4.8 4.8.00 4.8.01 4.8.02 4.8.03 Bekwaamheidsdossier Vooraf Bekwaamheidsdossier van de leraar Bekwaamheidsdossier van de directeur Inhoudsopgave bekwaamheidsdossier Bijlagen: 4.8.21 4.8.22 4.8.23 Format persoonlijk ontwikkelplan(POP) Curriculum Vitae Competentiescan 4.8.00 Vooraf Bekwaamheidsbeleid is omschreven in de CAO Primair Onderwijs (PO), artikel 9.6. 1. Regels Regels voor het opstellen van bekwaamheidsbeleid zijn beschreven in de CAO Primair Onderwijs, artikel 9.6 en in de Wet Beroepen in het onderwijs (BIO). De belangrijkste regels zijn: De werkgever en de werknemer maken in het kader van de gesprekkencyclus zoals bedoeld in artikel 9.4 afspraken over de professionele ontwikkeling van de werknemer. De Wet BIO stelt bekwaamheidseisen (oftewel competenties) aan personeelsleden in het onderwijs. Met een pabo-diploma is men bevoegd; na verloop van tijd is men bekwaam en die bekwaamheid moet worden onderhouden. Werkgevers moeten hun personeelsleden in staat stellen hun bekwaamheid te onderhouden. De ontwikkeling hiervan wordt vastgelegd in het bekwaamheidsdossier. De werkgever beschikt voor elk personeelslid over geordende gegevens over de bekwaamheid en het onderhouden van de bekwaamheid. 2. Raakvlakken met andere onderdelen van het personeelsbeleid hoofdstuk 4.1 Professionele ontwikkeling en scholing; hoofdstuk 4.2 Vrijwillige mobiliteit; hoofdstuk 4.3 Competentiebeleid; hoofdstuk 4.4 Gesprekkencyclus; hoofdstuk 4.5 Functioneringsgesprek; hoofdstuk 4.6 Beoordeling; hoofdstuk 4.7 POP. 3. Doelstelling Bekwaamheidsdossier Het bekwaamheidsdossier heeft als doel: het vastleggen van de bekwaamheid en de professionele ontwikkeling van het personeelslid. 4. Afspraken In het kader van het bekwaamheidsdossier hebben personeel en directie de volgende verantwoordelijkheden: Personeelslid: bijhouden van de bekwaamheid en de professionele ontwikkeling in de eigen dossier. Directeur: bijhouden van de bekwaamheid en de professionele ontwikkeling in de eigen dossier; toezien op het bijhouden van de dossiers door de personeelsleden. N.B. Dit gebeurt aan het begin van het schooljaar als het personeelslid aan de directeur het dossier met concept POP voor het nieuwe schooljaar geeft, ter voorbereiding op het POP-gesprek. De directeur kan voor het eigen dossier bepaalde (niet vertrouwelijke) delen kopiëren; Als de inspectie op schoolbezoek komt, kan hij/zij ook vragen stellen over de ontwikkeling van het personeel, POP’s en bekwaamheidsdossiers. Het is aan te raden dat de directeur bij het inspectiebezoek de dossiers van alle personeelsleden kan tonen als bewijs van persoonlijke ontwikkeling. Algemene directie: bijhouden van de bekwaamheid en de professionele ontwikkeling in het eigen dossier; beschikbaar stellen van een map (digitaal) aan ieder personeelslid om de POP’s in op te nemen en de bekwaamheid in bij te houden; toezien op het bijhouden van de dossiers. 4.8.01 Bekwaamheidsdossier van de leerkracht De term portfolio wordt veel gebruikt door bijvoorbeeld architecten en kunstenaars. Door het tonen van de portfolio laat de eigenaar zien wat hij in de afgelopen jaren heeft gemaakt. De ander krijgt op die manier een beeld van de visie en van het werk van de eigenaar van de portfolio. In het onderwijs gebruiken we de term bekwaamheidsdossier waarin de eigen ontwikkeling wordt weergegeven. Voor de leerkracht In je bekwaamheidsdossier staan antwoorden en beschouwingen naar aanleiding van vragen als: Waar sta ik nu als leraar? Ik heb diploma’s, ik heb onderwijservaring, maar waar wil ik verder in groeien? Waar ben ik goed in en wat kan ik nog verder verbeteren? Ik denk daar zelf over na, maar om het beeld meer volledig te maken is het van belang ook hierover de mening van anderen te vragen. Een bekende methode hiervoor is de 360º feedback: je vraagt aan mensen rondom je, hun mening: de directeur, collegaleraren van de school, eventueel anderen die je goed kennen. Het onderwerp voor je POP kun je kiezen aan de hand van de gescoorde competenties die in de bijlage zijn opgenomen; je kunt ook een relatie leggen met: je dagelijks werk: waar loop je tegenaan; wat zou je beter willen doen? de ontwikkeling van je school. Jij kiest zelf het onderwerp of de onderwerpen voor je POP. Zo is je POP niet iets extra’s, maar past het bij je ontwikkeling; je verbetert je deskundigheid en daarmee het onderwijs aan de kinderen. Zo sla je twee vliegen in één klap (zie bijlage). Het bekwaamheidsdossier geeft dus een beeld van jezelf en van je ontwikkeling. Het is een proces van reflectie en bezinning; een beschrijving van ervaringen en resultaten; wat zijn mijn sterke en wat zijn mijn zwakke kanten? Wat kan ik? Wat wil ik? Let wel: het proces is belangrijker dan het eindresultaat; het bekwaamheidsdossier is een middel! Het is aardig je dossier aan collega’s tonen, te bespreken en ideeën uit te wisselen. Bij sollicitatiegesprekken wordt hier en daar ook al naar dossiers gevraagd, waarmee wordt aangegeven dat een werkgever veronderstelt dat de kandidaat zich serieus met de eigen ontwikkeling bezighoudt. In hoofdstuk 4.8.01 leest u wat de inhoud van het bekwaamheidsdossier moet zijn. 4.8.03 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Inhoudsopgave bekwaamheidsdossier Diploma’s, getuigschriften, (EVC)certificaten Akte van benoeming Loopbaanbeschrijving, curriculum Vitae(CV) Functieomschrijving Verslagen van diverse gesprekken( Functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken, voortgangsgesprekken) Verslagen van klassenbezoeken Pop’s(persoonlijk ontwikkelplannen) Competentiescan, 360 graden feedback Eigen aantekeningen Normjaartaak Bijlage 4.8.21 Mijn persoonlijk ontwikkelingsdossier Mijn POP’s POP schooljaar: ……… - ……… competentie: …………………………………………………….. kenmerk: …………………………………………………….. mijn maatje: …………..………… 1. Huidige situatie ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 2. Gewenste situatie ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 3. Wat ga ik doen, wie vraag ik om hulp, welke planning? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… 4. Welke faciliteiten? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………… Handtekening 5. ……………………… handtekening directeur Evaluatie einde schooljaar: Heb ik mijn doel bereikt? ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Mijn overige ontwikkeling per schooljaar schooljaar …… - …… a. Schoolteamcursussen waaraan ik heb deelgenomen ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… b. Ontwikkeling in verband met mijn specialisme, bijv. IB’er of taalcoördinator ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… c. Persoonlijke begeleiding, bijvoorbeeld als beginnende leraar ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Bijlage 4.8.22 Mijn cv opleiding: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… gevolgde cursussen: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… gewerkt op de volgende scholen: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… gewerkt in de volgende groepen: groep groep groep groep 1 2 3 4 .. .. .. .. jaar jaar jaar jaar groep groep groep groep combinatiegroepen: 5 6 7 8 .. .. .. .. jaar jaar jaar jaar groep groep groep groep ... / … …/… …/… …/… .. jaar .. jaar .. jaar .. jaar gespecialiseerd in de volgende vakken: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… ervaring met de volgende schooltaken: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… overige ervaringsdeskundigheid: ………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………… Bijlage 4.8.23 Mijn competenties Voor de leerkracht gelden zeven competentiegebieden: 1 2 3 4 5 6 7 interpersoonlijk; pedagogisch; vakinhoudelijk en didactisch; organisatorisch; samenwerking met collega’s; samenwerking met omgeving; reflectie en ontwikkeling. Deze competentiegebieden zijn opgesteld door het Samenwerkingsverband Beroepskwaliteit Leraren (SBL), ingesteld door de onderwijsvakbonden. Ze zijn vastgesteld in het Besluit van 23 augustus 2005 door de minister van OCW, behorend bij de Wet BIO. Ingevuld voor ………………………………………………………….. 1. Interpersoonlijk competent De leraar is interpersoonlijk competent: 1. de leraar onderschrijft zijn interpersoonlijke verantwoordelijkheid 2. is zich bewust van zijn eigen houding en gedrag 3. is zich bewust dat de eigen houding en gedrag van invloed is op de kinderen 4. heeft voldoende kennis en vaardigheid van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met de kinderen tot stand te brengen Resultaten: - er is een goed contact tussen leraar en kinderen - de leraar staat open voor de kinderen - de kinderen voelen zich op hun gemak in de groep - er is een goede leiding in de groep - de kinderen hebben een eigen verantwoordelijkheid - de kinderen hebben een eigen inbreng - er is een goede samenwerking tussen de kinderen 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. heeft oogcontact met de kinderen 2. heeft persoonlijk contact voor en na de lessen 3. heeft interesse in de kinderen - ook in de thuissituatie - en leeft met hen mee 4. geeft aan dat kinderen een mening mogen hebben 5. luistert naar kinderen 6. laat elke leerling in zijn waarde 7. kan zich inleven in kinderen 8. bouwt een vertrouwensband met kinderen op 9. wil niet de alwetende leraar zijn 10. waardeert de inbreng van kinderen 11. durft zich kwetsbaar op te stellen naar kinderen 12. zoekt één op één momenten 13. spreekt kinderen aan op ongewenst gedrag 14. stimuleert gewenst gedrag 15. kan kinderen op bepaalde momenten sturen in gedrag 16. realiseert zich een voorbeeldfunctie voor de kinderen te hebben qua gedrag en taalgebruik 17. speelt in op individuele verschillen 18. geeft kinderen ruimte om zelf problemen op te lossen 19. durft kinderen los te laten / verantwoordelijkheid te geven 20. voelt de kinderen van de verschillende leeftijdsgroepen goed aan 21. geeft opdrachten waardoor de samenwerking tussen kinderen wordt bevorderd 22. geeft opdrachten waarbij kinderen kennis delen 1 2 3 4 1 2 3 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 1 2 3 4 1 2 3 4 2. Pedagogisch competent De leraar is pedagogisch competent: 1. de leraar onderschrijft zijn pedagogische verantwoordelijkheid 2. heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheden om op professionele en planmatige wijze voor het individuele kind en voor de groep een sociaal veilige leeromgeving te creëren 3. heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheden zodat kinderen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon Resultaten: - de leraar heeft een goed beeld van het sociale klimaat in de groep - heeft een goed beeld van het welbevinden van de kinderen - ziet welke vorderingen de kinderen maken op gebied van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid - de leraar maakt een plan van aanpak om de kinderen te begeleiden naar een veilig en harmonisch leef- en werkklimaat en om de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen te bevorderen - voert het plan van aanpak uit - evalueert het uitgevoerde plan van aanpak en stelt dat zo nodig bij - signaleert problemen en belemmeringen in de sociaal- emotionele en morele ontwikkeling en stelt, eventueel samen met collega’s, een passend plan van aanpak op 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. biedt structuur door duidelijke regels aan te geven 2. schept orde, rust en regelmaat 3. benadert kinderen positief 4. waardeert en stimuleert kinderen 5. geeft aan dat kinderen fouten mogen maken 6. heeft humor en kan relativeren 7. leert kinderen kritisch te zijn naar zichzelf 8. leert kinderen zich een mening te vormen en die naar voren te brengen 9. ziet wat er gebeurt in de groep 10. werkt aan een veilig sociaal klimaat in de groep 11. merkt communicatiepatronen op en kan die zo nodig bijsturen 12. is alert op pestgedrag en kan daar adequaat op inhaken; hanteert het pestprotocol 13. kan belonen en straffen 14. leert kinderen respect te hebben voor elkaar en voor de leraar en andere volwassenen 15. heeft van elke leerling een beeld van de ontwikkeling: fysiek, moreel en sociaal-emotioneel 16. signaleert ontwikkelings- en gedragsproblemen 17. pleegt overleg over het opstellen van een handelingsplan voor het gedrag 18. kan een handelingsplan voor het gedrag opstellen 19. kan het opgestelde handelingsplan voor het gedrag uitvoeren 20. geeft leerlingen verantwoordelijkheid door zelfcorrectie 21. stimuleert en waardeert kinderen ook bij de creatieve vakken 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent De leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent: 1. de leraar onderschrijft zijn vakinhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid 2. heeft voldoende kennis en vaardigheid m.b.t. het leerstofaanbod op de basisschool 3. kent de opbouw van leermethoden en leerlijnen 4. heeft voldoende kennis en vaardigheid van de didactiek om op eigentijdse, professionele en planmatige wijze een krachtige leeromgeving tot stand te brengen, waarin kinderen zich de culturele bagage eigen kunnen maken die de maatschappij vereist. Resultaten: - de leraar vormt zich een goed beeld van de mate waarin kinderen de leerinhoud beheersen en van de manier waarop ze hun werk aanpakken - ontwerpt op basis daarvan leeractiviteiten die voor de kinderen uitvoerbaar zijn en die hen aanzetten tot zelfwerkzaamheid - voert die activiteiten samen met de kinderen uit - evalueert die activiteiten en de effecten daarvan en stelt ze zo nodig bij - signaleert leerproblemen en belemmeringen en stelt, zo nodig met collega’s, een passend plan van aanpak op 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. beheerst de leermethoden van ten minste vier groepen en kan deze op een verantwoorde manier gebruiken 2. kent de aanwezige leer- en hulpmiddelen van ten minste vier groepen en kan deze gebruiken 3. kent de leerlijnen in ten minste vier groepen 4. kan de leerstof plannen 5. zet zich in voor het didactisch concept van de school 6. laat de vakken ‘leven’; biedt geen dode boekjesstof 7. zorgt voor een uitdagende leeromgeving 8. varieert de aanbieding van de leerstof 9. varieert het tempo 10. varieert in werkvormen 11. varieert bij de verwerking van de leerstof 12. laat de kinderen gebruikmaken van de computer 13. gebruikt relevante computerprogramma’s bij het leerproces 14. kan zelf werken in het computernetwerk van de school 15. helpt zorgkinderen adequaat 16. kan extra begaafde kinderen blijven motiveren 17. is in staat aan te sluiten bij de belevingswereld van de leerling 18. legt uit waarom de leerstof van belang is 19 evalueert en past zonodig de leerstof aan 20. bevordert het zelfstandig werken 21. heeft van elke leerling een beeld van de cognitieve ontwikkeling 22. signaleert leerproblemen en zoekt zelf of met hulp naar oplossingen 23. kan een handelingsplan voor leerproblemen opstellen 24. kan een handelingsplan voor leerproblemen uitvoeren 1 2 3 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4. Organisatorisch competent De leraar is organisatorisch competent: 1. de leraar onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid 2. heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn klas en zijn lessen op professionele en planmatige wijze een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen dat overzichtelijk, ordelijk en taakgericht is 3. de organisatie in de groep is helder voor de leraar zelf, voor zijn collega’s en in het bijzonder voor de kinderen. Resultaten: - de leraar hanteert op een consequente manier concrete, functionele en door de kinderen gedragen procedures en afspraken - gebruikt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen - houdt een planning aan die bij de kinderen bekend is en gaat adequaat om met de tijd 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. heeft een ordelijke en overzichtelijke indeling van het lokaal 2. heeft het lokaal leeruitdagend ingericht 3. heeft vaste afspraken over het gebruik van leermiddelen 4. legt de materialen voor de les overzichtelijk klaar 5. laat de kinderen zelfstandig en rustig hun materialen pakken 6. bereidt de lessen goed voor 7. let op de opbouw van de les; niet te veel ineens 8. gaat efficiënt om met de leertijd 9. kan de lessen goed plannen 10. gebruikt leer- en hulpmiddelen tijdens de lessen 11. probeert zoveel mogelijk te visualiseren 12. geeft een duidelijke instructie 13. plant hulpmomenten in 14. kan zich tijdens de les creatief en flexibel opstellen 15. leert kinderen met een taakbrief werken 16. beheert de klassenmap met een duidelijke structuur 17. registreert dagelijks wat gedaan is en wat de volgende keer gedaan moet worden. 18. besteedt gemiddeld per dag niet meer dan een half uur aan correctie 19. geeft kinderen verantwoordelijkheid 20. kan het onderwijs zodanig plannen dat ook specifieke begeleiding mogelijk is 21. hanteert een jaaragenda 22. overziet zaken snel en kan tijdig ingrijpen 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 5. Competent in samenwerken met collega’s De leraar is competent in het samenwerken met collega’s: 1. de leraar onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega’s 2. heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school 3. is in staat een bijdrage te leveren aan goede werkverhoudingen 4. is in staat een bijdrage te leveren aan een goede schoolorganisatie. Resultaten: - deelt informatie die voor de voortgang van het werk van belang is met collega’s en maakt gebruik van de informatie die hij van collega’s krijgt - levert een constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en samenwerken op school - geeft en ontvangt consultatie en intervisie - levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van de school 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. hanteert naar collega’s een open communicatie 2. straalt een positieve houding uit 3. heeft respect voor collega’s 4. kan goed luisteren en is inlevend 5. durft zich kwetsbaar op te stellen 6. zet zich in voor een goede sfeer in de school 7. is behulpzaam voor collega’s 8. komt gemaakte afspraken na 9. toont interesse in het werk van collega’s 10. geeft regelmatig feedback 11. vraagt regelmatig feedback 12. ontvangt collega’s in zijn groep voor collegiale consultatie 13. gaat bij collega’s in de groep op bezoek voor collegiale consultatie 14. onderhoudt contacten met collega’s van andere scholen 15. neemt de tijd voor overleg 16. bereidt het overleg goed voor 17. heeft een constructieve inbreng in het overleg 18. neemt initiatieven 19. zet zich in voor vernieuwing van het onderwijs 20. kan collega’s enthousiasmeren 21. is flexibel 22. heeft verantwoordelijkheidsgevoel 23. heeft inzicht in het eigen functioneren in het schoolteam 24. is zich bewust van zijn/haar waarde in het schoolteam 25. zet zich in voor de visie en de doelen van de school 26. kent de werkwijze in de voorafgaande en in de volgende groep 27. let op het naleven van de afgesproken schoolregels 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 6. Competent in samenwerken met de omgeving De leraar is competent in het samenwerken met de omgeving: 1. de leraar onderschrijft zijn verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school 2. heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de kinderen en bij de school Resultaten: - de leraar geeft op professionele manier aan ouders en andere belanghebbenden informatie over de kinderen en gebruikt de informatie die hij van hen krijgt - neemt op een constructieve manier deel aan vormen van overleg met mensen en instellingen buiten de school - verantwoordt zijn professionele opvattingen en werkwijze m.b.t. een kind aan ouders en andere belanghebbenden en past in gezamenlijk overleg zo nodig zijn werk met dat kind aan 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. kent de gezinssituaties en wil op de hoogte zijn van bijzondere gebeurtenissen 2. is betrokken bij de gezinssituaties 3. heeft inlevingsvermogen naar ouders 4. kan adequate informatie over kinderen aan ouders doorgeven 5. kan mondeling en schriftelijk duidelijke informatie doorgeven 6. neemt tijd voor contacten met ouders 7. kan goed oudergesprekken voeren, kent gesprekstechnieken 8. weet raad met probleemsituaties 9. houdt gemaakte afspraken met ouders schriftelijk bij 10. komt gemaakte afspraken na 11. doet geen negatieve uitspraken over collega’s 12. weet welke verantwoordelijkheid de school en welke verantwoordelijkheid ouders dragen 13. kan een slecht nieuwsgesprek voeren 14. is objectief 15. kent de schoolondersteunende organisaties 16. kent de omgeving van de school 17. kan de school vertegenwoordigen naar externe organisaties. 18. heeft goede contacten met de pabo i.v.m. de begeleiding van stagiaires 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 7. Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar is competent in reflectie en ontwikkeling: 1. voelt zich verantwoordelijk voor de eigen professionele ontwikkeling 2. wil de eigen bekwaamheid onderhouden 3. is in staat te reflecteren op het eigen gedrag en handelen 4. spiegelt zichzelf aan de competenties 5. is op de hoogte van andere vormen van basisonderwijs en van actuele onderwijskundige en pedagogische ontwikkelingen 6. stelt jaarlijks een POP op gebaseerd op het persoonlijk belang en het onderwijsbelang en werkt aan de uitvoering Resultaten: - de school blijft zich onderwijskundig en pedagogisch ontwikkelen - bij onderwijskundige veranderingen wordt besproken welke competenties hiermee samenhangen - ieder personeelslid maakt jaarlijks een POP - personeelsleden zijn gewend aan werken met een maatje en intervisie - deskundigheid van personeelsleden wordt effectief ingezet - deskundigheid van personeelsleden wordt gedeeld - er is voldoende interne mobiliteit in de school - er is voldoende belangstelling voor externe mobiliteit 1 2 zwak meer zwak dan sterk 3 4 meer sterk dan zwak sterk Deze competentie is in werk en houding zichtbaar aan de volgende kenmerken: 1. heeft een goed beeld van zijn functioneren 1 2 2. kent zijn sterke en zwakke kanten 1 2 3. werkt aan het optimaliseren van zijn competenties om te voldoen aan de bekwaamheidseisen van de leraar in de wet BIO 1 2 4. is actief in de school als lerende organisatie 5. weet dat het in onze maatschappij om een leven lang leren gaat 1 2 6. blijft bij als leraar, is op de hoogte van wat er in de wereld gebeurt 1 2 7. bestudeert relevante vakliteratuur 1 2 8. volgt cursussen 1 2 9. leert aan en van stagiaires 1 2 10. is bereid de werkwijze te evalueren door middel van video-interactie 1 2 11. reflecteert op het eigen handelen 1 2 12. stelt voor elk schooljaar een POP op 1 2 13. voert het POP uit 1 2 14. werkt bij POP’s samen met collega’s 1 2 15. durft zich kwetsbaar op te stellen 1 2 16. staat open voor feedback 1 2 17. kan omgaan met kritiek 1 2 18. weet waar hij mee bezig is en kan dat toelichten 1 2 19. kan zijn ontwikkeling verantwoorden. 1 2 20. durft te experimenteren 1 2 21. kan een eigen visie ontwikkelen 1 2 22. is flexibel 1 2 23. staat open voor mobiliteit naar een andere groep 1 2 24. staat open voor externe mobiliteit 1 2 3 4 3 4 3 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4