ANTWOORDEN OPDRACHT 6

advertisement
ANTWOORDEN OPDRACHT 6
1 In hoeverre werd er in de verlichting/Classicisme teruggegrepen op de oude culturen wat betreft
A het denken
Tijdens de Verlichting stond evenals in de Renaissance de mens en het leven op aarde en niet het hiernamaals
centraal. Men ging er zoals in de Renaissance van uit dat de mens niet is overgeleverd aan het voor hem
bestemde lot, maar dat hij zijn leven in eigen hand moet nemen.
(inleiding par 2 hk 4 en bronnen 4-4,3-5)
B de artistieke vormen?
Muziek
In de tijd van het Classicisme werd ook de Grieks-Romeinse cultuur als richtlijn genomen.
Uitingen daarvan waren:
 Evenals in de Renaissance (bron 3-15) was de opera een belangrijke muziekvorm (bron 4-24,4-26);
 Naast de opera kwam het oratorium als muziekvorm (bron 4-25)
Bouwkunst en beeldende kunsten
In de tijd van het Classicisme:
 Werden evenals in de Renaissance (bron 3-16,3-19) eigentijdse gebouwen van Grieks-Romeinse
ornamenten e.d. voorzien (bron 4-27/28/29/30/31)
 Probeerden de kunstenaars uit de kunstwerken van Grieken en Romeinen regels af te leiden om de
ideale verhoudingen te bereiken (inleiding par 6 hk 4)
 Probeerde men gebouwen en monumenten uit de Grieks Romeinse tijd volmaakter na te bouwen:
Grieks-Romeinse tempel (Madeleine: bron 4-27), Pantheon (Capitool bron 4-28), triomfboog (Arc de
Triomphe bron 4-32), overwinningszuil (bron4-32); Propyleeën (Brandenburger Poort bron 4-33)
2 In hoeverre werd er in de Romantiek nog teruggegrepen op de oude culturen (inclusief de joodschristelijke cultuur van de Middeleeuwen) wat betreft
A het denken
Er werd niet meer teruggegrepen op de Grieks-Romeinse cultuur, maar wel op de joods-christelijke cultuur van
de Middeleeuwen.
Wereldbeeld
 De ‘echte’ romantici hadden geen belangstelling voor het mechanische wereldbeeld. Zij zagen God als
de beheerser van alles, of geloofden liever in ‘oerkrachten’ van de natuur (inleiding par 3 hk 5)
Mensbeeld
 Veel verlichters waren agnosten of detisten (bron 4-8 ), terwijl de romantici het christendom toegewijd
waren
 Veel verlichters gingen er vanuit dat de volmaakte mens maakbaar was, terwijl de romantici van de
onvolmaakbaarheid van de mens uitgingen.
Denken over politiek
 De verlichters/liberalen gingen er vanuit dat de mensen gelijk waren (bron 4-9,10,11), de romantici dat
zij ongelijk waren (inleiding par 4 hk 5, bron 5-8)
 De verlichters/liberalen gingen uit van de volkssoevereiniteit (bron 4-9,10,12, inleiding par 5 hk 5, bron
5-10), de romantici verwierpen de volkssoevereiniteit en steunden het traditionele van God afgeleide
gezag (inleiding par 5 hk 5, bron 58)

De verlichters / liberalen wezen revolutie als middel tot verandering niet af, de romantici wel (inleiding
par. 5 hk5).
B de artistieke vormen?
Er werd niet meer teruggegrepen op de Grieks-Romeinse cultuur, maar wel op de joodschristelijke cultuur van
de Middeleeuwen:
Bouwkunst en beeldende kunsten
 De bouwkunst in de Romantiek is sterk door de christelijke Middeleeuwen beïnvloed. Veel
monumentale gebouwen zoals het parlementsgebouw in Londen (bron 5-25) werden in neogotische stijl
(de laat-middeleeuwse bouwstijl van kerken en kathedralen) gebouwd.
 In de schilderkunst komen christelijke thema’s voor:
het krijsbeeld en de gotische kathedraal (bron 5-30).
NB
In het bovenstaande hebben we de term ‘joods-christelijk’ van de overheid/subdomeinontwerpers gehandhaafd
(deden we ook in het handboek), hoewel we liever de term ‘christelijk’ zouden gebruiken. De
eindtermontontwerpers bedoelden vermoedelijk in feite ‘christelijk’, maar uit ‘politieke correctheid’ zullen ze er
joods-christelijk van hebben gemaakt. Ze zullen toch niet verwachten dat we en de leerlingen gaan uitpluizen
wat er nu precies de joodse elementen in de christelijke cultuur zijn (theologisch lukt dat misschien nog wel,
maar niet wat betreft andere uitingen van cultuur). De ‘joods-christelijke’ cultuur wordt volgens ons pas goed
zichtbaar in de Middeleeuwen.
3
Welke omstandigheden en ontwikkelingen beïnvloeden dit teruggrijpen op de oude culturen
A in de Renaissance? (inleiding van hoofdstuk 3, blz. 6, het handboek blz. 70 en 77).
Omstandigheden en ontwikkelingen die het teruggrijpen op de Grieks-Romeinse cultuur
Beïnvloeden
 De Italiaanse stadstaten van de 14de eeuw boden een geestelijke omgeving en voldoende vrijheid aan
individuen om nieuwe vindingen, nieuwe denkvormen te ontwikkelen (hk 3 inleiding blz.6).
 In de late Middeleeuwen nam het aantal mensen dat kon lezen en schrijven langzaam toe, vooral onder
de edelen en welgestelde burgers. Daartoe droeg tegen het einde van de 15 de eeuw ook de uitvinding
van de boekdrukkunst bij (handboek blz. 77).
 Er kwam kritiek op de Kerk, waardoor het gezag van de Kerk afnam (handboek blz. 70).
 In de Nieuwe Tijd kwamen er steeds meer onderzoekers die geen geestelijke waren. Zij gingen andere
(dan godsdienstige) onderwerpen bestuderen (handboek blz. 77).
Hieraan Kan door de docent nog worden toegevoegd:
 Door de vlucht van Bijzantijnse geleerde naar Italië, zowel in de (laatste) jaren vóór als na de val
van het Byznatijnse rijk (val van Constatinopel1453), kon de kennis van het Grieks in West-Europa
opkomen.
B tijdens het Classicisme? (de inleiding van hoofdstuk 4 paragraaf 6).
Omstandigheden en ontwikkelingen die het teruggrijpen op de Grieks-Romeinse cultuur beïnvloedden:
Het teruggrijpen werd vooral gestimuleerd door opgraving in Herculaneum (vanaf 1711) en in Pompeji (vanaf
1733), waardoor men een gedetailleerd beeld van de Romeinse cultuur kreeg (inleiding hk 4 par. 6).
C tijdens de Romantiek? (de inleiding van hoofdstuk 5)
Omstandigheden en ontwikkelingen die het teruggrijpen op de joods-christelijke cultuur van de Middeleeuwen
beïnvloedden:
 De verlichters waren optimistisch over de toekomst. Ze dachten dat de mensen door hun gezond
verstand te gebruiken, een ideale samenleving konden opbouwen, waarin iedereen gelukkig zou zijn.
Vanaf het eind van de 18de eeuw begonnen mensen daaraan te twijfelen. Ze zochten daarom een uitweg
in een fantasiewereld die mooier was dan hun eigen wereld. Ze dachten bijvoorbeeld dat de mensen in
de Middeleeuwen veel gelukkiger hadden geleefd dan zijzelf. Sinds de Renaissance was men de
Middeleeuwen totaal vergeten. Maar nu ging men de (christelijke) Middeleeuwen opnieuw ‘ontdekken’.
(inleiding hk 5 par. 1)
2. geef bij zoveel mogelijk onderdelen bewijsmateriaal dat je in katern 9 of in
aanvullende bronnen hebt aangetroffen.
- De idealen van vrijheid en recht in de samenleving.
Tijdens de eeuw van de Redelijkheid ontwierpen verschillende verlichters nieuwe politieke
systemen / regeringsvormen als alternatieven voor het in verschillende Europese landen
bestaande absolutisme, waarbij het gezag van God werd afgeleid. Daarvoor in de plaats werd
gepleit voor:
- Volkssoevereiniteit (bron 4-9, 4-12)
- het vastleggen daarvan in de grondwet (bron 4-9)
- scheiding tussen kerk en staat (bron 4-9)
- vrijheid van godsdienst (bron 4-9: Locke, bron 4-18 Robinson Crusoe);
- scheiding tussen de drie machten ( wetgevende, uitvoerende en rechterlijke
machten) bepleit (bron 4-11)
- het vrije denken, het vrije woord en de vrije wetenschap.
De Grieken vonden zelf denken en onderzoeken (door waarnemingen en experimenten)
belangrijk. Dat werd in de renaissance overgenomen:
- Valla stelde dat men zelf moest denken en niet klakkeloos Aristoteles moest
volgen.
- Wetenschappers als Bruno en Galilei vonden zelf denken belangrijker dan het
gezag van de kerk
- De arts Vesalius bracht de geneeskunde vooruit door zelf te onderzoeken en niet
blindelings te vertrouwen op voorgangers uit de oudheid en de middeleeuwen.
- Erasmus vond dat ook de bijbeltekst wetenschappelijk moest worden onderzocht
op fouten en, indien nodig, verbeterd moest worden.
Tijdens de eeuw van de redelijkheid:
- waren geleerden op het gebied van astronomie niet alleen vrij in hun onderzoek; zij
en andere wetenschappers werden ook door de overheid gesteund en de
wetenschap werd algemeen gewaardeerd. In de renaissance werden geleerden nog
vervolgd als zij publiceerden wat kerk of overheid niet beviel.
- Werd de encyclopedie het belangrijkste boek, kenmerkend voor de verlichting
omdat in dat boek de verlichte ideeën voor een breed publiek toegankelijk werden
gemaakt en omdat er scholing voor de jeugd mee werd beoogd om deze gelukkiger
te maken.
- Kwamen kinderen meer centraal te staan, meer als kind behandelen en beter
opvoeden en onderwijzen.
- Werd de natuur als voorbeeld gesteld voor mensen om kinderen op te voeden en
ook volwassenen tot beter gedrag aan te sporen.
- Werd de aanval geopend op gruwelijke praktijken bij rechtspraak.
- In de beeldende kunst: werken in vrijheid, maar gebonden door een schoonheidsideaal. In de
beeldhouwkunst gaf polyclitus het voorbeeld. Kunst moet niet de natuur exact weergeven,
maar moes uitgaan van vastgelgde verhoudingen of proporties.
Dit werd in de renaissance nagevolgd door schilders als A. Dürer. Ook vonden beeldhouwers
als Donatello inspiratie in de beeldhouwkunst van het Romeinse rijk.
Tijdens het classicisme:
- probeerden de kunstenaars uit de kunstwerken van Grieken en Romeinen regels af
te leiden om de ideale verhoudingen te bereiken.
-
Overheerste op schilderijen het grieks-romeinse onderwerp. In de renaissance is op
sommige voor de renaissance kenmerkende schilderijen het onderwerp bijzaak
geworden.
3. Kun je op grond van katern 9 nog onderdelen toevoegen of uitbreiden? Geef bij elk
onderdeel dat je toevoegt ook een voorbeeld.
- het wereldbeeld
- het (astronomische0 wereldbeeld van de Griek ptolemaeus was door de romeinen, de
arabieren en de middeleeuwse christelijke geleerden overgenomen. In de renaissance werd dit
beeld wel als uitgangspunt overgenomen, maar Copernicus wijzigde het sterk.
- het geografische wereldbeeld van Ptolemaeu werd in de renaissance overgenomen,
maar tengevolge van de ontdekkingsreizen werd het sterk gewijzigd.

Het mensbeeld
o In de Grieks-romeinse oudheid werd niet het hiernamaals, maar de individuele mens
en het leven op aarde centraal gesteld. Er was belangstelling voor de anatomie van het
menselijk lichaam. Dit alles werd in de Renaissance overgenomen:
1) Individuele personen uit de oudheid werden ten voorbeeld gesteld;
2) Belangstelling voor de anatomie van het lichaam is te zien op schilderijen en
tekeningen.
3) Individuele personen uit de eigen tijd werden in schilderijen afgebeeld
o De Grieken wilden in alles uitblinken. In de renaissance werd dit nagevolgd in het
ideaal van de ‘uomo universale’: iemand die op alle gebieden van kunst en
wetenschap actief is, zoals Leonardo da Vinci.
 De bouwkunst:
In de bouwkunst van de Griekse oudheid werd de toon gezet door het Parthenon in Athene. De
Romeinen ontwikkelden ook eigen vormen zoals de boog, het gewelf en de koepel.
o Dit werd in de renaissance nagevolgd in bouwwerken als de Sint Pieter in Rome, het
Palazzo Farnese in Rome.
o Tijdens de eeuw van de redelijkheid werden evenals in de renaissance eigentijdse
gebouwen van Grieks-Romeinse ornamenten e.d. voorzien.
o Tijdens het Classisisme probeerde men gebouwen en monumenten uit de GrieksRomeinse tijd volmaakter na te bouwen: Grieks-Romeinse tempel, Pantheon,
triomfboog, overwinningszuil, Brandenburger poort.
 De muziek:
o Componisten gingen in de renaissance opera’s componeren. Dat was een poging om
de Griekse tragedies ‘reconstruerend’ na te volgen. In de renaissance was er van de
muziek uit de Grieks-Romeinse oudheid weinig over. Wel was het bekend dat in de
Griekse tragedies veel zang voorkwam. De onderwerpen van de eerste opera’s waren
ontleend aan de klassieke mythologie, bijvoorbeeld ‘Orfeo’ van Monteverdi.
o Tijdens de Eeuw van de redelijkheid was evenals in de renaissance de opera een
belangrijke muziekvorm en werd ook de Grieks-Romeinse cultuur als richtlijn
genomen.
4 Kun je zelf nog andere onderdelen bedenken die je kunt toevoegen? Zo ja welke? Geef bij elk
onderdeel dat je toevoegt ook een voorbeeld.
Mogelijke onderdelen:
 De talen van Europa.
De hedendaagse Romaanse talen (Italiaan, Spaans, Portugees, Frans en Roemeens) zijn
rechtstreekse afstammelingen van het Latijn, de taal van de Romeinen. In ander Europese talen
komen veel woorden rechtstreeks uit het Latijn of zijn overgenomen via het Frans. Het sterkst is
dat in het engels, waarin een zeer groot percentage van de woordenschat is overgenomen uit het
Frans (een beperkte selectie uit de eerste bladzijde van het Prisma-woordenboek EngelsNederlands: abandon, abbreviation, abdication, aberration, abolition, abominable, absence, abstact,
absurd, abundance, abuse, accelerate, accent, acces). Al deze woorden komen dus oorspronkelijk
uit het Latijn.
In het ‘Leenwoordenboek’ van Nicoline van der Sijs (SDU/Standaard, Den Haag/Antwerpen
1996) wordt ‘de invloed van andere talen op het Nederlands’ beschreven. In dit boek staan meer
dan tweeduizend woorden die het Nederlands rechtstreeks aan het Grieks of Latijn heeft ontleend.
Dat gebeurde tijdens het Romeinse bestuur in de Nederlanden. De Latijnse woorden werden wel
aan het Nederlands aangepast. Voorbeelden zijn: straat, poort, wijk, kamer, kelder, zolder, keuken,
muur, tafel, kar, molen, oogst, vork, fles. Een voorbeeld van aanpassing: het Latijnse ‘solarium’
(aan de zon blootgestelde plaats) werd ‘zolder’.
 De internationale terminologie van wetenschap en techniek.
De terminologie van de westerse wetenschappen en techniek is in hoge mate ontleend aan het
Grieks en/of Latijn. Het begint al met de namen van de wetenschappen zelf: astronomie,
kosmografie, psychologie, psychiatrie, economie, fysica, geografie, geologie, technologie,
elektronica, elektronica etc. En het eindigt met de technische producten van de
wetenschappen.
 Godsdienst
Tot aan het Tweede Vaticaanse Coniclie (1962 – 1965) was het Latijn de verplichte taal van
de eredienst in de katholieke Kerk. In een aantal kerken vindt de eredienst nog steeds in het
Latijn plaats.
 Onderwijs.
Op gymnasia kunnen leerlingen nog steeds oud-Grieks en Latijn leren.
 Toneel, boeken en films
Griekse toneelstukken van Aeschylus, Sophocles, Euripides en Aristophanes worden nog
steeds in vertaling opgevoerd. Boeken van Griekse en Romeinse scrhijvers als Homerus,
Plato, Herodotus, Xenophon, Vergilius, Ovidius, Tacitus verschijnen in vertaling telkens
opnieuw. Bekende films zijn Ben Hur en Spratacus
De Erfenis van het Christendom
5
 Het Christendom onderwees het ideaal van liefdadigheid een wees op de geestelijke
waardigheid van de armen.
 Door het Christendom raakte ook het begrip zonde wijd verspreid
 Het Christendom bracht verandering in de manier waarop de mensen aankeken tegen
de verhouding tussen man en vrouw, maar ook die tussen de mensen en hun God
 Het Christendom wijzigde ook de houding tegenover de enige zekerheid in het leven:
de dood
 Het Christendom tastte de mate van vrijheid aan waarin mensen konden kiezen wat ze
wilden denken en geloven.
6
In katern 9 is het volgende bewijsmateriaal te vinden voor de grote invloed van het
Christendom:
 De vele kerken en kathedralen in Europa
 De belangrijke rol van het Christendom in de kunst, bijvoorbeeld in de beeldende
kunst, in de muziek de Mattheuspassion

Het Christendom tastte in de Renaissance de mate van vrijheid aan waarin mensen
konden kiezen wat ze wilden denken en geloven: enkele Renaissance-geleerden
werden door kerkelijke rechtbanken veroordeeld
Als aanvullende bron kan het handboek worden gebruikt, vooral blz. 63 Veel is te vinden in
de antwoorden op de vragen 9 a en b van Opdracht 2.

Het Christendom onderwees het ideaal van liefdadigheid en wees op de geestelijke
waardigheid van de armen
- Naastenliefde was een belangrijke Christelijke waarde
- Volgens de leer van het Christendom was iedereen een volwaardig mens,
ongeacht de stand waartoe hij behoorde
Door het Christendom raakte ook het begrip zonde wij verspreid
- De mens is onvolmaakt maar heeft toch kans op de hemel

Het christendom bracht verandering in de manier waarop de mensen aankeken tegen de verhouding
tussen man en vrouw.
- Voor het christendom waren de seksuele onthouding en ongehuwd zijn de hoogste staat waarin
mensen konden leven. Wie dat niet kon opbrengen, mocht trouwen.
- Uit de bijbel werd afgeleid dat de vrouw ondergeschikt was.
- Het huwelijk behoorde monogaam te zijn net zoals de band tussen Christus en zijn bruid, de Kerk.
- Het huwelijk diende gebaseerd te zijn op wederzijdse liefde, niet op andere belangen zoals familie of
zaken. (handboek blz. 63)

Maar ook die tussen de mensen en hun god.
- Als de mensen doet wat God van hem verlangt, zal hij daarvoor eeuwig worden beloond (in de
hemel). De mens is dus niet, zoals in het Grieks-Romeinse mensbeeld, afhankelijk van de willekeurige
gunsten van goden of van natuurkrachten. (handboek blz. 63)

Het christendom wijzigde ook de houding van de mensen tegenover de enige zekerheid in het leven: de
dood.
- Het leven op aarde is een voorbereiding voor het leven na de dood (handboek blz. 63).

Het christendom tastte de mate van vrijheid aan waarin mensen konden kiezen wat ze wilden denken en
geloven.
- Rechtbanken van inquisitie kregen de taak ketters op te sporen (handboek blz. 63).
7
Kun je op grond van katern 9 nog onderdelen toevoegen of uitbreiden? Geef bij elk onderdeel dat je
toevoegt ook een voorbeeld.
 Het wereldbeeld
Wat betreft het wereldbeeld keerden in de Romantiek sommigen terug naar de christelijke opvatting van
God als beheerser van alles (inleiding hk 5 par. 2).

De muziek
Tot in de 17de eeuw waren kerken de enige gebouwen waar men in het openbaar naar muziek kon luisteren.
En dat was kerkelijke muziek (bron 4-22). In de tijd van Verlichting/Classicisme ontstond een nieuwe
muziekvorm met christelijke inhoud: het oratorium. Bekende oratoria zijn bijvoorbeeld ‘The Messiah’ van
Georg Friedrich Händel en de ‘Mattheus Passion’ van Hohann Sebastian Bach (bron 4-25).

Bouwkunst
Er werden zowel in de Renaissance als in de tijd van Verlichting en Romantiek christelijke kerken gebouwd,
bijvoorbeeld de Sint Pieter in Rome (bron 3-19), de Madeleine in Parijs (bron 4-27).

Beeldende kunsten
Schilders bleven schilderijen maken over christelijke onderwerpen zoals ‘Elia door de raven gevoed’ uit de
Renaissance (bronnen 3-20) en de schilderijen van Caspar David Friedrich uit de Romantiek (bronnen 5-30).
Ook in het handboek SV-5v staan schilderijen uit de Renaissance met christeiljke onderwerpen (blz. 76-66).
8
Kun je zelf nog andere onderdelen bedenken die je kunt toevoegen? Zo ja welke? Geef bij elk
onderdeel dat je toevoegt ook een voorbeeld.
 Godsdienst
Een groot deel van de Europese bevolking is lid van een christelijke Kerk en houdt zich min of meer aan de
leer van het christendom.

Politiek
Aan het eind van de 19de eeuw zijn in Nederland en andere Europese landen (zoals België, Duitsland, Italië)
christelijke politieke partijen ontstaan. Nog steeds spelen christen-democratische partijen in de Europese
politiek een grote rol (bijvoorbeeld de CDU/CSU in Duitsland, het CDA in Nederland, de CVP in België).
Onderwijs
In Nederland is meer dan de helft van het onderwijs confessioneel (zich baserend op het christendom).
- Media
In Nederland zijn er kranten, radio- en televisieomroepen die zich baseren op christelijke beginselen
(bijvoorbeeld het dagblad ‘Trouw’, de KRO, NCRV en EO).
- Samenleving
Tot in de jaren ’60 was de Nederlandse samenleving ‘verzuild’. Bij die verzuiling speelden de
katholieke Kerk en de gereformeerde Kerken een grote rol.
9
Maak nu een balans op: waardoor is de westerse samenleving volgens jou het meest
beïnvloed: door de Grieks-Romeinse cultuur of door de joods-christelijke cultuur? Geef
argumenten voor je standpunt.
NB
Een echt ‘bewijs’ voor de ene of de andere visie zal niet te leveren zijn. We geven daarom beide visies
met mogelijke argumenten.
Visie A
De westerse samenleving is het meest beïnvloed door de Grieks-Romeinse cultuur.
Argumenten:
- Het westerse wereld – en mensbeeld is een voortzetting van het Grieks-Romeinse. Ons wereldbeeld
is ‘mechanisch’, waarvoor Ptolemaeus de grondslag legde. Ons mensbeeld benadrukt de waarde van
het individu en het belang van het leven op aarde. Ook dat is een erfenis uit het Grieks-Romeinse
verleden.
- De ideale westerse staatsvorm, de democratie, vond haar uitgangspunt in het oude Athene.
- In onze samenleving spelen wetenschap en techniek een grote rol. De grondslag hiervoor, het
rationele denken en experimenteren, is een erfenis uit het Grieks-Romeinse verleden. Het christendom
was meer bestrijder dan voorstander hiervan. Ook de terminologie van onze wetenschap en techniek is
grotendeels ontleend aan het Grieks of Latijn.
- Tijdens de Renaissance en het Classicisme waren de voorbeelden van Grieken en Romeinen
toonaangevend in bouwkunst, beeldende kunsten, literatuur en muziek. In onze samenleving staan
deze kunstproducten van Renaissance en Classicisme nog steeds in hoog aanzien.
- De Romaanse talen van Europa stammen rechtstreeks af van het Latijn. Andere Europese talen
hebben talloze woorden ontleend aan het Latijn.
- Op gymnasia kunnen leerlingen nog steeds oud-Grieks en Latijn leren.
- Griekse toneelstukken worden nog steeds in vertaling opgevoerd. Boeken van Griekse en Romeinse
schrijvers verschijnen in vertaling telkens opnieuw.
Groot succes hadden films die zich afspelen in het Romeinse verleden, zoals ‘Ben Hur’, ‘Spartacus’ en
‘Quo vadis’.
Visie B
De westerse samenleving is het meest beïnvloed door de joods-christelijke cultuur.
Argumenten:
- De godsdienst speelt in het leven van veel Europeanen nog steeds een grote rol. Die godsdienst is
vooral het christendom.
- In de politiek, het onderwijs en de media is de invloed van het christendom duidelijk aanwezig.
Rechtstreekse invloed van het Grieks-Romeinse verleden is er niet aantoonbaar.
- Tijdens de Renaissance en het Classicisme waren de voorbeelden van Grieken en Romeinen
toonaangevend in bouwkunst, beeldende kunsten, literatuur en muziek. Maar in de Romantiek is
daaraan een einde gekomen. Voor de Romantiek was het christendom als inspiratiebron belangrijker
dan het Grieks-Romeinse verleden. Bovendien werden er ook in Renaissance en Classicisme
christelijke kerken gebouwd, schilderijen gemaakt met christelijke onderwerpen en muziekstukken
met christelijk inhoud (oratoria) gecomponeerd.
Download