Inleiding - Evensongs Leiden

advertisement
The bidding
Gij wacht op ons tot wij open gaan voor U,
Wij wachten op Uw woord dat ons ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem, op uw stilte.
Trek Uw spoor van liefde in ons samenzijn, in onze ziel.
In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Eerste Schriftlezing: Genesis 32: 23-31
Tweede Schriftlezing: 1 Johannes 4: 7-12
THE SERMON
De Spaanse karmeliet Juan de la Cruz is een van de grootste
mystieke theologen. Als Jan van het Kruis is hij in ons taalgebied bekend. Hij leefde van 1540-1591. Als een beeldend
kunstenaar schetst zijn fijnzinnige pen een spoor van liefde
in woorden doortrokken van tintelende ervaring.
Zijn Bestijging van de berg Karmel voert binnen in de school
van liefde. Ontroerend is zijn Geestelijk Hooglied en indringend actueel zijn Donkere nacht.
In het verlichte bewustzijn van Jan van het Kruis is liefde
alomvattend: mens en God en heel de geschapen wereld. Wat
we leren over geloof en God, geldt ook de mens in relatie.
‘Wanneer wij vanuit Gods liefde gaan bestaan, durven we in
liefde voor de ander te bestaan, zonder redenen en zonder
profijt’.
En: ‘Om de A(a)nder te ontmoeten, moeten we de stap uit
onszelf zetten en binnentreden in een nieuw land waar bekende wegen ontbreken’.
De overwegingen tijdens de Evensongs van dit seizoen
ademen zijn rijke spiritualiteit.
‘Doortocht naar het onuitsprekelijke’ is het thema voor nu.
Van het Kruis onderscheidt twee levenshoudingen. De eerste
vanuit een ik-gerichtheid. Daarbij zijn wijzelf het centrum
van ons bestaan, geloven dat het leven maakbaar is en alles
onder controle gehouden kan worden.
Dit ziet hij als een algemeen menselijke houding. Tot er iets
gebeurt, waardoor we uit ons centrum gehaald of geslingerd
worden. Op het moment dat we vrezen alles te verliezen gebeurt het tegenovergestelde: we vinden onszelf, als nooit
tevoren, zien het relatieve van wat we belangrijk achtten.
Dat brengt ons tot de tweede houding, die van het leven ervaren als niet-maakbaar, als een geschenk, een godsgeschenk, dat iedere dag opnieuw gegeven wordt.
Het besef dat we leven uit de liefde van God is fundamenteel in het denken van Jan van het Kruis. We bestaan omdat
God ons bemint. God is liefde, en wie liefheeft is uit God geboren, zei Johannes. Die liefde is onvoorwaardelijk.
Het is niet vanzelfsprekend dat we dat ervaren, maar als dit
tot ons bewustzijn doordringt kijken we met andere ogen
naar het leven en naar onszelf. Levend vanuit deze liefdesstroom voelen we dat we niet meer of minder hoeven te zijn
dan wie we zijn. We hoeven niets van God. Hij wekt ons uit
onuitputtelijke liefde tot leven en schept de weldadige ruimte om werkelijk tot onszelf te komen.
Om in die ruimte binnen te treden is geestelijke concentra-
tie en oefening van belang, een luisteren naar de wijze waarop God naar ons op zoek is. Anders is het geheim van Gods
liefde niet minder, maar voor ons minder of niet bewust en
dan ook minder ervaarbaar en vruchtbaar voor ons bestaan.
Net als bij het bijbelse volk Israël veroorzaken uittocht en
doortocht een woestijnperiode: het oude verlaten en nog
niet aan gekomen bij het nieuwe. Het bestaan teruggebracht
tot het minimale, zoals in een levenscrisis of grenservaring.
God is niet ergens heel ver weg, mar het centrum van de ziel.
Hij is de meest intieme kern van ons bestaan en bemint ons
van binnenuit. Deze weg van de mystici is een heel natuurlijke weg; die leidt niet bij onszelf weg, maar juist naar ons
diepste zijn toe, om daar de grote Liefde, God, toe te laten.
Wat deze liefde wekte is niet uit te leggen. Daar zijn geen
woorden voor. Daarmee begeven we ons in het domein van
het onuitsprekelijke. Je kunt er niet over vertellen. Alle logica en redelijkheid stagneert. Alleen wie er ook doorheen
gaat zal kunnen aanvoelen wat je ervaart.
Het is een verlangen ‘van de andere kant’, dat ons van binnenuit aanraakt als iets vreemds dat onze rust verstoort.
Zoals bij veel geloofsverdieping liggen de wortels van de
groei in de dieptepunten van het leven. Door omstandigheden
of innerlijke strijd. Zoals Jacob die worstelt met de onbekende bij de grensrivier. De strijd is niet zomaar beslist.
Volharding is nodig, om jezelf niet te verliezen. Ook fijngevoeligheid om de ander niet te beschadigen.
Het is in die nachtelijke strijd dat de aartsvader het
aangezicht van God ziet en de zegen ontvangt, die hij eerder
wilde nemen, en zó gaat het nu eenmaal niet.
Zo’n nachtelijke strijd is onontkoombaar voor wie het beloofde land van de liefde wil bereiken. Een doortocht door
omstandigheden hoort tot de weg. Waarbij het water tot de
lippen stijgt, soms er over. Waarbij je geen vaste grond
meer onder de voeten hebt. Waarbij de problemen legio zijn.
Het is de liefde, die zo onweerstaanbaar is dat geen hindernis groot genoeg is om ervan te weerhouden de weg van de
liefde naar de G(g)eliefde te gaan.
Dit wordt aanvankelijk ervaren als nacht. Omdat deze aanraking de eigen wereld verduistert. We beseffen dat de
wereld waarin we ons bewegen en zelf alles bepalen ons eenzaam maakt en opsluit in onszelf. Het besef breekt door dat
ons diepste wezen ligt in de toewending naar de A(a)nder.
De nacht is tegelijk het moment van de geboorte van de
Liefde. We willen uit onze oude benauwde manier van liefhebben wegtrekken, omdat we de vervulling van de Liefde
hebben ervaren. Dat vuur warmt ons en brengt in beweging.
Wie geraakt is door de Liefde kan onderweg niet zeggen: ‘nu
stop ik, want ik ben ver genoeg’. De liefde zondert uit, en
maakt bijzonder door de toegewijde aandacht van de liefdevolle blik. IN de ogen van de geliefde kan alles aan de beminde bijzonder worden. ‘Alleen met het hart kun je goed zien’.
Als de doortocht naar het onuitsprekelijke je verwonden
zou, bedenk: het is door haar overvloed.
Download