VERVOER I : Algemeen

advertisement
VERVOER I : Algemeen
Wellicht één van de grootste veranderingen die de industriële revolutie teweeg
heeft gebracht in het alledaagse leven van Jan en alleman is waarschijnlijk de
snelheid waarmee wij ons kunnen verplaatsen. Aan het begin van de 19 de eeuw
trokken de legers van Napoleon door Europa aan ongeveer dezelfde gemiddelde
snelheid als die waarmee die van Alexander de Grote in de 4 de eeuw voor
Christus door Azië trokken: de snelheid waarmee een infanterist zich te voet
kan verplaatsen over min of meer begaanbare wegen. De trein, de fiets, de auto
en het vliegtuig hebben daar verandering in gebracht. Vandaag de dag is het
zelfs zo ver dat we ons niet eens meer hoeven te verplaatsen om virtueel overal
aanwezig te zijn via de computer en internet. Binnenkort wordt dat ook
allemaal mogelijk dankzij onze draagbare telefoons. Reizen doen we dan echt
alleen nog maar voor ons plezier.
De oudste middelen van de mens om zich van het ene punt naar het andere te
begeven zijn z’n twee benen: gaan en lopen. Wanneer we gaan houden we altijd een
voet aan de grond, wanneer we lopen is dat niet het geval. Gaan, kunnen we urenlang
volhouden. Lopen gaat veel sneller, maar zonder speciale training raken de meesten
van ons al gauw buiten adem. Rechtop gaan is zo wezenlijk voor de mens dat
paleontologen het als het kenmerk bij uitstek gebruiken om mensachtigen te
onderscheiden van de andere grote apen. Lopen zou pas tot de mogelijkheden gaan
behoren vanaf de eerste voorouders van het geslacht Homo. Gaan doen we uiteraard
op allerlei manieren, ofwel stappen we flink door en houden we de pas er in, ofwel
wandelen we rustig door de natuur. In de stad slenteren we door de winkelstraten en
kuieren we van het ene uitstalraam naar het andere. Maar in elk geval zetten we het
bij de minste bedreiging of het eerste alarm op een lopen.
Primitieve vaartuigen,
holle boomstammen,
rieten
vlotten of
opgeblazen
dierenhuiden,, zijn ongetwijfeld de oudste technische hulpmiddelen geweest die onze
voorouders gebruikten om zich over water van het ene punt naar het andere te
bewegen, sneller en tegen een kleinere inspanning. Hun vroege bestaan moet worden
aangenomen om de snelheid te verklaren waarmee onze soort zich over de hele
aardbol heeft verspreid. Nederland en Vlaanderen zijn waterrijke landen.
Scheepvaart onder al zijn vormen heeft zo een grote rol gespeeld in onze cultuur dat
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
1
onze taal er een hele resem woorden en uitdrukkingen aan heeft overgehouden. We
wijden er een apart hoofdstuk aan.
Bevroren water, sneeuw of ijs, biedt ook wat mogelijkheden om zich snel voort te
bewegen. Met de ski of de slee gaat het lekker snel bergaf, een ar is een grote slee die
door paarden wordt voortgetrokken en op de schaats schieten we snel over bevroren
rivieren of kanalen. Deze mogelijkheden zijn uiteraard afhankelijk van de
weersomstandigheden.
Vanaf de neolithische revolutie kan de mens gebruik maken van de kracht van zijn
huisdieren om zich te verplaatsen, ofwel door ze rechtsreeks te berijden (paarden,
ezels, muilezels, muildieren, kamelen en dromedarissen, olifanten of rendieren),
ofwel door ze in te spannen voor één of ander voertuig.
Behalve de hondenslee van de eskimo’s en de arrenslee van weleer berusten alle
voertuigen op het principe van het wiel. Een wiel draait om een as door middel van
een naaf waaraan het door spaken is verbonden. Als de spaken breken werkt het wiel
niet goed of helemaal niet meer. Vandaar dat “iemand stokken in de wielen steken,”
letterlijk proberen zijn wielen te breken door stokken te steken in de openingen
tussen de spaken, hetzelfde betekent als iemand tegenwerken, het iemand lastige
maken bij de verwezenlijking van zijn plannen.
Om zware lasten over een korte afstand te vervoeren gebruiken we een kruiwagen
(met één wiel) of een handkar of stootkar (met twee wielen) die door mankracht
worden voortbewogen. Voor zwaardere en grotere lasten en langere afstanden
werden er huisdieren gebruikt, bij ons meestal trekpaarden om de kar, de wagen of
de koets voor te trekken. “Het paard achter de wagen spannen” betekent dus zoveel
als een zaak helemaal verkeerd aanpakken. Heel bekend is de huifkar, het
vervoermiddel bij uitstek voor de gezinnen van kolonisten die het “Wilde Westen”
doortrokken en gingen bewonen. De diligence, een koets voor personenvervoer die
regelmatige dienst verleende tussen verschillende steden spreekt ook tot de
verbeelding, zowel in het oude Europa als in Amerika vormden zij een doelwit bij
uitstek voor struikrovers en ander geboefte. Reizen was tot diep in de 19de eeuw een
gevaarlijke onderneming. Paard en kar, koetsen en allerlei rijtuigen behoren tot de
verleden tijd. Ze staan in de tuighuizen van kastelen als museumstukken opgesteld,
en worden alleen nog maar bij een of ander folkloristische feest naar buiten gehaald.
Wel verplaatst de Nederlandse koningin zich traditioneel in haar gouden Koets, een
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
2
barokke praalkoets uit de 17de eeuw om zich naar de kamers te begeven om er haar
jaarlijkse troonrede te houden.
Het oudste mechanische vervoermiddel te land, een symbool van de industriële
revolutie is de trein. Na Engeland was België het eerste land waar een vaste
treinverbinding werd ingesteld in 1835 tussen Brussel en Mechelen en al gauw
beschikte het land over een van de dichtste spoorwegennetten van Europa. De oudste
locomotieven trokken met moeite een aantal wagons voort aan een snelheid van
ongeveer 35km per uur. Dat is natuurlijk niets in vergelijking met de snelheden
waartegen supersnelle treinen of hoge snelheidstreinen tegenwoordig in lange
konvooien door het landschap razen van de ene grootstad naar de andere, maar in die
tijd was het een ware revolutie en de verhoogde mobiliteit van de arbeidskrachten
bespoedigde de industriële ontwikkeling van het land. De investeringen en de
energiebehoeften nodig voor de ontwikkeling en het gebruik van de spoorwegen
vormden een belangrijke stimulans voor de staalnijverheid en de koolmijnen. Pas in
de jaren zestig werden de stoomtreinen vervangen door diesellocomotieven en werd
het spoornet gaandeweg geëlektrificeerd. Het spoor heeft sterk aan belang ingeboet
en kent financiële problemen: de overheden en de banken kunnen met moeite de
investeringen opbrengen voor de noodzakelijke modernisering van het net en de
infrastructuur. De belangrijkste gebruikers blijven de forenzen of pendelaars, mannen
en vrouwen die dagelijks heen en weer rijden tussen hun huis en hun werk, pendelen.
Toch voorspellen specialisten nog een mooie toekomst voor de trein: vervoer per
spoor is namelijk veel minder vervuilend dan het wegverkeer.
Al vanaf de 18de eeuw werden er allerlei pogingen ondernomen om de mens te
helpen zich mechanisch voort te bewegen, maar het zou Tot de tweede helft van de
19de eeuw duren eer er echt bruikbare fietsen werden ontwikkeld. In het platte
Vlaanderen en het vlakke Nederland is de fiets natuurlijk een geliefkoosd
vervoermiddel.
De ware revolutie in het wegverkeer moest echter wachten op de uitvinding van
diesel- en benzinemotoren die de ontwikkeling van de auto mogelijk maakten. Het
principe van de lopende band maakte massaproductie mogelijk en eerst in de
Verenigde Staten en vanaf de jaren zestig ook in Europa werd de personenauto
gemeengoed. Het wegennet moest worden aangepast en uitgebreid waardoor het
vrachtverkeer en grote vlucht nam. Alles wat je maar bedenken kan, wordt door
vrachtwagens, containertrucks of bestelwagens overal afgeleverd binnen de kortste
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
3
tijd. Ten minste als er geen files zijn, want onze snelwegen zijn overvol dat
verkeersopstoppingen en stremmingen dagelijkse kost zijn geworden. Daarom gaan
er ook steeds meer stemmen op om de mensen aan te sporen hun auto thuis te laten
en de trein, de tram, de bus of de metro te nemen en om het aandeel van het
wegtransport in het vrachtvervoer te verminderen. Bovendien zou dit leiden tot een
lager energieverbruik en minder vervuiling.
De mythe van Icarus toont aan dat vliegen een van de oudste dromen van de
mensheid vertegenwoordigt. Pas in de tweede helft van de 18de eeuw kende deze
droom een begin van verwezenlijking toen de eerste warmerluchtballonnen de lucht
ingingen. Het zou tot het begin van de 20ste eeuw duren eer de eerste vliegtuigen
opstegen en behoorlijke afstanden konden afleggen. Aangespoord door de twee
wereldoorlogen en de wedloop naar steeds snellere jachtvliegtuigen en grotere
bommenwerpers kende de luchtvaart een razendsnelle ontwikkeling. De uitvinding
van de straalmotor aan het eind van WOII profiteerde uiteindelijk ook aan de
burgerluchtvaart
en
maakte
de
bouw
van
steeds
snellere
en
grotere
passagiersvliegtuigen mogelijk. De uitbating van supersonische vliegtuigen draaide
echter op een mislukking uit. Vliegen is wel voor steeds meer mensen mogelijk
geworden. Het vooruitzicht dat iedereen over zijn eigen helikopter zou beschikken is
echter niet waar geworden. Wel zorgden uiterst lichte maar ijzersterke kunstvezels
ervoor dat er lichte zweefvliegtuigen, deltavleugels, ULM’s en andere parapentes
ontstonden die het dichtst de illusie benaderen de man vrij als een vogel door de
lucht klieft. Deze sporten blijven toch nog voorbehouden aan de relatief welgestelde
waaghalzen onder ons.
VERVOER I : Algemeen A
Wellicht één van de grootste___________________________ die de industriële
revolutie teweeg heeft gebracht in het alledaagse leven van Jan en alleman is
waarschijnlijk de _________________________ waarmee wij ons kunnen
verplaatsen. Aan het begin van de 19de eeuw trokken de legers van Napoleon
door Europa aan ongeveer dezelfde gemiddelde snelheid als die waarmee die
van Alexander de Grote in de 4de eeuw voor Christus door Azië trokken: de
snelheid waarmee een infanterist zich ____________________ voet kan
verplaatsen over min of meer begaanbare wegen. De trein, de fiets, de auto en
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
4
het vliegtuig hebben daar _______________________ in gebracht. Vandaag de
dag is het zelfs zo ver dat we ons niet eens meer hoeven te verplaatsen om
virtueel _________________________ aanwezig te zijn via de computer en
internet. Binnenkort wordt dat ook allemaal mogelijk dankzij onze draagbare
telefoons. _______________________ doen we dan echt alleen nog maar voor
ons plezier.
De oudste middelen van de mens om zich van het ene punt naar het
____________________
te
begeven
zijn
z’n
twee
benen:
gaan
en
____________________. Wanneer we gaan houden we altijd een voet aan de
____________________, wanneer we lopen is dat niet het geval. Gaan, kunnen we
____________________ volhouden. Lopen gaat veel sneller, maar zonder speciale
training raken de meesten van ons al gauw buiten ____________________. Rechtop
gaan
is
zo
wezenlijk
voor
de
mens
dat
paleontologen
het
als
het
____________________ bij uitstek gebruiken om mensachtigen te onderscheiden
van de andere grote apen. Lopen zou pas tot de mogelijkheden gaan
_____________________ vanaf de eerste voorouders van het geslacht Homo. Gaan
doen we uiteraard op allerlei manieren, ofwel ____________________ we flink door
en houden we de _______________________ er in, ofwel ____________________
we rustig door de natuur. In de stad slenteren we door de winkelstraten en kuieren we
van het ene uitstalraam naar het andere. Maar in elk geval zetten we het bij de minste
bedreiging of het eerste alarm op een _____________________.
Primitieve vaartuigen,
holle boomstammen,
rieten
vlotten of
opgeblazen
dierenhuiden,, zijn ongetwijfeld de oudste technische ______________________
geweest die onze voorouders gebruikten om zich over water van het ene punt naar
het andere te bewegen, sneller en tegen een kleinere inspanning. Hun vroege bestaan
moet worden aangenomen om de snelheid te verklaren waarmee onze soort zich over
de hele aardbol heeft _____________________ . Nederland en Vlaanderen zijn
waterrijke landen. Scheepvaart onder al zijn vormen heeft zo een grote
__________________ gespeeld in onze cultuur dat onze taal er een hele resem
woorden en uitdrukkingen aan heeft overgehouden. We wijden er een apart
____________________ aan.
Bevroren water, sneeuw of ijs, ________________________ ook wat mogelijkheden
om zich snel voort te bewegen. Met de ski of de slee gaat het lekker
___________________ bergaf, een ar is een grote slee die door _________________
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
5
wordt voortgetrokken en op de schaats schieten we snel over bevroren rivieren of
kanalen.
Deze
mogelijkheden
zijn
uiteraard
afhankelijk
van
de
_____________________.
Vanaf de neolithische revolutie kan de mens _____________________ maken van
de kracht van zijn huisdieren om zich te verplaatsen, ofwel door ze rechtsreeks te
berijden (paarden, ezels, muilezels, muildieren, kamelen en dromedarissen, olifanten
of rendieren), ofwel door ze in te spannen voor één of ander ___________________ .
Behalve de hondenslee van de eskimo’s en de arrenslee van weleer
___________________ alle voertuigen op het principe van het wiel. Een wiel draait
om een ______________________ door middel van een naaf waaraan het door
spaken is verbonden. Als de spaken breken werkt het wiel niet goed of helemaal niet
meer. Vandaar dat “iemand stokken in de wielen ____________________ ,”
letterlijk proberen zijn wielen te breken door stokken te steken in de openingen
tussen de spaken, hetzelfde betekent als iemand tegenwerken, het iemand lastige
maken bij de ________________________ van zijn plannen.
Om zware lasten over een korte afstand te _____________________ gebruiken we
een kruiwagen (met één wiel) of een handkar of stootkar (met twee wielen) die door
mankracht worden voortbewogen. Voor ____________________ en grotere lasten
en langere afstanden werden er huisdieren gebruikt, bij ons meestal trekpaarden om
de kar, de wagen of de koets voor te trekken. “Het paard achter de
__________________ spannen” betekent dus zoveel als een zaak helemaal verkeerd
aanpakken. Heel bekend is de huifkar, het vervoermiddel bij ________________
voor de gezinnen van kolonisten die het “Wilde Westen” doortrokken en gingen
bewonen. De diligence, een koets voor personenvervoer die regelmatige dienst
verleende tussen verschillende steden ______________________ ook tot de
verbeelding, zowel in het oude Europa als in Amerika vormden zij een
________________ bij uitstek voor struikrovers en ander geboefte. Reizen was tot
diep in de 19de eeuw een ______________________ onderneming. Paard en kar,
koetsen en allerlei rijtuigen behoren tot de verleden tijd. Ze staan in de tuighuizen
van kastelen als museumstukken_____________________, en worden alleen nog
maar bij een of ander folkloristische feest naar _____________________ gehaald.
Wel verplaatst de Nederlandse koningin zich traditioneel in haar gouden Koets, een
barokke praalkoets uit de 17de eeuw om zich naar de kamers te begeven om er haar
jaarlijkse troonrede te houden.
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
6
Het oudste mechanische vervoermiddel te land, een symbool van de industriële
revolutie is de trein. Na Engeland was België het eerste land waar een vaste
____________________ werd ingesteld in 1835 tussen Brussel en Mechelen en al
gauw beschikte het land over een van de dichtste spoorwegennetten van Europa. De
oudste locomotieven
______________________ met moeite een aantal wagons
voort aan een snelheid van ongeveer 35km per uur. Dat is natuurlijk niets in
vergelijking met de snelheden waartegen supersnelle treinen of hoge snelheidstreinen
tegenwoordig in lange _____________________ door het landschap razen van de
ene grootstad naar de andere, maar in die tijd was het een ware revolutie en de
verhoogde mobiliteit van de _______________________ bespoedigde de industriële
ontwikkeling van het land. De investeringen en de energiebehoeften nodig voor de
ontwikkeling en het gebruik van de spoorwegen ___________________ een
belangrijke stimulans voor de staalnijverheid en de koolmijnen. Pas in de jaren zestig
werden de stoomtreinen ______________________ door diesellocomotieven en
werd het spoornet gaandeweg geëlektrificeerd. Het spoor heeft sterk aan
___________________ ingeboet en kent financiële problemen: de overheden en de
banken kunnen met moeite de investeringen opbrengen voor de noodzakelijke
modernisering van het net en de infrastructuur. De belangrijkste gebruikers blijven
de forenzen of pendelaars, mannen en vrouwen die dagelijks ___________________
rijden tussen hun huis en hun werk, pendelen. Toch ______________________
specialisten nog een mooie toekomst voor de trein: vervoer per spoor is namelijk veel
minder vervuilend dan het wegverkeer.
Al vanaf de 18de eeuw werden er allerlei pogingen ___________________ om de
mens te helpen zich mechanisch voort te bewegen, maar het zou tot de tweede helft
van de 19de eeuw duren eer er echt bruikbare fietsen werden ontwikkeld. In het
___________________ Vlaanderen en het vlakke Nederland is de fiets natuurlijk een
geliefkoosd vervoermiddel.
De ware revolutie in het wegverkeer ___________________ echter wachten op de
uitvinding van diesel- en benzinemotoren die de ontwikkeling van de auto mogelijk
maakten. Het principe van de lopende band ___________________ massaproductie
mogelijk en eerst in de Verenigde Staten en vanaf de jaren zestig ook in Europa
___________________ de personenauto gemeengoed. Het wegennet moest worden
aangepast en ______________________ waardoor het vrachtverkeer en grote
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
7
____________________ nam. Alles wat je maar bedenken kan, wordt door
vrachtwagens, containertrucks of bestelwagens overal afgeleverd binnen de kortste
____________________. Ten minste als er geen files zijn, want onze snelwegen zijn
zo overvol dat verkeersopstoppingen en stremmingen __________________ kost
zijn geworden. Daarom gaan er ook steeds meer _____________________ op om de
mensen aan te sporen hun auto ___________________ te laten en de trein, de tram,
de bus of de metro te nemen en om het aandeel van het wegtransport in het
vrachtvervoer te ______________________. Bovendien zou dit leiden tot een lager
energieverbruik en minder vervuiling.
De mythe van Icarus toont aan dat vliegen een van de oudste ___________________
van de mensheid vertegenwoordigt. Pas in de tweede helft van de 18de eeuw kende
deze
droom
een
begin
van
_______________________
toen
de
eerste
warmerluchtballonnen de ____________________ ingingen. Het zou tot het begin
van de 20ste eeuw duren eer de eerste vliegtuigen opstegen en behoorlijke afstanden
konden ____________________. Aangespoord door de twee wereldoorlogen en de
wedloop naar steeds snellere jachtvliegtuigen en grotere bommenwerpers
_____________________ de luchtvaart een razendsnelle ontwikkeling. De
uitvinding van de straalmotor aan het eind van WOII profiteerde uiteindelijk ook aan
de burgerluchtvaart en maakte de bouw van steeds snellere en grotere
passagiersvliegtuigen mogelijk. De uitbating van supersonische vliegtuigen draaide
echter op een ____________________ uit. Vliegen is wel voor steeds meer mensen
mogelijk geworden. Het _______________________ dat iedereen over zijn eigen
helikopter zou beschikken is echter niet waar geworden. Wel zorgden uiterst lichte
maar ijzersterke kunstvezels ervoor dat er lichte zweefvliegtuigen, deltavleugels,
ULM’s en andere parapentes ontstonden die het dichtst de illusie benaderen de man
vrij als een ______________________ door de lucht klieft. Deze sporten blijven
toch nog _____________________ aan de relatief welgestelde waaghalzen onder
ons.
VERVOER I : Algemeen B
Wellicht één van de grootste veranderingen
die de industriële revolutie
_________________________ heeft gebracht in het alledaagse leven van Jan en
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
8
alleman
is
waarschijnlijk
de
snelheid
waarmee
wij
ons
kunnen
__________________________. Aan het begin van de 19de eeuw trokken de
legers van Napoleon door Europa aan ongeveer dezelfde gemiddelde snelheid
als die waarmee die van Alexander de Grote in de 4de eeuw voor Christus door
Azië trokken: de snelheid waarmee een infanterist zich te _________________
kan verplaatsen over min of meer begaanbare wegen. De trein, de fiets, de auto
en het vliegtuig hebben daar verandering in ______________________.
Vandaag de dag is het zelfs zo ver dat we ons niet eens meer hoeven te
verplaatsen om virtueel overal _____________________ te zijn via de computer
en internet. Binnenkort wordt dat ook allemaal mogelijk dankzij onze
draagbare telefoons. Reizen doen we dan echt alleen nog maar voor
ons_____________________.
De oudste middelen van de mens om zich van het ____________________ punt naar
het andere te begeven zijn z’n twee benen: ___________________ en lopen.
Wanneer we gaan houden we altijd een ______________________ aan de grond,
wanneer we lopen is dat niet het geval. Gaan, kunnen we urenlang volhouden. Lopen
gaat veel sneller, maar zonder speciale training raken de meesten van ons al gauw
___________________ adem. Rechtop gaan is zo wezenlijk voor de mens dat
paleontologen het als het kenmerk bij ___________________ gebruiken om
mensachtigen te onderscheiden van de andere grote apen. Lopen zou pas tot de
_________________________ gaan behoren vanaf de eerste voorouders van het
geslacht Homo. Gaan doen we uiteraard op allerlei manieren, ofwel stappen we
______________________ door en _________________________ we de pas er in,
ofwel wandelen we __________________________ door de natuur. In de stad
slenteren we door de winkelstraten en kuieren we van het ene uitstalraam naar het
andere. Maar in elk geval zetten we het bij de minste bedreiging of het eerste
_______________________ op een lopen.
Primitieve vaartuigen,
holle boomstammen,
rieten
vlotten of
opgeblazen
dierenhuiden, zijn ongetwijfeld de oudste _______________________ hulpmiddelen
geweest die onze voorouders gebruikten om zich over water van het ene punt naar
het andere te bewegen, sneller en tegen een kleinere inspanning. Hun vroege bestaan
moet worden aangenomen om de snelheid te verklaren waarmee onze soort zich over
de hele _____________________ heeft verspreid. Nederland en Vlaanderen zijn
waterrijke landen. Scheepvaart onder al zijn vormen heeft zo een grote rol
Woordenschat, Vervoer I, algemeen
9
____________________ in onze cultuur dat onze taal er een hele resem woorden en
uitdrukkingen aan heeft overgehouden. We wijden er een apart hoofdstuk aan.
Bevroren water, sneeuw of ijs, biedt ook wat _______________________ om zich
snel voort te bewegen. Met de ski of de slee gaat het __________________ snel
bergaf, een ar is een grote slee die door paarden wordt _____________________ en
op de schaats schieten we snel over bevroren rivieren of kanalen. Deze
mogelijkheden
zijn
uiteraard
________________________
van
de
weersomstandigheden.
Vanaf de neolithische revolutie kan de mens gebruik ____________________ van de
kracht van zijn huisdieren om zich te verplaatsen, ofwel door ze rechtsreeks te
berijden (paarden, ezels, muilezels, muildieren, kamelen en dromedarissen, olifanten
of rendieren), ofwel door ze in te ___________________ voor één of ander voertuig.
Behalve de hondenslee van de eskimo’s en de arrenslee van weleer berusten alle
voertuigen
op
het
_____________________
van
het
wiel.
Een
wiel
___________________ om een as door middel van een naaf waaraan het door
spaken is verbonden. Als de spaken breken werkt het wiel niet goed of helemaal niet
meer. Vandaar dat “iemand ______________________ in de wielen steken,”
letterlijk proberen zijn wielen te breken door stokken te steken in de openingen
tussen de spaken, hetzelfde betekent als iemand tegenwerken, het iemand lastige
maken bij de verwezenlijking van zijn _________________________.
Om zware _____________________ over een korte afstand te vervoeren gebruiken
we een kruiwagen (met één wiel) of een handkar of stootkar (met twee wielen) die
door
mankracht
worden
voortbewogen.
Voor
zwaardere
en
grotere
________________ en langere afstanden werden er huisdieren gebruikt, bij ons
meestal trekpaarden om de kar, de wagen of de koets voor te trekken. “Het
____________________ achter de wagen spannen” betekent dus zoveel als een zaak
helemaal verkeerd ___________________. Heel bekend is de huifkar, het
____________________ bij uitstek voor de gezinnen van kolonisten die het “Wilde
Westen” doortrokken en gingen bewonen. De diligence, een koets voor
personenvervoer die regelmatige dienst verleende tussen verschillende steden spreekt
ook tot de _____________________, zowel in het oude Europa als in Amerika
______________________ zij een doelwit bij uitstek voor struikrovers en ander
geboefte.
Reizen
was
tot
diep
in
de
19de
eeuw
een
gevaarlijke
____________________. Paard en kar, koetsen en allerlei rijtuigen behoren tot de
Woordenschat, Vervoer I, algemeen 10
verleden tijd. Ze staan in de tuighuizen van kastelen als _____________________
opgesteld, en worden alleen nog maar bij een of ander folkloristische feest naar
buiten ____________________. Wel verplaatst de Nederlandse koningin zich
traditioneel in haar gouden Koets, een barokke praalkoets uit de 17de eeuw om zich
naar de kamers te begeven om er haar jaarlijkse troonrede te houden.
Het oudste mechanische vervoermiddel te land, een symbool van de industriële
revolutie is de trein. Na Engeland was België het eerste land waar een vaste
treinverbinding werd _______________________ in 1835 tussen Brussel en
Mechelen en al gauw beschikte het land over een van de dichtste spoorwegennetten
van Europa. De oudste locomotieven trokken met ___________________ een aantal
wagons voort aan een snelheid van ongeveer 35km per uur. Dat is natuurlijk niets in
vergelijking met de snelheden waartegen supersnelle treinen of hoge snelheidstreinen
tegenwoordig in _______________________ konvooien door het landschap razen
van de ene grootstad naar de andere, maar in die tijd was het een ware revolutie en de
verhoogde ______________________ van de arbeidskrachten bespoedigde de
industriële ontwikkeling van het land. De investeringen en de energiebehoeften nodig
voor de ontwikkeling en het gebruik van de spoorwegen vormden een belangrijke
___________________ voor de staalnijverheid en de koolmijnen. Pas in de jaren
zestig werden de stoomtreinen vervangen door diesellocomotieven en werd het
spoornet
gaandeweg
geëlektrificeerd.
Het
spoor
heeft
sterk
aan
belang
____________________ en kent financiële problemen: de overheden en de banken
kunnen met moeite de investeringen opbrengen voor de noodzakelijke modernisering
van het net en de infrastructuur. De belangrijkste gebruikers blijven de forenzen of
pendelaars, mannen en vrouwen die dagelijks heen en weer _________________
tussen hun huis en hun werk, pendelen. Toch voorspellen specialisten nog een mooie
_______________________ voor de trein: vervoer per spoor is namelijk veel minder
vervuilend dan het wegverkeer.
Al vanaf de 18de eeuw werden er allerlei ________________________ ondernomen
om de mens te helpen zich mechanisch voort te bewegen, maar het zou tot de tweede
helft van de 19de eeuw duren eer er echt bruikbare fietsen werden ontwikkeld. In het
platte Vlaanderen en het _______________________ Nederland is de fiets natuurlijk
een geliefkoosd vervoermiddel.
De ware revolutie in het wegverkeer moest echter _____________________ op de
uitvinding van diesel- en benzinemotoren die de ontwikkeling van de auto mogelijk
Woordenschat, Vervoer I, algemeen 11
maakten.
Het
principe
van
de
lopende
band
maakte
massaproductie
______________________ en eerst in de Verenigde Staten en vanaf de jaren zestig
ook in Europa werd de personenauto gemeengoed. Het wegennet moest worden
______________________ en uitgebreid waardoor het vrachtverkeer en grote vlucht
______________________. Alles wat je maar bedenken kan, wordt door
vrachtwagens, containertrucks of bestelwagens overal afgeleverd binnen de
______________________ tijd. Ten minste als er geen files zijn, want onze
snelwegen zijn zo overvol dat verkeersopstoppingen en stremmingen dagelijkse
______________________ zijn geworden. Daarom ______________________ er
ook steeds meer stemmen _____ om de mensen aan te sporen hun auto thuis te
______________________ en de trein, de tram, de bus of de metro te nemen en om
het ______________________ van het wegtransport in het vrachtvervoer te
verminderen. Bovendien zou dit leiden tot een lager energieverbruik en minder
vervuiling.
De mythe van Icarus toont aan dat vliegen een van de ______________________
dromen van de mensheid vertegenwoordigt. Pas in de tweede helft van de 18de eeuw
kende deze ______________________ een begin van verwezenlijking toen de eerste
warmerluchtballonnen de ______________________ ingingen. Het zou tot het begin
van de 20ste eeuw duren eer de eerste vliegtuigen opstegen en behoorlijke
______________________
konden
afleggen.
Aangespoord
door
de
twee
wereldoorlogen en de wedloop naar steeds snellere jachtvliegtuigen en grotere
bommenwerpers kende de luchtvaart een razendsnelle _____________________. De
uitvinding van de straalmotor aan het eind van WOII profiteerde uiteindelijk ook aan
de burgerluchtvaart en maakte de bouw van steeds snellere en grotere
passagiersvliegtuigen mogelijk. De uitbating van supersonische vliegtuigen
______________________ echter op een mislukking ____. Vliegen is wel voor
steeds meer mensen mogelijk geworden. Het vooruitzicht dat iedereen over zijn
eigen helikopter zou beschikken is echter niet ______________________ geworden.
Wel zorgden uiterst lichte maar ijzersterke kunstvezels ervoor dat er lichte
zweefvliegtuigen, deltavleugels, ULM’s en andere parapentes ontstonden die het
dichtst de illusie benaderen de man vrij als een ______________________ door de
lucht klieft. Deze sporten blijven toch nog voorbehouden aan de relatief
______________________ waaghalzen onder ons.
Woordenschat, Vervoer I, algemeen 12
Download