Verslag Debat 3: Religie en Discriminatie Door: Jaap Romijn Dit is een overzicht van het derde debat voor Media en Creativiteit 8 aan de Hogeschool Rotterdam, 10 juni 2009. Structuur Het debat wordt georganiseerd door groep 3, bestaande uit: Bart Nederveen (discussieleider) Don Muiter Jordy Spruijt Pascale Vos De vorm verschilt van de vorm van de vorige twee debatten. De organisatoren willen de nadruk leggen op gespreide input. Zij hebben lering getrokken uit de voorgaande debatten - waar niet iedereen even betrokken was bij de discussie -. Om dit te voorkomen zal nu elke deelnemer aan de beurt komen en zo gedwongen worden om iets in te brengen. Participanten worden opgedeeld op basis van het feit of zij voor of tegen de stelling zijn. Daarna stelt elke kant zich in een rij op en krijgt iedereen in de rij zijn moment om een argument naar voren te brengen. Voor aanvang Bij aanvang van de les is de organisatie nog niet aanwezig, het lokaal is nog niet ingericht. De deelnemers moeten dus eerst nog wachten en er heerst onduidelijkheid of het debat op deze plaatsvindt en of het nog wel doorgaat. Vijf minuten later arriveren de organisatoren en worden de voorbereidingen van het debat in rap tempo uitgevoerd. Aanvang Het debat wordt geleid aan de hand van een PowerPoint presentatie. Dit geeft houvast tijdens het debat. Een overzicht van het gehele programma lijkt echter te ontbreken. Het wordt bijvoorbeeld niet meteen duidelijk dat er meerdere stellingen aan bod komen. Er wordt wel een duidelijke inleiding gegeven over het onderwerp. Het debat Het debat gaat over religie en discriminatie. Het debat bestaat uit drie rondes, elke ronde wordt een andere stelling geponeerd. De drie stellingen zijn: 1. “Er moet in de wereld een plekje zijn voor iedere religie” 2. “Te veel mensen discrimineren anderen op basis van hun religie of afkomst” 3. “Er moet in Europese regels rekening worden gehouden met alle geloven die in Europa worden uitgeoefend.” Een plekje voor elke religie In de inleiding wordt gesteld dat er binnen Europa het idee leeft dat er een botsing is tussen culturen, op basis van geloof. Mensen zijn bang voor het onbekende. Immers; onbekend is vreemd, raar is onbemind. Sommigen vinden echter In het debat komen de volgende argumenten naar voren: V: Je moet niet te lastig doen, als iemand iets gelooft kan je dat niet veranderen. Je moet ze dus de ruimte geven te praktiseren. Er zijn weliswaar extreme groeperingen maar als zij dat willen dan is dat hun eigen keuze. T: Er zijn enkele zeer extreme geloven, of extreme groeperingen die rare dingen doen. Wanneer je opgroeit binnen een extreme gemeenschap heb je juist geen keuze. Je moet je dan houden aan de spelregels van de maatschappij. V: Het is niet goed om te zeggen dat religie hier schuld aan is. Er gebeuren ook vreselijke dingen die niet gerelateerd zijn aan religie. Te veel mensen discrimineren op basis van religie of afkomst Mensen baseren hun gedrag jegens mensen op vooroordelen. De kansen die ze mensen geven zijn hiervan afhankelijk. T: Je mag mensen deze rechten ontnemen om ze tegen zichzelf te beschermen. Als klanten niet accepteren dat ze geholpen worden door iemand met een hoofddoekje, dan mag je iemand deze functie weigeren. Anders zullen ze niet goed kunnen functioneren. V: Je kan deze mensen niet bij voorbaat aansluiten. Wanneer iemand in een hoofddoekje wil werken dan mag dat. Als blijkt dat het niet werkt zal die persoon zelf wel tot de conclusie komen dat het niet werkt. Je moet ze dus wel de kans eerst geven. T: Daarnaast worden vooroordelen versterkt door de groep. Iemand die tot deze groep behoort zal zich dus moeten onderscheiden en zorgen dat hij zich duidelijk onderscheidt. Het is dus eerder een kans dan een begrenzing. T: In Breda hebben sommige uitgaansgelegenheden een discriminerend deurbeleid. Hier zijn aanwijsbaar minder geweldsdelicten en veel mensen ervaren het daar als gezelliger omdat ze minder bang hoeven te zijn dat er iets gebeurd. V: Dat zal ook wel komen omdat het er niet druk is. V: De angst voor andere groepen wordt gespiegeld, vooroordelen worden versterkt omdat mensen anderen wantrouwig benaderen. Groepen gaan zich daardoor gedragen zoals mensen het van ze verwachten. Je moet begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. Als je het begrijpt zal je het niet als raar beschouwen. Europese regels moeten rekening houden met alle geloven binnen Europa De een vindt dat geloof een rol moet hebben, de ander vindt dat hij dat zelf kan bepalen. Moet in de grondwet rekening worden gehouden met geloof? Of moeten gelovigen zich aanpassen aan niet-gelovigen? Of vindt je dat politiek en religie helemaal niet samen gaan, en dat die twee dingen gestrikt gescheiden moeten houden. T: Geen rekening mee houden; je moet zelf in staat zijn te bepalen welke dagen je vrij wil zijn en welke niet. Je moet regelingen kunnen treffen. Anders kan je misschien geen vrij krijgen op de dagen die je wil. Je wordt straks niet uitbetaald voor de dagen die je vrij wil nemen. V: Je kan dan juist vrij krijgen voor feestdagen T: Je krijgt dan straks dat de meeste stemmen gelden. Dat zou kunnen betekenen dat we onze eigen identiteit verliezen en een wetgeving krijgen met veel minder vrijheden. Een Europees recht dat strookt met de Nederlandse normen en waarde. V: Het gaat alleen om rekening houden met de geloven. Het gaat dus eerder om het garanderen van rechten.