Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord E-5212/2010 aan de Commissie Artikel 117 van het Reglement Peter van Dalen (ECR) Betreft: Toespraak van hoge vertegenwoordiger Ashton in India op 23 Juni 2010 Op 23 Juni 2010 hield de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, barones Ashton, een toespraak in New Delhi, tijdens haar vierdaagse bezoek aan India. In deze toespraak werden veel thema's aangestipt, zoals veiligheid, klimaatverandering, piraterij en handel. Er werd echter met geen woord gerept over schending van mensenrechten in het algemeen en in het bijzonder kinderarbeid, gedwongen arbeid, marteling, godsdienstvrijheid en de achtergestelde positie van de Dalits (kastelozen). Artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, zoals gewijzigd met het Verdrag van Lissabon, stelt onder andere: "Het internationaal optreden van de Unie berust en is gericht op de wereldwijde verspreiding van [...] democratie, de rechtsstaat, de universaliteit en de ondeelbaarheid van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, de eerbiediging van de menselijke waardigheid..." 1. Wat is de opvatting van de Europese Commissie over artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie? Staan hier principes in die altijd moeten worden toegepast, of kan de hoge vertegenwoordiger naar gelang de situatie en het doel principes selecteren? 2. Wat is de mening van de Commissie over de situatie betreffende kinderarbeid, marteling, gedwongen arbeid, godsdienstvrijheid en de positie van de Dalits in India? 3. Hoe rijmt de Commissie de conclusies van de Raad over kinderarbeid van 14 juni jl. waarin wordt aangedrongen op een dialoog met landen waar internationale afspraken daarover niet worden uitgevoerd, met het ongenoemd laten van deze kwestie in India? 4. Is de Commissie van mening dat ook gevoelige thema's op het gebied van mensenrechten met nadruk moeten worden besproken in de dialoog met India, zeker op een zo belangrijk moment als een officieel bezoek van de hoge vertegenwoordiger? 5. Wat gaat de hoge vertegenwoordiger doen om deze thema's alsnog nadrukkelijk onder de aandacht van de Indiase regering te brengen? E-5212/10NL Antwoord van Hoge vertegenwoordiger/Vicevoorzitter Ashton namens de Commissie (31.8.2010) In artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Europese Unie vastgesteld, die onverkort moeten worden nageleefd. De wijze waarop deze beginselen en doelstellingen worden bevorderd, moet voor iedere specifieke situatie afzonderlijk worden vastgesteld, rekening houdend met de omstandigheden. De Commissie is het ermee eens dat de situatie in verband met kinderarbeid, foltering, gedwongen arbeid, godsdienstvrijheid en de positie van de Dalits in India nog steeds aanleiding tot bezorgdheid geeft. De Commissie erkent ook dat de Indiase regering stappen onderneemt om verbetering in deze situatie te brengen. Deze vraagstukken en andere mensenrechtenproblemen worden regelmatig aangekaart bij de Indiase autoriteiten, met name in het kader van de mensenrechtendialoog EU-India. Bovendien worden in het kader van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten projecten gefinancierd om de situatie op dit gebied te verbeteren. Wat de conclusies van de Raad van 14 juni 2010 betreft, kan worden aangestipt dat het onderwerp kinderarbeid inderdaad regelmatig met de Indiase autoriteiten wordt aangekaart in het kader van de 822549.NL PE 445.268 betrekkingen tussen de EU en India. De wijze waarop zeer belangrijke maar potentieel delicate onderwerpen worden besproken in het kader van de politieke dialoog EU-India kan niet strak worden afgebakend, maar moet worden bepaald naargelang van de omstandigheden, de context van de besprekingen en het oordeel van de betrokken ambtenaar of politicus. Het onderwerp kinderarbeid is een van de thema's die deel zullen blijven uitmaken van de diverse vormen van overleg tussen de EU en de Indiase autoriteiten. 822549.NL PE 445.268