HOOFDSTUK 1 Self-executing Een verdragsbepaling heeft directe werking wanneer deze voldoet aan art. 93 en 94 Gw (een ieder verbindende bepalingen). Dit is in ieder geval zo bij absolute verboden en een ieder toegekend recht. HOOFDSTUK 2 Four freedoms De Four freedoms van President Roosevelt: Freedom of speech Freedom of worship (vrij zijn van godsdienst) Freedom from want (vrij zijn van gebrek) Freedom from fear HOOFDSTUK 3 Verticale werking Grondrechten gelden tussen overheid en burgers/bedrijven, ook wanneer deze betrekkingen privaatrechtelijk zijn. Horizontale werking Grondrechten gelden tussen burgers onderling. Onderverdelingen grondrechten Verschillende onderverdelingen zijn mogelijk: Klassiek en sociaal Rechten van de mens en burgerrechten Rechten voor ieder en rechten voor Nederlanders Vrijheidsrechten en gelijkheidsrechten Rechten van de mens - burgerrechten Rechten van de mens (Droits de l’homme) zijn onvervreemdbaar en gelden voor iedereen en burgerrechten (droits du citoyen) gelden slechts als positief recht. Klassieke grondrechten Onder te verdelen in politieke en burgerlijke grondrechten. Sociale grondrechten Onder te verdelen in sociale, economische en culturele grondrechten. Kernrechtopvatting Een grondrecht kan bestaan uit een kern en een periferie, waarbij slechts van de periferie afgeweken kan worden en niet van de kern. HOOFDSTUK 4 Gelijkheidsbeginsel Art. 1 Gw. Ongelijke behandeling is te onderscheiden in: Geoorloofde ongelijke behandeling Ongeoorloofde ongelijke behandeling Discriminatie Discriminatie Houdt in dat iemand differentieert op grond van groepsattributen die onlosmakelijk met iemand verbonden zijn (dik zijn, geslacht, ras) of waarvan die persoon geen afstand kan doen zonder de eigen persoonlijkheid te schaden (geloof) en op grond daarvan concludeert dat de betreffende persoon/groep karaktereigenschappen mist of heeft die op zichzelf wel een ongelijke behandeling rechtvaardigen. Onmiddellijke discriminatie Directe discriminatie. Verboden. Middellijke discriminatie Indirecte discriminatie. Hiervan is sprake wanneer een op zich neutrale regeling een bepaalde groep harder treft dan een andere groep. In beginsel verboden, kan gerechtvaardigd zijn wanneer het gekozen criterium geschikt en noodzakelijk is om het doel te bereiken. Kiesrecht Art. 4 Gw. Recht van petitie Art. 5 Gw. Dient schriftelijk te zijn ingediend en gericht tot het bevoegd gezag. Antwoorden door de overheid is niet verplicht. Bestaat uit 3 functies: Toegankelijkheid tot het politieke systeem; Informatie van het politieke systeem; - Rechtsmiddel (klachtpetities). Uitingsvrijheid Art. 7 Gw. De volgende vragen worden opgeroepen in dit artikel: Voorafgaand verlof, preventief toezicht is niet toegestaan; Openbaren/verspreiden, openbaren is een grondrecht welke enkel bij wet in formele zin beperkt kan worden (bijv. Sr.), verspreiden is een connex recht en deze kan tevens bij wet in materiële zin beperkt worden; Gedrukt schrift/enig middel (enig middel is in de jurisprudentie aangehouden); Vrijheid van vereniging Art. 8 Gw. Kan slechts bij wet in formele zin worden ingeperkt en enkel vanwege strijd met de openbare orde. Dit houdt in handelingen die inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel. Vrijheid van vergadering en betoging Art. 9 Gw. Deze vrijheden mogen slechts krachtens wet worden beperkt. Echter, in het belang van de gezondheid, het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden kunnen voornoemde vrijheden worden beperkt door de lagere wetgever. Een verbod van demonstratie door de Burgemeester is slechts mogelijk bij ernstig gevaar voor de openbare orde of veiligheid, die niet opgelost kan worden door voldoende politie. Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging Art. 6 Gw. Onderwijs Art. 23 Gw. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer Art. 10 Gw. Eerbiediging van het gezinsleven Art. 8 EVRM family-life. Is een feitelijk begrip, wat inhoudt dat de juridische status irrelevant is in de vraag of er sprake is van family-life. Relevant is dat bij het uiteenvallen van een gezin er recht op een omgangsregeling bestaat. Samenwonen is niet altijd een vereiste voor family-life, bij de geboorte van een kind uit een huwelijk is van rechtswege sprake van een gezinssituatie tussen de ouders en het kind. Enkel bloedverwantschap is onvoldoende. Indien een van de ouders die een omgangsregeling heeft met het kind het land uit wordt gezet, handelt de overheid onrechtmatig jegens diegene. De ouderlijke macht moet door beide ouders afzonderlijk aangevraagd en verkregen kunnen worden, anders is dit in strijd met art. 8 en 14 EVRM (discriminatie op grond van geboorte). Het artikel waarin stond dat een ouder toestemming dient te geven voor een minderjarig huwelijk, is in strijd met art. 12 EVRM (recht op huwelijk) en daarom is dit artikel gewijzigd naar vervangende toestemming door de rechter indien de ouder geen toestemming geeft. Lichamelijke integriteit Art. 11 Gw. Omvat twee onderdelen: Het recht te worden gevrijwaard van schendingen van en inbreuken op het lichaam door anderen; Het recht zelf over het lichaam te beschikken. Huisrecht Art. 12 Gw. Brief-, telefoon- en telegraafgeheim Art. 13 Gw. Bescherming tegen willekeurige vrijheidsontneming Art. 15 Gw.Reikwijdte van het artikel: Slechts absolute of vrijwel absolute ontzegging van de fysieke vrijheid valt hieronder. In art. 5 EVRM staan limitatief gevallen genoemd waarin vrijheidsontneming toelaatbaar is. Eerlijk proces Art. 6 EVRM. Het recht op een eerlijk proces staat niet als zodanig in de Gw. Om te bepalen of sprake is van een criminal charge gelden de volgende drie criteria: De classificatie van de overtreden norm volgens het nationale recht (administratief, straf, tucht); De aard van de overtreden norm; De aard en de zwaarte van de sanctie waarmee overtreding van de norm wordt bedreigd. In het arrest Özturk kwam het EHRM tot de volgende aanvullende criteria: De overtreden norm is gericht tot alle burgers (heeft algemeen karakter); Het doel van de straf is zowel afschrikken als leed toevoegen; In de meeste verdragsstaten wordt het betreffende gedrag als en strafbaar feit beschouwd. Om te bepalen of een zaak behandeld is binnen een redelijke termijn, zijn de volgende onderwerpen van belang: De ingewikkeldheid van de zaak; De wijze waarop de zaak door justitie is afgehandeld, met name de snelheid waarmee de zaak is behandeld (overbelastheid van bijv. justitie wordt geaccepteerd, mits de overheid zich voldoende inspant om deze achterstand weg te werken); De houding van de verdachte (hij heeft zelf niet geprobeerd de zaak te vertragen). De termijn begint te lopen volgens het EHRM op het moment dat de betrokkene officieel op de hoogte wordt gesteld van de beschuldigingen die tegen hem worden ingebracht. Recht op eigendom toelaatbaar: Eerste Protocol bij het EVRM, Art. 1. Twee soorten inbreuken zijn hierbij - Onteigening, mits in het algemeen belang en tegen en redelijke schadevergoeding; Beperking, hetzij in verband met statelijk toezicht op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang, hetzij ter verzekering van betaling van belastingen of andere heffingen en boeten. Onteigening is slechts mogelijk in algemeen belang, op grond van bij of krachtens de wet gestelde voorschriften tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling. Ontneming en vernietiging van goederen wordt vooral gebruikt voor vernietiging van ziek vee of besmette groente. Soms wordt hierbij een schadevergoeding verleend, soms niet. Verbeurdverklaring en onttrekking van het verkeer, een straf, respectievelijk maatregel, kunnen opgelegd worden op grond van Sr. In het betreffende artikel van het EVRM wordt eigendom ruim opgevat, possessions. Bijvoorbeeld beëindiging van een huurovereenkomst het vernietigen van goodwill worden door het EHRM als vorm van onteigening gezien. Vrijheid van arbeidskeuze en recht Art. 19 Gw. Recht van staking staat in art. 6 ESH. op sociale zekerheid HOOFDSTUK 5 Absoluut grondrecht Kan niet van afgeweken worden, ook niet in geval van een uitzonderingstoestand. Bijvoorbeeld verbod tot foltering, slavernij en petitierecht. Niet-absoluut grondrecht Kan van afgeweken worden bij wet in formele en/of informele zin. Methoden beperking grondrechten De volgende methoden worden gebruikt voor de beperking van grondrechten: Algemene en bijzondere beperkingen; - Competentievoorschriften; - Procedurevoorschriften; - Doelcriteria; - De kernrechtgedachte; - Gedragscodes. Algemene en bijzondere beperkingenAlgemene beperkingen zijn beperkingen die niet met het oog op een bepaald grondrecht zijn vastgesteld, maar het neveneffect zijn van een buiten de sfeer van het grondrecht gelegen algemene regeling. Bijzondere beperkingen zijn met het oog op bepaalde grondrechten vastgesteld of zijn gericht op een bepaald grondrecht. Algemene ongeschreven beperkingen zijn slechts toelaatbaar indien één van de volgende situaties van toepassing zijn Heersende overtuigingen zijn zodanig geëvolueerd zijn dat de beperkingen algemeen aanvaard kunnen worden; Competentievoorschriften - Indien rechtsinstellingen na verloop van tijd een dusdanige positie innemen dat het beëindigen van zo een instelling zo ontwrichtend en nadelig werkt dat dit het nadeel van de ongrondwettigheid overtreft; - Indien een overheidsmaatregel naar de letter het grondrecht beperkt, maar intrekking of vernietiging van deze regel in strijd zou zijn met wat algemeen als redelijk wordt aangemerkt. De betekenis van ‘wet’ in het grondrecht. Bij wet betekent wet in formele zin, bij of krachtens wet is wet in materiële zin, indien in een verdrag ‘bij wet’ staat, betekent dit wet in materiële zin. Het EHRM heeft vastgesteld dat sprake is van ‘bij wet’ indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: Forseeability (de regeling dient precies genoeg te worden geformuleerd); - Accessability (de burger dient voldoende inzicht te kunnen verkrijgen in de van toepassing zijnde regels). Delegatieterminologie De terminologie in de grondrechten bepalen of delegatie wel of niet mogelijk is. Procedureregels Het grondrecht kan enkel worden beperkt wanneer aan bepaalde procedureregels gegeven in het grondrecht wordt gehouden. Doelcriteria Alleen indien het in een bepaald doel is, bijvoorbeeld algemeen belang, kan het grondrecht worden beperkt. Kernrechtgedachte Volgens deze gedachte bestaat een grondrecht uit primaire (kern) en secundaire (periferie) elementen. In de formele benadering is het grondrecht de kern en de jurisprudentie de periferie. In de materiële benadering wordt naar de inhoud gekeken, zo is bijvoorbeeld het recht te openbaren de kern en het verspreidingsrecht als iets ondergeschikts, perifeer, beschouwd. Volgens de kernrechtgedachte is perifeer recht meer te beperken dan kernrecht. Gedragscodes De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Uitzonderingstoestand In geval van een uitzonderingstoestand kan van de in art. 103 gegeven grondrechten worden afgeweken. Er zijn 2 soorten uitzonderingstoestanden, de beperkte en algemene noodtoestand. In geval van een zeer ernstige situatie is het mogelijk grondrechten te beperken terwijl de wet hierin niet voorziet, nood breekt wet. In de internationale verdragen is geregeld dat in geval van een noodtoestand of oorlog de verdragsgrondrechten mogen worden beperkt, maar niet verder dan vereist door de toestand. HOOFDSTUK 6 Horizontale werking Om te bepalen wat onder horizontale werking valt kan er gekeken worden naar het type rechtssubject (burgers onderling) of naar de rechtsbetrekking (privaatrecht). In NL wordt de eerste benadering gebruikt. Directe horizontale werking De werking van grondrechten als zodanig in de verhoudingen tussen burgers onderling (deze grondrechten worden dus dwingend aan de rechter opgelegd). In dit geval werkt het grondrecht op dezelfde manier horizontaal als tussen overheid en burger. Indirecte horizontale werking De werking van grondrechten indirect door begrippen als goede trouw en redelijkheid en billijkheid zonder dat deze werking hetzelfde is als in de grondrechten. Sommigen noemen dit geen grondrechten. De vijf schakeringen De regering heeft in 1983 deze schakeringen genoemd: De opdracht aan de wetgever of de overheid om een nader geformuleerd belang of beginsel ook in particuliere verhoudingen te verwezenlijken. Dat is het geval met de instructienormen die men bij een aantal sociale grondrechten aantreft; - De grondrechtsnorm, die zich niet alleen tot de wetgever richt maar zich ook aan de rechter presenteert als een belangrijke waarde waarvan de rechter de invloed ondergaat bij de interpretatie van privaatrechtelijke regels of begrippen; - Het grondrecht kan zelfstandig een rechtsbelang uitdrukken, dat de rechter bij de afweging van belangen mede in aanmerking moet nemen; - Een grondrecht, dat de uitdrukking is van een rechtsbeginsel waarvan de rechter slechts op zwaarwegende gronden mag afwijken; - Het grondrecht kan beogen zich dwingend aan de rechter op te leggen en slechts die afwijkingen toe te staan, welke tot een grondwettelijke beperkingsclausule herleidbaar zijn. Collisie van grondrechten Twee grondrechten sluiten elkaar uit in een specifieke situatie. Concurrentie van grondrechten Twee grondrechten zijn beiden van toepassing in een specifieke situatie, welke tot verschillende resultaten leiden. HOOFDSTUK 7 Abstracte toetsing Toetsing van een wettelijke regel als zodanig op haar verenigbaarheid met een regel van hogere orde. Concrete toetsing De rechter toetst het concrete geval op haar verenigbaarheid met het betreffende grondrecht. Marginale toetsing Er wordt bekeken of de aangevochten regel ook zodanig kan worden geïnterpreteerd dat er toepassingen zijn die niet met het in geding zijnde grondrecht in strijd komen. Volle toetsing Gekeken wordt of de desbetreffende regel of handeling in strijd is met het grondrecht waarvan schending wordt gesteld. Actus-contrariusbeginsel In beginsel is slechts het orgaan dat tot het geven van een rechtsregel bevoegd is, bevoegd om die regel ongedaan te maken. Leer van onsplitsbare wilsverklaring Deze leer houdt in dat bij abstracte toetsing van een regeling de gehele regeling onverbindend verklaard wordt, voorbeeld Wilnisser visser. Toetsing burgerlijke rechter De burgerlijke rechter toetst voornamelijk concreet, dit ligt in de aard van de werkwijze van de burgerlijke rechter. Toetsing strafrechter De strafrechter mag niet concreet toetsen, want een gedraging valt onder een strafbepaling of niet. Daarom toetst de strafrechter altijd abstract. In arrest Utrechts Tippelverbod heeft de strafrechter concreet voorwaarden voor strafbaarheid getoetst. Procedures VN buiten verdrag om Openbare procedure en confidentiële procedure, beiden bedoeld om te onderzoeken wie zich als staat misdraagt en vervolgens te sanctioneren, alleen ontbreekt dat laatste. Systemen op verdragsbasis De volgende wijzen van toezicht op basis van een verdrag zijn mogelijk: Rapportageprocedure; - Statenklachtprocedure; - Individuele klachtenprocedure; - Onderzoek door het toezichthoudend orgaan uit eigen beweging. Rapportageprocedure Houdt in dat elke verdragsstaat periodiek een rapport moet overleggen aan het toezichthoudende orgaan met daarin weergegeven wat de staat zoal heeft gedaan om de rechten te bevorderen of verwezenlijken van het desbetreffende verdrag. Statenklachtprocedure Hierbij kan de ene staat een klacht indienen over schending van het verdrag door een andere staat. Individuele klachtenprocedure Een individu kan een klacht indienen tegen een verdragsstaat. Procedure EHRM - een klacht komt binnen bij het EHRM - De president van een Sectie wijst een rapporteur aan - De rapporteur beslist op grond van het vooronderzoek of de zaak wordt voorgelegd aan een Comité van drie rechter, danwel direct aan een Kamer (iig bij statenklachten) - Het Comité beslist of het verzoekschrift zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk verklaard kan worden, deze beslissing dient unaniem te zijn en hiertegen staat geen voorziening open - Indien ontvankelijk wordt de zaak doorgestuurd naar een Kamer; - Gepoogd wordt een minnelijke schikking te treffen; - Indien een minnelijke schikking niet mogelijk blijkt kunnen derde lidstaten zich voegen in de zaak; - Is het een moeilijke zaak, dan wordt deze doorverwezen naar de Grote Kamer; - Uitspraak volgt, deze is onherroepelijk indien partijen verklaren niet door te willen naar de Grote Kamer of deze de zaak weigert. Voorwaarden ontvankelijkheid EHRM - De nationale beroepsmogelijkheden moeten zijn uitgeput; - Het verzoekschrift moet binnen 6 maanden na de datum van de definitieve nationale beslissing zijn ingediend; - Het verzoekschrift mag niet anoniem zijn; - Het moet een nieuwe zaak betreffen of een oude met nieuwe feiten; - De zaak mag niet reeds door een andere internationale instantie zijn beoordeeld; - Het verzoek mag niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van het verdrag (moet binnen het bereik van het verdrag vallen, de klager moet worden aangemerkt als slachtoffer van de vermeende schending, de klager beoogt de rechten en vrijheden van anderen niet te vernietigen of meer te beperken dan in het verdrag is voorzien); - Het verzoekschrift mag niet kennelijk ongegrond zijn; - Het verzoekschrift mag geen misbruik betekenen van het recht tot het indienen van een verzoekschrift. Valt buiten het verdrag Kan om de volgende redenen het geval zijn: Ratione personae - Ratione materiae - Ratione loci - Ratione tempori Ratione personae Van belang is het onderscheid tussen wie het verzoekschrift kan indienen (natuurlijke persoon, organisatie of groep van particulieren) en tegen wie het verzoekschrift kan worden ingediend (een staat die partij is bij het verdrag). Ratione materiae Ontvankelijk ratione materiae is een verzoekschrift indien deze betrekking heeft op schending van een of meer van de rechten en vrijheden die zijn opgenomen in titel I van het verdrag of één van de protocollen. Ratione loci Ontvankelijk ratione loci is een verzoekschrift welke betrekking heeft op de rechten van een persoon die ressorteert onder de rechtsmacht van de aangeklaagde staat. Ratione tempori Het verzoekschrift moet betrekking hebben op een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden na het tijdstip waarop het verdrag voor de aangeklaagde staat van kracht is geworden. Negatieve vrijheid Eigen sfeer. Vrijheid van. Vrijheid om met rust gelaten te worden. Klassieke grondrechten. Positieve vrijheid Publieke sfeer. Vrijheid tot. Vrijheid door participatie overheid. Sociale grondrechten. Marx Als de maatschappelijke verhoudingen niet deugen krijgen de mensen verkeerd bewustzijn. Rousseau Niet-statelijke verbanden worden als verdacht aangemerkt door Rousseau.