Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz

advertisement
Toekomstgericht en intercultureel
werken aan preventieve ggz
Notitie naar aanleiding van de International Conference on
Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010)
Toekomstgericht en intercultureel
werken aan preventieve ggz
Notitie naar aanleiding van de International Conference on
Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010)
September 2011
Toekomstgericht en intercultureel werken aan
preventieve ggz.
Aanbevelingen voor onderzoek en uitvoering van preventieve ggz
voor migrantenjeugd, subgroepen allochtone volwassenen en asielzoekers en
vluchtelingen
Auteurs: Drs. M. Welfing
Dr. C.J. Laban
September 2011
Notitie naar aanleiding van de International Conference on
Transcultural Psychiatry, June 2010 (TP2010). Georganiseerd
door de Afdeling Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor
Psychiatrie, in associatie met de World Psychiatric Association, Transcultural
Psychiatry Section (WPA-TPS)
Co-sponsored by: Nordic Network for Cultural Psychology and Psychiatry (CPPN)
Colofon
Voorwoord
Voorliggende notitie is tot stand gekomen volgens afspraken met ZonMw in relatie met het congres
‘International Conference on Transcultural Psychiatry’ in juni 2010.
De inhoud van het congres was voor ZonMw zoveel belovend dat zij bereid waren om subsidie aan
het congres toe te zeggen. Een voorwaarde was de productie van een notitie met aanbevelingen voor
onderzoek gericht op preventie van psychische problemen onder de allochtone bevolking van
Nederland. Deze voorwaarde werd graag aanvaard omdat het bestuur van de afdeling Transculturele
Psychiatrie en de Congres Commissies een gezamenlijk belang hierin zagen, geheel in lijn met de
missie van het de afdeling:
“ Transculturele psychiatrie is de stroming binnen de psychiatrie die zich rekenschap geeft van de
maatschappelijke en historische gebondenheid van de discipline in de toepassing van haar
concepten, instrumenten en methoden buiten de context waarin deze ontwikkeld zijn. Achterliggende
gedachte is dat het paradigma van de psychiatrie in belangrijke mate gevormd is in de specifieke
sociale en culturele context van de westerse geïndustrialiseerde samenleving. Deze gebondenheid
interfereert vooral in preventie, diagnostiek, behandeling en onderzoek in het geval van de zorg aan
(niet-westerse) migranten en sociaal-culturele minderheidsgroepen binnen de Nederlandse samenleving en aan bevolkingsgroepen buiten de westerse samenlevingen.
De afdeling stelt zich ten doel de wetenschappelijke onderbouwing van, aandacht voor en bepleiten
van cultuur- en contextsensitieve zorg te bevorderen binnen de psychiatrie in Nederland en wereldwijd, met name binnen de beroepsgroep van psychiaters.”
Het is een zeer succesvol congres geworden met 6 pre-conference courses, 7 plenaire lezingen en
meer dan 120 presentaties in 35 parallelle symposia. Meer dan 300 mensen hebben het congres
bezocht. Zij waren afkomstig uit een grote diversiteit van landen (meer dan 40). Het congres bracht
ook veel Nederlanders bij elkaar rond transcultureel psychiatrisch onderzoek en hulpverlening.
Namens de organiserende organisaties willen wij ZonMw hartelijk danken voor de verstrekte subsidie
voor het congres. Met name zijn wij echter blij dat ZonMw door het verstrekken van de subsidie, blijkt
geeft van haar interesse en aandacht voor transculturele psychiatrie.
Wij hopen dat voorliggende notitie bij zal dragen tot nieuwe onderzoeksvoorstellen en financiering
daarvan op het gebied van preventie van psychische problemen onder allochtonen groepen en op het
gebied van transculturele psychiatrie in het algemeen.
Met betrekking tot de totstandkoming van deze notitie wil ik Maaike Welfing, preventiemedewerker bij
Indigo Drenthe, danken voor haar bijzondere inzet. Ook dank aan de diverse leden van de Congres
Commissies voor hun commentaren op de eerste versie. Het is een grotere ‘ klus’ geworden dan we
allemaal gedacht hadden. Mogelijk hebben we ook meer werk verzet dan verwacht werd door ZonMw.
Namens Congres Commissies en Afdeling Transculturele Psychiatrie NVvP
Kees Laban,
Voorzitter Congres TP 2010
Voorzitter Afdeling Transculturele Psychiatrie NVvP
Colofon
ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.
Vooruitgang vraagt om onderzoek en ontwikkeling. ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én
stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis – om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren.
ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers het ministerie van VWS en NWO.
Voor meer informatie over het rapportkunt u contact opnemen met het secretariaat via e-mail
[email protected] of telefoon 070 349 52 32
Auteurs: Drs. M. Welfing, Dr. C.J. Laban – Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
Datum: september 2011
ZonMw
Laan van Nieuw Oost-Indië 334
Postbus 93245
2509 AE Den Haag
Tel. 070 349 51 11
Fax 070 349 53 58
www.zonmw.nl
Colophon
ZonMw is The Netherlands Organisation for Health Research and Development
Progress requires research and development. ZonMw funds health research and stimulates use of the
knowledge developed to help improve health and healthcare.
ZonMw’s main commissioning organisations are the Ministry of Health, Welfare and Sport and the
Netherlands Organisation for Scientific Research.
For further information on this publication, please contact Ria Koolstra through
e-mail ([email protected]) or by telephone (+31 (0)70 349 52 32).
Author: Drs. M. Welfing, Dr. C.J. Laban – Dutch psychiatric association
Date: September 2011
ZonMw
Laan van Nieuw Oost-Indië 334
2593 CE The Hague
P.O. Box 93245
2509 AE The Hague
The Netherlands
Phone +31 (0)70 349 51 11
Fax +31 (0)70 349 51 00
[email protected]
www.zonmw.eu
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Inhoud
Inleiding
......................................................................................................................................1
1.
Preventieve interventies in Nederland.........................................................................................3
1.1
Mindspring, psycho-educatie.........................................................................................4
1.2
Mindspring, opvoedingsondersteuning ..........................................................................5
1.3
Lichte dagen, donkere dagen ........................................................................................5
1.4
Liever bewegen dan moe ..............................................................................................6
1.5
Heb je power?!..............................................................................................................7
1.6
My Identity, de kracht van het leven in twee culturen .....................................................8
1.7
Bewust omgaan met pubers..........................................................................................8
1.8
Soep met liefde.............................................................................................................9
1.9
Communities that Care................................................................................................10
1.10
Samen starten ............................................................................................................11
1.11
Eigen Kracht Conferenties...........................................................................................13
2
Hiaten, knelpunten en mogelijkheden tot preventieve interventies .............................................14
2.1
Migrantenjeugd ...........................................................................................................14
2.1.1
Te weinig aandacht voor identiteitsontwikkeling...........................................................14
2.1.2
Eenzijdige focus op probleemgedrag...........................................................................14
2.1.3
Late signalering problemen .........................................................................................15
2.1.4
Onvoldoende inspelen op hulpzoekgedrag jongeren....................................................16
2.2
Volwassenen migranten ..............................................................................................17
2.2.1
Onvoldoende aandacht voor het belang van hulpbronnen (resources) .........................18
2.2.2
Onderschat belang van community benadering en empowerment ...............................18
2.2.3
Weinig aandacht voor cultureel antropologische aspecten...........................................19
2.2.4
Te statische benadering van cultuur ............................................................................20
2.2.5
Weinig oog voor het belang van bruggenbouwers .......................................................20
2.3
Asielzoekers en vluchtelingen .....................................................................................21
2.3.1
Te weinig oog voor complexe problematiek asielzoekers.............................................22
2.3.2
Belang van groepsbenadering onderschat...................................................................22
2.3.3
Onvoldoende gebruik van veerkracht en peersupport ..................................................23
2.3.4
Weinig aandacht voor nieuwe methodes .....................................................................23
2.3.5
Ama’s: gering aantal, grote problemen ........................................................................24
3
Conclusies en aanbevelingen ...................................................................................................25
3.1
Conclusies ..................................................................................................................25
3.1.1
Conclusies ten aanzien van bestaande preventieve interventies (Hds 1) .....................25
3.1.2
Conclusies ten aanzien van migrantenjeugd................................................................25
3.1.3
Conclusies ten aanzien van volwassen migranten .......................................................26
3.1.4
Conclusies ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen ..........................................26
3.2
Aanbevelingen ............................................................................................................27
3.2.1
Aanbevelingen ten aanzien van onderzoek .................................................................27
3.2.2
Aanbevelingen voor het uitvoeren van preventie..........................................................28
3.3
Overzicht relevante benaderingen en interventies .......................................................29
Literatuur en bronnen........................................................................................................................32
Bijlage 1
Congresprogramma .....................................................................................................40
Bijlage 2
Congresverslag............................................................................................................52
Bijlage 3
Resultaten Delphi-bijeenkomst .....................................................................................54
ZonMw – titel van het rapport
e
evt. 2 regel titel
juni 2011
Inleiding
Van 13 tot en met 16 juni 2010 werd er in Amsterdam het internationale Transculturele Psychiatrie
Congres georganiseerd. Het congres kreeg als titel mee: “Migration, next generations and the future of
psychiatry”. De organisatie lag in handen van het Platform Transculturele Psychiatrie van de
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de World Psychiatric Association, sectie transculturele
psychiatrie. (Zie Bijlage 1 en 2: congresprogramma en congresverslag).
Aan de hand van talloze onderzoeken en projecten werden daar recente onderzoekresultaten,
methoden, initiatieven en ontwikkelingen gepresenteerd op het gebied van de psychische gezondheid
van en transculturele geestelijke gezondheidszorg aan asielzoekers, vluchtelingen en migranten.
Zoals verwoord in de introductie op het congres, waren de achterliggende visie en doelstelling van het
congres om in de context van een veranderende wereld, door middel van nieuwe inzichten, concepten
en mogelijkheden een bijdrage te leveren aan het opheffen van de beperkingen van de traditionele
benadering van geestelijke gezondheid en welzijn binnen de transculturele psychiatrie:
The world is changing rapidly. More then ever since WWII people are on the move, mainly driven by
poverty or violence. In order to survive, migrants are challenged to participate in new environments
and find their way in multiple social worlds. Not only geographical borders are crossed, but also virtual
ones by surfing the internet and symbolic ones by culture contact and acculturation leading to changes
in behavior and systems of meaning. Transnational identities are becoming part of this changing
world. Combining different cultural repertoires results in new or creolizing cultures. Roots are redefined, sometimes leading to a nostalgic recreation of what is considered as lost traditions, occasionally
with fundamentalistic characteristics.
An increasing number of children have parents with a history of migration. These next generations are
confronted with new challenges: multiple identification, contradictory loyalties, intergenerational
dynamics and conflicts, and threats of social exclusion in societies that are their country of birth and
origin. The societal and political response to their problems and coping strategies can enhance their
exclusion and contribute to mental problems, or result in new coping styles and resilience.
Cultural psychiatry and psychology are crossing borders too. Mental health care and psychosocial
interventions are spreading around the world and exported to low-income countries and areas of
conflict. The predominantly western classification system DSM is introduced all over the world along to
ICD. Research into the efficacy of psychopharmaceuticals is transplanted to cheaper low income
countries and results assumed to have universal applicability. This raises questions of cultural validity
and bias, of the relationship between western-based psychiatry and indigenous health care systems,
of cultural hegemony and ethics, and of changing biological and social paradigms.
In these changing societies mental health professionals are facing the limitations of traditional
classification systems, concepts and therapeutic repertoires. They too are challenged to develop new
conceptual approaches and treatment methods to enhance mental health and well-being, and to
provide care to migrants and their offspring. In order to deal with the above mentioned societal
changes and their influence on clients and communities we need to reflect on our clinical practices,
our research agenda and maybe also on the position of mental health workers in the public debate.
This conference addresses issues deducted from this theme, and discusses them in relation with
mental health care on the conference symposia and workshops.
Op verzoek van ZonMw wilden de organisatoren van deze gelegenheid gebruik om de pijlen ook te
richten op preventie. En dan met name op dat wat het congres aan aanbevelingen zou kunnen
opleveren ten aanzien van verbetering van en aanvulling op de preventieve activiteiten in ons land. De
focus richt zich daarbij specifiek op een drietal doelgroepen die volgens epidemiologische cijfers meer
aandacht nodig zouden hebben: migrantenjeugd, subgroepen van volwassen migranten en asielzoekers.
Preventie van psychische problematiek richt zich op het reduceren van de incidentie, prevalentie en
terugkeer van psychische problematiek, de duur van de klachten, of de risicofactoren van een
psychische aandoening, het voorkomen of vertragen van terugval en ook het verkleinen van de impact
van de aandoening op de betreffende persoon, hun families en de maatschappij (WHO,2004).
Sleutelkenmerken voor effectieve preventieve interventies met betrekking tot de psychische gezondheid zijn: feasibility, acceptability, cultural tailored, multilevel, time-focused, prosaicness, effectiveness
and adaptability (Weine, USA, congres).
1
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Probleemstelling:
Op grond van epidemiologische cijfers op bevolkings- en zorgniveau (De Wit & Kamperman, 2010;
Bean, 2006; Gerritsen e.a., 2006; Laban e.a., 2004) en onderzoek naar de wijze waarop van
ondersteuning en de gezondheidszorg gebruik wordt gemaakt (De Jong, 2010; Laban e.a., 2008;
Bean 2006) worden drie cultureel diverse groepen onderscheiden die meer aandacht nodig hebben
ten aanzien van preventie, vroegsignalering en de behandelkloof tussen psychische problemen en
verleende zorg. Het gaat om migrantenjeugd, asielzoekers en vluchtelingen en een aantal specifieke
subgroepen van volwassen migranten. De vragen die in de ondergaande notitie centraal staan zijn:
Welke aanvullingen aan het al in Nederland bestaande preventieaanbod kunnen bijdragen tot het
versterken van de psychische gezondheid van migrantenjeugd, subgroepen van allochtone
volwassenen en asielzoekers en vluchtelingen.
Welke aanvullingen leiden tot een toename van het bij deze doelgroepen in een vroeg stadium
signaleren van psychische klachten en het vergroten van de toegankelijkheid van de geestelijke
gezondheidszorg in brede zin.
Om tot conclusies te kunnen komen wordt gebruik gemaakt van de subvragen 1 en 2. Subvraag 3 is
met name verwerkt in de aanbevelingen
1) Welke preventieprogramma’s voor migrantenjeugd, migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen en asielzoekers en vluchtelingen zijn er gangbaar in Nederland en wat is het
bereik en effect ervan?
2) Welke determinanten spelen een rol in het ontstaan en in stand blijven van psychische
problematiek bij deze doelgroepen ?
3) Welke recente (internationale) ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de bevordering van de
psychische gezondheid van deze doelgroepen en het vergroten van de toegankelijkheid van
passende ggz-interventies die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze doelgroepen?
(Toegankelijkheid wordt in deze opgevat als een combinatie van een vraaggericht aanbod dat
aansluit bij de daadwerkelijke vraag van de cliënt én een passende benadering en bejegening
door competente hulpverleners en preventiewerkers).
Voor het verzamelen van de data voor het tot stand komen van deze notitie is van verschillende
bronnen gebruik gemaakt:
 Notulen congres
Tijdens het congres zijn door een groep notulisten alle presentaties, plenair en in kleiner verband,
bijgewoond en beschreven. Hierbij was de opdracht zich vooral te richten op die elementen die
voor zowel universele, selectieve als geïndiceerde preventie van belang zouden kunnen zijn.
 Delphi-bijeenkomst
1
Er is gebruik gemaakt van een Delphi-bijeenkomst waaraan deskundigen met een diversiteit in
afkomst, culturele en professionele achtergrond hebben deelgenomen.
Op basis van hun kennis, ervaring en discussie is gekomen tot een geprioriteerde lijst van
aanbevelingen aangaande noodzakelijke aanvullingen voor preventiebeleid en programmering.
(zie Bijlage 4 voor verslag Delphi bijeenkomst).
 Literatuuronderzoek
Literatuuronderzoek heeft plaatsgevonden om tot conclusies te komen ten aanzien van de
relevantie en effectiviteit van de lopende preventieve interventies voor deze doelgroepen in
Nederland.
1
1 De Delphi-methode werd oorspronkelijk ontwikkeld door Olaf Helmer en Norman Dalkey van de RAND Corporation (1959).
De Delphi-methode is een dialectisch proces dat ontworpen werd met het oog op de voordelen van een bundeling en
uitwisseling van opvattingen, zodanig dat de respondenten kunnen leren van elkanders standpunten, maar dan zonder de
ongewenste beïnvloeding die gemakkelijk optreedt bij de conventionele face-to-face-aanpak (waar snel dominantie vastgesteld
wordt van diegene met de luidste stem of het grootste prestige). De techniek biedt deskundigen de mogelijkheid om op een
systematische manier met een complex probleem om te gaan. Ronde na ronde wordt de relevante informatie gedeeld,
waardoor de panelleden steeds meer kennis opdoen. Zodoende kunnen aanbevelingen geformuleerd worden op basis van een
completere informatie.
2
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
1.
Preventieve interventies in Nederland
In ons land worden overal door een grote diversiteit aan instellingen grote en kleine initiatieven
genomen om allochtone doelgroepen te bereiken met interventies om te voorkomen dat hun
risicovolle, gezondheidsbedreigende leefsituatie uiteindelijk uitmondt in grote psychische
problematiek. Naast ggz instellingen bieden bijvoorbeeld ook maatschappelijk werk, welzijnsinstellingen, bureau’s jeugdzorg, steunpunten mantelzorg en onderwijs activiteiten ter bevordering van
de geestelijke gezondheid van allochtonen. Over het bereik en de effectiviteit van interventies gericht
op allochtonen is weinig bekend.
Voor interventies ter bevordering van de gezondheid van allochtonen geldt dat er vrijwel nooit metingen bij grote doelpopulaties worden verricht om de effectiviteit na te gaan. Dit hangt samen met de
knelpunten die kwalitatief goed onderzoek onder allochtonen met zich meebrengt. Als interventies met
onderzoek worden begeleid, richten de uitkomstmaten zich veelal op verandering in kennis en opvattingen, en in mindere mate op gedrag of de gezondheid van de interventiegroep. (Van Haastrecht,
2005) De meeste preventieve interventies gericht op allochtonen hebben voorlichting als middel om
gedrag van allochtonen ten aanzien van gezondheid te veranderen. Het gaat daarbij om voorlichting
over risicofactoren zoals ongezonde leefstijl en psycho-educatie maar ook over de toegang tot en
bekendheid met zorginstellingen, bijvoorbeeld kraamzorg en ggz instellingen. (Van Haastrecht, 2005).
Om te komen tot een overzicht van beschreven preventieve interventies is gebruikt gemaakt van
bronnen die tot doel hebben inzichtelijk te maken welke interventies er in Nederland gangbaar zijn en
de mate waarin zij voldoen aan de voor preventie gestelde kwaliteitseisen. Het belangrijkste kwaliteitsinstrument voor preventie is de werkwijze zoals omschreven in de Preffi. Preffi staat voor Preventie
Effectmanagement Instrument. Het is een kwaliteitsinstrument dat een systematische werkwijze
ondersteunt en tot doel heeft de effectiviteit van gezondheidsbevorderende projecten te vergroten.
Preffi 2.0 is door het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ)
ontwikkeld in samenwerking met praktijkmedewerkers in de gezondheidsbevordering, preventiedeskundigen en wetenschappelijk onderzoekers (Kok e.a., 2005). De Preffi vormt de basis waarop de
beoordelingscommissies van de hieronder genoemde databanken tot hun eindbeoordeling komen.
Daar waar interventies niet in de databanken worden benoemd is met behulp van Preffi, voor zover
mogelijk bekeken of de interventies de beschreven procesfasen doorlopen hebben.
Voor het overzicht van de interventies is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:





www.nji.nl: in deze databank zijn alle in Nederland beschreven Jeugdinterventies terug te
vinden. Hier is in de dossiers ook een inventarisatie opgenomen van alle voor allochtone
jeugd beschikbare interventies. De erkenninsgcommissie heeft de interventies ingedeeld
'theoretisch goed onderbouwd', 'waarschijnlijk effectief' of 'bewezen effectief'
www.loketgezondleven.nl: Via deze website heeft het RIVM heeft een I-database beschikbaar
gemaakt voor de beschrijving van preventieve interventies, waaronder die voor allochtone
doelgroepen
Overzicht van gangbare en effectief lijkende interventies. in verslag van een expertmeeting,
georganiseerd door Trimbos, NIGZ en GGD Rotterdam in 2004: Preventieve interventies
gericht op de psychische en psychosomatische klachten bij allochtone doelgroepen (De Hoop
e.a., 2004)
www.ggznederland.nl: in de catalogus ‘Preventie biedt perspectief’ (2005) worden 31
preventieve interventies beschreven
Overzichtsstudie interventies voor Migrantenjeugd: ontwikkelings-stimulering, preventie en
vroeghulp (Ince, D, 2009, van den Berg, 2010)
3
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
In de volgende paragrafen worden de bekendste interventies geschreven waarbij de aandacht
uitgaat naar:





1.1
Het doel
De inhoud en methodiek
De theoretische kaders
De effectiviteit
Het bereik
Mindspring, psycho-educatie
Doel
Mindspring is een training waarin asielzoekers en vluchtelingen door middel van informatie, uitwisseling en discussie bewust worden gemaakt van de invloed van hun levensomstandigheden, nu en in
het verleden, op hun psychisch functioneren en het opnieuw zicht krijgen op de eigen identiteit en
kracht. Deze vormen de basis voor het ontwikkelen van positieve copingstrategieën (Sterk, 2009).
Inhoud en methodiek
Deelnemers leren aan de hand van psycho-educatie en groepsgesprekken de eigen psychische
problematiek herkennen, inzicht te verkrijgen in de herkomst en oorzaken ervan en krijgen vaardigheden aangereikt om met hun klachten om te gaan. Het uiteindelijke doel is om opnieuw zicht te
krijgen op de eigen identiteit, capaciteit en kracht, daar het beeld hiervan door ervaringen en de
actuele leefsituatie vaak vertekend is geraakt.
Uniek aan Mindspring is dat er consequent gebruik gemaakt wordt van peer-educators. Getrainde
ervaringsdeskundigen worden binnen de Mindspring activiteiten ingezet als volwaardig trainers die
coaching en supervisie ontvangen van professionals uit de lokale ggz instellingen. De vijf tot acht
Mindspring-bijeenkomsten vinden plaats in eigen taal, binnen een relatief homogene deelnemersgroep voor wat betreft taal en cultuur. De training en werving worden georganiseerd in samenwerking
met de lokale ggz, gemeente, vluchtelingenwerk en/of een asielzoekerscentrum.
Theoretisch kader
Volgens de Ruuk (2005) werken de lichamelijke en psychische klachten waar vluchtelingen mee te
maken hebben door in het integratieproces en kunnen een grote belemmering vormen tijdens het
doorlopen van de keten. Eén van de conclusies die uit het rapport voortkomt is dat het vergroten van
de zelfredzaamheid van vluchtelingen en nieuwkomers op het gebied van gezondheid, mogelijk is
door: (...) het versterken van de eigen coping strategieën. (...) Door de kracht van de vluchteling zelf te
benadrukken en uit te gaan van wat hij of zij nog wel kan, wordt de vicieuze cirkel van weinig zelfvertrouwen en passiviteit doorbroken en kunnen gezondheidsproblemen op een actieve manier worden
aangepakt.
Eén van de doelstellingen van Mind-Spring is deze copingstrategieën te vergroten. Dat gebeurt door
het benadrukken van de eigen kracht en mogelijkheden van de deelnemers. Gelet op bovenstaande,
sluit Mind-Spring goed aan bij de bevindingen van de Ruuk en zullen niet alleen de vluchtelingen,
maar ook de rest van de maatschappij gebaat zijn bij landelijke uitvoering van dit project.
De voornaamste reden hiervoor is dat de integratie en participatie van vluchtelingen bevorderd
worden door deelname aan Mind-Spring.
Gezondheidsproblemen en klachtenpatronen van migranten in de ggz kunnen deels worden verklaard
vanuit een vervlechting van sociaaleconomische achterstandspositie met culturele verschillen
(Knipscheer & Kleber, 2005).. Ook asielzoekers ervaren uitsluiting en verlies van steunsystemen en
stuiten op onbegrip in hun directe sociale omgeving (AZC) De ondraaglijke gevolgen van migratie en
vlucht kunnen, ook voor asielzoekers en vluchtelingen draaglijk worden met behulp van rituelen en
van ‘Beschermjassen’ (Tjin A Djie & Zwaan 2007). Evaluaties van de individuele ervaringen in de
Mindspringgroepen laten zien dat deelnemers een gevoel van thuiskomen ervaren door contacten met
deelnemers met dezelfde afkomst of hetzelfde familiesysteem. Oude en nieuwe ervaringen worden
gedeeld en een nieuw steunsysteem ontstaat.
Mindspring is een theoretisch goed onderbouwde training die is gebaseerd op de methodiek voor
hulpverlening aan getraumatiseerde bevolkingsgroepen in lage inkomenslanden en zowel in de
provincie Groningen en de Randstad is aangepast aan de Nederlandse situatie (Kieft e.a., 2008).
4
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Effectiviteit
Er zijn pogingen ondernomen om Mindspring op effectiviteit te onderzoeken. De betrokken universiteit
gaf echter te kennen dat er geen betrouwbare of valide onderzoeksmethode voor een dergelijk
effectiviteitsonderzoek beschikbaar was. Wel is door middel van observatie en evaluatie (individueel
en in groepsverband) getracht een beeld te krijgen van de ervaring van deelnemers. In de conclusies
is daarbij de mogelijkheid van sociaal wenselijke antwoorden in acht genomen. Over het algemeen
geven deelnemers en trainers aan de training als praktisch en positief te ervaren (Verschoor e.a.,
2010).
Bereik
Mindspring is onder meer ontwikkeld door de Parnassia-Bavo groep, preventieafdeling Context, van
waaruit ook de nationale en inmiddels internationale uitrol plaatsvindt. Met behulp van subsidiegelden
van het Europees Vluchtelingen Fonds (EVF) wordt in de meeste delen van Nederland het Mindspring
aanbod uitgevoerd.
1.2
Mindspring, opvoedingsondersteuning
MindSpring kent ook een module voor opvoedingsondersteuning. Deze module vindt plaats op basis
van dezelfde methodiek als de psycho-educatie variant. Dat wil zeggen ook hier worden peereducators ingezet om aan de hand van de diverse thema’s rond opvoeden binnen twee culturen het
gesprek met en tussen deelnemers op gang te brengen (Sterk, 2009). Dit gebeurt aan de hand van
thema’s en de verschillende theoretische kaders rond opvoedingsstijlen, opvoedingsrollen, inzicht in
de eigen emoties en risico-gedrag van kinderen en jongeren. Het doel van de module is om deelnemers inzicht te verschaffen in hun eigen opvoedingsstijl en zich bewust te worden van de daarin
verborgen culturele waarden. Op basis van bewustwording is men beter in staat om op basis van een
zelf gekozen identiteit keuzen te maken in de opvoeding van hun kinderen binnen een andere culturele context. Er is een klein aantal trainers opgeleid om deze module te geven. Er is geen onderzoek
gedaan naar bereik en effectiviteit.
1.3
Lichte dagen, donkere dagen
Doel
Het doel van de cursus ‘Lichte dagen, donkere dagen’ is het verhelpen van depressie en depressieve
klachten bij Turkse en Marokkaanse deelnemers door de neerwaartse spiraal van depressiviteit te
doorbreken of te voorkomen.
Inhoud en methodiek
De cursus is een gestructureerd programma die ook kan worden aangeboden door getrainde begeleiders die geen specialist zijn. De versie, 'Lichte dagen, donkere dagen', is specifiek afgestemd op
mensen van Turkse of Marokkaanse afkomst met lichte tot matige depressieve klachten. Deelnemers
leren vaardigheden om meer greep te krijgen op hun klachten.
Gedurende 13 groepsbijeenkomsten werken de deelnemers een cursusmap door, doen huiswerk en
oefeningen met de bedoeling dat zij zich praktische vaardigheden eigen maken die kunnen helpen om
de depressieve gevoelens te overwinnen. Informatie over depressie, spanning, assertiviteit, de rol van
gedachten en de wijze waarop gedachten de stemming kunnen beïnvloeden komen aan bod. Na twee
maanden is er een terugkombijeenkomst.
Theoretisch kader
‘Lichte dagen, donkere dagen’ is een cultuur-specifieke vertaling van de evidence based depressiepreventie cursus ‘In de put, uit de put’. De cursus is gebaseerd op de cursus Omgaan met Depressie
die in de Verenigde Staten werd ontwikkeld door Lewinsohn e.a. (1984, 1987).
In de opzet wordt gebruik gemaakt van een aantal grondslagen die bekend zijn vanuit de behandeling:
 Sociaal-leren-theorie, cognitieve therapie, probleemoplossende therapie en zelfcontroletherapie.
 Sociale vaardigheden, ontspanning en verhogen van plezierige gebeurtenissen in het
dagelijkse leven.
 Aandacht voor aspecten van het leven die problematisch zijn voor depressieve mensen
(Trimbos 2002).
5
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Deze cursus werd in 1990 aangepast door het Trimbos-instituut voor de Nederlandse situatie
(Cuijpers, 1994) en ongeveer 10 jaar later uitgewerkt voor de diverse doelgroepen, waaronder Turken
en Marokkanen. Er vindt een voor- en een nameting plaats om te bezien of de cursus heeft geleid tot
een bevredigende afname van de klachten. In een kort eindgesprek wordt dit besproken met de
deelnemer en indien noodzakelijk worden eventuele vervolgstappen, in het kader van stepped care,
besproken.
Effectiviteit
Diverse internationale en Nederlandse onderzoeken laten de effectiviteit van het cursusprogramma in
de oorspronkelijke versie zien (Clarke e.a. 2001, Allart & Hosman 2002, Dowrick e.a. 2000). De
cursus leidt daarbij tot daadwerkelijke gedragsverandering en niet alleen tot een toename van kennis.
‘Lichte dagen, donkere dagen’ is nog niet grootschaling geëvalueerd, maar op basis van onderzoek
kan voorzichtig worden geconcludeerd dat bij deelnemers het gemiddeld aantal depressieve klachten
afgenomen is (Can & Voordouw, 2003). Trimbos zal vanaf 2011 een uitgebreider effectonderzoek
naar de resultaten van deze cursus uit gaan zetten.
Bereik
Lichte dagen, donkere dagen is een interventie die regelmatig wordt uitgevoerd bij ggz instellingen die
een grote allochtone doelgroep in hun werkgebied hebben.
1.4
Liever bewegen dan moe
Doel
Het doel van deze cursus is om het risico op depressie bij allochtone vrouwen te verminderen door
een aanzet te geven tot een structureel meer gezonde leefstijl, in het bijzonder gericht op het letterlijk
en figuurlijk in beweging komen. Beoogd resultaat is dat mensen na het programma doorgaan met
bewegen.
Inhoud en methodiek
Liever Bewegen dan Moe is een interventie voor met name allochtone vrouwen die zich richt op
depressiepreventie. In Nederland is de cursus ontwikkeld door de Parnassia Bavo-groep, afdeling
preventie Haaglanden en Context. De interventie is gebaseerd op ervaringen die werden opgedaan
met de zogenaamde ‘running-groepen’ in het kader van de behandeling van depressieve stoornissen
bij autochtone Nederlanders. In 8 bijeenkomsten worden korte stukjes psycho-educatie over
depressie-gerelateerde onderwerpen en fysieke gezondheidsbevordering gekoppeld aan een in
intensiteit toenemend, maar laagdrempelig, bewegingsprogramma.
Deelnemers ervaren het verband tussen fysieke activiteit en gezondheid en psychisch functioneren en
komen letterlijk weer in beweging.
Theoretisch kader
De toegenomen aandacht voor het positieve verband tussen fysieke activiteit en geestelijke
gezondheid wordt gevoed door optimistisch stemmende onderzoeksresultaten. Zo is aannemelijk
gemaakt dat deelname aan fysieke activiteitenprogramma’s niet alleen bepaalde symptomen van
psychische problemen vermindert, maar ook bijdraagt aan de verbetering van het zelfbeeld, het leren
van sociale vaardigheden, verbeterd cognitief functioneren, afname van angst en de vermindering van
het op een riskante wijze (voor hart en bloedvaten) reageren op stressoren (Taylor e.a. 1985). Uit
onderzoek blijkt tevens dat regelmatige fysieke activiteiten therapeutische effecten hebben die de
vergelijking met psychotherapie goed kunnen doorstaan (Tkachuk & Martin, 1999).
Uit nader onderzoek kwam naar voren dat regelmatige fysieke activiteit een kosteneffectieve
behandeling is voor depressie of angst (Wattles, 2001).
Uit een groots opgezette epidemiologische studie in de Verenigde Staten is verder gebleken dat
gebrek aan fysieke activiteit verband houdt met de mate waarin mensen psychische problemen
ervaren, in het bijzonder depressieve klachten en angst (Taylor e.a., 1986). Opmerkelijk daarbij is dat
‘enige fysieke activiteit’ al voldoende was om effect te laten zien. Mensen met psychische klachten zijn
meestal minder actief, juist voor hen is het daarom belangrijk om in beweging te komen’.
Effectiviteit
Er is een effectiviteitsonderzoek van de cursus in samenwerking met de Universiteit van Maastricht
geïnitieerd waarvan nog geen definitieve resultaten bekend zijn.
6
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Monitoring onder deelnemers laat zien dat er een vermindering aan klachten en een verbetering van
functioneren wordt ervaren. Er zijn zo'n 50 cursussen uitgevoerd met gemiddeld 12 vrouwen, in
Rotterdam en in Den Haag. De meerder-heid van de respondenten is tevreden met de inhoud en de
manier waarop deze interventie gegeven wordt. Uit prepostmetingen bij de Rotterdamse groepen blijkt
dat depressieve klachten (gemeten met de Mental Health Inventory; mhi), slaapproblemen en
lichamelijke klachten afnemen. Er werd geen effect gevonden op het verminderen van vermoeidheid
(Nolden & Verbunt, 2008).
Bereik
Liever Bewegen dan Moe is een beginnend aanbod en wordt door de verschillende ggz instellingen in
Nederland aangeboden aan met name allochtone vrouwen. Mannengroepen zijn in ontwikkeling.
1.5
Heb je power?!
Doel
De training ‘Heb jij Power?!’ is een integrale training ter voorkoming van sociale en maatschappelijke
problemen van allochtone jongeren, zoals marginalisatie, criminaliteit, drop-out, druggebruik etc. met
empowerment als middel en doel.
Inhoud en methodiek
De Powertraining is een empowermentprogramma dat bestaat uit verschillende trainingsprogramma’s
en interventies die de maatschappelijke positie van allochtone jongeren moeten verbeteren. Er zijn
onderdelen van de training bestemd voor jongeren tussen de 13 en 17 jaar zelf, delen voor hun
ouders en er is een onderdeel community-benadering. Het programma is gericht op het ontwikkelen
en vergroten van het gevoel van persoonlijke controle over het leven en de omgeving. Daarnaast wil
het programma het probleemoplossend vermogen, de competenties en assertiviteit van de jongeren
verbeteren en daarmee een impuls geven aan hun toekomstperspectieven. Inzicht krijgen in de eigen
kracht en deze leren in te zetten ten behoeve van de eigen positie staat centraal. In de training staan
zo’n 13 thema’s centraal die allen zijn gelieerd aan de leefsituatie van de allochtone jongeren. Door
middel van creativiteit, activiteit, discussie en het actief betrekken van de belangrijke anderen in de
omgeving van de jongeren wordt er met een methode van action learning direct in de praktijk
geoefend en geëxperimenteerd met de eigen competenties.
Theoretisch kader
De Powertraining is tot stand gekomen op basis van in de Verenigde Staten ontwikkelde empowerment programma’s om vooral zwarte jongeren betere integratie- en ontwikkelingskansen te geven.
Volgens Lee (1992, 2005) wordt de ontwikkeling van jonge zwarte mannen in de hedendaagse
Amerikaanse maatschappij op allerlei wijzen bedreigd.
Vanuit het Trimbos instituut is in een literatuuronderzoek nagegaan hoe de Amerikaanse empowerment praktijk is vormgegeven. De ervaringen met deze programma’s zijn zo positief dat er stemmen
opgingen om ook in Nederland met dergelijke programma’s te starten. Een aantal programma’s heeft
aantoonbaar effect op de persoonlijke groei. Ook blijken deelnemers beter in staat probleemanalysen
te maken en veranderingsstrategieën te bedenken (Zeegers, 1998).
Mensen die zich én aan de eigen en aan de dominante cultuur kunnen conformeren blijken het meest
succesvol. Dit uit zich in meer zelfvertrouwen, grotere interne locus of control en minder
gedragsproblemen.
Effectiviteit
De effectiviteit van de powercursus in zijn huidige vorm is nog niet onderzocht. Het Trimbos-instituut
heeft in opdracht van ZonMw een proces- en effectevaluatie ingezet die zal worden afgerond in
oktober 2011 (www.trimbos.nl).
Bereik
De powercursus is een veelomvattend, intensief aanbod en wordt met een zekere regelmaat met
name in de grotere steden uitgevoerd. Vanaf maart 2004 tot heden wordt de Powercursus in Utrecht,
Leiden en Eindhoven uitgevoerd. De doelgroep is divers; jongens of meisjes met een Turkse
of Marokkaanse achtergrond, en een gemengde groep met een Antilliaanse achtergrond.
7
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
1.6
My Identity, de kracht van het leven in twee culturen
Doel
My Identity is een training die multiculturele meiden helpt bij het vinden van hun identiteit. Cursus voor
allochtone meiden van 13-18 jaar met (dreigende) psychische problemen, ter voorkoming van (verergering van) psychische klachten door beter om te leren gaan met het leven in meerdere culturen.
Inhoud en methodiek
De cursus en het bijbehorende boek zijn ontwikkeld door de preventieafdeling van GGZ InGeest
(Goudriaan, 2009). De cursus is gebaseerd op de uitgangspunten en kaders van empowermenttraining zoals beschreven door het Trimbos Instituut (Zeegers, 1998). De cursus bestaat uit acht
bijeenkomsten en er komen verschillende onderwerpen in aan de orde, zoals liefde en huwelijk,
omgaan met stress, omgaan met tegenslagen en het leren herkennen en ombuigen van negatieve
gedachten. In de bijeenkomsten staan het vergroten van kennis en werken aan houding en vaardigheden, zoals probleemoplossend vermogen, sociale vaardigheden, centraal. De aanpak is laagdrempelig en thema gericht. Er wordt gebruik gemaakt van diverse werkvormen die passen bij de
doelgroep: groepsgesprekken, rollenspel, creatieve werkvormen. De cursussen worden op de
middelbare school van de meiden zelf gegeven, een voor de meisjes bekende plek. Daarbij ligt de
nadruk op vertrouwelijkheid, want de angst voor roddel is erg groot.
Theoretisch kader
De puberteit is een periode waarin jongeren erg bezig zijn met vragen als ‘Wie ben ik? Waar hoor ik
bij? Wat wil ik met mijn toekomst?’ Deze vragen zijn vooral voor meisjes die opgroeien in meerdere
culturen lastig te beantwoorden. Allochtone meisjes van de tweede generatie bevinden zich volgens
Pinto (1994, 2007) in de M(ixed)cultuur. Van huis uit krijgen ze te maken met de normen en waarden
uit de F(ijnmazige) cultuur en op school, of werk die van de G(rofmazige) cultuur. Veel allochtone
meisjes komen in hun vrije tijd meer in aanraking met de eigen, fijnmazige, cultuur en hebben daarbij
in verhouding weinig contacten met diverse identificatiepersonen in de grofmazige maatschappij van
Nederland. Het is moeilijk om de verwachtingen van ouders, school en de meisjes zelf te combineren.
Hierdoor kan het ontwikkelen van een eigen identiteit, waarin de verschillende werelden verweven
zijn, een moeilijke opgave worden. De cursus is gebaseerd op principes vanuit RET, sociale
vaardigheden en sociale steun.
Het doel van deze meidenactiviteiten ligt in het vergroten van het gevoel van eigenwaarde en het
bewerkstelligen van maatschappelijke erkenning. Het moet deze allochtone meisjes in staat stellen
zelf in te grijpen op de werkelijkheid, zodat zij vat krijgen op hun leefwereld en leefomstandigheden,
eerder dan ze te ondergaan. Van een individueel niveau tot een collectief niveau. Het bevorderen van
bewuste maatschappelijke participatie van allochtone meisjes binnen de eigen gemeenschap is dan
ook een belangrijke stap om die participatie buiten de gemeenschap ook te verhogen.
Effectiviteit
De effectiviteit van My Identity is niet onderzocht, maar de ervaringen van de deelneemsters, trainers
en de docenten zijn positief (www.loketgezondleven.nl/Idatabase/interventies, 2011).
Bereik
My Identity wordt op kleine schaal uitgevoerd.
1.7
Bewust omgaan met pubers
Doel
‘Bewust omgaan met pubers’ (BOP) is een cursus voor allochtone ouders die in een vroeg stadium
steun kan bieden bij de opvoeding van hun opgroeiende kinderen om te voorkomen dat problemen
escaleren en ouders een beroep moeten doen op de hulpverlening.
Inhoud en methodiek
In de cursus wordt aandacht besteed aan vaardigheden die ouders in de opvoeding kunnen toepassen. Daarbij baseert men zich op de principes uit de communicatietheorie van Gordon (2005) en
inzichten uit de sociale leertheorie. De BOP-cursus is gebaseerd op de zgn. Gordon-cursus 'Effectief
omgaan met kinderen' die sinds langere tijd in Nederland op ruime schaal gegeven wordt.
8
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Thema’s van bijeenkomsten zijn onder andere:
• veranderingen in de puberteit
• positieve aandacht en manieren van opvoeden
• ruzie voorkomen: luisteren naar je puber
• ruzie voorkomen: praten met je puber
• ruzie oplossen: overleggen met je puber
• grenzen stellen en straffen
Thema’s voor de keuzebijeenkomsten zijn: alcohol en drugs; seksuele opvoeding; pubers en school.
De cursus bestaat uit een combinatie van kennisoverdracht, vaardigheden oefenen en ervaringen
uitwisselen.
Theoretisch kader
Uit het grootschalige onderzoek naar gezinsopvoeding in Nederland (Rispens e.a., 1996) blijkt dat
zorgen en vragen van ouders toenemen als kinderen in de puberteit komen. Deze gegevens worden
bevestigd in het deelonderzoek onder Surinaams-Creoolse ouders waarin moeders meer gedragsproblemen rapporteren op het terrein van waarden en normen bij kinderen in de puberleeftijd
(Distelbrink, 1998). Vergelijkbare gegevens levert ook het onderzoek onder Marokkaanse gezinnen
(Pels, 1998) waarbij een derde van de geïnterviewde moeders kampt met problemen met oudere
kinderen, zoals gebrek aan respect en normovertreding. Het huidige aanbod aan cursussen voor
ouders van pubers bleek in de praktijk voor deze groep ouders vaak te moeilijk of was onvoldoende
afgestemd op de verschillende culturele achtergronden van de deelnemers (Pels, 1998). Uit onderzoek naar de opvoedingssituatie in allochtone gezinnen (Pels, 1998; Distelbrink, 1998; Bakker e.a.,
2001) blijkt dat er bij ouders van pubers in die groep duidelijk sprake is van een behoefte aan
opvoedingsondersteuning, mits deze rekening houdt met de opvoedingsopvattingen en copingstrategieën van de ouders zelf. De inhoud van de cursus Beter Omgaan met Pubers is gebaseerd op
theorieën over het fasespecifieke karakter van de ontwikkeling (Bakker e.a., 2001).
Effectiviteit
De cursus ‘Bewust omgaan met pubers’ voor allochtone ouders is nog niet onderzocht op effectiviteit.
Met betrekking tot de oorspronkelijke Gordon cursus 'Effectief omgaan met kinderen' is er een Nederlandse reviewstudie gedaan van Nederlands en buitenlands onderzoek - waarvan 2 randomized
controlled trials en 8 studies met experimentele en controle groepen zonder randomisatie (Klein
Poelhuis e.a., 2000), die positieve invloeden laat zien op de opvoedingshouding en beperkte effecten
op het opvoedingsgedrag van de ouder en het gedrag van het kind.
Bereik
De BOP-cursus wordt door diverse ggz-instellingen in grote steden aangeboden. Het bereik bij iPsyDe Jutters (GGZ Haaglanden, Den Haag) onder Turkse ouders is groot.
1.8
Soep met liefde
Het project ’Soep met liefde’ wordt uitgevoerd binnen de tweede fase van het gerichte traject
"Diversiteit in participatie" van het ZonMw programma Gezond Leven. Er is nog geen definitieve
productbeschrijving beschikbaar, maar gezien het innovatieve karakter en de potentie van de
werkwijze is het in het kader van deze notitie het vermelden waard.
Doel
Soep met Liefde is een wijkgericht GGZ Preventieproject om psychische problemen, met name
depressie, bij allochtone vrouwen te voorkomen dan wel te verminderen.
Inhoud en methodiek
’Soep met liefde’ richt zich op het laagdrempelig maken van de ggz-preventie voor moeilijk bereikbare
doelgroepen, zoals allochtone vrouwen, waarbij het aanbod nauw aansluit bij de behoefte en de vraag
van deze groep. Het betreft hier niet alleen het aanpakken van psychische problemen, maar ook het
bevorderen van een gezonde leefstijl in brede zin.
‘Soep met liefde’ beoogt de verankering van doelgroepparticipatie van allochtone vrouwen binnen de
preventieve activiteiten van een ggz-instelling. De nadruk van het project ligt op het krijgen van inzicht
op effectieve methoden, succes-en faalfactoren en benodigde randvoorwaarden van diversiteit in
participatie binnen de preventie van depressie bij (allochtone) vrouwen in Rotterdam.
9
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Drie processen zijn hierbij van belang:
1. Beschrijven van de methodiek "Leven in Balans" om middels wijkgericht werken en doelgroep
participatie psychische problemen (met name depressie) te voorkomen dan wel te verminderen bij
allochtone vrouwen in Rotterdam.
2. Het optimaliseren van de methodiek "Leven in balans" door het aspect doelgroepparticipatie
nadrukkelijker vorm te geven. Dit gebeurt voornamelijk via twee processen:
Enerzijds het opleiden van gemotiveerde deelnemers als voorlichter/ trainer vanuit een ggz
-instelling tot een sporttrainer waardoor zij zelf ook trainingen in de wijk kunnen uitvoeren.
Anderzijds het opzet-ten van een klankbordgroep met mensen uit de wijk die met de doelgroep
werken of zelf uit de doel-groep komen, waarin de behoeftes van de deelnemers uitgekristalliseerd
worden op het terrein van ggz-preventie en naar aanleiding daarvan een activiteit wordt opgezet of
georganiseerd die aan de vraag voldoet.
3. Het borgen van doelgroepparticipatie op het terrein van depressie preventie op intern en extern
beleidsniveau.
Theoretisch kader
Allochtone vrouwen, met name vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst, hebben een hoger
risico op depressieve klachten dan autochtonen (Wurff e.a., 2004, Bengi-Arslan e.a., 2002, De Graaf
e.a., 2005). In het onderzoek van Wurff et al. heeft bijna twee derde van de Turkse vrouwen tussen 55
en 64 jaar depressieve klachten, in het onderzoek van Bengi-Arslan heeft een derde van de Turkse
vrouwen psychische klachten. Door te participeren voelen mensen uit de doelgroep zich betrokken bij
het project, kan de in de gemeenschap aanwezige deskundigheid optimaal worden benut en kan het
project worden afgestemd op de lokale situatie. Doelgroepparticipatie is een belangrijk kenmerk van
communityinterventies.
Allochtonen en mensen met een lage sociaal-economische status ervaren regelmatig dat ze weinig
invloed hebben op de kwaliteit van hun leven. Meer zeggenschap (empowerment) kan een positieve
uitwerking hebben op hun kwaliteit van leven, zoals meer sociale participatie en ondersteuning, meer
invloed op een gezonde leefomgeving en meer gezond gedrag (van Vliet, de Gruijter en Singels,
2006). Daarbij stellen Jacobs e.a (2005) dat participatie wordt beschouwd als een voorwaarde voor
empowerment.
Effectiviteit
Het concept van ‘Soep met Liefde’ wordt door NIGZ en ZonMw als veelbelovend betiteld (VROM &
FORUM, 2010) Gedurende de afgelopen 2 jaar is het project gevolgd door middel van een
processtudie door het AMC. De resultaten worden momenteel verwerkt in een vervolg. In de evaluatie
van het project wordt beschreven dat doelgroepparticipatie in dit project effectief is gebleken.
Er zijn vrouwen bereikt die normaliter ‘achter de voordeur’ blijven. Het taboe-onderwerp ‘psychische
klachten’ werd beter bespreekbaar, zowel tijdens klankbordgroepenbijeenkomsten als tijdens andere
interventies.
Bereik
Het project is tot nu toe alleen in Zuid Holland uitgevoerd.
1.9
Communities that Care
Doel
Communities that Care (CtC) is het beste op te vatten als een besturingsprogramma voor de
ontwikkeling van systematisch preventief jeugdbeleid op lokaal niveau. Het is een langetermijnstrategie om veilige en leefbare wijken te creëren waarin kinderen en jongeren zich gewaardeerd,
gerespecteerd en aangemoedigd weten om hun potentiële capaciteiten te benutten. Uiteindelijk doel is
problemen onder jongeren in deze wijken te voorkómen en te verminderen (o.a. alcohol- en drugsgebruik, geweld, jeugddelinquentie, school drop-out).
Inhoud en methodiek
CtC is een methodiek die in de Verenigde Staten werd ontwikkeld door Hawkins en Catalano (1992).
Alcohol- en drugsgebruik en ander probleemgedrag (geweld, jeugddelinquentie, schooluitval, tienerzwangerschappen en depressie/angst) zijn onder (allochtone) jongeren in de Nederlandse samenleving zorgwekkende fenomenen. Sinds 2000 is in antwoord hierop in Nederland de preventiestrategie
Communities that Care (CtC) uitgezet.
10
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Essentiële kenmerken van CtC zijn:
1. Een wijkgerichte aanpak van jeugdproblematiek: problemen worden wijkbreed geanalyseerd;
wijkbewoners en –organisaties worden betrokken bij probleemanalyse (zelfdiagnose), keuze van
interventies om opvoeding en de ontwikkeling van de jeugd te verbeteren, implementatie en
evaluatie van de resultaten.
2. Wetenschappelijke onderbouwing.
3. Het gebruik van effectieve programma’s. (zie www.nji.nl).
4. Werken volgens een vast gefaseerd implementatieproces.
5. Het gebruik van evaluaties en monitoringssystemen.
Het werkproces is gefaseerd. Implementatie van CtC is een proces dat onder begeleiding over drie
jaar wordt uitgezet waarna steden en wijken zelf verder kunnen werken. Op bepaalde momenten
moeten bepaalde doelen zijn bereikt. Dit proces wordt ondersteund door speciale trainingen en
technische begeleiding vindt plaats onder leiding van trainers.
Theoretisch kader
Bovenstaande beschrijving maakt duidelijk dat CtC een typisch voorbeeld van een combinatie van een
‘top down’ en een ‘bottom up’ strategie. Er wordt gezocht naar een dynamische samenwerking tussen
burgers, lokale instanties, beleidsmakers en wetenschappers (Nizw, 2000). Training van sleutelfiguren
en een preventieteam draagt aantoonbaar bij aan gunstiger attitudes, meer kennis en het beter intern
en extern functioneren van de CtC coalitie (Feinberg e.a., 2002).
De ervaren effectiviteit van CtC wordt bepaald door hoe goed de lokale coalitie functioneert en door
de mate van ‘Community readiness’ (bv. probleem bewustzijn, reeds aanwezige preventieactiviteiten,
kennis over preventiemogelijkheden, inzet van sleutelfiguren en leiderschap, beschikbaarheid van
middelen (Feinberg e.a., 2004).
Effectiviteit
Evaluaties van deze strategie hebben positieve resultaten laten zien (Steketee e.a., 2006): De CtC
strategie blijkt uitvoerbaar en draagt bij tot een grotere betrokkenheid en samenwerking tussen
verschillende maatschappelijke sectoren en tussen lokale instellingen bij realisering van preventie;
betere afstemming tussen vraag en aanbod en inzicht in het bereik in de wijk; toename van omvang
en kwaliteit van het preventieaanbod (Steketee e.a., 2006). Het kost 3 tot 5 jaar om community
effecten aan te tonen op het niveau van risico- en protectieve factoren, en > 5 jaar om community
effecten zichtbaar te maken in minder alcohol- en drugs gebruik en jeugddelinquentie.
In vergelijking tot controle wijken is in CtC wijken een vermindering van risicofactoren en een
vermindering in vroeg beginnen met delinquent gedrag gevonden (Hawkins e.a., 2008).
Bereik
In ons land werken inmiddels meer dan 20 steden met deze strategie.
1.10
Samen starten
Doel
Het programma Samen Starten is een (samenwerkings)methodiek met als doel psychische, gedragsen emotionele problemen zo vroeg mogelijk in het leven met een effectief programma te voorkomen.
De methodiek wordt ingegeven door het feit dat onderzoek heeft uitgewezen dat het aantal meldingen
van kindermishandeling, maar ook het percentage jongeren met emotionele problemen stijgt (Tick,
2007). Daarnaast is er een verband tussen psychische problemen op de kinderleeftijd en latere
criminaliteit (Lahey e.a., 2005).
Inhoud en methodiek
Samen Starten is als programma ontwikkeld door TNO Kwaliteit van Leven in samenwerking met de
Universiteit van Amsterdam. Het programma bevat twee componenten: enerzijds wordt er gebouwd
aan een keten van lokale organisaties met als doel in samenwerking psychische en sociale problemen, antisociaal gedrag en criminaliteit te voorkómen. Anderzijds wordt gewerkt met een volgsysteem
van gezinnen op het consultatiebureau aan de hand van het zogenaamde DMO-protocol (Tan, 2006).
Dit is een stapsgewijs volgsysteem en gespreksprotocol gericht op het opbouwen van een vertrouwensrelatie tussen medewerkers van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) met de ouders, het verhogen
van de competenties van ouders en het volgen van de opvoedingssituatie.
11
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Met ouders wordt ieder consult gedurende 2 jaar over 5 domeinen gesproken:
1. gevoel van competentie van de ouders en hoe het voor hen is om ouder te zijn
2. onderlinge steun
3. het sociale netwerk en de steun die de ouders daaruit (kunnen) krijgen
4. knelpunten, zoals schulden
5. gezondheid en ontwikkeling van het kind
Als op één van deze domeinen problemen worden gesignaleerd, volgt een huisbezoek waarbij met de
ouders samen een plan met concrete doelen voor extra ondersteuning wordt opgesteld. Dit kan lichte
hulp zijn bij het reorganiseren van schulden, maar ook intensieve gezinsbegeleiding. Bij ernstige
problemen krijgt het gezin een zorgcoördinator toegewezen, een gezinscoach, die altijd op de hoogte
is van wie het gezin begeleidt en hoever het gezin gevorderd is wat betreft het behalen van de afgesproken doelen. De psychische en sociale ontwikkeling van het kind, de interactie tussen kind en
ouders, het verloop van de gesignaleerde problemen en de ouderlijke stress worden gedurende de
eerste twee jaren gevolgd tijdens alle contactmomenten op het consultatiebureau.
Theoretisch kader
Barlow (2004) onderzocht in zijn review de kwantitatieve en kwalitatieve effecten van opvoedingsprogramma’s bij allochtonen. Barlow onderscheidt drie typen opvoedingsprogramma’s voor
allochtonen: vertaalde programma’s, aangepaste programma’s (traditionele programma’s die zijn
aangepast voor een etnische minderheidsgroep) en cultuurspecifieke programma’s (speciaal
ontwikkeld voor een etnische minderheidsgroep). Barlow vergeleek traditionele met cultuurspecifieke
programma’s. Beide typen programma’s lieten positieve effecten zien bij allochtonen op het gedrag
van zowel kinderen als ouders. Barlow wijst echter ook op dat sommige minderheden traditionele
opvoedingsondersteuning als “niet voor hen bedoeld” beschouwen en noemt daarnaast de vaak hoge
uitval- percentages van generieke programma’s. Als argument voor het inzetten van cultuurspecifieke
programma’s noemt hij het belang van erkenning dat waarden van ouders af kunnen wijken van de
waarden van de opvoedingsmethode. Cultuurspecifieke programma’s bieden juist ondersteuning om
met deze conflicterende waarden om te gaan.
Recent zijn in Nederland in de Overzichtsstudie Interventies voor Migrantenjeugd (Ince, 2009)
interventies langs de zgn. Meetladder diversiteit gelegd.
In de studie wordt een indeling gemaakt in A,B en C-interventies. A-interventies hebben geen
aanpassing ondergaan mbt migranten jeugd, B-interventies hebben enige aanpassing ondergaan en
C-interventies zijn specifiek gericht op migrantenjeugd (in de termen van Barlow dus cultuurspecifiek).
Samen Starten is niet in eerste instantie geschreven als cultuurspecifiek programma. Nadat het in een
pilot in Amsterdam, Breda, Maastricht en Rheden effectief is gebleken zijn mogelijkheden voor het
gebruik ervan binnen de Turkse en Marokkaanse gemeenschap onderzocht. Rapport (2001) geeft in
een review een overzicht van 9 “best practices” die de meeste kans bieden op positieve uitkomsten
van opvoedingsondersteuning bij allochtonen. Eén daarvan is een goed gedefinieerd curriculum dat
aansluit bij van de behoeften, cultuur en taal van het gezin.
De problemen van Marokkaanse ouders zijn vaak complex door de verwevenheid van
generatieconflicten met culturele integratievraagstukken en de samenhang hiervan met financiële
problemen, huisvestingsproblemen, werkgerelateerde problemen, migratieproblemen en problemen
met de Nederlandse papierwinkel. Dit is dan ook de reden waarom het zo belangrijk is om in gesprek
te gaan met ouders en goed te luisteren naar wat de ouders zeggen; luisteren naar hun vragen en
problemen, maar ook naar hun interpretaties en verkla-ringen (van der Zwaard & Pannebakker, 1997).
Een open, respectvolle, ruimdenkende houding, samen met vaardigheden als luisteren, observeren,
het zich kunnen inleven in een andere situatie, flexibiliteit, geduld en kennis van cultuurverschillen
vormen de sleutel tot succesvol vraaggericht werken (Nieuwhof, 2002; Blokland 2002).
Effectiviteit
Het Inventrapport (Hermanns e.a., 2005) noemde Samen Starten als een veelbelovende aanpak die in
de toekomst nadere validering verdient. Dat dit eveneens geldt voor toepassing van het programma bij
Turkse en Marokkaanse gezinnen wordt op basis van onderzoek binnen deze groepen bevestigd
(Tan, 2008). Om tot uitspraken te komen over de daadwerkelijke effectiviteit van Samen starten heeft
de Rijsuniversiteit van Groningen een quasi-experimentele studie naar de effectiviteit van het DMOprotocol ingezet binnen de setting van de reguliere jeugdgezondheidszorg. Dit onderzoek wordt in
2013 afgerond.
12
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Bereik
Samen Starten is inmiddels in 22 gemeenten uitgezet. Specifiek gericht op de Turkse en
Marokkaanse gezinnen lopen projecten in Amsterdam, Breda en Maastricht.
1.11
Eigen Kracht Conferenties
Doel
Eigen kracht conferenties zijn bedoeld voor cliënten die hun problemen willen oplossen met behulp
van hun eigen familie of primaire systeem. Het stelt een systeem in staat om zelf oplossingen te
vinden. Het doel van de methode is om cliënten de regie over hun eigen leven te behouden of terug
te nemen.
Inhoud en methodiek
Families worden in staat geacht bijna alle problemen zelf te kunnen oplossen door middel van een
EKC. Een conferentie bestaat uit drie fasen:
1) Een onafhankelijke coördinator benadert uitgenodigde familieleden om de situatie toe te
lichten en mogelijkheden voor hulp te verduidelijken.
2) Vervolgens komen de familieleden in een besloten sessie bijeen. Ze delen elkaars visie en
maken een plan met afspraken die moeten leiden tot een oplossing.
3) Tot slot presenteert de familie het plan aan de coördinator. De uitvoering van en de controle
op de uitvoering blijven in handen van de familie. Na drie maanden neemt de coördinator
contact op met de familie om te zien of het plan tot uitvoer komt.
Theoretisch kader
De Eigen Kracht-conferentie is gebaseerd op de Family Group Conference (FGC) uit Nieuw-Zeeland
en op de principes van het herstelgericht werken (restorative justice). Begin jaren tachtig verbleven in
Nieuw Zeeland veel Maori-kinderen in instellingen. Dit leidde bij de Maori’s tot ontevredenheid over de
manier waarop de overheid omging met deze kinderen voor wat betreft criminaliteit en welzijn.
Bij de Maori’s is het namelijk vanzelfsprekend dat de familie wordt ingezet om te komen tot
oplossingen voor problemen. Vanuit deze traditie maakten zij zich sterk voor een nauwere
betrokkenheid van de familie bij het het nemen van beslissingen over hun kinderen.
Met het ontwikkelen van de Family Group Conference werd geprobeerd om beter aan te sluiten bij
deze cultuur (Visser, 2001). In Nederland wordt er sinds 1999 met dit model gewerkt. Er werden
ervaringen opgedaan binnen de jeugdzorg en de vrouwenopvang.
Effectiviteit
De effecten van Eigen kracht zijn zowel nationaal als internationaal onderzocht. Er blijken positieve
resultaten te halen binnen de jeugdzorg (Sundell & Vinderljung, 2004), met betrekking tot huiselijk
geweld (Beek, 2005; Joanknecht, 2004). Op basis van deze onderzoeken wordt de Eigen kracht
Conferentie beschouwd als evidence based.
Wellicht zijn er mogelijkheden tot het inzetten van conferenties in het kader van problematische Koppsituaties. Er is geen specifiek onderzoek gedaan ten aanzien van de effectiviteit bij allochtone
groepen. Op basis van de ontstaansgeschiedenis mag echter worden verwacht dat met de conferentie
ook kan worden aangesloten bij diverse culturele achtergronden in Nederland. Er is wel ervaring
opgedaan in Nederland met conferenties in allochtone kring. Binnen de Academische Werkplaats
Diversiteit in Jeugdbeleid (DWARS) in Rotterdam wordt in 2011 in een Klein maar Fijn- project
gekeken naar de succes factoren en knelpunten van Eigen Kracht Conferenties onder Antilliaanse
gezinnen binnen de regio.
Bereik
Door heel Nederland worden Eigen kracht conferenties georganiseerd. Ze worden aangeboden vanuit
de Eigen kracht Centrale, maar ook steeds vaker vanuit een centraal punt zoals de GGD.
13
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
2
Hiaten, knelpunten en mogelijkheden tot preventieve
interventies
In dit hoofdstuk zal bij de drie doelgroepen zoals genoemd in de inleiding worden stil gestaan. Met
behulp van informatie uit literatuur, de presentaties tijdens het congres en de tijdens het congres
gehouden Delphi-bijeenkomst zal een analyse gemaakt worden van de hiaten, knelpunten en
mogelijkheden tot uitvoering en onderzoek van preventie interventies. Dit hoofdstuk vormt voor een
groot deel de onderbouwing van conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 3. In onderstaande tekst
zullen verwijzingen naar mondelinge mededelingen uit presentaties en Delphi-bijeenkomst worden
weergegeven met (naam van inbrenger, land, congres). De titels van de subparagrafen verwijzen naar
de knelpunten.
2.1
Migrantenjeugd
2.1.1 Te weinig aandacht voor identiteitsontwikkeling
Een belangrijke ontwikkelingstaak voor adolescenten is te ontdekken wie je bent, waar je voor staat
en wat je gaat doen met je leven. Er kan in dit geval gesproken worden van een verzwaarde ontwikkelingstaak voor allochtone adolescenten omdat er geen eenduidig cultureel kader is waaraan de
jongeren zich kunnen meten (van der Veer, 1999). Dat het ontbreken van een eenduidig cultureel
kader leidt tot mogelijk extra dimensies tijdens de adolescentie wordt ondersteund door onderzoek
vanuit Mikado (Goorts, Nederland, Congres). Het kan de basis zijn voor het ervaren van belemmering
in het ontwikkelen van een eigen, meer hybride, identiteit waarin elementen van de eigen en de
andere cultuur verenigd worden (Stevens, 2004) danwel tot pendelen (Tjin A Djie, 2007) of alterneren
(La Fromboise e.a., 1993). Allochtone jongeren die zich identificeren met beide culturen hebben
gemiddeld meer schoolsucces, meer welbevinden en positievere gezinsinteracties dan jongeren die
zich vooral op één van beide culturen richten (Berry e.a., 2006).
Jongeren pendelen tussen culturen en moeten zich conformeren aan de normen op school en de
normen van huis. Soms zijn deze normen niet te combineren en vertonen jongeren op de ene plek
heel ander gedrag en hebben andere overtuigingen dan op de andere plek. Dit kan heel onbetrouwbaar overkomen, maar is in werkelijkheid een functionele copingstrategie (Tin a Dije, 2007). Het
concept Identiteit krijgt hiermee een andere inhoud. Er kan niet worden gesproken van identiteit als
een vaststaand concept, de identiteit wordt ervaren als vloeibaar of hybride (Gorashi & van de Vijver,
2010). Het aanleren van en het kunnen switchen tussen effectieve copingstrategieën die voor het
individu passend en acceptabel zijn is daarmee een belangrijk element voor het vormen van een
eigen identiteit. Kenmerken van een etnische identiteit zijn dan:
 Zelf- identificatie
 Het gevoel ergens bij te horen
 De attitude ten opzichte van de eigen etnische groep
 De mate van ethnic involvement (Goorts, Nederland, congres)
In het model Bicultural Identity Integration (Bennegadi, Frankrijk, congres) scoren jongeren hoog op
de BII-schaal wanneer zij de competenties hebben om verschillende culturen in zichzelf met elkaar te
verenigen zonder daarin elementen te zien van exclusiviteit, tegengesteldheid of onderling conflict.
Hier ligt dus een mogelijkheid om de effectiviteit van preventie activiteiten te verhogen door de focus
meer te leggen op dat wat de individuele jongere doet om deel te kunnen nemen aan de maatschappij.
Daar waar de nadruk in de huidige preventie en hulpverlening meer ligt op wie de jongere is, zou een
verschuiving moeten plaatsvinden naar de aandacht voor wat de jongere nodig heeft om te worden
wat hij wil zijn (Distelbrink e.a., 2010; Goorts, Nederland, congres).
2.1.2 Eenzijdige focus op probleemgedrag
Uit de literatuur blijkt dat er meer belangstelling bestaat voor probleemgedrag dan voor de normale
ontwikkeling van de jeugd in Nederland met een allochtone afkomst. (Vollebergh, 2002; Distelbrink
e.a., 2010). Dat geldt ook voor het onderzoek naar de effecten van interventies.
Daarbij lijkt de belangstelling vooral uit te gaan naar jeugd met acting-out/ probleem gedrag
(Boendermaker e.a. 2003).
14
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Onderzoek onder alleenstaande minderjarige asielzoekers (Ama’s) wijst echter ook op de
internaliserende problematiek onder met name meiden (Engelhard, 2003; Bean, 2006) en meiden uit
diverse migrantengroepen (Flink, Nederland & Adriaanse, Nederland, Congres).
Op school signaleren docenten vaak alleen het probleemgedrag. Eén op de vijf Nederlandse scholieren heeft last van probleemgedrag. Volgens leerkrachten ligt dit cijfer voor Marokkaanse leerlingen
ongeveer 2 maal zo hoog als voor Nederlandse en Turkse leerlingen (Stevens, 2004). Een onderzoek
in Amsterdam onder Marokkaanse jongeren die in contact komen met politie en jusitie heeft uitgewezen dat allochtone jongeren die in vergelijking met andere jongeren met dezelfde culturele achtergrond meer autochtone vrienden hebben vaker in contact komen met politie en justitie. Het lijkt erop
dat zij zichzelf waar moeten maken, zichzelf moeten laten zien om geaccepteerd te worden: ‘ integreren moet, maar mag het ook?’ (Paalman, Nederland, Congres).
Het huidige politieke klimaat en de maatschappelijke tendensen, die de wij-zij tegenstellingen alleen
maar lijken te vergroten, roepen vragen op omtrent de impact die het opnemen van allochtonen in
onze samenleving heeft op het welzijn van de autochtone bevolking. Vanuit preventief oogpunt zou
het daarom interessant zijn te onderzoeken waar deze weerstanden door onstaan; of en op welke
wijze is er sprake van bijvoorbeeld gevolgen van acculturatie en het verlies van bronnen bij de Nederlandse bevolking? En op welke wijze kan een autochtone bevolkingsgroep worden ondersteund zodat
er geen gevoel van bedreiging ontstaat.
Cursussen als ‘Heb je power?’ en ‘My Identity’ zijn relevante interventies die jongeren kunnen voorzien in die copingstrategieën die op een positieve manier kunnen bijdragen aan hun weg in de maatschappij. Vooralsnog wordt de powercursus echter voornamelijk gegeven aan jongeren die al aan het
marginaliseren zijn en neigen naar criminaliteit en grove gedragsproblematiek. Een mogelijkheid voor
effectievere preventie is de inzet van de cursus bij een bredere groep allochtone jongeren (waaronder
asielzoekersjongeren en Ama’s). Daarnaast kan preventie worden verbeterd door middel van deskundigheidsbevordering bij docenten, begeleiders en ouders ten aanzien van geïnternaliseerde
problematiek en terugtrekkend gedrag, zodat ook hier in een eerder stadium problematiek kan worden
gesignaleerd.
2.1.3 Late signalering problemen
Een onderzoek in Den Haag (Boon e.a. Nederland, Congres) naar het gebruik van ggz voorzieningen
onder allochtone jongeren concludeert dat allochtone kinderen met beginnende psychische problematiek niet in een vroeg stadium worden teruggevonden in jeugd-ggz of jeugdzorg. Zij duiken pas in
een later stadium op in forensische psychiatrie. In plaatsen met een grote diversiteit is sowieso de
tendens dat er sprake is van een onderrepresentatie in de ggz van allochtone jongeren die dat wel
nodig zouden hebben.
De machteloosheid die ouders ervaren ten aanzien van het gedrag van hun opgroeiende kinderen
wordt bevestigd in het eerder genoemde deelonderzoek onder Surinaams-Creoolse ouders. Moeders
geven daarin aan meer gedragsproblemen van hun opgroeiende kinderen te ervaren op het terrein
van waarden en normen bij kinderen in de puberleeftijd, niet wetende wat daarmee aan te moeten
(Distelbrink, 1998). Dit gold ook voor de Marokkaanse gezinnen (Pels, 1998). Ondanks dat er in de
tussentijd niet veel recentere studies naar de invloed van opvoeding op de culturele socialisatie en
integratie van kinderen en de filtering naar zorg is gedaan kunnen deze resultaten echter niet zomaar
worden gegeneraliseerd. Het onderzoek was vaak kwalitatief van aard, door middel van semigestructureerde interviews zonder representatieve steekproef (Mesman & Yaman, 2010).
De drempels voor ouders om hun jongeren te laten ondersteunen door jeugdzorg of een andere
hulpverleningsinstelling zijn volgens de ervaringen met Parental Management Training Oregon
(PMTO) onder Marokkaanse ouders in Amsterdam:
 Ouders herkennen in eerste instantie niet dat hun kind een gedragsprobleem heeft
 Ouders willen hun kinderen beschermen voor een stigma
 Het accepteren van behandeling betekent dat ouders in de opvoeding hebben gefaald
 Ouders hebben weinig kennis van psychische problematiek
 Er bestaat een aversie en er is wantrouwen jegens instituties
 Weinig kennis ten aanzien van het ontwikkelingsperspectief van hun kinderen
 Moeder doet de opvoeding maar de vader beslist
15
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Zij doen een aantal aanbevelingen die drempelverlagend zouden moeten werken:
 Nadruk op positieve factoren, wat levert het op voor de ontwikkeling van het kind
 Psycho-educatie voor ouders
 Persoonlijk contact tussen therapeut en ouder is van belang
 Training moet dicht bij huis gegeven worden
 Kleine stappen, veel kleine successen
(Hallich, Nederland, Congres)
Tijdens het congres werden diverse mogelijkheden genoemd die de signalering van jeugdigen met
een beginnend psychisch probleem zou kunnen verbeteren: via school, door opvoedingsondersteuning, door verbetering van de ouder-kindrelatie, door KOPP-activiteiten, door versterking van de
familie.
In de Delphi-bijeenkomst was men van mening dat er veel meer aandacht moet komen voor support
via school. Van groot belang hierbij is ook de ouders te betrekken. School lijkt één van de meest
geëigende plekken om te bouwen aan sociale structuren. Deze opvatting wordt ondersteund door de
ervaring van Vanfraussen (België, congres) op basis van het werken in het kader van ‘It takes a
community to help a child’ waarin een community benadering met zowel de betrokkenheid van de
gemeenschap als die van professionals een beroep doet op het verbeteren van het welzijn van de
kinderen. Dat geldt ook voor projecten in het kader van Communities that Care.
Daarnaast is het creëren van bewustzijn van ouders ten aanzien van het opvoeden binnen twee
culturen en de gevolgen daarvan een belangrijke beschermende factor. Dit zou pleiten voor bijvoorbeeld meer aandacht voor opvoedingsondersteuning. Buiten bewustwording zou daarbij het promoten
van een goede ouder-kindrelatie van belang zijn. In de Delphi-bijeenkomst werd ook gepleit voor aandacht voor verbetering van de ouder-kindrelaties, met name daar waar er bij de moeder sprake is van
spanningsproblematiek of ander vormen van psychisch lijden.
Gesprekken met en cursussen voor kinderen van ouders met psychische problemen (Koppactiviteiten), kunnen bijdragen aan de preventie van problematiek bij de kinderen of in de verhoudingen in de toekomst. Door GGZ Drenthe werden ervaringen opgedaan met instapgroepen voor
allochtone kinderen die als gevolg van een tekort aan kennis van de Nederlandse taal en te weinig
basiskennis ten aanzien van gezondheid niet zondermeer in de reguliere KOPP-groepen kunnen
invoegen (Welfing, Nederland, congres).
Ook het preventief programma voor opvoedingsondersteuning in Turkse en Marokkaanse gezinnen
‘Samen starten’ (par. 1.10) sluit aan bij bovengenoemde aanbevelingen. Een persoonlijke benadering
staat centraal in de methodiek en lijkt daarmee goed aan te sluiten bij de vraag en de behoefte van de
ouders. Het programma richt zich op preventie van psychosociale problemen, antisociaal gedrag bij
kinderen en jongeren en kindermishandeling.
Van Bekkum (1997) is van mening dat de hulpverlening over het algemeen de kracht van families
neigt te negeren of te onderschatten. Een methode die daarbij van belang kan zijn is de Eigen Kracht
Beweging (par. 1.11), die sinds 2001 in Nederland steeds meer aan bekendheid wint en in vele
probleemsituaties de methodiek van de Eigen Kracht Conferentie inzet. Dit gebeurt ook regelmatig op
reguliere zorginstellingen zoals jeugdzorg en de vrouwenopvang.
2.1.4 Onvoldoende inspelen op hulpzoekgedrag jongeren
Naast aandacht voor het bewustzijn en signaleren van problematiek door ouders en de sociale
structuren waarvan jongeren deel uit maken is het van belang in te springen op de behoefte van
jongeren om zelf een weg te vinden in beschikbare hulpbronnen. Er vanuit gaande dat er meer nadruk
moet komen te liggen op de weg die de jongere zelf zoekt om te kunnen deelnemen aan de maatschappij moeten er, met het oog op empowerment, hulpbronnen beschikbaar zijn waar een jongere op
eigen initiatief gebruik van kan maken. In een onderzoek naar het help-seeking-gedrag van Marokkaanse en Turkse meiden kwam naar voren dat er behoefte is aan ondersteuning die leidt tot meer
zelfvertrouwen maar wel anoniem is.
In eerste instantie zijn jongeren geneigd hun problemen voor te leggen binnen die primaire structuren
of anders de communicatie hierover te vermijden (Flink, Nederland, congres). Er bestaat veel angst
voor een oordeel van ouders en vrienden over het zoeken van hulp buiten de primaire structuren
(eigen gezin, familie, vrienden) voor problemen.
16
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Een goede mogelijkheid om beter in te spelen op het hulpzoekgedrag van jongeren zou zijn om
deskundigheidsbevordering binnen deze primaire structuren in te zetten. Dat zou het bespreekbaar
maken van psychische problemen kunnen vergemakkelijken. Hiervoor zou bijvoorbeeld gebruik
gemaakt kunnen worden ‘peers’. Er zijn ervaringen met allochtone jongeren opgedaan in projecten op
basis van peersupport. Het positieve van peereducation is dat de kloof tussen voorlichters en ontvangers verkleind wordt doordat ze tot dezelfde groep behoren. Voorbeelden hiervan zijn onder andere de
‘Homeparties’ met betrekking tot voorlichting over middelengebruik die worden georganiseerd door de
verslavingszorg (Vocht e.a., 2007). En het project 4u2 dat werd ontwikkeld door Verslavingszorg
Noord Nederland (VNN) Drenthe waarin asielzoekerjongeren werden getraind om voorlichting te
geven in de schakelklassen.
Het woord ‘peer’ betekent ‘iemand van dezelfde sociale groep gebaseerd op leeftijd, opleiding en
status’. Peereducation is het overdragen of delen van gezondheidsinformatie, waarden en gedragingen door leden van gelijke leeftijd-, van gelijke status- of gelijke etnische groepen.
Peereducation kan toegepast worden in veel verschillende settings (bijvoorbeeld scholen en asielzoekerscentra) en bij groepen van verschillende grootte.
Peereducation is gericht op bewustwording en gedragsverandering bij een specifieke doelgroep. Als
het om veranderen van gedrag gaat, laten de meeste mensen zich het gemakkelijkst motiveren door
mensen die dicht bij hen staan, zoals naasten, vrienden of kennissen en die een zeker gezag hebben
(Banudura, 1986). Veel positieve ervaringen met allochtone jongeren in peer-projecten werden opgedaan in diverse grote steden in Nederland rond alcohol, cannabis en sexueel geweld (Delahaij, 2004).
In Nederland wordt de peer-ondersteuning op micro-niveau vormgegeven in bijvoorbeeld het project
‘& U’ (www.and-u.nl). Dit is een project waar allochtone meiden lastig meekomen op school of problemen ondervinden in het dagelijkse leven worden gekoppeld aan een maatje: een getrainde, vrijwillige
leeftijdsgenote jonge coaches met dezelfde culturele achtergrond. Ze krijgen extra aandacht in de
vorm van steun, vriendschap en advies. Het doel van het project is een groep meiden uit etnische
minderheidsgroepen sterker en zekerder te maken in hun zelfbeeld en multiculturele identiteit. In de
vorm van coaching proberen mentoren (‘maatjes’) de meiden meer bewust te maken van de eigen
kwaliteiten. Zelfredzaamheid, het opbouwen van zelfvertrouwen en het besef krijgen dat jouw keuze er
wel degelijk toe doet (van Loock, 2005).
In de Delphi-bijeenkomst werden verder e-health faciliteiten als een mogelijk medium genoemd om
peers met elkaar in contact te brengen. Via chats met lotgenoten onder begeleiding van een hulpverlener kan op anonieme wijze informatie worden verkregen en ervaringen worden uitgewisseld op
een voor de adolescente veilige manier (Drost, Nederland, congres).
Belangrijk is hierbij op te merken dat uit onderzoeken en ervaringen tijdens de uitvoering van cursussen of chatsessies (Mikado, Powercursus, www.Survivalkid.nl) naar voren komt dat jonge allochtonen
boven alles jongeren zijn. Dat zij het vervelend vinden te worden gezien als een ‘speciaal geval’ en
dat zij graag serieus genomen willen worden op basis van hun persoonlijke migratiegeschiedenis,
eigen identiteit en culturele bagage. Hun eigen individuele vragen, behoeften en wensen staan daarbij
centraal. Ze verwachten ondersteuning vanuit een basis van individualiteit en een open en eerlijke
verhouding.
Voor effectieve preventie lijkt het dus een uitdaging om de balans te vinden tussen het individu en de
(peer)groep. Het verdient in ieder geval de voorkeur om interventies in peergroepen in een setting te
laten plaatsvinden die zo min mogelijk stigmatiserend werkt.
2.2
Volwassenen migranten
Lang niet alle migranten in ons land hebben problemen. Voor een groot aantal verloopt het integratieproces wel met de nodige hobbels en bobbels maar de meeste van hen zijn in staat om de nodige
veerkracht op te brengen en een leven in een nieuwe omgeving op te bouwen.
Voor een aantal groepen volwassen migranten blijkt echter dat hun levenssituatie dusdanig complex is
dat klachten gaan ontstaan.
Als gevolg van methodologische en praktische dilemma’s in het doen van onderzoek naar de
prevalentie van psychische problematiek onder migranten ontbreken er betrouwbare gegevens. Wel
zijn er aanwijzingen dat er sprake is van verhoogde mate van psychisch lijden onder migranten
(Kamperman & de Wit, 2010). Tegelijkertijd vertaalt dit psychisch lijden zich niet in alle groepen naar
een verhoogde prevalentie van psychische stoornissen: er zijn forse verschillen tussen en binnen
groepen.
17
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Migrantengroepen die aandacht verdienen zijn onder andere: oudere migranten, allochtone vrouwen
uit traditionele culturen en mannen die geen aansluiting kunnen vinden om diverse redenen bij de
Nederlandse samenleving. Veelal weet men dan niet de juiste ondersteuning te vinden om deze
klachten het hoofd te bieden. Factoren die daarin meespelen zijn bijvoorbeeld lage opleiding, gebrek
aan sociale en familiaire steun, laag acculturatieniveau en gebrekkige taalvaardigheid (Scheppers
e.a., 2006).
2.2.1 Onvoldoende aandacht voor het belang van hulpbronnen (resources)
De Mönnink (2000) schrijft over de problemen die ontstaan door migratie: “Migratie kent onmiskenbaar
een element van ontworteling, van verlies, van loslaten en achterlaten. Het gemis van geliefden, van
een omringend sociaal netwerk, van het oude vertrouwde kan zich op allerlei manieren uiten. De onvermijdelijke ontworteling betekent niet alleen het achterlaten van huis en haard, maar ook van familie
en vrienden, van land en cultuur van herkomst. Als zodanig ondervinden migranten in allerlei opzichten verlies: verlies van naasten, verlies van identiteit, verlies van taal, verlies van status en verlies van
doelen.”
In zijn COR-theory (Conservation of Resources) verklaarde Hobfoll (USA, congres) dat stress ontstaat
op het moment dat er de dreiging is van of wanneer er sprake is van daadwerkelijk verlies. Verlies
betreft vooral het ontberen van belangrijke hulpbronnen. Hierbij kan worden gedacht aan basisbehoeften, veiligheid, familie, eigenwaarde, status etc. Verlies is een subjectief gegeven omdat het is
gekoppeld aan de perceptie van de individu en de betekenis die deze persoon hecht aan de dingen in
‘zijn’ realiteit. Dit impliceert ook dat de stress die iemand ervaart niet te objectiveren is. Het impliceert
eveneens dat er tot stress vermindering gekomen kan worden wanneer er een reframing plaats vindt
van de betekenis die iemand geeft aan zijn realiteit.
Het verlies van bronnen wordt door mensen met een grotere intensiteit ervaren dan het verkrijgen van
bronnen. Het herwinnen van bronnen wordt echter als steeds belangrijker ervaren naarmate het verlies groter wordt. Maar wanneer het verlies disproportioneel wordt zal de individu ondanks gewin
psychische problemen krijgen. Om psychisch gezond te blijven is het daarom van belang dat mensen
die verliezen leiden de kansen krijgen om opnieuw in hulpbronnen te investeren, zichzelf te beschermen tegen het opnieuw ervaren van verlies en te herstellen van verlies (Hobfoll, 1999). Hulpbronnen
zijn onderdeel van een sociale structuur en worden beschouwd als producten in een gedeelde realiteit. Problemen in een gemeenschap ontstaan er wanneer de hulpbronnen worden bedreigd, wanneer
ze daadwerkelijk wegvallen of wanneer er geen mogelijkheid lijkt te bestaan om op adequate wijze de
hulpbronnen weer aan te vullen (Hobfoll, 2001).
De COR-theory kan helpen verklaren waarom migranten zich als gevolg van ontworteling, acculturatie
en een marginale positie in de Nederlandse samenleving niet in staat voelen te herstellen van hun
verliezen en daarmee stress blijven ervaren.
In diverse onderzoeken op basis van deze theorie worden aanwijzingen gevonden dat er een tendens
bestaat dat in groepen de verliezen als heftiger worden ervaren en de basis leggen voor verwachtingen in de groep ten aanzien van toenemend verlies. Daarbij leidt het gevoel van bedreiging van de
gemeenschappelijke bronnen tot een toename van het wij-zij gevoel.
Vanuit de COR-theory zijn er mogelijkheden voor preventie-interventies te ontwikkelen waarin mensen
geholpen worden hulpbronnen te herstellen of nieuwe aan te boren. Tevens maakt de theorie duidelijk dat verandering van de sociaal-maatschappelijke omstandigheden van belang zijn om mensen de
kans te geven de benodigde hulpbronnen te vinden.
2.2.2 Onderschat belang van community benadering en empowerment
Door diverse onderzoekers en eveneens vanuit de Delphi-bijeenkomst wordt, mede op basis van de
bij 2.2.2. genoemde theorie, gepleit voor een community benadering van migratie en integratieproblematiek. Verschillende aanwezigen waren van mening dat er aandacht moet zijn voor de prioriteiten die de gemeenschap zelf stelt ten aanzien van wat ze nodig hebben.
(Beijers,Nederland; el Mimouni, Nederland, congres)
Daadwerkelijk vraaggericht werken is een belangrijke tool om te kunnen komen tot een brug naar
geestelijke gezondheidszorg. Bovendien zou er te weinig aandacht zijn voor de positieve capaciteiten
van de allochtone gemeenschap zelf (Bekkum, Nederland, congres).
18
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Vanuit de genoemde COR-theory geredeneerd zouden er dus te weinig mogelijkheden zijn voor de
gemeenschap om zelf nieuwe hulpbronnen te creëren.
Een begrip dat hier nauw bij aansluit is de ‘empowerment’. Hoeksema & van der Werf (2004)
definiëren het begrip ‘empowerment’ als: “Het proces waarin cliënten (of patiënten) krachtiger worden
gemaakt, het versterken van mensen. Het gaat erom dat mensen weer greep op hun situatie krijgen
en de situatie van onmacht tegenover hun sociale omgeving overwinnen. Die onmacht is grotendeels
ongewild en onbewust in interactie met sociale instituties ontstaan. Die situatie is dus maatschappelijk
geconstrueerd en kan dan ook weer door mensen ongedaan gemaakt worden. Het is een proces van
bewust worden van mensen dat ze veelal een passieve rol spelen.” De empowermentbenadering gaat
ervan uit dat alle mensen (en sociale omgevingen) een inherente capaciteit tot leren, groeien en
veranderen in zich hebben. In het verlengde daarvan is het een taak voor hulp- of dienstverleners om
samen met de persoon of de gemeenschap deze krachtbronnen op te sporen en te mobiliseren. Op
die manier kan de veerkracht (resilience) vergroot worden. De krachtbronnen kunnen alleen worden
blootgelegd als de cliënt en werker samen op ontdekkingstocht gaan. Daarbij heeft de ‘deskundige’
werker niet het laatste woord over wat goed is voor de cliënt. De cliënt heeft zijn eigen (ervarings)
deskundigheid en talenten, deze dienen zo goed mogelijk benut te worden ( van Doorn, e.a, 2008).
De consequentie van bovenstaande is dat de effectiviteit van preventieve interventies verhoogd zou
worden als er meer aandacht is voor de prioriteiten van de gemeenschap zelf en dat een empowermentbenadering helpt om de veerkracht te verhogen.
Enkele voorbeelden van projecten die beide elementen in zich hebben: Projecten in Zuid Afrika rond
jonge alleenstaande tienermoeders met een community gerichte aanpak en participatie van mensen
uit de doelgroep zelf laten zien hoe effectief dit kan zijn met het oog op psychische gezondheid en
empowerment (Van Wyk, Zuid-Afrika, congres). In Nederland kan in dit verband het, kleinschalige,
project Apoio, (Mikado, 2003) genoemd worden, dat niet alleen voor, maar ook in nauwe samenwerking met de Kaapverdiaanse gemeenschap tot stand kwam. Ook de film Fthah al Bab (Steunpunt
GGZ Utrecht, 2009) is een initiatief aan de hand waarvan gesprekken gevoerd worden in de Marokkaanse gemeenschap over psychiatrische problematiek en de vraag hoe de betrokkenen daar zelf
meer greep op kunnen krijgen.
2.2.3 Weinig aandacht voor cultureel antropologische aspecten
Het werken in en met een gemeenschap kan helderheid scheppen in de manier waarop er aan
klachten en problemen en oplossingen betekenis wordt gegeven. Cultuur is van invloed op factoren
die (ab)normaal of stressgevend zijn, op individuele en groepstolerantie, op persoonlijkheid en
persoonlijkheidsstoornissen (Fagadi, 1999). Daarnaast bepaalt cultuur algemene ideeën over ziekte,
oorzaken daarvan en de controle daarop. Door binnen een gemeenschap te werken, te onderzoeken
met mixed methods en nauwlettend te observeren kan precies in kaart gebracht worden welke problemen, mogelijkheden, opvattingen, netwerken, steunsystemen etc. een rol spelen rond voor deze
gemeenschap specifieke problematiek, het zogenaamde ‘mapping’ (Weine, USA, congres). In de
Delphi-bijeenkomst werd het belang aangedragen van onderzoek naar de medische en psychosociale behoeften van migranten. Er zou een verfijning aangebracht moeten worden in gezondheidsvoorlichting en strategieën voor gezondheidsbevordering op basis van antropologisch onderzoek. Het
principe van mapping door middel van mixed methods vanuit een community benadering zou hiertoe
kunnen leiden.
Community gericht werken kan bijdragen aan het relativeren van de hulpverleningspraktijk maar kan
ook leiden tot kennis van de culturele formulering van problematiek volgens Kirmayer (USA, congres).
Met kennis van de betekenis die wordt gehecht aan woorden en begrippen kunnen veel misverstanden tussen hulpverleners of preventiewerkers en cliënten worden voorkomen.
Diverse onderzoeken en projecten laten zien hoe belangrijk het is om te onderzoeken wat de lokale
ideeën en opvattingen zijn rond gezondheid, behandeling, religie etc. (Hinton, USA; Ndayisaba,
Burundi; Weine USA; Tol, Nepal/Nederland, Congres.) Met name ook het woordgebruik en dat wat
men daar in specifieke culturele kringen mee bedoelt, zijn belangrijke gereedschappen om begrip te
krijgen van processen rond ziekte en gezondheid.
19
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Zo zijn bijvoorbeeld Nederlandse meiden meer geneigd bij klachten te verwijzen naar een bepaald
symptoom of ziektebeeld, bijvoorbeeld depressie, terwijl Marokkaanse meiden verwijzen naar de
oorzaak, bijvoorbeeld een tekort aan aandacht (Flink, Nederland, congres).
De conclusie van bovenstaande is dat onderzoek en toepassing van cultureel antropologische
aspecten belangrijk is omdat het de effectiviteit van preventieve interventies kan verhogen. Een
initiatief als bijvoorbeeld ‘Soep met Liefde’ is met name ook zo belangrijk omdat ze voorzien in een
concrete vorm van action learning waarbij een daadwerkelijke interventie wordt gekoppeld aan
onderzoek en assessment van (oa cultureel beïnvloede) behoeften zoals die door de doelgroep
worden geformuleerd en ervaren.
2.2.4 Te statische benadering van cultuur
Attitude en bejegening van cliënten bepalen mede de toegankelijk van zorg en ondersteuning.
Hulpverleners bezitten vaak (onbewust) een statische benadering van cultuur (Van Dijk, 2010; Tjin A
Dije, 2007). Dit houdt in dat zij de verschillen tussen zichzelf en de migrant alleen maar toeschrijven
aan het verschil tussen de beide culturen. Ondanks alle goede bedoelingen kan onvoldoende inzicht
in de eigen houding en opvatting over de eigen en andere cultuur onbewust leiden tot allerlei vormen
van onbedoelde discriminatie, zoals bleek uit een onderzoek in een kliniek in Nijmegen (Kortmann,
Nederland, congres). Migranten zijn bovendien meer alert op de houding van mensen uit de dominerende cultuur en zijn ook veel beter in staat om bijvoorbeeld non-verbale signalen ten aanzien van hun
functioneren op te pikken (Mesquita, België, congres). Dus andere niet-culturele factoren als geslacht,
leeftijd, sociaaleconomische factoren en de invloed van de persoonlijke ervaringen van hulpverleners
worden vaak ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Dit gebeurt tevens op het gebied van communicatie.
Door cultuur als belangrijkste oorzaak voor miscommunicatie te zien, worden intermenselijke factoren
en andere niet-culturele factoren van het communicatieproces verwaarloosd. Er wordt zelden gekeken
naar tekortkomingen in de deskundigheid van de hulpverleners, in hun kennis van allochtone culturen
en in de geschiktheid van de organisatie om de specifieke problemen aan te pakken (Van Dijk,
Nederland, 2010).
Kramer (2004) beschreef interculturele competentieprofielen voor medewerkers in de ggz. Ook de
competenties die verwacht mogen worden van professionals in de rehabilitatie zouden de attitude en
bejegening van migranten in de ggz mogelijk kwalitatief kunnen verbeteren (Karbouniaris, 2007).
Van Dijk concludeert echter dat er uiteindelijk wellicht meer noodzakelijk is voor daadwerkelijke
verbetering van het wederzijds begrip tussen migranten en ggz-professionals dan het aanleren van
competenties (van Dijk, 2010). Wellicht zou hier toch opnieuw plaats zijn voor de discussie over de
inzet van professionals uit de migrantengroepen zelf.
Met het oog op preventie van drop-out en ter verhoging van de kansen voor herstel zijn goede
interculturele competenties van hulpverleners van groot belang. Inzet op scholing en attitudevorming
van hulpverleners voor preventiedoeleinden zou in het ideale geval gepaard moeten gaan met
onderzoek naar eventuele verlaging van drop-out en verbetering van tevredenheid en behandelresultaten. Anderzijds zou na scholing van hulpverleners en het inzetten van allochtone professionals
onderzocht kunnen worden of de ervaren toegankelijkheid van zorg verbetert en of het wantrouwen
ten aanzien van de ggz afneemt. Met andere woorden of de attitudevorming effect op het imago van
de ggz.
2.2.5 Weinig oog voor het belang van bruggenbouwers
In de Delphi-bijeenkomst werd door de deelnemers groot belang gehecht aan het werken met (diverse
soorten van) bruggenbouwers. Deze werden betiteld als change agents, frontlinie werkers, cultural
brokers, cultural counselors en zorgconsulenten. Hieronder worden verschillende ‘bruggenbouw
benaderingen’ uitgewerkt:
Veel valt te leren van benaderingen als Community based participatory action research (PAR), onder
andere beschreven door Burkey (1993) op basis van zijn onderzoeken in Uganda, waarin door middel
van change agents, action groups geformeerd uit leden vanuit de gemeenschap zelf met behulp van
de dialoogmethode en needs assessment gekomen kan worden tot een door de gemeenschap gedragen plan voor verandering gebaseerd op bestaande en eventueel aangevulde hulpbronnen.
20
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Het werk-en vanuit bestaande structuren en bronnen komt duurzaamheid van de verandering en het
onder-houden van de bronnen ten goede. De focus ligt op het aanbrengen van sociale verandering.
Dit gaat hand in hand met participatie en empowerment (zie 2.2.3.). In Bangladesh werden positieve
ervaring-en opgedaan in projecten met vrouwen rond het onderwerp geestelijke gezondheid en
spanning (Karasz, Bangladesh, congres). HealthNet TPO voerde een PAR-project uit in Kongo
Kinshasa voor kinderen in marginale situaties. Het bouwen van sociale netwerken c.q steunsystemen
voor de kinde-ren en hun ouders werd door een community benadering door middel van action
2
learning (AL) gerea-liseerd (LeRoy, België, congres).
De zogenaamde ‘frontliniebenadering’ is een Nederlandse uitwerking van PAR. ‘De frontlinie is het
geheel van personen en organisaties dat door middel van een meer informeel en laagdrempelig
aanbod een brugfunctie vervult tussen moeilijk bereikbare (migranten)groepen en de geïnstitutionaliseerde hulpverlening. Meestal gaat het om activiteiten die voor bepaalde doelgroepen worden
uitgevoerd en het initiatief komt vaak van ‘onderop’ en ‘uit eigen kring’. ‘ (Pels e.a., 2009). Aan de
vraagzijde (er wordt over aanbodoever gesproken) gaat het er niet alleen om dat de vragers in de
richting van het aanbod worden gestuurd, maar juist ook om de articulatie van de vraag. Aan de
aanbodzijde (aanbodoever) dragen frontliniewerkers idealiter bij aan methodische aanpassing
(interventies, methodieken), aan professionalisering (interculturele competenties) en aan institutionele
aanpassing (diversiteitsbeleid, personele invulling, organisatie). Zij brengen de behoeften van de
doelgroep onder de aandacht van de instelling en worden vervolgens betrokken bij aanpassingen om
de toegankelijkheid te vergroten.
Ook kan frontliniewerk bijdragen aan professionalisering door instellingen inzicht te bieden in de interculturele competenties die nodig zijn op een doelgroep te bereiken en te bedienen (Pels e.a., 2009).
Bij de ontwikkeling van preventie- interventies kan de ervaring en expertise van frontliniewerkers in het
bereiken van doelgroepen en het herkenbaar maken van de inhoud, benut worden.
De term cultural broker (cultuur makelaar) is niet specifiek gedefinieerd in de literatuur maar wordt
normaal gesproken gebruikt om te verwijzen naar een persoon die in staat is om de brug tussen twee
culturen over en weer te gaan. Jezewski (Jezewski e.a., 2001) definiëerde cultural broking als: ‘the act
of bridging, linking or mediating between groups or persons of differing cultural backgrounds for the
purpose of reducing conflict or producing change’. Meestal is een cultural broker iemand uit een van
de beide betrokken culturele groepen, maar zou ook iemand uit een derde groep kunnen zijn. Meestal
zijn ze in staat om te handelen in beide richtingen. Het is een rol die meer behelst dan het zijn van een
tolk, hoewel vertolken wel een belangrijk gereedschap is in ‘cross-culturele situaties’.
De inzet van mensen die informatie kunnen geven in de taal van de doelgroep met kennis van de
culturele achtergronden komt het vertrouwen in hulpverlening en instanties ten goede. Verschillende
studies hebben effecten laten zien van voorlichting in de eigen taal en cultuur (vetc) (Singels e.a.,
2009). Zo zijn effecten bekend van de inzet van allochtone zorgconsulenten in huisartsenpraktijken,
gericht op de ondersteuning bij psychosociale klachten van Turkse en Marokkaanse vrouwen, bekend
onder de naam 'Bruggen Bouwen (Niesink, 2003).
Resultaten van de inzet van ‘cultural brokers’ worden door van Gelder e.a. (2004) als volgt beschreven: 1) De huisarts en patiënt communiceren beter met elkaar, 2) De patiënt meldt minder klachten. 3)
De patiënt heeft een positiever beeld van de eigen (psychische) gezondheid.
De consequentie van bovenstaande is dat bij de ontwikkeling van preventieve interventies steeds
bekeken moet worden hoe, waar en welk type bruggenbouwers in te zetten zijn.
2.3
Asielzoekers en vluchtelingen
Een groot percentage van de asielzoekers en vluchtelingen kampt met een psychisch probleem als
depressie, angst of PTSS als gevolg van ervaringen met geweld, de vlucht, acculturatie, spanningen
rond de asielprocedure, het verblijf op een AZC en/of het migratie- of integratieproces (Gernaat e.a.,
2002; Laban e.a., 2004; Knipscheer & Kleber, 2006; Gerritsen e.a., 2006a). Naast sociaal-maatschap2
De methode Action Learning (AL) is oorspronkelijk beschreven door Revans en Argyris? (1982, McGill e.a., 1995) De
gedachte achter AL is, dat leren en doen gelijk opgaat, zodat kennis direct toepasbaar is. Om in het leren vooruit te lopen op
veranderingen, om echte gedragsveranderingen teweeg te brengen en een lerende omgeving voort te brengen is het nodig
vragen te leren stellen die vooronderstellingen en aannames kritisch onderzoeken. Er zijn zogenaamde toolboxen beschikbaar
met allerlei methodieken die PAR en Action learning praktisch uitwerken (Jacobs, G, 2008) Action learning kan op deze wijze
bijdragen aan het verschuiven van een statisch naar een dynamisch beeld van multi-culturaliteit en identiteit.
21
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
pelijk determinanten zoals werkloosheid, lange asielprocedure, gebrek aan sociale netwerken, zijn er
volgens de literatuur (Gerritsen e.a.,2006b; Laban e.a., 2007) ook op het gebied van gezondheidszorg
verschillende redenen die leiden tot een verhoogde prevalentie van psychische problemen:
 Hiaten in het hulpaanbod
 Gebrekkige bereikbaarheid o.a. als gevolg van organisatie van de zorg
 Onvoldoende bekendheid van de asielzoeker / vluchteling met de zorg en gezondheidsvoorzieningen
 Onvoldoende aansluiting van de hulpverlening bij de behoeften en mogelijkheden van de
asielzoeker / vluchteling
De Jong (2010) concludeert dat binnen de zorgfilters de huisarts een struikelblok is richting de zorg.
Dit heeft zowel van doen met de presentatie van klachten als ook voorschrijf- en verwijsgedrag van de
huisarts. Wat betreft asielzoekers: sinds 2010 zijn er bij Menzis praktijkondersteuners ggz in dienst die
als taak hebben de huisarts te ondersteunen bij het in kaart brengen en eventueel doorverwijzen van
asielzoekers met psychische problematiek. Onderzoek naar de effecten hiervan, maar ook onderzoek
naar de deskundigheid van huisartsen om adequaat te kunnen reageren op dergelijke complexe hulpvragen is nodig. Vanuit preventief perspectief zijn vroegsignalering en het voorkomen van het uitgroeien van psychisch lijden tot psychiatrische stoornissen daartoe argumenten.
2.3.1 Te weinig oog voor complexe problematiek asielzoekers
Het ontstaan van stress, zoals hiervoor beschreven aan de hand van COR-theory gaat ook op voor
asielzoekers. Zij zijn slechts in zeer geringe mate in staat om hulpbronnen (resources) te mobiliseren
om verandering in hun situatie aan te brengen. In tegenstelling tot migrantengroepen is een community benadering bij hen gecompliceerd vanwege de grote variatie in culturele achtergrond en het relatief korte verblijf op hetzelfde asielzoekerscentrum (door verhuizingen, uitzettingen of het verkrijgen
van een status). Volgens de deelnemers aan de Delphi-bijeenkomst hebben asielzoekers meer baat
bij korte interventies die gericht zijn op het verkrijgen van inzicht in de gezondheidsproblemen die als
gevolg van hun levenssituatie kunnen ontstaan en wegen die zij kunnen bewandelen voor het verkrijgen van hulp. Eén van de suggesties die werd gedaan was dan ook een intensieve cursus ‘gezondheid
en gezondheidszorg’ waarin gedurende 5 weken in wekelijkse bijeenkomsten van 2 uur alle basisaspecten hieromtrent werden toegelicht en besproken.
2.3.2 Belang van groepsbenadering onderschat
Het ontbreken van een sociaal netwerk en een geringe hoeveelheid en kwaliteit aan sociale steun is
gerelateerd aan hogere prevalentie psychiatrische problemen (oa. Gorst-Unsworth and Goldenberg,
1998). Volgens H. Rohlof e.a. (1999) kunnen pijnlijke, moeilijk te verwerken geweldservaringen ervoor
zorgen dat asielzoekers en vluchtelingen zich afsluiten voor de mensen in hun directe omgeving. De
opvang en steun van naasten valt hierdoor weg. Daarnaast kan de ballingschap in een vreemde cultuur, een vervreemdende werking hebben op iemand.
Hierdoor kunnen identiteitsproblemen ontstaan of versterkt worden. Het kan in een dergelijk geval
moeilijk zijn, de problemen die zich in het dagelijks leven voordoen op een effectieve wijze aan te
pakken. Groepstherapie kan op verschillende gebieden ondersteuning bieden. De deelnemers leren
op andere manieren met anderen om te gaan. Door het uitwisselen van ervaringen kan (h)erkenning
plaatsvinden. Daarnaast helpt het objectiveren en relati-veren van de eigen trauma’s bij het winnen
van vertrouwen in anderen. Deelnemers van groeps-therapie kunnen met elkaar naar passende
oplossingen zoeken en leren van andermans ervaringen. Verder biedt groepsbehandeling de
mogelijkheid om emotionele steun van elkaar te ervaren. Dit kan helpen bij het doorbreken van een
mogelijk bestaand isolement. Door de acceptatie van de groep wordt een mogelijkheid gecreëerd om
verdrongen emoties te uiten. Ten slotte kan er binnen de groep geëxperimenteerd worden met
alternatieve gedragswijzen.
Bij preventieve groepsactiviteiten gaat het niet om therapie, maar diverse genoemde positieve elementen van het werken met groepen zijn ook goed in te zetten in een preventieve setting.
Cursussen als Mindspring psycho-educatie (zie par. 1.1.) kunnen daarbij een belangrijke rol vervullen
omdat er niet alleen gewerkt wordt aan het verkrijgen van informatie en inzicht, maar ook aan een
gevoel van veiligheid en vertrouwen op basis van de lotgenotencontacten en de trainer als rolmodel.
Impliciet is het bouwen van een nieuw sociaal netwerk bovendien een element in deze cursus.
22
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Andersoortige groepsactiviteiten zijn denkbaar: huiskamerprojecten, sportgroepen, creatieve groepen,
lotgenotengroepen etc. Tijdens de Delphi-bijeenkomst werd wel opgemerkt dat er (bv door een instelling als PGA, GCA, Mindspring en ggz) in de organisatie van preventieve cursussen en voorlichting in
groepsverband vaak moeilijkheden ervaren worden in de werving. Naast de veelheid aan afspraken
wordt ook wel aangegeven dat het motiveren van asielzoekers om deel te nemen lastig is. Door het
werken met getrainde peers die de taal beheersen, de wegen kennen en weten hoe de uitnodiging te
formuleren is de opkomst van deelnemers vaak groter.
2.3.3 Onvoldoende gebruik van veerkracht en peersupport
Wanneer asielzoekers een status krijgen is vaak in eerste instantie sprake van een periode van euforie. Deze maakt op kortere of langere termijn vaak plaats voor het besef dat er gezocht moet gaan
worden naar een min of meer definitieve nieuwe plek in een nieuwe samenleving. Voor de aanpassing
is meer nodig dan het leren van de taal en het vinden van werk. De vluchtelingen moeten de weg
leren in een complexe samenleving, die sterk verschilt van het land waaruit zij afkomstig zijn.
Zeker in het begin van hun verblijf worden zij door de goedbedoelende hulpverleners heen en weer
gestuurd. Vluchtelingen waren in hun land van herkomst dikwijls heel actief en zelfbewust; door de
onbegrijpelijkheid van de Nederlandse instellingen worden zijn vaak passief en machteloos
(Begemann, 1995). Het ontwikkelen van psychische problematiek hangt het sterkst samen met problemen met familie, de juridische procedure, een lage SES en werk (Laban e.a., 2005). Ook hierbij speelt
de marginale positie van asielzoekers en vluchtelingen dus een rol. De mate van belasting door migratie of vlucht hangt af van vele persoonsgebonden factoren (Bekkum e.a., 1996) maar ook met de
ruimte en openheid bij de autochtone bevolking voor nieuwkomers (Ghorasi, 2006). Om deze situatie
het hoofd te kunnen bieden is een grote mate van veerkracht noodzakelijk. Succesvolle migratie betekent dat er tijdens de kwetsbare overgangsfase een emotionele en sociale transformatie plaats moet
vinden waarbij verliezen, krenkingen, trauma’s en verrijkingen een nieuwe geaccepteerde vorm krijgen
bij de migrant en zijn systeem. Hiertoe is het van belang om krachtbronnen te identificeren (Bekkum
e.a., 2010). Binnen de behandeling is veerkracht vooral gericht op het overwinnen van klachten als
gevolg van schokkende gebeurtenissen. Het identificeren van kwetsbaarheden en het (her)vinden van
krachtbronnen staat hierbij wel centraal (Laban e.a., 2010).
Preventief zou de GGZ zich er wellicht op moeten richten om asielzoekers en vluchtelingen hun veerkracht te helpen ontwikkelen en onderhouden, zodat zij minder kwetsbaar/ gevoelig worden voor de
stressvolle situatie waarin zij leven. (Rutter, 2006). Suggesties die hiertoe in de Delphi-bijeenkomst
zijn gedaan richten zich met name op het stimuleren van empowerment, het aanleren van life-skills,
bijvoorbeeld door middel van drama en sport. Cursussen, in wellicht aangepaste vorm, als Heb je
Power, My identity en Liever bewegen dan moe kunnen hier wellicht aan bijdragen. De nadruk in deze
cursussen ligt voornamelijk op het aanspreken van de gezonde kant van deelnemers en zijn gericht
op het hier en nu. Ze leiden tot sociale steun en leren nadenken over het aanpakken van dagelijkse
problemen.
In de Delphi-bijeenkomst wordt aangedragen dat er gewerkt zou kunnen worden aan een peersupportsysteem dat gecombineerd wordt met de mogelijkheid om vaardigheden in het wonen en
werken in een nieuwe maatschappij aan te leren. Hiertoe zouden bijvoorbeeld, zoals voorgesteld in de
Delphi-bijeenkomst, paraprofessionele getrainde ervaringsdeskundigen in de vorm van een maatjesproject hun ervaringen met de nieuwkomers kunnen delen. Zo ontstaan er sociale structuren waarin
sociale en praktische ondersteuning worden gecombineerd: een soort van community mentor.
2.3.4 Weinig aandacht voor nieuwe methodes
De ervaring van vluchtelingen die hun weg moeten vinden in de nieuwe maatschappij leidt vaak tot
een nieuwe periode van spanning. De ervaringen van Hinton (USA, congres en 2005) in het werk met
mensen in Cambodja werd geconcludeerd dat nieuwe stressoren van welke aard ook de trauma’s uit
eerdere perioden opnieuw kunnen triggeren.
In dit project werd daarom gewerkt met Mindfulness methoden en het aanleren van emotionele
distantie om te voorkomen dat de fysieke (stress) erva-ringen die mensen kregen als gevolg van
nieuwe spanningsbronnen het herbeleven van oude trauma op gang bracht. Zijn conclusie was dat het
aanpakken van piekerervaringen in een vroeg stadium snel toenemende spanning en een eventuele
opleving van PTSS klachten kon reduceren. Het zou daarom interessant kunnen zijn om nader te
onderzoeken of bijvoorbeeld kortdurende piekercursussen en Mindfulness-oefeningen asielzoekers
23
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
kunnen beschermen tegen een opleving van problematiek op het moment dat ze kunnen gaan
integreren. Er bestaan geen aanwijzingen op basis waarvan kan worden aangenomen dat
Mindfulness voor allochtonen juist meer of minder succesvol zouden zijn (Bolland, 2009).
2.3.5 Ama’s: gering aantal, grote problemen
Binnen de doelgroep van asielzoekers en vluchtelingen zijn Ama’s een belangrijke specifieke subgroep. Diverse onderzoeken tonen aan dat de psychische problematiek onder deze jongeren groot is
(Bean, USA, congres en 2006; Pharos, 2003). Daarbij speelt de combinatie van het adolescent zijn,
het alleenstaand zijn én asielzoeker zijn een belangrijke rol.
Uit het onderzoek van Bean (2006) komt als aanbeveling naar voren dat het creëren van rust en
veiligheid in de leefomgeving van de Ama evident is. Zonder deze voorwaarden blijken interventies
niet of nauwelijks effect te hebben.
Daarin ligt een belangrijke rol voor de voogden en woonbegeleiders, maar ook in de organisatie van
opvang als zodanig door het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA)
Voor Ama’s gelden in grote mate dezelfde constateringen zoals beschreven in de paragraaf over
migrantenjeugd en de voorgaande paragrafen over asielzoekers en vluchtelingen. Toch moet opgemerkt worden dat de grote kwetsbaarheid van deze jongeren eigenlijk structureel aandacht verdient.
In vergelijking met eerdere jaren is het aantal nieuwe Ama’s gering, het lijkt erop dat de aandacht voor
de groep verslapt, terwijl juist nu de mogelijkheid er is om voor alle Ama’s die binnenkomen bijvoorbeeld een empowerment-training te organiseren.
24
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
3
Conclusies en aanbevelingen
In de inleiding van deze notitie zijn de probleemstelling met subvragen benoemd aan de hand waarvan een beschrijving van de huidige situatie op het gebied van preventieve geestelijke gezondheidszorg voor een aantal specifieke allochtone doelgroepen zou worden beschreven.
Op grond van epidemiologische cijfers op bevolkings- en zorgniveau, worden drie cultureel diverse
groepen onderscheiden die meer aandacht nodig hebben ten aanzien van vroegsignalering en de
behandelkloof tussen psychische problemen en verleende zorg. Het gaat om migrantenjeugd,
specifieke subgroepen van volwassen migranten en asielzoekers en vluchtelingen.
De vragen die centraal stonden zijn:
Welke aanvullingen aan het al in Nederland bestaande preventieaanbod kunnen bijdragen tot het
versterken van de psychische gezondheid van migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen
en asielzoekers en vluchtelingen?
Welke aanvullingen leiden tot een toename van het bij deze doelgroepen in een vroeg stadium signaleren van psychische klachten en het vergroten van de toegankelijkheid van de geestelijke gezondheidszorg in brede zin?
Om tot conclusies te kunnen komen wordt gebruik gemaakt van de subvragen 1 en 2. Subvraag 3 is
met name verwerkt in de aanbevelingen
1) Welke preventieprogramma’s voor migrantenjeugd, migrantenjeugd, subgroepen van allochtone volwassen en asielzoekers en vluchtelingen zijn er gangbaar in Nederland en wat is het
bereik en effect ervan?
2) Welke determinanten spelen een rol in het ontstaan en in stand blijven van psychische problematiek bij deze doelgroepen ?
3) Welke recente (internationale) ontwikkelingen kunnen bijdragen aan de bevordering van de
psychische gezondheid van deze doelgroepen en het vergroten van de toegankelijkheid van
passende ggz-interventies die aansluiten bij de specifieke behoeften van deze doelgroepen?
(Toegankelijkheid wordt in deze opgevat als een combinatie van een vraaggericht aanbod dat
aansluit bij de daadwerkelijke vraag van de cliënt én een passende benadering en bejegening
door competente hulpverleners en preventiewerkers).
3.1
Conclusies
3.1.1 Conclusies ten aanzien van bestaande preventieve interventies (Hds 1)



In Nederland worden een aantal preventieve interventies uitgevoerd die kunnen
worden beschouwd als goed theoretisch onderbouwd of sommigen zelfs evidence
based. Zij lijken stuk voor stuk goed aan te sluiten bij problematiek die er bij de
beoogde doelgroepen leeft. Het aantonen van effectiviteit stuit op moeilijkheden in
verband met de methodologische knelpunten ten aanzien van het aantonen van
effectiviteit van preventie.
Werving en bereik van de interventies zijn gezien de prevalentie van psychische
problematiek binnen de doelgroepen voor verbetering vatbaar.
Uit de literatuur, de presentaties op het congres en uit de mondelinge bijdrages van
deelnemers aan de delphi-bijeenkomst blijkt dat de mogelijkheden voor kansrijke
preventieve interventies met betrekking tot de beoogde doelgroepen, vele malen
groter zijn dan in de huidige situatie in Nederland worden benut.
3.1.2 Conclusies ten aanzien van migrantenjeugd

Migrantenjongeren hebben te maken met een verzwaarde ontwikkelingstaak ten aanzien van
het vinden van een eigen identiteit. Verwarring met betrekking tot identiteit ontstaat onder
andere als gevolg van het gedwongen moeten pendelen tussen meerdere culturen.
25
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011





Door onderzoekers, belangrijke anderen maar ook grotere sociale structuren wordt de nadruk
meestal gelegd op gedragsproblematiek in plaats van wat er voor de jongneren nodig is om
deel te nemen aan deze maatschappij.
Migrantenjongeren zijn boven alles jongeren. Jongeren hebben de behoefte aan het vinden
van een eigen weg. Migrantenjongeren ervaren hierbij het gebrek aan (anonieme)
hulpbronnen.
Taboe op psychische problematiek, onwetendheid en machteloosheid bij ouders, maar ook de
focus op probleemgedrag in de samenleving, leidt tot late inschakeling van hulpverlening voor
inmiddels meer complexe klachten
Zowel bij ouders als de jongeren bestaat wantrouwen ten aanzien van jeugdzorg en hulpverlening en bestaat de neiging problemen trachten op te lossen binnen het primaire systeem.
Migrantenjongeren missen ondersteuning bij het vinden van copingstrategieën die bijdragen
aan hun zelfvertrouwen en die passen in verschillende culturele systemen.
3.1.3 Conclusies ten aanzien van volwassen migranten







Voor de gezondheidsbeleving is het van evident belang een onderscheid te maken tussen
maatschappelijke integratie van allochtonen en hun psychologische integratieproces. De mate
van integratie wordt beoordeeld op basis van het maatschappelijk functioneren.
Psychologische integratie wordt beïnvloed door acculturatie, is niet zichtbaar voor de buitenwereld, maar loopt in de beleving van mensen vaak achter op de maatschappelijke integratie.
Met de Conservation of Resources (COR)-theory als kader zijn een aantal subgroepen van
volwassen allochtonen in Nederland, als gevolg van ontworteling, acculturatie en een marginale positie niet in staat te herstellen van verliezen en daardoor blijft men stress ervaren. Er
zijn voor hen te weinig mogelijkheid tot het herwinnen en aanpassen van hulpbronnen.
Het gaat om groepen die voor de huidige organisatie van de gezondheidszorg moeilijk bereikbaar zijn omdat men niet geneigd is gebruik te maken van bestaande Nederlandse structuren
als gevolg van onbekendheid ermee, zich binnen de structuren onbegrepen voelen en
gevoelens van wantrouwen.
De gevoelens van onmacht zijn grotendeels ongewild en onbewust in interacties met sociale
instituties ontstaan. De noodzakelijke krachtbronnen van de cliënt kunnen alleen worden
blootgelegd wanneer werker en cliënt samen op pad gaan.
De statische benadering van cultuur vanuit de samenleving in het algemeen en door de hulpverlening in het bijzonder, doet geen recht aan de noodzakelijke benadering van de identiteit
als vloeibaar in een biculturele leefsituatie. Verschillen tussen hulpverlener en cliënt worden
voornamelijk toegeschreven aan culturele verschillen en te weinig aan intermenselijke
verschillen.
Er is te weinig bewustzijn ten aanzien van onbewuste discriminatie.
Hoewel er mondjes maat initiatieven ontstaan wordt er nog te weinig gewerkt vanuit perspectieven van participatie en empowerment waarbij allochtone doelgroepen bewust worden
en in staat worden gesteld zelf de (mede)verantwoordelijkheid te nemen voor het aanpassen
van hulpbronnen.
3.1.4 Conclusies ten aanzien van asielzoekers en vluchtelingen




De meeste (psychische en lichamelijke) klachten van asielzoekers zijn trauma- en asielprocedure gerelateerde klachten die in a-specifieke combinaties optreden. De problematiek is
complex en de klachten nemen toe met de duur van de procedure. Vroegtijdig ingrijpen bij
angst en somberheid kan verergering van klachten voorkomen. Gezien de aantallen asielzoekers is de aanpak van Mindspring goed, maar het bereik ervan (te) klein.
Er lijken voor asielzoekers obstakels in de verwijzing via de huisarts naar noodzakelijke ondersteuning in de ggz.
Er is onvoldoende continuïteit in de ondersteuning tijdens het proces van asielzoeker naar
vluchteling. Het risico op terugval in allerlei klachten is groot na de eerste euforie van het verkrijgen van een status.
Het verlies van steunstructuren en het leven in ballingschap hebben een vervreemdende
werking op asielzoekers en vluchtelingen.
26
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011


3.2
Veelal is het opbouwen van vervangende structuren in de actuele woonsituatie complex
waardoor gevoelens van eenzaamheid en isolatie worden versterkt.
Alleenstaande minderjarige asielzoekers blijken een extra kwetsbare groep. Hun kwetsbaarheid wordt bepaald door hun adolescentie in combinatie met de ervaring van het asielzoekers
zijn en het feit dat zij zonder hun ouders moeten functioneren.
Door de fysieke en emotionele gewaarwordingen als gevolg van piekeren over welk onderwerp dan ook kunnen herinnering aan en herbeleving van oude trauma’s worden getriggerd.
Gezien de leefomstandigheden van zowel asielzoekers als vluchtelingen is het risico op
dergelijke processen hoog.
Aanbevelingen
3.2.1 Aanbevelingen ten aanzien van onderzoek

De gezondheidsbeschermende werking van een hybride identiteit bij migrantenjongeren
vraagt om onderzoek naar factoren die meespelen in de vorming ervan (par 2.1.1). Het
verdient aanbeveling om te onderzoeken wat de kenmerken zijn van een hybride identiteit.
Welke succesfactoren zijn er te identificeren bij het vormgeven van de eigen identiteit en van
welke copingstrategieën maken zij gebruik om hun weg te vinden in hun biculturele leefomgeving. Een toegankelijker variant op ‘Heb je Power’ die minder gericht is op jongeren die al
meer uitgesproken problemen hebben zou hierbij een suggestie voor een vorm van action
learning (par. 2.2.5.) kunnen zijn.

Het is wenselijk een methodiek te beschrijven en te onderzoeken waarmee vanuit school, in
samenwerking met het primaire systeem, waaronder de ouders, een adequaat vroegsignalerings- en ondersteuningssysteem kan worden vormgeven (par.2.1.3). Gebruik kan worden
gemaakt van ervaringen met Homeparties rond ook andere thema’s dan alleen middelengebruik, Communities That Care (par.1.9) en Classroom Based Interventies (Jordans, 2010;
Tol 2009). Gedacht kan worden aan ketens van school, ouders, familie, peers, CJG, een
cultural broker, religieuze instanties. De focus moet daarbij meer komen te liggen op het
creëren van awareness, communicatie en internaliserende problematiek, positieve coping en
empowerment dan op acting out en gedragproblemen. Bij de ontwikkeling van de methodiek
kan gebruikt gemaakt worden van de ervaringen die opgedaan zijn in programma’s van
opvoedings-ondersteuning Bewust Omgaan met Pubers (par. 1.7) en Samen Starten (par.
1.10.)

In het kader van preventie en empowerment kan een anoniem e-health aanbod, zoals bijvoorbeeld www.survalkid.nl (Drost, 2010) een aanvulling betekenen op de hulpbronnen van
migrantenjongeren en Ama’s die (nog) niet met hun vragen of problemen terecht kunnen in
het primaire systeem (par. 2.1.4 & par. 2.3.5.).
Op deze wijze worden lotgenotencontact, signalering en hulpverlening gecombineerd. Nader
onderzoek naar de resultaten van dit aanbod is gewenst.

Tevens is onderzoek gewenst naar de kwaliteit van het primaire steunsysteem en eventuele
mogelijkheden tot bevordering van deskundigheid door middel van bijvoorbeeld peereducation
of het inzetten van community counselors (par. 2.1.3 & par. 2.1.4.). Dat zou tevens een aanzet
kunnen zijn tot het concretiseren van de concepten bonding en bridging binnen het integratieproces.

Met het oog op duurzaamheid, toegankelijkheid, effectiviteit, empowerment en preventie zou
er meer aandacht moeten komen voor vormen van Participatory Action Research (PAR) en
onderzoek naar community gericht werken (par. 2.2.5). Het overzicht van bestaande preventieve interventies laat zien dat er een gevarieerd aanbod is dat aansluit bij de behoeften van
een deel van de doelgroep. Het aanbod bereikt echter andere delen van de doelgroep niet.
Met betrekking tot jeugdproblematiek bestaat er bijvoorbeeld veel wantrouwen van zowel
ouders als jongeren ten aanzien van de zorg. PAR biedt mogelijkheden die het hoofd kunnen
bieden aan elementen die zowel door de doelgroep als de professionals als belangrijk worden
bestempeld.
27
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Dit zijn elementen als: participatie, aansluiten bij opvattingen van de doelgroep, uitdrukking
geven aan de prioriteiten van een gemeenschap, ondersteunen vanuit een ‘not knowing
position’ in een open dialoog (par.2.2.4). Bestaande interventies kunnen worden ingevoegd of
omgevormd. Het geeft kans tot herstel, tot het zelf herwinnen van hulpbronnen (Cor-theory,
par. 2.2.1), leidt tot inzicht in behoeften en mogelijkheden en het verkleint het risico op wij-zij
tegenstellingen.


Er is behoefte aan onderzoek naar de daadwerkelijke attitude en bejegening van professionals jegens hun allochtone cliënten (par. 2.2.5). Daarnaast bestaat de behoefte aan een
concreet model voor de juiste attitude en bejegening van gezondheidswerkers in transculturele werksituaties.
Het model moet de mogelijkheid creëren om gezondheidswerkers een open dialoog te laten
aangaan met de mensen uit hun doelgroepen waarbij oog is voor de intermenselijke verschillen. Het model moet daarnaast handvatten bieden om in gesprek en in de relatie op basis
van reflectie en zelfreflectie verschil in opvatting bloot te leggen, belemmerende overtuigingen
op te merken en de betekenis van problemen en behoeften helder te krijgen (par. 2.2.3).

Gezien de omvang van psychische problemen onder asielzoekers zou het wenselijk zijn te
onderzoeken op welke wijze er op asielzoekerscentra in een heel vroeg stadium gekomen kan
worden tot een intensiever aanbod van psycho-educatie en lotgenoten contact.
Maatjesprojecten tussen asielzoekers en vluchtelingen worden gesuggereerd (par. 2.3.1). Het
zou interessant zijn om te zien onder welke condities peer-education de slagkracht kan vergroten. Mindspring lijkt een interventie met veel potentie, maar het bereik op de AZC’s is
relatief klein (par. 1.1). Onderzoek naar de belemmerde factoren is gewenst. Ook andere
reeds lopende groepsgerichte preventieve activiteiten en nieuwe initiatieven zouden meer
begeleid moeten worden met onderzoek.

Onderzoek naar oorzaken van ondergebruik van ggz voorzieningen van asielzoekers en
vluchtelingen is gewenst. Bij de te onderzoeken patiënt- factoren is het zeer aan te bevelen
om cultureel antropologische expertise in te zetten. Een mixed-method design van kwalitatieve en kwantitatieve onderdelen wordt aanbevolen, ook waar het gaat om de hulpverleners
factoren. Wat betreft asielzoekers is het van groot belang de nieuw ingerichte verwijsketen te
onderzoeken (komst van POH-GGZ) .

Naast verder onderzoek naar prevalentie van en risicofactoren voor psychiatrische problemen
bij meerdere vluchtelingen populaties, is onderzoek naar de veerkracht (resilience) factoren
van belang. Nieuw verworven kennis over resilience onder niet-vluchtelingen populaties en
resilience-meetinstrumenten kunnen gebruikt worden bij de opzet van dit onderzoek.
Resultaten kunnen helpen om veerkracht gerichte activiteiten op te zetten of te verbeteren
met een grotere efficiëntie met betrekking tot preventie.

Op basis van ervaringen met psychotherapie bij getraumatiseerde Cambodjanen in de VS en
Cambodja (par. 2.3.4) zou onderzoek naar het gebruik van mindfulness-technieken, training in
emotionele distantie of een korte piekercursus om een heropleving van traumagerelateerde
klachten als gevolg van piekeren te voorkomen, relevant zijn.
3.2.2 Aanbevelingen voor het uitvoeren van preventie

Ten aanzien van preventieve activiteiten voor migrantenjeugd verdient het aanbeveling om in
de uitvoering meer in te zoomen op dat wat jongeren nodig hebben om te worden wat zij
willen zijn (par.2.1.1) en wat deze jeugd doet om deel te nemen aan de maatschappij. Het is
juist daarbij van belang de jongere te benaderen als individu in een setting die niet stigmatiserend werkt. Het is daarbij aantrekkelijk om gebruik te maken van peers met de aantekening
dat deze relatie niet mag leiden tot het in stand houden van de opvatting dat problemen niet
buiten de primaire structuren besproken mogen worden (par 2.1.4.).
28
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
3.3

Het is belangrijk dat er bij preventieve activiteiten voor migrantenjongeren ook aandacht wordt
besteed aan de eventuele rol die de eigen gemeenschap en de lokale zorgstructuur hierin kan
spelen (par. 2.1.2 & par. 2.1.3). Samenwerking komt de vroegsignalering en het ondersteunen
bij verwijzingen ten goede.

Voorafgaand aan het organiseren van preventieve interventies zou in iedere analyse van de
situatie de vraag van de gemeenschap moeten worden meegenomen. Na het signaleren van
een probleem of vraag zal een preventiewerker moeten nagaan of en zo ja hoe hij gebruik kan
maken van bruggenbouwers (par. 2.2.5.). Hierdoor wordt een voorwaarde geschapen voor het
juist aansluiten op de vraag en het vergroten van draagvlak.

Om preventie en hulpverlening toegankelijk te maken en te werken aan het terugdringen van
wantrouwen ten aanzien van ggz-instellingen kunnen preventiewerkers er door middel van
scholing en attitudevorming voor zorgen dat zij in een open dialoog, outreachend en vraaggericht de migrantendoelgroepen tegemoet kunnen treden (par 2.2.4).

Wanneer preventiewerkers op AZC’s werkzaam zijn is het van belang dat zij hun pijlen richten
op aspecten die de veerkracht helpen vergroten (par. 2.3.3.). Nieuwe methoden zijn nodig om
door middel van korte interventies stress te reduceren en inzicht te krijgen in gezondheidsbevorderende activiteiten, door middel van bijvoorbeeld mindfulness en ‘Liever bewegen dan
moe’ (par. 2.3.4). Het concretiseren van concepten als bonding en bridging vanuit de rehabilitatie-methodiek zou nieuwe ingangen kunnen bieden.

Wat betreft vluchtelingen wordt aanbevolen om contacten te leggen met vluchtelingen organisaties en groepen om in samenspraak met hen groepsgewijze voorlichting en andersoortige
preventieve activiteiten op te zetten. Principes van de eerder genoemde community benadering (PAR) zijn ook bij deze groep toepasbaar en van groot belang.
Overzicht relevante benaderingen en interventies
In de onderstaande twee tabellen worden die interventies en benaderingen weergegeven die naar de
bevindingen in de literatuur in combinatie met de bevindingen in het congres, inclusief de Delphibijeenkomst, relevant zijn voor het bieden van mogelijkheden om aan de vraag van de drie genoemde
doelgroepen tegemoet te komen. Voor het vaststellen van de kwaliteit ervan is gebruik gemaakt van
de beoordelingen die de diverse commissies en onderzoeksgroepen (zie pagina 6) er aan verbonden
hebben:
I: Theoretisch goed onderbouwd (voorheen: in theorie effectief)
De interventie is naar het oordeel van de commissies voldoende beschreven en onderbouwd. Ze
beoordeelt dit aan de hand van de (theoretische) onderbouwing, degelijkheid van de methodiek en de
uitvoering in de praktijk. Voor deze erkenning zijn geen resultaten uit effectonderzoek vereist.
Onder voorbehoud betekent dat er binnen een half jaar nog aanvullende informatie moet worden
verstrekt aan beoordelingscommissie.
II: Waarschijnlijk effectief
Effectiviteit is naar het oordeel van de beoordelingscommissies enigszins aannemelijk gemaakt.
Hiervoor is minimaal resultaat uit onderzoek met een matige bewijskracht nodig.
III: Bewezen effectief
Effectiviteit is naar het oordeel van de beoordelingscommissies sterk aannemelijk gemaakt. Hiervoor
is minimaal resultaat uit onderzoek met een sterke bewijskracht nodig.
Niet beoordeeld
Een aantal interventies worden aangemerkt als: niet beoordeeld. Deze interventies zijn gebaseerd op
internationale theoretische concepten en onderzoeken of worden in literatuur als veelbelovend betiteld, maar zijn in Nederland nog niet door een kwaliteitscommissie beoordeeld.
29
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Overzicht preventieve interventies
Interventie
Doel
Methode
Evidence
Mindspring psychoeducatie
Beoordeling: I
Empowerment en inzicht in
psychische problematiek
Peer-education: Training d.m.v.
psycho-educatie en
lotgenotencontact
Onder voorbehoud Goed
theoretisch onderbouwd
Mindspring
opvoedingsondersteuning
Beoordeling: I
Inzicht in en vaardigheden
met betrekking tot
opvoeden tussen 2 culturen
Onder voorbehoud goed
theoretisch onderbouwd
Lichte dagen, donkere
dagen
Beoordeling III
Depressiepreventie
Peer-education
Training d.m.v. psycho-educatie,
opvoedvaardigheden en
lotgenotencontact
Cursus met gestructureerd
programma
Liever bewegen dan moe
Beoordeling: I
Het risico op depressie
verminderen door een
gezonde leefstijl te
bevorderen en in het
bijzonder door in beweging
te komen.
Cursus met een combinatie van
psycho-educatie en bewegen
Heb je power
Beoordeling: I
(Migranten) jongeren
bewust maken van hun
gedrag en het verbeteren
van vaardigheden op het
gebied van weerbaarheid
en leefstijl.
Deelnemers ervaren meer
sociale steun, een
vermindering van hun
psychische klachten en
weten waar zij hulp kunnen
vinden.
Integraal project met cursus voor
jongeren, ouders en omgeving
gebaseerd op action learning
Opvoedingsondersteuning
Cursus op basis van sociale
leertheorie en positive parenting
Soep met liefde
Beoordeling: I
Depressiepreventie
Benadering om Preventie
toegankelijk maken door middel van
participatie en community gericht
werken
Homeparties
Beoordeling: I
Kennisvergroting voor
moeilijk bereikbare
autochtone en allochtone
ouders van kinderen in de
leeftijd 10 - 16 jaar over
alcohol en/of drugs in de
opvoeding.
Het terugdringen van
psycho-sociale klachten
My Identity
Niet beoordeeld
Bewust omgaan met
pubers
Beoordeling: I
Classroom based
interventions
Beoordeling: III
Samen starten
Niet beoordeeld
Vroegsignalering van
zorgwekkende
opvoedingssituaties met als
uiteindelijk doel het
voorkomen van psychische
problemen, antisociaal
gedrag en criminaliteit.
Beter omgaan met
pubers
Beoordeling: II
Voorkomen dat problemen
met
pubers escaleren
Cursus met voorlichting en
lotgenotencontact
Evidence based in
oorspronkelijke vorm. Niet
verder onderzocht in
aangepast aanbod voor
migranten.
Onder voorbehoud Goed
theoretisch onderbouwd,
aandacht voor structurele
gedragsverandering gewenst.
Nader effect onderzoek loopt
In Amerikaanse setting d.m.v.
onderzoek effectief gebleken.
Positieve evaluaties in
Nederlandse grote steden.
Nog geen effectstudie in
Nederland.
Individuele proces evaluaties
positief, scoren tussen 7,5,
en 9,5), verder niet
onderzocht
Is gebaseerd op erkende
opvoedingstheorie, proces en
effectevaluatie positief
Onderzoek loopt
Vorm
preventie
Selectief
geïndiceerd
en zorggericht
Selectief,
geïndiceerd
en zorggericht
geïndiceerd
Selectief en
geïndiceerd
Selectief en
geïndiceerd
Selectief en
geïndiceerd
Selectief
Selectief en
geïndiceerd
Homeparty is een groepsbijeenkomst
die thuis bij ouders uitgevoerd wordt
en duurt maximaal 2 uur. In de
bijeenkomst krijgen ouders: opvoedingstips hoe met alcohol en/of
drugs in de opvoeding om te gaan
Goed theoretisch
onderbouwd
Selectief
Intensieve training en bewustwording
in een voor de deelnemers bekende
en veilige groep waarbij gebruik
gemaakt wordt voor diverse
preventieve verbale en non-verbale
interventies
Samen Starten is een methode
waarbij in gezinnen met problemen
worden gesignaleerd en verwezen
naar ketenpartners.
In internationaal onderzoek
effectief gebleken voor het
terugdringen van met PTSS
samenhangende klachten
Selectief,
geïndiceerd
en zorggericht
Wordt als veelbelovend
aangemerkt, maar is nog
onvoldoende onderzocht
Selectief en
geïndiceerd
Laag opgeleide autochtone en
allochtone ouders van pubers
Is een erkende
opvoedingsondersteunigsinterventie.
In de probleemanalyse en
theoretische onderbouwing
van de interventie ingegaan
op diversiteit binnen de
doelgroep en wordt
aannemelijk maakt dat de
30
selectief
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
&U
Niet beoordeeld
Meiden uit etnische
minderheidsgroepen met
psycho-sociale problemen
sterker en zekerder te
maken in hun zelfbeeld en
multiculturele identiteit.
Mindfulness
Beoordeling: II
Het terugdringen van
psychisch lijden en
depressiviteit
Eigen kracht conferentie
Beoordeling III
Het oplossen van
problemen binnen en met
behulp van het eigen
familiesysteem
In de vorm van coaching proberen
mentoren (‘maatjes’) de meiden meer
bewust te maken van de eigen
kwaliteiten. Zelfredzaamheid, het
opbouwen van zelfvertrouwen
en het besef krijgen dat jouw keuze
er wel degelijk toe doet zijn de
belangrijkste pijlers van het project.
Door middel van aandachtstraining
leren deelnemers het proces van
somberheid naar depressiviteit
onderbreken
Onder begeleiding van een
onafhankelijke coördinator komen in
3 fasen familieleden bij elkaar en
maken een gezamelijk plan om
problemen van een cliënt onder
eigen regie op te lossen
interventie voor verschillende
groepen zal
werken.
Er heeft onderzoek
plaatsgevonden naar de
effectiviteit van deze
interventie ‘&U’ De
methodiek van &U
Meidenproject is succesvol
gebleken. Onderzoek is niet
achterhaald.
Internationaal onderzoek
heeft aangetoond dat
Mindfulness terugval in
depressiviteit en PTSS kan
helpen voorkomen. Er is
geen onderzoek bekend naar
een specifieke benadering bij
allochtonen
Op basis van internationaal
onderzoek is de Eigen kracht
conferentie een evidence
based interventie. Er is geen
specifiek onderzoek gedaan
naar de effectiviteit onder
allochtonen. De interventie is
echter onstaan om culturele
verschillen tussen doelgroep
en hulpverlening te kunnen
ondervangen.
Selectief
Selectief,
geïndiceerd
en
zorggerricht
Selectief en
geïndiceerd
Overzicht preventieve benaderingen
Benadering
Communities that Care
Beoordeling: I
Participatory action
Research;
Frontliniebenadering
Beoordeling: I
Doel
Methode
Evidence
Vorm preventie
Preventie van probleemgedrag,
middelenmisbruik en delinquentie
Werkwijze waarbij integraal
samenwerking tussen
professionals, sleutelfiguren en
jeugd wordt vormgegeven en
een interventiemix op maat
wordt samengesteld
Is nog niet beoordeeld.
Positieve procesevaluaties. Er
wordt gebruik gemaakt van
diepgaande communityanalyses
Behoeftenverheldering, participatie
en empowerment
Door middel van
doelgroepparticipatie en een
open dialoog werken
gemeenschap en professionals
samen aan oplossingen voor
sociale verandering
Internationaal onderzocht en
effectief gebleken
31
Selectief
Selectief
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Literatuur en bronnen
Allart-Van Dam, E. & Hosman, C.M.H. (2002). De invloed van sociaal-economische status en sekse
op het effect van de ‘Omgaan met depressie’ cursus. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen
(TSG), 80 (4), 262-268
Bakker, I. G., Blokland, & H. Wijnen (2001) Samen delen. Methodiekboek voor opvoedingsonder-
steuning in groepen. Utrecht: NIZW
Bandura, A (1986) Social psychology; Cognition; Social perception; Social aspects Englewood Cliffs,
N.J., Prentice-Hall
Barlow, J., Shaw, R. & Stewart-Brown, S. (2004). The effectiveness of parenting programmes for
ethnic minority parents. York: Joseph Rowntree Foundation
Bartels, K. (2003). Gezondheidstoestand. In: R. Grotenhuis (ed.), Van pionieren tot verankeren. Tien
jaar gezondheidszorg voor vluchtelingen (pp. 115-160). Utrecht: Pharos
Bean, T. (2006) 'Assessing the psychological distress and mental health needs of unaccompanied
minors in the Netherlands'. Universiteit Leiden, Faculteit der Sociale Wetenschappen (psychologie)
Beek, F. van (2005). ‘This is About My Future, Right?: Research into the Opinion of Children and
Adolescents Regarding Eigen-Kracht Conferences (Subreport 3). Voorhout, WESP
Begemann, F.A. (1995) Hulpverlening aan vluchtelingen en asielzoekers, mogelijkheden binnen
de eerstelijns zorg, Utrecht: Stichting Pharos
Bengi-Arslan, L., Verhulst, F. C. & Crijnen, A. M. (2002). Prevalence and determinants of minor
psychiatric disorder in Turkish immigrants living in the Netherlands. Social Psychiatry and Psychiatric
Epidemiology, 37, 118-124
Bekkum, D van., Ende, M. van den., Heezen, S. & Hijmans van den Bergh, A (1996) Migratie als
transitie, liminale kwetsbaarheid van migranten en implicaties voor de hulpverlening In: J. de Jong & M
van den Berg (Red.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 35-60) Lisse: Swets &
Zeitlinger
Bekkum, D. van. & Boedjarath, I. (1997) Een blik in de transculturele hulpverlening, 15 jaar ervaringen
met winst en verlies v. Utrecht, Van Arkel
Bekkum, D; Tjiin a Dije, K; Helberg, & G, Zwaan, I (2010) Rituelen en beschermjassen In J. de Jong &
S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 21-36) Utrecht: Tijdstroom
Berg van den G (2010) Interventies houden geen rekening met culturele verschillen. In: 'Jeugd en Co
Kennis', 4 (2) 8-17
Berry, J.W., Phinny, J., Sam, D., & Vedder, P. (2006) Inmmigrant youth in cultural traition:
Acculturation, identity and adaption across national contexts Mawah; Lawrence Erlbaum Associates
Blokland, G. (2002). Pedagogische advisering aan allochtone ouders: notitie en verslag OPEN
SPACE bijeenkomst 17 januari 2002. Utrecht: NIZW
Boendermaker, L., Veldt, M.C., & Booy, Y. van der (2003) Nederlandse studies naar de effecten van
jeugdzorg Utrecht: NIZW
Bolland, G (2009) Mindfulness; notitie Zorgraad Indigo Utrecht: Indigo
Burkey, S. (1993) People first, a guide to self-relaint participatory rural development, Londen: Zed
Books Ltd
Can, M; Verdouw, I (2003) Draaiboek Lichte dagen, donkere dagen, Utrecht: Trimbos Instituut
32
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Cuijpers P. (1994) ‘Omgaan met depressie.’ Tijdschrift Gezondheidsvoorlichting
Clarke G.N, Hornbrook M.C, Lynch F, Polen M, Gale J, Beardslee W, O'Connor E, Seeley J (2001) A
randomized trial of a group cognitive intervention for preventing depression in adolescent offspring of
depressed parents. Archives of General Psychiatry; 58 (12), 1127-1134
Delahaij, R (2004) Dossier Empowerment; Empowermentmethoden bij allochtone jongeren, Utrecht:
Forum
Dijk, R van (2010) Cultuur in de geestelijke gezondheidszorg . In J. de Jong & S. Colijn (Eds.),
Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 21-36) Utrecht: Tijdstroom
Distelbrink, M. (1998). Opvoeding in Surinaams-Creoolse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum
Distelbrink, M, Essayah O, & Vandenbroucke M. (2010) Onderzoeksagenda ‘Diversiteit in het
jeugdbeleid’ Een verkennende studie. Den Haag: Verwey-Jonker Instituut, ZonMw
Doorn,L. van e.a. (2008) Outreachend werken, handboek voor werkers in de eerste lijn, Bussum:
Coutinho
Dowrick, C., Dunn, G., Ayuso-Mateos, J.L., Dalgard, O.S., Page, H., Lehtinen, V., Casey, P.,
Wilkinson, C., Vazquez-Barquero, J.L., Wilkinson, G. (2000). Problem solving treatment and
group psychoeducation for depression: multicentre randomised controlled trial. British Medical
Journal, 321, 1-6
Drost, L; Cuijpers P.;M. Schippers G.M. (2010) Developing an interactive website for adolescents with
a mentally ill family member . Clinical Child Psychology and Psychiatry 2010 1-14 The online version
of this article (version 27-10-10) can be found at:
http://ccp.sagepub.com/content/early/2010/10/26/1359104510366281
Engelhard, D (2003) Quickscan naar het psychosociale welzijn van ama’s in relatie tot het terugkeerbeleid Utrecht: Pharos
Fargadi, A. (1999), De therapeutische relatie met getraumatiseerde asielzoekers en vluchtelingen. In:
Waning, A. van (red.) Multiculturele samenleving en psychoanalyse, Assen: van Gorcum
Feinberg, M., Greenberg, M.T. & Osgood, W.O. (2002). The effects of training in prevention science
on community leaders and projects. Evaluation and Program Planning 25: 245–259
Feinberg, M.E., Greenberg, M.T. & Osgood, W.O. (2004). Readiness, functioning, and perceived
effectiveness in community prevention coalitions: A study of Communities That Care American Journal
of Community Psychology 33: 163–177
Gelder, E. van., Hoop, T. de. & Joosten E. (2004) Meerwaarde allochtone zorgconsulent. Bij psychosomatische klachten van Turkse en Marokkaanse vrouwen. Resultaten van het project Bruggen
Bouwen. GGD Rotterdam e.o.: Rotterdam
Gernaat, H.B.P.E., Malwand, A.D,. Laban, C.J. & Jong, J.T.V.M. de (2002) Veel psychiatrische stoornissen bij Afghaanse v;luchtelingen in Drenthe, met name depressieve stoornis en posttraumatische
stressstoornis Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 146, 1127-1131
Gerritsen, A.A.M., Bramsen, I., Devillé W.I., Willigen, L.H.M., van., Hovens, J.E.J.M., & Ploeg, H.M.
van der (2006a) Physical and mental health of Afghan, Iranian, and Somaly refugees and aylum
seekers living in the Netherlands Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 41, 18-26
Gerritsen A.A.M., Bramsen I., Deville W., Van Willigen L.H.M., Hovens J.E., & Van der Ploeg H.M.
(2006b) Use of health care services by Afghan, Iranian and Somali refugees and asylum seekers
living in The Netherlands. European Journal of Public Health 16(4), 394-399
33
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
GGZNederland (2005) Preventie in perspectief, Amersfoort. Te downloaden via:
http://www.ggznederland.nl/preventie/preventie-biedt-perspectief.pdf ‘innovatief’
Gordon, T (2005) Luisteren naar kinderen, De Gordonmethode de methode voor overleg in het gezin,
Kosmos Uitgevers
Goudriaan, M. (2009) My Identity, de kracht van het leven in twee culturen., Amsterdam: GGZ InGeest
Ghorashi, H. ( 2006) Paradoxen van culturele erkenning: Management van diversiteit in Nieuw
Nederland. Oratie uitgesproken op 13 oktober 2006 aan de Vrije Universiteit van Amsterdam
Ghorashi, H., & Vijver, F.J.R. van de (2010). Culturele erkenning, persoonlijke ontwikkeling en
etnische identiteit. In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie
(pp. 57-74). Utrecht: Tijdstroom
Gorst-Unsworth C., & Goldenberg E (1998) Psychological sequelae of torture and organised violence
suffered by refugees from Iraq. Trauma-related factors compared with social factors in exile The
British Journal of Psychiatry 172: 90-94 (1998)
Graaf, R. de, ten Have, M.L., & Dorselaar, S. van., Schoemaker, C.G.,Beekman, A.T.F. & Volleberg,
W. (2005) Verschillen tussen etnische groepen in psychiatrische comorbiditeit: resultaten van
NEMESIS. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 60, 703-716
Haastrecht P van, & Verweij A. (2005) Wat is het aanbod? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM
Hawkins J.D., Catalano R.F. & Associates ( 1992) Communities That Care: Action for drug abuse
prevention. San Francisco: Jossey-Bass, Inc
Hawkins, J.D., Catalano, R.F., Arthur, M.W., Egan, E., Brown, E.C., Abbott, R.D. & Murray, D.M. (2008). "Testing
Communities That Care: The rationale, design and behavioral baseline equivalence of the Community Youth
Development Study". Prevention Science 9 (3), 178–190
Hermanns, J., Öry, F.G. & Schrijvers, G. (2005). Helpen bij opgroeien en opvoeden: eerder, sneller,
beter. Utrecht: RU Utrecht
Hinton D.E., Chhean, V., Pich, S. A., Safren, S. G., Hofmann, & Pollack H.M. (2005) .A Randomized
Controlled Trial of Cognitive-Behavior Therapy for Cambodian Refugees with Treatment-Resistant
PTSD and Panic Attacks: A Cross-Over Design Journal of Traumatic Stress, 18( 6), 617–629
Hobfoll, S.E. (2001). The influence of culture, community, and the nested-self in the stress process:
Advancing conservation of resources theory. Applied Psychology: An International Review, 50(3), 337421
Hobfoll S.E. & Jackson, A.P. (1991) Conservation of resources in community intervention American
Journal of Community Psychology Volume 19, Number 1, 111-121,
Hoeksema, K. J., & Werf, S. van der (2004) Sociologie voor de praktijk, een inleiding in de
sociologie voor het HBO, Bussum: Coutinho
Hoop, de T., Voordouw, I. & Drewes, M. (2004) Preventieve interventies gericht op psychische en
psychosomatische klachten bij allochtone groepen; Verslag van de expertmeeting op 29 september
2004 GGD Rotterdam e.o., NIGZ, Trimbos-Instituut, Utrecht
Ince, D., Berg v.d. G (2009) Overzichtsstudie interventies voor Migrantenjeugd: Ontwikkelingsstimulering, preventie en vroeghulp, Utrecht, Nederlands Jeugdinstituut. Te downloaden via
www.nji.nl/publicaties>Lokaal jeugdbeleid
34
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Jacobs, G., Braakman, M. & Houweling, J. (2005) Op eigen kracht naar gezond leven. Empowerment
in gezondheidsbevordering: concepten, werkwijzen en onderzoeksmethoden, Utrecht. Universiteit
voor Humanistiek
Jacobs, G (2008) Empowerment and Public health Toolbox; Empowerment en doelgroepparticipatie in
gezondheidsbevordering en preventie, methode, werkvormen en materiaal. Utrecht. Universiteit voor
Humanistiek
Jezewski, M.A. & Sotnik, P. (2001). Culture brokering: Providing culturally competent rehabilitation
services to foreign-born persons. Center for International Rehabilitation Research Information and
Exchange. CIRRIE Monograph Series, John Stone, Ed. Buffalo, NY: CIRRIE
Joanknecht, L. & E. Reijmers. (2004) Eigen-kracht conferenties en huiselijk geweld. Resultaten van
het project bij de Vrouwenopvang Amsterdam (VOA). Amsterdam: VOA
Jong, de J. 2010) Zorgfilters In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek culturele psychiatrie en
psychotherapie pag. 179-203, Utrecht, De Tijdstroom
Jordans, M.J.D., Tol, W.A., Komproe, I.H., & de Jong, J.T.V.M. (2009). Systematic review of evidence
and treatment approaches: psychosocial and mental health care for children in war. Child &
Adolescent Mental Health, 14, 2-14
Jordans M.J.D., e.a. (2010) Evaluation of a classroom-based psychosocial intervention in conflictaffected Nepal: a cluster randomized controlled trial Journal of Child Psychology and Psychiatry 51,7,
818–826
Kamperman, A. & Wit, M de (2010). Psychische problematiek In J. de Jong & S. Colijn (Eds.),
Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp.165-178) Utrecht: Tijdstroom
Karbouniaris S. & J.P. Wilken (2007). Good practices vanuit de Geestelijke Gezondheidszorg.
Maandblad Reïntegratie. 9, 28-31
Kieft, B., Jordans, M.J.D., Jong de J.T.V.M., Kamperman, A.M. (2008) Paraprofessional Counseling
within Asylum Seekers’ Groups in the Netherlands: Transferring an Approach for a Non-western
Context to a European Setting. Transcultural Psychiatry, 45, 1, 105-120
Klein Poelhuis ea. (2000) het effect van het Gordon Ouderprogramma, de Parent Effectiveness
Training; een meta-analyse Pedagogiek, jrg. 20, nr. 3, p.213-226
Knipscheer, J.W., & Kleber, R.J. (2005). Migranten in de GGZ: empirische bevindingen rond gezondheid, hulpzoekgedrag, hulpbehoeften en waardering van zorg.
Tijdschrift voor Psychiatrie, 47(11), 753-759
Kok, H., Molleman, G., Saan, H., Ploeg, M. (2005) Handboek Preffi, 2.0. Woerden: NIGZ
Kramer, S (2004) Interculturele competentieprofielen in de GGZ, Rotterdam: Mikado
Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., Schreuders B.A., De Jong J.T.V.M. (2004); Impact of
long asylum procedure on the prevalance of psychiaytric disorders among Iraqi asylum seekers in the
Netherlands; Journal of mental and nervous disease 192, 843-851
Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., van der Tweel I., De Jong J.T.V.M. (2005); Post
migration living problems ans common psychiatric disorders in Iraqi asylum seekers in the
Netherlands, Journal of Mental and Nervous disease, 193, 825-832
Laban C.J. Gernaat H.B.P.E., Komproe I.H., De Jong J.T.V.M. (2007) Prevalence and predictors of
health service use among Iraqi asylum seekers in the Netherlands. Social Psychiatry Psychiatric
Epidemiology. 42, 837-844
35
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Laban, K; Attia, A; Hurulean, E (2010)Asielzoekers en Vluchtelingen . In J. de Jong & S. Colijn (Eds.),
Handboek culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 563-575) Utrecht: Tijdstroom
LaFromboise, T., Coleman, H.L.K., Gerton, J. (1993) Psycological impact of bicultualism : Evidence
and Theory. Psycological bulletin, 114, 395-412
Lahey, B., Pelham, W., Loney, J., Lee, S., & Willcutt, E. (2005). Instability of the DSM-IV subtypes of
ADHD from preschool through elementary school. Arch Gen Psychiatry, 62, 896-902
Lee, C.C. (1992). Empowering young black males. Ann Arbor: ERIC Counselling and Personnel
Services, Clearing House
Lee, C.C. (2005) Empowering Young Black Males, III: A Systematic Modular Training Program for
Black Male Children and Adolescents, USA: Caps press
Lewinsohn P.M., Antonucci D.O., Breckenridge J.S., Teri. L. (1984) The Coping With Depression
Course Eugene: Castalia Publishing Company
Lewinsohn PM. (1987) The Coping With Depression Course. In: RF Munoz (ed). Depression
prevention; research directions. Washington: Hemisphere Publications
Loock, F van., Peeters, L. (2005) &U, maatjes project voor allochtone meiden, Stichting Two Get
There: Zeist
May, R. (2009). Geef de allochtone psychiatrisch specialist erkenning. Contrast, 24-25
McGill, I; Beaty, L (1995) Action Learning, second edition; a guide for professional, management and
educational development London, Kogan Page
Mesman, J., Yaman, A. (2010). Opvoeden in twee culturen In J. de Jong & S. Colijn (Eds.), Handboek
culturele psychiatrie en psychotherapie (pp. 151-161) Utrecht: Tijdstroom
Mikado (2003) Good Practice 3: Apoio, Een GGZ-consulente voor Kaapverdianen in Rijnmond, Uit de
Reeks Good practices: Mikado, Rotterdam
Mönnink, H. de (2000), Verlieskunde; handreiking voor de beroepspraktijk, Maarssen: Elsevier
Niesink, A. (2003) Procesevaluatie van het project 'Bruggen Bouwen' , de inzet van de allochtone
zorgconsulent in de huisartspraktijk bij Turkse en Marokkaanse vrouwen met psychosomatische
klachten GGD, Rotterdam
Nieuwhof, A. (2002). We doen het gewoon samen! : effectieve opvoedingsondersteuning voor allochtone ouders. Gouda: S&O stichting voor opvoedingsondersteuning
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (2000) Communities that care, Utrecht, NIZW
Nolden, L., Verbunt, M. (2008) 'Liever Bewegen Dan Moe', een preventief programma voor lichtdepressieve allochtone vrouwen Tijdschrift voor Psychiatrie 50 (3), abstract Workshop-137
Pels, T. (1998). Opvoeding in Marokkaanse gezinnen in Nederland. Assen: Van Gorcum
Pels, T., de Gruijter, M., Steketee, M., Distelbrink, M. (2009). De frontlinie versterken. Interculturele
methodieken in het voorportaal van de Jeugdzorg. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut
Pinto, D. (1994) Interculturele communicatie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum
Pinto, D. (2007) Interculturele communicatie, een stap verder. Nieuwegein: Bohn Stafleu van Loghum
Rapoport, D. & O’Brien-Strain, M. (2001) In-Home Visitation Programs: A Review Of The Literature.
The SPHERE Institute, 45-47
36
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Riagg Rijnmond (2009), Draaiboek Liever bewegen dan moe, Parnassia Bavogroep Rijnmond
Rispens, J., Hermanns, J.M.A. & Meeuw, W.H.J. (1996). Opvoeden in Nederland. Assen: Van Gorcum
Rohlof, R., Haans, T. (2005), Groepstherapie met vluchtelingen; transculturele praktijk, Houten: Bohn
Stafleu van Loghum
Ruuk, N (2005) Notitie ‘Integratie en Gezondheid vluchtelingen en nieuwkomers’, Utrecht: Pharos
Rutter, M. (2006) Implications of resilience concepts for scientific understanding Annals New York
academy of sience, 1094, 1-12
Scheppers E., Dongen E. van., Dekker J., Geertzen A (2006) Potential barriers to the use of helath
care services among ethnic minorities; a review. Family Practice, 23, 325-348
Singels, L., Drewes, M., Most van Spijk, M van der. (2008) De eff ecten van voorlichting in de eigen
taal en cultuur in beeld; Resultaten van twintig jaar inzet van voorlichters eigen taal en cultuur en
allochtone zorgconsulenten in de lokale gezondheidsbevordering en zorg NIGZ, Woerden
Steketee, Mak & Huygen (2006) Opgroeien in veilige wijken, Utrecht: Verwey-Jonker Instituut Sterk,
P.A.M. (2009) psycho-educatie voor en door asielzoekers en vluchtelingen. Handboek voor trainers,
Zaandam: Mind-Spring
Sterk, P.A.M. (2009), Module opvoedingsondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen.
Handboek voor trainers versie 2.2, Zaandam: Mind-Spring
Stevens, G.W.J.M (2004) Mental health in the Maroccan youth in the Netherlands Proefschrift
Rotterdam: Erasmus Universiteit
Sundell, K. & Vinnerljung, B. (2004). Outcomes of family group conferencing in Sweden: a 3-year
follow-up. Child Abuse & Neglect, 28, 267-287
Survivalkid.nl, www.survivlakid.nl Website onder beheer van Indigo Drenthe
Tan, N.J. (2006) Protocol DMO. Draaiboek training Samen Starten, Amsterdam. Universiteit van
Amsterdam
Tan, N., Bekkema, N., Ory, F. (2008) Toepasbaarheid van opvoedingsondersteuning voor
Marokkaanse en Turkse gezinnen in Nederland Leiden, TNO Kwaliteit van Leven
Taylor, C.B., Sallis, J.F. & Needle, R. (1985) The relation of physical activity and exercise to mental
health. Public Health Rep, 100, 195-202
Taylor CB, Houston-Miller N, Ahn DK, Haskell W, DeBusk RF (1986) The effects of exercise training
programs on psychosocial improvement in uncomplicated postmyocardial infarction patients.
J Psychosom Res, 30:581–587
Tick, N.T. (2007) Time trends in Dutch childrens‟ mental health. Rotterdam: Erasmus MC-Sophia
kinderziekenhuis proefschrift
Tjin a Dije, K; Zwaan, I (2007) Beschermjassen, transculturele hulp aan families, Assen: van Gorcum
Tkachuk, G., Martin, G (1999) Exercise therapy for patients with pychiatric disorders: Research and
clinical implications. Professional Psychology, Researarch and practice 30, 275-282
Trimbos-instituut. (2005). MGv special over migranten; Psychische problemen bij allochtone Neder-
landers., Utrecht, Trimbos Instituut
37
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Uiterloo, G ea. (2006) Draaiboek Heb jij power? Ontdek het zelf!, Utrecht: Trimbos Instituut
Veer, G. van der (1999), Psychotherapie met vluchtelingen of het begrijpen van ongewenste
vreemdelingen. In: Waning, A. van (red.) Multiculturele samenleving en psychoanalyse, Assen, Van
Gorcum
Verschoor, B; Visser, M; Visser S. (2010) Onderzoeksrapport Mindspring, HVU
Visser, K. (2001) Eigen kracht Conferentie- een literatuurstudie. Doctoraal Scriptie pedagogische
wetenschappen. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam
Vliet, K. van, Gruijter, M. de, & Singels, L. (2006). Diversiteit in participatie in gezondheidsbevordering
Utrecht: Verwey-Jonker Institute
Vocht, Md., Luiten, T., Looijschelder, Y., Poelmans, I. (2007) Draaiboek: Homeparty Alcohol &
Opvoeding., Utrecht, Trimbos-instituut
Vollebergh, W. (2002) Gemiste kansen: Culturele diversiteit en jeugdzorg, Oratie 2002
VROM (Ministerie); FORUM (2010) Betrokkenheid loont; Handreiking voor het verhogen
van de participatie van nieuwe Nederlanders Ministerie van VROM, Den Haag
Wattles, M. G. (2001). The role of the EP in mental Health. Journal of the Professionalization of
Exercise; Psychology online, 4, 8
WHO (2004) Prevention of mental health disorder. Effective interventions and policy options. World
Health Organization, Geneva
Wurff van der F.B., Beekman A.T., Dijkshoorn H., Spijker J.A., Smits C.H., Stek M.L., Verhoeff A
(2004) Prevalence and risk factors for depression in elderly Turkish and Moroccan migrants in the
Netherlands. Journal of Affective Disorder, 83 (1) 33-41
Zandvliet, M., & Ouatiq, M. (2009). Bereik en toegankelijkheid van de jeugdzorg. Utrecht: Alleato,
Centrum voor Maatschappelijke Ontwikkeling
Zeegers, A. (1998). Empowermentprogramma’s voor allochtone jongeren; een literatuurstudie.
Utrecht Trimbos Instituut
Zwaard van der, J. & Pannebakker, M. (1997). Pedagogische advisering aan Marokkaanse ouders:
drempels en kansen. Utrecht: NIZW
38
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Leden congres commissie
C.J. Laban, voorzitter
R. Wintrob, vice-voorzitter
Wetenschappelijke Commissie
Prof.dr. J. de Jong, voorzitter
Drs. R Van Dijk
Drs. M van Duijl
Dr. C Laban
Drs. M Kastrup
Prof dr F Kortmann
Prof dr Y Poortinga
Prof dr A Richters
Prof dr F van den Vijver
Prof emeritus R Wintrob
Drs T Zandi
Organisatie Commissie
C. Laban, voorzitter
J. Oomen
H. Rohlof
F. Sevinc
S. Somers
Deelnemers Delphi-bijeenkomst TP2010
Begeleiding Delphi-methodiek:
W. A Tol; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam
J. D. Jordans; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam
Deelnemers:
J. de Jong; Professor Culturele en Internationale Psychiatrie, VU Amsterdam
G. van Wijk; Traumakliniek Cape Town, South Africa
S. Momtazi; Universiteit Zanjan, Iran
C. Sotheara; TPO Cambodja, Universiteit Melbourne Australië
N. Upadhaya; Caafag Nepal
M. Mungherera; TPO Uganda
S. Ekblad; Karolina Institutet, Stockholm Sweden
D. Mucic; Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark
M. Mannesse; Creatieve Therapie, Leeuwarden
H. Ndayisaba; Working with traditional healers, Burundi
M. Welfing; Indigo Drenthe Assen
39
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Bijlage 1 Congresprogramma
SUNDAY JUNE 13
10.00 - 13.00
PRE-CONFERENCE COURSES 1-3
10.00 - 13.00
Pre-conference course 1: Recent developments in family therapy of Maghrebian
families in France
Abdessalem Yahyaoui, Professor of clinical psychopathology and Director of Research
in the LIP2CS, University of Savoie-Chambery, France & President of the Research and
Clinical Cross-Cultural Psychology Centrer (APPM-CREFSI)-Grenoble, France
10.00 - 13.00
Pre-conference course 2: The practice of cultural consultation
Laurence J. Kirmayer, MD, James McGill Professor & Director, Division of Social &
Transcultural Psychiatry McGill University, Montreal, Canada & Director Culture &
Mental Health Research Unit, Sir Mortimer B. Davis–Jewish General Hospital, Montreal,
Quebec, Canada
10.00 - 13.00
Pre-conference course 3: Ethnography in intervention development for families
impacted by migration and trauma
Steve M. Weine, Professor of Psychiatry, Director of the International Center on
Responses to Catastrophes College of Medicine, Chicago, USA and Collaborative, CoDirector of the Global Health Research, University of Illinois, Chicago, USA
13.30 - 16.30
PRE-CONFERENCE COURSES 4-6
13.30 - 16.30
Pre-conference course 4: Public mental health in low- and middle-income
countries
Joop V.T.M. de Jong, Professor of Cultural and International Psychiatry, VU university
medical center, Amsterdam, the Netherlands / Adjunct Professor of Psychiatry, Boston
University, School of Medicine, Boston, USA
13.30 - 16.30
Pre-conference course 5: Trauma, loss and traumatic growth: Impact and
intervention with major stress and trauma
Stevan E. Hobfoll, The Judd and Marjorie Weinberg Presidential Professor,
Rush University Medical Center, Chicago USA
13.30 - 16.30
Pre-conference course 6: Culturally sensitive treatment of traumatized nonwestern populations
Devon E. Hinton, MD, PhD, Associate Professor of Psychiatry, Massachusetts General
Hospital, Harvard Medical School, Boston, USA
15.00 - 18.00
Registration/badge pickup
17.00 - 18.00
OPENING CEREMONY
Lodewijk Asscher, Ad interim major of Amsterdam
Rutger Jan van der Gaag, Chair NVvP
Kees Laban, Chair of the conference
Ron Wintrob, Chair WPA-Transcultural Psychiatry Section
18.00 - 19.30
WELCOME RECEPTION
40
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
MONDAY JUNE 14
08.15 - 08.50
Registration/badge pickup
08.50 - 10.30
PLENARY SESSION
08.50 - 09.00
Opening
09.00 - 09.45
DSM-V and beyond: what can and cannot be captured by tools like the DSM
L.J. Kirmayer, James McGill Professor & Director, McGill University, Montreal, Canada
09.45 - 10.15
On the salient and elusive nature ethnic identity
A.J.R. van de Vijver, Full professor cross-cultural psychology, Tilburg University, the
Netherlands & North-West University, South Africa
10:15 - 10:45
Psychosocial approaches to Jihad's push and pull in Little Mogadishu
S.M. Weine M.D., Professor of Psychiatry, University of Illinois at Chicago, Chicago, IL
U.S.A
10.45 - 11.15
Coffee break
11.15 - 12.45
PARALLEL SYMPOSIA 1 - 5
11.15 - 12.45
Parallel symposium 1: WPA-TPS Chairman's symposium: The culture of freeenterprise medicine and ethical conflicts in psychiatry
11.15 - 11.45
The culture of free-enterprise medicine and ethical conflicts in psychiatry:
an american morality tale
R. Wintrob, Brown University, Providence, USA
11.45 - 12.05
What is wrong with a free lunch: the ethics of pharmaceutical company
sponsorship of medical education in the UK
S.L. Dein, University Glydwr, Wales & University College London, London, United
Kingdom
12.05 - 12.25
Psychiatry and pharmaceutical industry: from dangerous liaison to marriage of
convenience
P.M.F.J.J. Knapen, Psychotherapiepraktijk Eindhoven Centrum, Eindhoven, the
Netherlands
12.25 - 12.45
Discussion
11.15 - 12.45
Parallel symposium 2: Next generation migrants 1: Social context
11.15 - 11.35
Bicultural identity Integration: Acculturation process, coping and resilience
R.B. Bennegadi, Minkowska Center, Paris, France
11.35 - 11.55
Coping and chronic stressors related to psychological health of second
generation Moroccans and Surinamese in the Netherlands
G. van Husen, GGD Amsterdam, the Netherlands
11.55 - 12.15
Psychosocial and intellectual functioning of Dutch Antillean immigrants in
contact with the law
C. Boonmann, VU university medical center, Amsterdam, the Netherlands
12.15 - 12.35
An exploration of ethnic differences in help-seeking behavior for internalizing
problems in adolescent girls
I.J.E. Flink, Erasmus MC, Rotterdam, the Netherlands
12.35 - 12.45
Discussion
41
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
11.15 - 12.45
Parallel symposium 3: Human Rights
11.15 - 11.45
Human rights and the Istanbul protocol
A. Limburg-Okken
11.45 - 12.15
Hopelessness, suicidal ideation, and help seeking in a post-conflict zone
T. Wenzel, Medical University of Vienna, Vienna, Austria
12.15 - 12.45
To be announced
11.15 - 12.45
Parallel symposium 4: Refugees and asylumseekers
11.15 - 11.35
Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and
refugees living in the Netherlands
W.L.J.M. Devillé, NIVEL. Netherlands Institute for Health Services Research &
University Amsterdam/Pharos, Amsterdam, the Netherlands
11.35 - 11.55
Post migration problems and mental health in non-help-seeking Iraqi asylum
seekers: length of stay and beyond
C.J. Laban, De Evenaar, Centre of Transcultural Psychiatry North Netherlands, GGZ
Drenthe, Institute of Community Mental Health Care, Beilen, The Netherlands
11.55 - 12.15
Dealing with mental health problems of asylum seekers in the asylum procedure
E. Bloemen, Pharos, Utrecht, The Netherlands
12.15 - 12.35
The impact of swift reunion of refugee families on their adaptation and
integration processes
R. Al-Baldawi, Orient Medical Centre, Stockholm, Sweden
12.35 - 12.45
Discussion
12.35 - 12.45
Parallel symposium 5: Epidemiology and health care consumption
11.15 - 11.35
Influences on social inclusion and recovery of ethnic minorities receiving mental
health services in the UK
A.Y. Lau, North East London Foundation Trust, London, United Kingdom
11.35 - 11.55
Immigration, mental health and access to health care by Eastern Europe
immigrants in Portugal - a study with 566 Russian speaking immigrants
A.P. Almeida-Monteiro, Nursing school of Coimbra, Coimbra, Portugal
11.55 - 12.15
Psychological distress and common mental disorders among FSU immigrants in
Israel
J. Mirsky, Ben-Gurion University, Beer Sheva, Israel
12.15 - 12.35
Mental health in families of the Siberian region
E.V. Gutkevich, Mental Health Research Institute, Tomsk, Russia
12.35 - 12.45
Discussion
12.45 - 13.45
LUNCH
13.45 - 15.15
PARALLEL SYMPOSIA 6 – 10
13.45 - 15.15
Parallel symposium 6: International mental health 1: General issues
Chairman: J.T.V.M. de Jong
42
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
13.45 - 14.05
The perennial debate on culture and psychopathology: from inferior frontal lobes
to cultural neuroscience
J.T.V.M. de Jong, VU university medical center, Amsterdam, the Netherlands &
Boston University, School of Medicine, Boston, USA
14.05 - 14.25
The relevance of traditional healers in the context of Burundi
H. Ndayisaba
14.25 - 14.45
Mental health care in Burundi and Afghanistan
P. Ventevogel
14.45 - 15.05
The effect on mental health of a large scale psychosocial intervention for
survivors of mass violence: a quasi-experimental study in Rwanda
F. Verduin, Equator Foundation, Amsterdam, the Netherlands
15.05 - 15.15
Discussion
13.45 - 15.15
Parallel symposium 7: Next generation migrants 2: Epidemiology
13.45 - 14.05
Immigrant Children's Mental Health in Ireland
N. Skokauskas, Trinity College Dublin, Dublin, Ireland
14.05 - 14.25
Prevalence of mental health problems in Moroccan immigrant youth in the
Netherlands
M. Adriaanse, VU university medical center/de Bascule, Amsterdam, the Netherlands
14.25 - 14.45
Unaccompanied Refugee Minors (URM) and Dutch Mental Healthcare Services
(MHS). Severity of psychological distress and need of mental health care.
T. Bean, Human Relation Service, Wellesley, Massachusetts, USA
14.45 - 15.05
Differences in correlates of self-reported offending between children with a first
police contact from Dutch and non-Western origin
L. van Domburgh, VU Medical Center, Amsterdam, the Netherlands
15.05 - 15.15
Discussion
13.45 - 15.15
Parallel symposium 8: Social Exclusion and discrimination
13.45 - 14.05
Social exclusion, discrimination, marginalisation and racism
S.L. Dein, University Glydwr, Wales & University College London, London, United
Kingdom
14.05 - 14.25
The effect of perceived ethnic discrimination on emotional distress in 1st and 2nd
generation migrant women of Turkish descent in Germany
M.C. Aichberger, Charité University Medicine, Berlin, Germany
14.25 - 14.45
Individual experiences of inter-ethnic interactions and how perceptions of racism
and discrimination influence the individual and ethnic identity and mental
wellbeing of ethnic minority individuals
E.S. Gnanamanickam, University of Copenhagen, Copenhagen, Denmark &
University of Sheffield, Sheffield, United Kingdom
14.45 - 15.05
Client empowerment might fill the transcultural gap between client and therapist
P.C.A.M. Den Boer, Arkin, Amsterdam, the Netherlands
15.05 - 15.15
Discussion
13.45 - 15.15
Parallel symposium 9: Diagnostics and psychosis
43
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
13.45 - 14.05
The incidence of schizophrenia among first and second generation Moroccans in
the Netherlands and the follow up study
T. Zandi, Symfora group, Amersfoort, the Netherlands
14.05 - 14.25
Comparing rates of psychosis in the African minorities of three countries:
The United States, the United Kingdom, and France
G.E. Jarvis, McGill University, Montreal, Canada
14.25 - 14.45
Posttraumatic stress disorder with psychotic features in refugees
M.H. Braakman, De Gelderse Roos, Wolfheze, the Netherlands
14.45 - 15.05
Migration and culture as determining factors in diagnostic and therapeutic
processes of migrants: A systematic distinction based on a qualitative content
analysis of treatment courses
I.T. Calliess, Hannover School of Medicine, Hannover, Germany
15.05 - 15.15
Discussion
13.45 - 15.15
Parallel symposium 10: Competence and training
13.45 - 14.05
The Development of a Psycho-Social Hotline within the PsyMigrants Project at the
University Hospital in Lausanne, Switzerland
D. Reeves, CHUV, Lausanne, Switzerland
14.05 - 14.25
Cultural competency in mental health care
S.A. Kramer, Utrecht University, Utrecht, the Netherlands
14.25 - 14.45
Putting the Intercultural Addendum Anxiety Disorders into practice
M.H.H. Hoogsteder, Mikado, Rotterdam, the Netherlands
14.45 - 15.05
Intercultural and Psychosocial Observatory on Migrations (OIPMI)
M.M. Valero-Valero, Universitat Jaume I, Castellón, Spain
15.05 - 15.15
Discussion
15.15 - 15.45
COFFEE BREAK
15.45 - 17.15
PARALLEL SYMPOSIA 11 – 15
15.45 - 17.15
Parallel symposium 11: International mental health 2: Africa
Chairman: J.T.V.M. de Jong
15.45 - 16.05
Ethno-cultural response to trauma in Cambodia: Baksbat (broken courage) a
Cambodian version of PTSD
C. Sotheara, Transcultural Psychosocial Organization Cambodia (TPO Cambodia) &
Monash Asia Institute, Monash University, Melbourne, Australia
16.05 - 16.25
Mental health disorders and vulnerability to HIV/AIDS among post conflict
communities in Eastern Uganda
M. Mungherera, TPO Uganda
Community-based psychosocial intervention with excluded children, adolescents
and families in Kinshasa (DRCongo)
J. le Roy
16.25 - 16.45
16.45 - 17.05
Psychosocial wellbeing and reintegration of Children Associated with Armed
Forces and Armed Groups (CAAFAG) in Nepal
N. Upadhaya
17.05 - 17.15
Discussion
44
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
15.45 - 17.15
Parallel symposium 12: Next generation migrants 3: The accessibility of youth
mental health care for immigrant children
Chairman: A.E. Boon
15.45 - 16.05
A comparison of the accessibility for immigrant children of regular and forensic
youth mental health care
A.E. Boon & A.M. de Haan, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The
Hague, the Netherlands
16.05 - 16.25
Do DSM-classifications differ for clients of various ethnic backgrounds within a
youth mental health care setting
A.M. de Haan & A.E. Boon, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The
Hague, the Netherlands
16.25 - 16.45
Minority background clients are underrepresented in youth mental health care
facilities. What causes this bias: Socioeconomic variables or ethnic background?
A.E. Boon & A.M. de Haan, De Jutters, centrum voor Jeugd-GGZ Haaglanden, The
Hague, the Netherlands
16.45 - 17.15
The role of migration history, cultural inheritance and ethnic identity for migrant
adolescents in mental health care
I.A.E. Goorts & M.H.H. Hoogsteder, Mikado, Rotterdam, the Netherlands
15.45 - 17.15
Parallel symposium 13: Mixed methods
15.45 - 16.15
Transfer of psychometric scales across cultures
Y.H. Poortinga, Tilburg University, Tilburg, the Netherlands
16.15 - 16.45
Taking care of refugee and migrant children : new approaches needed
G. Serneels, Solentra/UZBrussel, Brussels, Belgium
16.45 - 17.15
Ethnic differences in management of anxiety and depression in general
practice in urban areas in the Netherlands
T.J.L. Fassaert, GGD Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands
15.45 - 17.15
Parallel symposium 14: Cultural formulation of diagnosis and cultural interview
15.45 - 16.15
The Cultural Formulation: recognizing cultural identities
S. Groen, De Evenaar / GGZ Drenthe, Beilen, the Netherlands
16.15 - 16.45
The cultural formulation in Stockholm
M. Scarpinati-Rosso, Karolinska Institute, Stockholm, Sweden
16.45 - 17.15
Training and implementation of the Cultural Formulation in DSM-IV amongst
clinicians in Stockholm
S. Baarnhielm, Transcultural Centre, Stockholm, Sweden
15.45 - 17.15
Parallel symposium 15: Art therapy and psychomotor therapy
15.45 - 16.05
Different is dangerous? Dealing with anxiety and uncertainty during psychomotor
therapy with clients of non-Western civilisations: an intercultural perspective
J. Goffin & K. Peters, GGZ inGeest, Amsterdam
16.05 - 16.25
Bridging the intercultural gap, the role of art therapy
S.E. Meijer-Degen, ICTEP, Amersfoort, the Netherlands
16.25 - 16.45
Transcultural art therapy with traumatized refugees
K.A. Schouten, Stichting Centrum '45, Diemen, the Netherlands
45
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
16.45 - 17.05
Can't find the words: Working with art and drama
M. Mannesse, CT, Leeuwarden, the Netherlands
17.05 - 17.15
Discussion
17.15 - 18.15
POSTER PRESENTATIONS (P01 – P37)
17.15 - 18.15
BUSINESS MEETING WPA-TPS
TUESDAY JUNE 15
08.50 - 10.30
PLENARY SESSION
08.50 - 09.00
Opening
09.00 - 09.45
Culturally adapted Cognitive Behavioral Therapy (CA-CBT) for refugees and
ethnic populations with PTSD
Devon E. Hinton, MD, PhD, Associate Professor of Psychiatry, Massachusetts General
Hospital, Harvard Medical School, Boston, USA
09.45 - 10.30
War and terrorism’s impact on the self and society: Facing our vulnerabily and
our resiliency
Stevan E. Hobfoll, Ph.D., The Judd and Marjorie Weinberg Presidential Professor,
Rush Medical College, Chicago, USA
08.50 - 10.30
PARALLEL SESSION
Film series symposium “Reaching Many” - Media for Mental Health across
Cultures: Media formats and applications for mental health professionals and the
public – increasing the reach
M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer
10.30 - 11.00
COFFEE BREAK
11.00 - 12.30
PARALLEL SYMPOSIA 16 – 20
Parallel symposium 16: International mental health 3: Asia
11.00 - 12.30
Chairman: Joop de Jong
11.00 - 11.30
Report on a model for addressing issues of continuous trauma in a marginalised
post-apartheid community in cape town, and the implications for marginalised
groups in European countries
G. van Wyk, Traumaclinic, Cape Town, South Africa
11.30 - 12.00
War exposure, daily stressors and mental health: an empirical view from
Afghanistan and Sri Lanka
K.E. Miller, Doctors Without Borders (MSF) Holland
12.00 - 12.30
Mental disorder in a sample of Afghan immigants living in Iran
S. Momtazi, Zanjan University of Medical Sciences, Zanjan, Iran
11.00 - 12.30
Parallel symposium 17: Next generations migrants 4: Therapeutic interventions
11.00 - 11.30
The meaning of intercultural approaches in family interventions and social
science PMTO for Moroccan immigrants with children with behavioral problems in
the Netherlands
B. Hallich, VU University medical center, Amsterdam, the Netherlands
46
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
11.30 - 12.00
Silenced voices: Children of parents with mental ill health and immigrant
background
K. Ingvarsdotter, Malmö University, Malmö, Sweden
12.00 - 12.30
Approaching Moroccan immigrant youth; a protocol for reliably identifying mental
health problems and influential family and environmental characteristics
M.B.A. Niemantsverdriet, VU medical center/de Bascule, Amsterdam, the Netherlands
11.00 - 12.30
Parallel symposium 18: Group therapy with traumatized asylum seekers and
refugees – The “Den Bosch model”: description and a controlled study
B. Drozdek, Psychiatrist, Reinier van Arkel groep/Psychotrauma Center Zuid Nederland,
’s-Hertogenbosch, the Netherlands
11.00 - 12.30
Parallel symposium 19: Suicide & self-harm
11.00 - 11.20
Suicide among Ethiopian Immigrants in Israel
R. Youngmann, Ruppin Academic Center, Emek Hefer, Israel
11.20 - 11.40
Suicide and suicidal behavior among asylum seekers in the Netherlands, 20022007
E.S.M. Goosen, Netherlands Association for Community Health Services, Utrecht,
the Netherlands
11.40 - 12.00
Involuntary migration & occurrence of suicide among Ethiopian & Eritrean
diaspora in the Netherlands
A. Negash, I-Psy, Almere, the Netherlands
12.00 - 12.20
Immigration and the change in gender patterns of attempted suicides among
immigrant groups in European countries- An international perspective
C. Bursztein Lipsicas, Karolinska Institute, Stockholm, Sweden
12.20 - 12.30
Discussion
11.00 - 12.30
Parallel symposium 20: Film series symposium
Media under special conditions: psychosocial consequences of acculturation,
social change, natural disaster, war and cultural conflict
M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer
12.30 - 13.30
LUNCH
12.45 - 13.20
LUNCH TIME FILM
13.30 - 15.00
PARALLEL SYMPOSIA 21 – 25
13.30 - 15.00
Parallel symposium 21: Schizophrenia
Chairman: J.P. Selten
13.30 - 14.00
Risk of psychiatric treatment for mood disorders and psychotic disorders among
migrants and Dutch nationals in Utrecht, the Netherlands
J.P. Selten, Rivierduinen Institute for Mental Health Care, Leiden, the Netherlands
14.00 - 14.30
Us and Them; social and cultural explanations for the increased risk for
schizophrenia among ethnic minorities
W. Veling, Parnassia Psycho-medical care, The Hague, the Netherlands
14.30 - 15.00
Migration and its impact on the psychopathology of psychoses
T. Stompe, University of Medicine Vienna, Vienna, Austria
47
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
13.30 - 15.00
Parallel symposium 22: Children in conflict
13.30 - 13:50
Interventions for children affected by war: Synthesis of cluster randomized trials
in four countries
W.A. Tol, HealthNet TPO, Amsterdam, the Netherlands
13.50 - 14.10
Development of psychosocial care systems for children in conflict-affected
settings
J.D. Jordans, HealthNet TPO, Amsterdam, The Netherlands
14.10 - 14.30
Somatocognitive approaches to acute stabilization for young children exposed to
extreme stressors
R. Macy, BIDMC-Harvard Medical School, Division of Disaster Resilience-Department of
Emergency Medicine, Boston, USA,
14.30 - 14.50
Melting away the occupation: drawings and wishes of Palestinian teenagers
Y. Rabaia, Institute of Community and Public Health, Birzeit University
occupied Palestinian territory, Birzeit, Palestine
14:50 - 15:00
Discussion
13.30 - 15.00
Parallel symposium 23: Telepsychiatry
13.30 - 14.00
Transcultural Telepsychiatry and its impact on patient satisfaction
D. Mucic, Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark
14.00 - 14.30
Telepsychiatry in Greenland
P. Bisgaard, Queen Ingrid Hospital, Nuuk, Greenland
14.30 - 15.00
Online support for young refugees with a family member suffering from mental
illness
L.M. Drost, Indigo / GGZ Drenthe, Assen, the Netherlands
13.30 - 15.00
Parallel symposium 24: Community approaches
13.30 - 14.00
Articulating the community approach to enhance mental health of migrant
populations
H.A.P. Beijers, GGZ Utrecht, Utrecht, the Netherlands
14.00 - 14.30
Intercultural community mental health care
D. van Bekkum, De Gelderse Roos Rivierenland, Tiel, the Netherlands
14.30 - 15.00
It takes a community to help a child: a community-based and etnopsychiatric
approach in working with children from migrant families
K. Vanfraussen, UZ Brussels, Brussels, Belgium
13.30 - 15.00
Parallel symposium 25: Film series symposium
Inform and entertain: psycho-social consequences of migration, cultural friction
and the experience of mental illness: drama and documentary
M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer
15.00 - 15.30
COFFEE BREAK
15.30 - 17.00
PARALLEL SYMPOSIA 26 – 30
15.30 - 17.00
Parallel symposium 26: Dissociation in the context of culture and societal
disruption
48
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
15.30 - 16.00
Spirit possession as an idiom of distress, coping with the aftermath of terror and
trauma in Uganda
M. van Duijl, Centrum '45, Oegstgeest, the Netherlands
16.00 - 16.30
Dissociative alterations of identity: A cross-cultural and developmental
perspective
E. Cardeña, Lund University, Lund, Sweden & S. Reijman, Leiden University, Leiden,
the Netherlands
16.30 - 17.00
Kiyang-yang, a West-African post-war idiom of distress
R. Reis, Leiden University Medical Centre, Leiden, the Netherlands & University of
Amsterdam, Department of Sociology and Cultural Anthropology, Amsterdam, The
Netherlands
15.30 - 17.00
Parallel symposium 27: Depression and somatisation
15:30 - 15:50
Cultural variations in the presentation of depression of migrated Turkish women
in the Netherlands
R. Borra, Riagg Rijnmond, Rotterdam, the Netherlands
15:50 - 16:10
Somatization in the Clinic for Tortured Refugees: a transcultural challenge
J.G.B.M. Rohlof, Centrum '45, Oegstgeest, the Netherlands
16:10 - 16:30
Explanatory Model of depression among female patients and their relatives in
three ethnic groups (Kurds, Fars And Turks) in I.R. Iran
S. Ekblad, Karolinska Institutet, Stockholm, Sweden
16:30 - 16:50
Is emotion identification by facial expression influenced by immigration and
acculturation?
A.H. Zohar, Ruppin Academic Center, Emek Hefer, Israel
16:50 - 17:00
Discussion
15.30 - 17.00
Parallel symposium 28: Adoption
15.30 - 16.00
Diagnostic profile and pattern of contact with psychiatric services among
international adopted persons differences compared to other ethnic groups in
Denmark
M. Kastrup, Rigshospitalet, Copenhagen, Denmark
16.00 - 16.30
International adoption: an overview of it’s consequences seen from a psychiatric
point of view
A. Grube, GGZ Drenthe, Emmen, the Netherlands
16.30 - 17.00
The supply-side of adoption. Relinquishment and adoption from the perspective
of unmarried mothers in South India
P. Bos, Radboud University, Nijmegen, the Netherlands
15.30 - 17.00
Parallel symposium 29: Psychoanalysis, mentalization and migrants
15.30 - 16.30
A double world. Mentalization informed psychoanalytic therapy of secondgeneration migration-related identity problems and infant mental health
psychotherapy for their children
W. Gomperts, Dutch Psychoanalytic Institute/ University of Amsterdam, Amsterdam,
the Netherlands & F. Sampaio de Carvalho
16.30 - 17.00
Comparable characteristics of depressive disorder in Turkish-Dutch, MoroccanDutch and native Dutch residents of Amsterdam
A.C. Schrier, Altrecht, Utrecht, the Netherlands
49
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
15.30 - 17.00
Parallel symposium 30: Film series symposium
The Making of “Media for Mental Health Across Cultures: for who, for what, by
who and how? Films and Interdisciplinary Panel Discussion
M.W. deVries, J. Swart & M. Timmer
15.05 - 15.15
POSTER PRESENTATIONS (P38 – P70)
19.00 - 22.00
CONFERENCE DINNER
WEDNESDAY JUNE 16
09.00 - 10.30
PARALLEL SYMPOSIA 31 – 34
09.00 - 10.30
Parallel symposium 31: Somatization and psychologization: The cultural shaping
of symptoms and syndromes
Chairman: A. Ryder
09:00 - 09:25
A conceptual approach to somatic symptom presentation and the functional
somatic syndrome
S. Wessely, King's College, London, United Kingdom
09:25 - 09.50
A narrative analysis approach to understanding cultural differences in
somatization and psychologization
A. Karasz, Albert Einstein College of Medicine, New York, USA
09.50 - 10.15
A quantitative approach to unpacking sociocultural influences on somatization
and psychologization
A. Ryder, Concordia University, Montreal, Canada
10.15 - 10.30
Discussion
Discussant: L.J. Kirmayer, McGill University, Montreal, Canada
09.00 - 10.30
Parallel symposium 32: Interpersonal violence
09.00 - 09.30
Not talking about experiences of sexual violence: harmful or healing?
M. Tankink, HealthNet TPO, Amsterdam, the Netherlands
09.30 - 10.00
Healing from interpersonal violence through community-based sociotherapy in
post-genocide Rwanda
A. Richters, Leiden University Medical Center (LUMC), Department of Public Health and
Primary Care, Leiden, the Netherlands & Amsterdam Institute for Social Science
Research (AISSR), Amsterdam, the Netherlands
10.00 - 10.30
09.00 - 10.30
09.00 - 09.20
Daughters of evil, subjects at the mercy: Symbolic violence, coercion and
suffering in everyday life of young Nigerian and Cameroonians women
S. Taliani, University of Turin, Turin, Italy
Parallel symposium 33: Forensic psychiatry
Chairman: R.J.P. Rijnders, Netherlands Institute of Forensic Psychiatry and Psychology,
location Pieter Baan Centrum, Utrecht, the Netherlands
Ethnicity, accountability and advised treatment of forensic psychiatric assessed
defendants in the Netherlands
D.J. Vinkers, Netherlands Institute of Forensic Psychiatry and Psychology, Rotterdam,
the Netherlands
50
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
09.20 - 09.40
Experiences and expectations of non-western patients in Dutch forensic
psychiatric hospitals
F. Kortmann, Radboud University Nijmegen, Nijmegen, the Netherlands
09.40 - 10.00
Ethnic differences in risk of acute compulsory admission in Amsterdam, 19962005
M.A.S. De Wit, Municipal Health Service Amsterdam, Amsterdam, the Netherlands
10.00 - 10.20
Individual and environmental risk factors for (re-)offending in children from ethnic
minorities: childhood offenders from Moroccan origin in the city of Amsterdam
C.H. Paalman, VU Medical Center, Amsterdam, the Netherlands
10.20 - 10.30
Discussion
09.00 - 10.30
Parallel symposium 34: Psychotherapy
09.00 - 09.30
Transcultural treatment models and psychotherapy research
S. Colijn, Centre for Personality Disorders Jelgersma, Oegstgeest, the Netherlands
09.30 - 10.00
What works best for whom? Effect studies with Dutch (Western-European)
minority groups are a top priority for European mental health care research.
M.H.J. Bekker, Tilburg University, Department of Developmental, Clinical and CrossCultural Psychology, Tilburg, the Netherlands
10.00 - 10.30
Cross cultural Interpersonal psychotherapy: tailoring evidence based
psychotherapy to meet the needs of ethnic minorities
M.C. Horjus, Psy-Q Haaglanden, The Hague, the Netherlands
09.00 - 10.30
Parallel symposium 35: Religion, spirituality and CAM
09.00 - 09.30
The ritual of exorcism; On the borderline of religion, psychiatry and law
A.E. Grochowska, NIFP, Utrecht, the Netherlands
09.30 - 10.00
Spiritual context of attributing the cause of mental health problems in Islam
N. Eltaiba, The University of Western Australia, Perth, Australia
10.00 - 10.30
To be announced
10.30 - 11.00
COFFEE BREAK
11:00 - 13:00
PLENARY SESSION
11.00 - 11.45
Cultural differences in emotions: The consequences for intercultural counseling
B. Mesquita, University of Leuven, Leuven, Belgium
11.45 - 12.30
Internalizing and externalizing disorders from a cross-cultural perspective
J. Westermeyer, M.D., M.P.H., Ph.D., Professor of Psychiatry, University of Minnesota,
Minneapolis Minnesota, USA
12.30 - 13.00
Closing ceremony and reports co-sponsoring organizations
51
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Bijlage 2 Congresverslag
International Conference on Transcultural Psychiatry-“Migration, next generations and the future of
psychiatry”
Jeroen Oomen, MD, Hans Rohlof, MD, Kees Laban, MD, PhD. Transcultural Psychiatry Section,
Netherlands Psychiatric Association.
th
th
From the 13 to 16 of June 2010 the International Conference on Transcultural Psychiatry took
place in Amsterdam, The Netherlands, at the Royal Tropical Institute. The theme of the conference
was: Migration, next generations and the future of psychiatry. The conference was organized by the
Section of Transcultural Psychiatry of the Netherlands Psychiatric Association and was sponsored by
the Transcultural Psychiatry Section of the World Psychiatric Association.
Around 350 people from 37 different countries participated. The participants regarded this conference
as well organized and its scientific program excellent. It presented the state of the art of the research
and clinical work on the field of Transcultural Psychiatry and International Mental Health.
There were 6 pre-conference courses, 7 plenary sessions and over 120 presentations comprising 35
parallel symposia.
Several pre-conference courses were offered to conference participants: “Recent developments in
family therapy of Maghrebian families in France” by Abdessalem Yahyaoui, “The practice of cultural
consultation” by Laurence J. Kirmayer, “Ethnography in intervention development for families impactted by migration and trauma” by Steve M. Weine, “Public mental health in low- and middle-income
countries” by Joop V.T.M. de Jong, “Trauma, loss and traumatic growth: Impact and intervention with
major stress and trauma” by Stevan E. Hobfoll, and “Culturally sensitive treatment of traumatized nonwestern populations” by Devon E. Hinton.
The conference was opened by Kees Laban ( chair of the conference), Ron Wintrob (chair, WPATPS), , Jan Rutger van der Gaag (Chair, Netherlands Psychiatric Association) and Mrs Andrée van Es
(alderman of the City of Amsterdam). The venue, the Royal Tropical Institute (KIT), located in the city
centre of Amsterdam, is a beautiful historic building and was by its function a symbolic place to have a
conference on this topic.
The plenary sessions covered the topics: “DSM-V and beyond: The place of culture in psychiatric
nosology” (Laurence J. Kirmayer), “On the salient and elusive nature of ethnic identity” (Fons A.J.R.
van de Vijver), “Psychosocial approaches to Jihad’s push and pull in Little Mogadishu” (Steve M.
Weine) , “Culturally Adapted Cognitive Behavioral Therapy (CA-CBT) for refugees and ethnic
populations with PTSD” (Devon E. Hinton), “War and terrorism’s impact on the self and society: Facing
our vulnerably and our resiliency” (Stevan E. Hobfoll), “Cultural differences in emotions: The consequences for intercultural counseling” (Batja Mesquita) and “Internalizing and externalizing disorders
from a cross-cultural perspective” (Joseph Westermeyer).
52
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
The parallel symposia covered a wide range of topics, some about international mental health in
different continents, and the majority about transcultural issues in research and in psychiatric practice
in Western countries; e.g next generation migrants, refugees and asylum seekers, cultural formulation
of diagnosis and cultural interview, community approaches.
Special attention was placed on epidemiological issues concerning the second generation of immigrants and their mental health service use. As is known from research, psychopathology, especially
the prevalence of schizophrenia, is higher in this second generation immigrant population. Social
exclusion and discrimination are regarded as etiological factors.
Diagnostic topics were also discussed. The difficulties applying DSM and ICD in immigrants and in
non-Western countries were discussed. Difficulties in diagnosis are being handled by clinicians using
special psychometric tests, along with the cultural formulation of diagnosis. Research concerning a
new abridged cultural formulation interview was presented during the conference.
There was strong emphasis on changes in therapeutic techniques when applying these techniques for
ethnic minority groups, first and second generations. The most recent research in this field was
presented, including the work of Mark Blom (recently published in Transcultural Psychiatry). Devon
Hinton gave an excellent workshop on his cognitive behaviour therapy for refugees and migrants.
Other techniques were talked about which are suitable for small dispersed populations like telepsychiatry (contact via video screens) and e-health.
Forensic psychiatric issues were also discussed, for instance the work of Boon and Domburgh in
young immigrants in the Netherlands.
With respect to refugees, there was much attention focused on the topic of distress versus resilience.
The case of identity loss and regaining a strong and extremist identity by young Muslim Somali males
was presented by Stevan Weine.
During the whole second day of the conference a film program was presented with images of migration and cultural psychiatric topics. Film-makers were present to discuss methods of reaching the
general population as well as professional groups, with striking images.
One of the accomplishments of the conference was that it attracted many participants who were not
familiar with the body of knowledge that has been developed within the field of transcultural psychiatry
in recent years. They were doing their research and clinical work in relatively isolated positions or in
relationship with other research areas like general epidemiology, child psychiatry, forensic psychiatry,
health and human rights issues, social injustice and discrimination etc. They were happily surprised to
meet so many different people from all over the world who were interested in the latest research and
clinical developments in the field of transcultural psychiatry.
The fine summer weather during the conference added to the ambiance of the old city of Amsterdam
enhanced the positive feeling of conference participants.
The congress Organizing Committee wants to thank all participants and speakers: It was our pleasure
to host you all in Amsterdam.
Finally: A week before the conference a very anti-Islam political party took 24 of the 150 seats in the
Dutch parliamentary election. A few conference participants took the initiative to send a petition to the
politician appointed to explore the options for forming a cabinet. The congress Organizing Committee
supported this initiative wholeheartedly and the following petition was signed by many participants
and sent as a signal of concern:
Petition to the future government of the Netherlands
Professionals in mental health care, gathered together at the International Conference on Transcultural Psychiatry, Amsterdam, 13-16 June 2010,
“Migration, next generations and the future of psychiatry”
are concerned about the increasing polarization along ethnic lines in Dutch society.
They see the negative and health-undermining consequences of this in their day-to-day practice.
Fighting social exclusion and racism is central to the prevention of mental disorders.
53
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Bijlage 3 Resultaten Delphi-bijeenkomst
Resultaten Delphi-bijeenkomst TP 2010 15 juni 2010
O.l.v : Dhr W. Tol (TPO)
Verslag : Mevr. M. Welfing (Indigo Drenthe)
Van 13 tot en met 16 juni 2010 werd er in Amsterdam het internationale Transculturele Psychiatrie
Congres georganiseerd. Het congres kreeg als titel mee: “Migration, next generations and the future of
psychiatry”. De organisatie lag in handen van het Platform Transculturele Psychiatrie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en de World Psychiatric Association, sectie transculturele psychiatrie.
Met subsidie van ZonMW was één van de doelen om tijdens het congres informatie te verzamelen
waarmee een aanzet gegeven kon worden tot een meer verfijnd en onderzoeksmatig onderbouwd
preventief programma voor etnisch-diverse groepen. De aandacht werd hierbij gericht op 3 doelgroepen waarvan op basis van epidemiologisch onderzoek kan worden vastgesteld dat zij meer specifieke
aandacht behoeven ten aanzien van preventie van psychische problematiek. Het gaat om jeugd, asielzoekers en vluchtelingen, en specifieke subgroepen van volwassen migranten.
Om tot conclusies te kunnen komen ten aanzien van hiaten en knelpunten in de huidige preventiepraktijk zijn twee activiteiten uitgevoerd:
1. De eerste activiteit richt zich op het rapporteren van lopende preventieve activiteiten die voor de
Nederlandse ggz van belang zijn.
2. De tweede activiteit richt zich op het organiseren van een Delphi-bijeenkomst voor specifiek genodigden en andere congresdeelnemers. Tijdens deze Delphi-groepsbijeenkomst zal de deelnemers
gevraagd worden naar prioriteiten ten aanzien van preventie alsook naar geslaagde preventieprogramma’s in hun landen van herkomst die een inspiratie kunnen vormen voor Nederland of die
wetenschappelijk getoetst moeten worden alvorens breedschalig te kunnen worden toegepast in
Nederland.
De Delphi-methode werd oorspronkelijk ontwikkeld door Olaf Helmer en Norman Dalkey van de RAND
Corporation (1959). De Delphi-methode is een dialectisch proces dat ontworpen werd met het oog op
de voordelen van een bundeling en uitwisseling van opvattingen, zodanig dat de respondenten
kunnen leren van elkanders standpunten, maar dan zonder de ongewenste beïnvloeding die gemakkelijk optreedt bij de conventionele face-to-face-aanpak (waar snel dominantie vastgesteld wordt van
diegene met de luidste stem of het grootste prestige). De techniek biedt deskundigen de mogelijkheid
om op een systematische manier met een complex probleem om te gaan. Ronde na ronde wordt de
relevante informatie gedeeld, waardoor de panelleden steeds meer kennis opdoen. Zodoende kunnen
aanbevelingen geformuleerd worden op basis van een completere informatie.
In dit verslag worden de resultaten weergegeven van de Delphi-bijeenkomst die plaatsvond op dinsdag 15 juni 2005
Begeleiding Delphi-methodiek:
W. A Tol; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam
J. D. Jordans; medewerker HealthNet TPO, Amsterdam
Deelnemers:
J.V.T.M. de Jong; Professor Culturele en Internationale Psychiatrie, VU Amsterdam
G. van Wijk; Traumakliniek Cape Town, South Africa
S. Momtazi; Universiteit Zanjan, Iran
C. Sotheara; TPO Cambodja, Universiteit Melbourne Australië
N. Upadhaya; Caafag Nepal
M. Mungherera; TPO Uganda
54
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
S. Ekblad; Karolina Institutet, Stockholm Sweden
D. Mucic; Psychiatric Centre Little Prince, Copenhagen, Denmark
M. Mannesse; Creatieve Therapie, Leeuwarden
H. Ndayisaba; Working with traditional healers, Burundi
M. Welfing; Indigo Drenthe Assen
Centrale vraag:
Welke aanbevelingen heeft u op basis van de ervaringen die u heeft opgedaan in uw eigen werk met
migrantengroepen, minderheidsgroepen, vluchtelingen en/of asielzoekers voor het aanvullen of verbeteren van de preventie-praktijk van de geestelijke gezondheidszorg voor deze doelgroepen?
Op basis van een eerste inventarisatieronde waarin iedere deelnemer zijn ideeën en bevindingen
omtrent de centrale vraag kon kenbaar maken en toelichten is een clustering gemaakt van onderwerpen die aan elkaar gelieerd zijn of waarin overlap voorkwam. De clusters zijn als volgt samengesteld:
E-health
 Een database voor informatie aan en over immigranten. Hierin zou ook kunnen worden weergegeven waar ze zich bevinden, zodat het proces van folluw up en wat meer controle op hoe
het hen vergaat met betrekking tot hun gezondheid kan worden gevolgd. De ervaring leert dat
mensen na verloop van tijd uit beeld verdwijnen en buiten de zorg komen vallen, danwel op
een andere plek hun behandeling weer helemaal op nieuw moeten starten.
 Preventie via e-health programma’s: Assessment, behandeling of ondersteuning in eigen taal.
Ook voor landen als Burundi en Uganda wordt e-health gezien als een mogelijkheid om meerdere mensen met relevante informatie te bereiken die anders ala gevolg van afwezige hulpverlening van informatie verstoken blijven.
 E-health met een focus op psycho-educatie en lotgenotencontact (community building via
internet)
 Een laatste suggestie met betrekking tot e-health was de theoretische mogelijkheid om gebruik te gaan maken van een internationale samenwerking in e-health verzorgd door profes-sionals uit de eigen doelgroep. Zo zou een Koerdische hulpverlener uit Denemarken bijvoorbeeld e–health therapie kunnen geven aan een Koerd die woont in België, waar bijvoorbeeld
geen opgeleide Koerdische hulpverlener is. Zo kan optimaal gebruik gemaakt kunnen worden
van de culturele bronnen die er al bestaan. In de discussie werd benadrukt dat dit verzekeringstechnisch waarschijnlijk niet te organiseren is, maar wellicht is het een idee om iets dergelijks op nationaal niveau te organiseren.
Empowerment
 Het organiseren van empowermentprogramma’s voor jongeren die zich meer focussen op het
ontwikkelen van Life-skills i.p.v problematiek. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van drama,
zingen en sport.
 Voor migranten is het belangrijk zorg te dragen voor goede sociaal-economische empowerment. Het is een mogelijkheid om zowel tot persoonlijke ontwikkeling te komen, maar komt
ook het gezin, de familie en uiteindelijk de samenleving ten goede.
 Mensen moeten in staat worden gesteld te kunnen netwerken binnen de eigen groep. Ook
hierbij zo het internet een rol kunnen spelen. Hierdoor neemt de ervaring toe onderdeel uit te
maken van een gemeenschap, te participeren (belangrijke gezondheidsbeschermende factor)
en kunnen gevoelens van eenzaamheid verminderen.
Community-gericht werken
 Het ontwikkelen van sociale structuren door middel van het inzetten van Communitymentoren, zodat systemen van sociale ondersteuning ontstaan. Een voorbeeld hiervan is
project: Community Action for a safe environment, South Africa.
 Het ontwikkelen van community netwerken en onmoetingen zodat uitwisselingen kan plaatsvinden rond het omgaan met acculturatie, veerkracht en trauma.
 Het ontwikkelen van een psychologisch eerste hulp model (inhoudelijk en organisatorisch)
 Het is hierbij van belang dat de gemeenschap wordt betrokken bij het opzetten van de
structuren en interventies:
55
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011
Dit kan gebeuren door het door de gemeenschap als meest vooraanstaande probleem als uitgangspunt te nemen.
o Speciale aandacht te besteden aan hun juridische status
Een dergelijke manier van werken vraagt een outreachende houding van de professionals.
Hierbij zal discussie gevoerd moeten worden over de mogelijkheden van professionals. Zijn er
professionals nodig uit dezelfde culturele doelgroep, of vraagt het om een open en geïnteresseerde houding van de professional ongeacht zijn afkomst.
Het werken wordt in ieder geval vergemakkelijkt wanneer (een deel van) de betrokken professionals twee-talig zijn.
In alle lokale culturele programma’s zou een psycho-sociale component geïntegreerd moeten
worden.
Door middel van een community-awareness programma zouden community based counselors
zich meer bewust moeten worden van de werking van community-structuren en de mogelijkheden die hier mee samenhangen voor effectieve preventie en een groter bereik.
o




Lotgenoten en peers
 Om de kloof te kunnen overbruggen tussen het traditionele gezondheidszorgsysteem en de
behoeften van de gemeenschap kan gewerkt worden met een Peer-support-systeem. Hierin
kunnen para-professionele counselors worden opgeleid om mensen uit de eigen gemeenschappen te ondersteunen bij het ontwikkelen van vaardigheden om zich een weg te vinden in
hun nieuwe samenleving
 Daarnaast kan gezocht worden naar mogelijkheden om mensen samen te brengen in lotgenotengroepen en zelfhulpgroepen, die een plek zouden moeten hebben binnen de eigen
eigen gemeenschap. Dus naast het professionele circuit functioneren. Eventueel kunnen
afspraken gemaakt worden binnen de zorgketen over consultatie en verwijzing (zie ook kopje
empowerment
 Een voorbeeld is een community-based AA groep, gezien de grote mate van alcoholmisbruik
in vele minderheidsgroeperingen
Opvoedingsondersteuning en moeder-kind zorg
 Er is behoefte aan een gestructureerde groepsinterventie voor kinderen, in de eigen culturele
context, waarbij de ouders worden betrokken
 Een goede plek voor het uitvoeren van opvoedingsondersteuning is de school. De school is
een centrale plek waar in principe alle kinderen en hun ouders komen. Wanneer opvoedingsondersteuning wordt georganiseerd wordt vanuit bijvoorbeeld school is het van belang dat
ouders hierbij betrokken worden. Ouders kunnen naast training bijvoorbeeld ook voor counseling op school terecht. Wanneer er een goede samenwerking bestaat in het zorgsysteem in en
om school kunnen ouders vanuit training of counseling direct worden doorverwezen voor de
juiste hulp. Belangrijk dat hierbij gebruik gemaakt wordt van de binnen de gemeenschap bestaande hulpbronnen die eventueel door middel van deskundigheidbevordering de relevante
informatie kunnen bieden. Voor asielzoekers zou in plaats van de school ook het centrum als
basis voor opvoedingsondersteuning gebruikt kunnen worden
 Door bijvoorbeeld psychische problematiek bij de ouders of een verstoord familiesysteem als
gevolg van rolverschuiving of het verlies van 1 van de ouders, kunnen ouder-kind relaties aan
kwaliteit verliezen. Het is belangrijk ouders bewust te maken van het belang van een goede
ouder-kindrelatie met hun nakomelingen, zodat problematiek bij de tweede generatie vluchtelingen of migranten als gevolg hiervan kan worden voorkomen.
 Ook assistentie voor moeders in distressed situaties is ondersteuning belangrijk om te voorkomen dat er later een verstoorde opvoedingssituatie onstaat.
Het verhogen van Awareness
 Gezien de verschillen in basiskennis over geestelijke gezondheid is het van belang om de
awareness in een gemeenschap hier omtrent te vergroten.
Voorlichtingscampagnes zonder directe daaraan verbonden actie ( collectieve preventieactiviteiten als bijvoorbeeld: postbus 51 spotjes)
 In eigen taal uitgewerkte, schriftelijke informatie over mental-health issues.
 Meer aandacht voor psycho-educatie (zowel universeel als selectief) voor migrantengroepen
eventueel in de vorm van peer-groupsupport
56
Toekomstgericht en intercultureel werken aan preventieve ggz
september 2011

De gegeven informatie over (geestelijke) gezondheid ( in health-education en health-promotion activiteiten) zou daarbij wel verfijnd moeten worden. Op basis van antropologisch onderzoek kan wetenschappelijk gefundeerde informatie over gezondheidsproblemen op een cultureel passende en verantwoorde wijze aan doelgroepen worden verstrekt
Asielzoekers en vluchtelingen
Hoewel hiervoor en hierna genoemde punten ook voor asielzoekers relevant zijn werden nog een aantal voor asielzoekers specifieke suggesties gedaan:
 5 weekse ‘Gezondheids-scholing’ voor alle nieuw aangekomen asielzoekers. Hierin word
naast een gezondheidsscreening, gedurende 5 weken - 2 uur per week - informatie en training
gegeven over thema’s rond gezondheid door:
o Een verpleegkundige
o Een arts
o Een psycho-therapeut
o Een psycholoog
o Allen doen hun werk in samenwerking met een tolk
Na verloop van tijd vorlgt voor iedereen een follow-up en evaluatie.
 Wanneer er een beter volgsysteem bestaat via een database (zie E-health) zouden nieuwe
asielzoekers gekoppeld kunnen worden aan mensen die al een status hebben. Het netwerken
binnen de eigen community kan zo een soort maatjesproject worden.
 Effectieve ondersteuning voor asielzoekers en vluchtelingen zou moeten bestaan uit:
o Taal
o Social Wellfare (including money)
o Scholing voor kinderen
o Noodzakelijk info
Onderzoek
 Meer antropologisch onderzoek is noodzakelijk om te kunnen komen tot een benadering en
behandeling van psychische problematiek op een voor de doelgroep precies passende wijze.
 Gericht onderzoek naar de daadwerkelijke en belangrijkste wensen en behoeften van
migrantengroepen.
Tijdens de Delphi is een aanzet gedaan tot prioritering van de onderwerpen. Helaas is dat niet helemaal afkomen. In de top vijf staan:
1) Community-gericht werken
2) Participatie
3) E-health
4) Ondersteuning jeugd en ouders in samenwerking met school
5) Peer-group education
57
Download