, VU Amsterdam G. van Wijk; Traumakliniek Cape Town, South Africa S. Momtazi; Universiteit Zanjan, Iran C. Sotheara; TPO Cambodja, Universiteit Melbourne Australië N. Upadhaya; Caafag Nepal M. Mungherera; TPO Uganda 54 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 S. Ekblad; Karolina Institutet, Stockholm Sweden D. Mucic; Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark M. Mannesse; Creatieve Therapie, Leeuwarden H. Ndayisaba; Working with traditional healers, Burundi M. Welfing; Indigo Drenthe Assen Centrale vraag: Welke aanbevelingen heeft u op basis van de ervaringen die u heeft opgedaan in uw eigen werk met migrantengroepen, minderheidsgroepen, vluchtelingen en/of asielzoekers voor het aanvullen of verbeteren van de preventie-praktijk van de geestelijke gezondheidszorg voor deze doelgroepen? Op basis van een eerste inventarisatieronde waarin iedere deelnemer zijn ideeën en bevindingen omtrent de centrale vraag kon kenbaar maken en toelichten is een clustering gemaakt van onderwerpen die aan elkaar gelieerd zijn of waarin overlap voorkwam. De clusters zijn als volgt samengesteld: E-health Een database voor informatie aan en over immigranten. Hierin zou ook kunnen worden weergegeven waar ze zich bevinden, zodat het proces van folluw up en wat meer controle op hoe het hen vergaat met betrekking tot hun gezondheid kan worden gevolgd. De ervaring leert dat mensen na verloop van tijd uit beeld verdwijnen en buiten de zorg komen vallen, danwel op een andere plek hun behandeling weer helemaal op nieuw moeten starten. Preventie via e-health programma’s: Assessment, behandeling of ondersteuning in eigen taal. Ook voor landen als Burundi en Uganda wordt e-health gezien als een mogelijkheid om meerdere mensen met relevante informatie te bereiken die anders ala gevolg van afwezige hulpverlening van informatie verstoken blijven. E-health met een focus op psycho-educatie en lotgenotencontact (community building via internet) Een laatste suggestie met betrekking tot e-health was de theoretische mogelijkheid om gebruik te gaan maken van een internationale samenwerking in e-health verzorgd door profes-sionals uit de eigen doelgroep. Zo zou een Koerdische hulpverlener uit Denemarken bijvoorbeeld e–health therapie kunnen geven aan een Koerd die woont in België, waar bijvoorbeeld geen opgeleide Koerdische hulpverlener is. Zo kan optimaal gebruik gemaakt kunnen worden van de culturele bronnen die er al bestaan. In de discussie werd benadrukt dat dit verzekeringstechnisch waarschijnlijk niet te organiseren is, maar wellicht is het een idee om iets dergelijks op nationaal niveau te organiseren. Empowerment Het organiseren van empowermentprogramma’s voor jongeren die zich meer focussen op het ontwikkelen van Life-skills i.p.v problematiek. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van drama, zingen en sport. Voor migranten is het belangrijk zorg te dragen voor goede sociaal-economische empowerment. Het is een mogelijkheid om zowel tot persoonlijke ontwikkeling te komen, maar komt ook het gezin, de familie en uiteindelijk de samenleving ten goede. Mensen moeten in staat worden gesteld te kunnen netwerken binnen de eigen groep. Ook hierbij zo het internet een rol kunnen spelen. Hierdoor neemt de ervaring toe onderdeel uit te maken van een gemeenschap, te participeren (belangrijke gezondheidsbeschermende factor) en kunnen gevoelens van eenzaamheid verminderen. Community-gericht werken Het ontwikkelen van sociale structuren door middel van het inzetten van Communitymentoren, zodat systemen van sociale ondersteuning ontstaan. Een voorbeeld hiervan is project: Community Action for a safe environment, South Africa. Het ontwikkelen van community netwerken en onmoetingen zodat uitwisselingen kan plaatsvinden rond het omgaan met acculturatie, veerkracht en trauma. Het ontwikkelen van een psychologisch eerste hulp model (inhoudelijk en organisatorisch) Het is hierbij van belang dat de gemeenschap wordt betrokken bij het opzetten van de structuren en interventies: 55 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 Dit kan gebeuren door het door de gemeenschap als meest vooraanstaande probleem als uitgangspunt te nemen. o Speciale aandacht te besteden aan hun juridische status Een dergelijke manier van werken vraagt een outreachende houding van de professionals. Hierbij zal discussie gevoerd moeten worden over de mogelijkheden van professionals. Zijn er professionals nodig uit dezelfde culturele doelgroep, of vraagt het om een open en geïnteresseerde houding van de professional ongeacht zijn afkomst. Het werken wordt in ieder geval vergemakkelijkt wanneer (een deel van) de betrokken professionals twee-talig zijn. In alle lokale culturele programma’s zou een psycho-sociale component geïntegreerd moeten worden. Door middel van een community-awareness programma zouden community based counselors zich meer bewust moeten worden van de werking van community-structuren en de mogelijkheden die hier mee samenhangen voor effectieve preventie en een groter bereik. o Lotgenoten en peers Om de kloof te kunnen overbruggen tussen het traditionele gezondheidszorgsysteem en de behoeften van de gemeenschap kan gewerkt worden met een Peer-support-systeem. Hierin kunnen para-professionele counselors worden opgeleid om mensen uit de eigen gemeenschappen te ondersteunen bij het ontwikkelen van vaardigheden om zich een weg te vinden in hun nieuwe samenleving Daarnaast kan gezocht worden naar mogelijkheden om mensen samen te brengen in lotgenotengroepen en zelfhulpgroepen, die een plek zouden moeten hebben binnen de eigen eigen gemeenschap. Dus naast het professionele circuit functioneren. Eventueel kunnen afspraken gemaakt worden binnen de zorgketen over consultatie en verwijzing (zie ook kopje empowerment Een voorbeeld is een community-based AA groep, gezien de grote mate van alcoholmisbruik in vele minderheidsgroeperingen Opvoedingsondersteuning en moeder-kind zorg Er is behoefte aan een gestructureerde groepsinterventie voor kinderen, in de eigen culturele context, waarbij de ouders worden betrokken Een goede plek voor het uitvoeren van opvoedingsondersteuning is de school. De school is een centrale plek waar in principe alle kinderen en hun ouders komen. Wanneer opvoedingsondersteuning wordt georganiseerd wordt vanuit bijvoorbeeld school is het van belang dat ouders hierbij betrokken worden. Ouders kunnen naast training bijvoorbeeld ook voor counseling op school terecht. Wanneer er een goede samenwerking bestaat in het zorgsysteem in en om school kunnen ouders vanuit training of counseling direct worden doorverwezen voor de juiste hulp. Belangrijk dat hierbij gebruik gemaakt wordt van de binnen de gemeenschap bestaande hulpbronnen die eventueel door middel van deskundigheidbevordering de relevante informatie kunnen bieden. Voor asielzoekers zou in plaats van de school ook het centrum als basis voor opvoedingsondersteuning gebruikt kunnen worden Door bijvoorbeeld psychische problematiek bij de ouders of een verstoord familiesysteem als gevolg van rolverschuiving of het verlies van 1 van de ouders, kunnen ouder-kind relaties aan kwaliteit verliezen. Het is belangrijk ouders bewust te maken van het belang van een goede ouder-kindrelatie met hun nakomelingen, zodat problematiek bij de tweede generatie vluchtelingen of migranten als gevolg hiervan kan worden voorkomen. Ook assistentie voor moeders in distressed situaties is ondersteuning belangrijk om te voorkomen dat er later een verstoorde opvoedingssituatie onstaat. Het verhogen van Awareness Gezien de verschillen in basiskennis over geestelijke gezondheid is het van belang om de awareness in een gemeenschap hier omtrent te vergroten. Voorlichtingscampagnes zonder directe daaraan verbonden actie ( collectieve preventieactiviteiten als bijvoorbeeld: postbus 51 spotjes) In eigen taal uitgewerkte, schriftelijke informatie over mental-health issues. Meer aandacht voor psycho-educatie (zowel universeel als selectief) voor migrantengroepen eventueel in de vorm van peer-groupsupport 56 Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz september 2011 De gegeven informatie over (geestelijke) gezondheid ( in health-education en health-promotion activiteiten) zou daarbij wel verfijnd moeten worden. Op basis van antropologisch onderzoek kan wetenschappelijk gefundeerde informatie over gezondheidsproblemen op een cultureel passende en verantwoorde wijze aan doelgroepen worden verstrekt Asielzoekers en vluchtelingen Hoewel hiervoor en hierna genoemde punten ook voor asielzoekers relevant zijn werden nog een aantal voor asielzoekers specifieke suggesties gedaan: 5 weekse ‘Gezondheids-scholing’ voor alle nieuw aangekomen asielzoekers. Hierin word naast een gezondheidsscreening, gedurende 5 weken - 2 uur per week - informatie en training gegeven over thema’s rond gezondheid door: o Een verpleegkundige o Een arts o Een psycho-therapeut o Een psycholoog o Allen doen hun werk in samenwerking met een tolk Na verloop van tijd vorlgt voor iedereen een follow-up en evaluatie. Wanneer er een beter volgsysteem bestaat via een database (zie E-health) zouden nieuwe asielzoekers gekoppeld kunnen worden aan mensen die al een status hebben. Het netwerken binnen de eigen community kan zo een soort maatjesproject worden. Effectieve ondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen zou moeten bestaan uit: o Taal o Social Wellfare (including money) o Scholing voor kinderen o Noodzakelijk info Onderzoek Meer antropologisch onderzoek is noodzakelijk om te kunnen komen tot een benadering en behandeling van psychische problematiek op een voor de doelgroep precies passende wijze. Gericht onderzoek naar de daadwerkelijke en belangrijkste wensen en behoeften van migrantengroepen. Tijdens de Delphi is een aanzet gedaan tot prioritering van de onderwerpen. Helaas is dat niet helemaal afkomen. In de top vijf staan: 1) Community-gericht werken 2) Participatie 3) E-health 4) Ondersteuning jeugd en ouders in samenwerking met school 5) Peer-group education 57