Aandoeningen aan het maag-darmkanaal

advertisement
AANDOENINGEN AAN HET
MAAG-DARMKANAAL
Hoofdstuk 6
Farmacotherapie in de apotheek
A14a
Sept 2015
LEERDOELEN
 de oorzaken van veelvoorkomende klachten in relatie tot
maag-darmkanaal
 weet welke middelen er bij maagklachten gebruikt worden en
je kunt een advies geven over zelfzorg bij maagklachten
 welke verschillende middelen gebruikt worden bij diarree en
verstopping
 hoe je advies moet geven over leefregels en medicijnen bij
diarree en verstopping
 welke middelen worden gebruikt bij chronische
darmaandoeningen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
2
ANATOMIE
Slokdarm = oesophagus
Maag = ventriculus
Sluitspier slokdarm/maag =
sfincter
12-vingerige darm (begin
dunne darm) = duodenum
Dikke darm = colon
Endeldarm = rectum
OPDRACHT
 Beschrijf in 3-tallen:
 De functie van het spijsverteringsorgaan?
 Beschrijf in het kort wat er gebeurt in het orgaan?
a)
b)
c)
d)
e)
f)
Mondholte
Slokdarm
Maag
Dunne darm – 2 drietallen
Dikke darm
Lever
Leg dit vervolgens aan de hele klas uit.
4
WOORDENLIJST
 Reflux =
 Gastritis =
 Gastroscopie =
 Dyspepsie =
 Recidiverend =




Ulcus
Ulcus
Ulcus
Ulcus
=
pepticum =
ventriculi =
Duodenum =
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
5
WOORDENLIJST
 Reflux = terugvloeien
 Gastritis = ontsteking van het maagslijmvlies
 Gastroscopie = maagonderzoek
 Dyspepsie = maagklachten
 Recidiverend = terugkomend
 Ulcus
 Ulcus
 Ulcus
 Ulcus
= zweer
pepticum = zweer in het maagdarmkanaal
ventriculi = zweer in de maag
Duodenum = zweer in de twaalfvingerige darm
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
6
 Refluxklachten
 Zuurbranden
 Ulcusklachten
 Zweer in darm of maag
 Aspecifieke klachten
 Bijzondere maagproblemen als
maagbloeding of maagcarcinoom
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
7
MAAGKLACHTEN
ONTSTAAN MAAGKLACHTEN
Door geneesmiddelen
 SSRI’s zoals citalopram (Cipramil®), fluoxetine
(Prozac®) en paroxetine (Seroxat®)
 NSAID’s
 Corticosteroiden (prednisolon)
Door voedings- en genotsmiddelen
 Alcohol, koffie, kruiden, cacao, pepermunt,
koolzuurhoudende frisdrank
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
8
• Endoscopie, vindt plaats in het ziekenhuis
• Men gaat in de maag kijken met een slangetje met
hieraan een camera via mond of anus
• Een onderzoek van de maag heet gastroscopie
http://www.youtube.com/watch?v=dk_MdCvBl7c
 Eventueel wordt ook een stukje uit de maag/darm
genomen ter onderzoek
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
9
INWENDIG ONDERZOEK
VEEL VOORKOMENDE MAAGKLACHTEN
 Refluxoesofagitis
 Ulcus pepticum
 Helicobacter pylori
 NSAID’s
 Motiliteitsstoornissen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
10
REFLUX-OESOFAGITIS
 Het terugstromen van de zure maaginhoud in
de slokdarm
 Zuurbranden: omhoogkomen maaginhoud
(soms tot in de mond)
 Klachten vooral na de maaltijd
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
11
OORZAAK REFLUXOESOFAGITIS
•
Het niet goed sluiten van de sfincter van de
maag door irritatie of ontsteking
•
Te hoge druk op de buikwand door:
• Overgewicht
• Zwangerschap
• Knellende kleding
• Plotseling bukken
• Chocolade, koffie, thee
• Sommige geneesmiddelen kunnen sfincter
verslappen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
12
ULCUS PEPTICUM
 Zweer in het maagdarmkanaal
 Klachten;
 Voor de maaltijd
 ‘s Nachts
 Pijn wordt minder na wat gegeten te hebben en is goed
aanwijsbaar
 Vaak een beschadiging van het maagslijmvlies
 Ulcus pepticum = beschadiging slijmvlies
maagdarmkanaal
 Ulcus ventriculi = zweer in maag
 Ulcus duodeni = zweer in dunne darm
13
ULCUS PEPTICUM (2)
 Oorzaken ulcus pepticum
• Gebruik NSAID’s
• beschadigen maagslijmvlies waardoor ulcus
kan ontstaan
• Bacteriële infectie
• Helicobacter pylori
 Stress verergert maagklachten maar
veroorzaakt het NIET!
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
14
HELICOBACTER PYLORI
 Bacterie die in het maagzuur kan leven
 Hecht zich aan het maagslijmvlies en veroorzaakt
een ontsteking en een slijmvliesbeschadiging
 Iedereen met maag- of
darmzweer draagt deze
bacterie bij zich
 Niet iedereen met HP,
krijgt een ulcus
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
15
OPSPOREN HELICOBACTER PYLORI
 Maagonderzoek waarbij stukje maagslijmvlies
(biopt) wordt weggenomen en onder microscoop
bekeken
 Ureum-ademtest (urease)
 Bloedonderzoek (antistoffen tegen H. Pylori)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
16
MOTILITEITSSTOORNISSEN
 Klachten van een vol en opgeblazen gevoel, gepaard
gaand met misselijkheid
 Oorzaak is vaak een vertraagde maaglediging door
een trage peristaltiek
 Dit leidt vaak tot maagklachten
 Sommige patiënten hebben ook last van obstipatie
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
17
LEEFREGELS BIJ MAAGKLACHTEN
18
Bij niet-ernstige maagklachtenklachten zijn
leefregels vaak voldoende!
 Afvallen bij overgewicht
 Vaker kleine beetjes eten
 Tijd nemen om te eten
 Geen scherpe kruiden
 Koffie, thee, dranken met coffeïne en alcohol laten
staan
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
SAMENVATTING MAAGKLACHTEN
 Gezondheidsplein – filmpje maagklachten
 https://www.youtube.com/watch?feature=player_embedded&
v=IUoQk11vB7Q
19
MAAGMIDDELEN
Geneesmiddel
1. Antacida
2. Secretie remmende
middelen
3. Mucosaprotectiva
4. Anti-emetica
Werking?
A. Tegen een vol gevoel
B. Vorming van
maagzuur wordt
geremd
C. Neutraliseren
maagzuur
D. Beschermen
maagslijmvlies
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
20
ANTACIDA
 Maag heeft pH 2, bij gebruik antacida wordt de pH
naar pH 3-5 gebracht
 Soms binden antacida het eiwit pepsine
 Pepsine is een enzym dat nodig is voor de
spijsvertering en eiwitten splitst in de maag
 Bij beschadiging aan slijmvlies kan dit enzym de
klachten verergeren
 Door neutraliseren maagsap
vermindert de pijn en is pepsine
minder werkzaam.
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
21
 Verminderen de hoeveelheid zoutzuur in de
maag
 Eisen aan antacida:
 Voldoende maagzuur kunnen neutraliseren
 Snel werkzaam (liefst een suspensie of kauwtablet)
 Antacida bij zuurbranden en tegen de pijn die
daarbij optreedt
 Geen bezwaar bij zwangerschap
 Ook in handverkoop verkrijgbaar
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
22
ANTACIDA
ANTACIDA
 Bij langdurig zelfmedicatie antacida doorverwijzen
arts
 Inname 1 uur na de maaltijd en voor het slapen
gaan, 4 tot 6 keer per dag
 Gebruiken als het meeste maagsap aanwezig is
23
Medicatie, vaak combinatiepreparaten
• Algeldraat/magnesiumhydroxide
• Magnesiumhydroxide werkt het sterkst
neutraliserend, maar kans op diarree.
 dus algeldraat toegevoegd
• Antagel FNA, Regla pH®, Maalox®
• Calciumcarbonaat/magnesiumcarbonaat
• Rennie®
• Hydrotalciet
• Ultacit®
• Natriumalginaat/calciumcarbonaat
• Gaviscon®
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
24
ANTACIDA
CONTRA-INDICATIES
 Nierfunctiestoornissen:
door grote hoeveelheden zouten
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
25
INTERACTIES
 Door verhoogde pH is middel minder goed
werkzaam:
 Itraconazol (antimycoticum, tegen schimmels)
 Cefalosporines (antibiotica)
 Middel bindt aan antacida gebonden waardoor
geen opname in het bloed plaats kan vinden:
 IJzerzouten
 Digoxine
 Innemen van deze geneesmiddelen één uur voor of na
antacida
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
26
OPDRACHT
 Lees de algemene tekst in het farmacotherapeutisch
kompas over antacida.
 Vat in het kort samen hoe de antacida werken
 Noem een aantal geneesmiddelen binnen deze
groep.
 Zoek in de zelfzorgstandaard maagklachten op wat
het eerste keus middel bij brandend maagzuur is.
Leg uit hoe dit medicijn werkt.
27
SECRETIEREMMENDE MIDDELEN
 Werken systemisch
 Meer bijwerkingen dan antacida
 In te delen in 2 groepen:
 H 2 -receptorantagonisten
 Protonpompremmers
28
H 2 -RECEPTORANTAGONISTEN
• Remmen de productie van zoutzuur en
pepsine door blokkade histaminereceptoren
• Werkzaam bij;
• Maagzweren
• Oesofagitis (slokdarm-ontsteking)
• Refluxklachten
• Medicatie;
• Ranitidine (Zantac®)*
• Cimetidine (Tagamet®)
• Famotidine (Pepcidin®)*
*ook in de handverkoop in lage dosering
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
29
PROTONPOMPREMMERS (PPI’S)
 Controleren de productie van maagzuur door
zich te binden aan het maagzuur-producerende
enzym H + K + ATP-ase
 Bij steeds terugkerende ulcus; Helicobacter
pylori als veroorzaker.
 Werkzaam bij alle vormen van refluxoesofagitis
 Effectiever dan H 2 –receptorantagonisten
 Hoe hoger de dosering des te meer
zuurproductie remmend
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
30
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
31
MEDICATIEOVERZICHT
•
•
•
•
•
Omeprazol (Losec®)
Esomeprazol (Nexium®)
Lansoprazol (Prezal®)
Pantoprazol (Pantozol®)
Rabeprazol (Pariet®)
Bijwerkingen;
• Hoofdpijn
• Diarree
• Misselijkheid
• Flatulentie
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
32
HELICOBACTER PYLORI
 Recidiverende maagdarmzweer?
 Meestal veroorzaakt door Helicobacter pylori
 Kuur van 1 week; combi PPI en antibiotica
 Patiënt wijzen op therapietrouw!
 Veel bijwerkingen
33
HELICOBACTER PYLORI
Eradicatie = Een schadelijke soort in een bepaald gebied
uitroeien.
A. Triple therapie bevat
• Protonpompremmer (bv. Omeprazol)
• Claritromycine (Klacid®)
• Amoxicilline
• Of combinatiepreparaat (Pantopac®)
B. Bij penicillineallergie amoxicilline vervangen door
metronidazol
C. Alternatieve kuur
 Metronidazol (Flagyl®)
 Tetracycline
 Omeprazol
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
34
INTERACTIES SECRETIEREMMERS
 Itraconazol (Trisporal®) capsules
 Door tijdelijk pH verhogende werking door
secretieremmer de itraconazol innemen met
koolzuurhoudende drank
 Geldt niet voor de itraconazoldrank
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
35
MUCOSAPROTECTIVA
 Deze middelen beschermen het slijmvlies.
 Maken een beschermlaagje over aangedane
slijmvlies
 Sucralfaat (Ulcogant®)
 Interactie met de chinolonen (ciprofloxacine,
norfloxacine) door verminderde opname antibiotica
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
36
ANTI-EMETICA
 Zijn stoffen die de braakneiging onderdrukken
 Toegepast bij misselijkheid en braken
 Braken komt vaak voor bij;
 Eerste maanden zwangerschap
 Migraine
 Kankerpatiënten die chemo- of radiotherapie krijgen
 Soms gaat de patiënt al braken bij de gedachte aan
nieuwe oncolyticum toediening
 Reisziekten
 Vertraagde peristaltiek in het maagdarmkanaal
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
37
MEDICATIE BIJ MOTILITEITSSTOORNISSEN
• Hierbij worden geneesmiddelen gegeven uit de groep
prokinetica:
• Verhoogt de druk van de slokdarmsfincter
• Bevordert beweeglijkheid van de maag
• Verslapt de maagportier (sfincter tussen maag en dunne darm)
• Daardoor kan een versnelde maagontlediging en braken
tegengegaan worden
• Prokinetica worden ook gebruikt als anti-emetica
Voorbeelden:Domperidon (Motilium®) en Metoclopramide
(Primperan®)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
38
MEDICATIE ANTI-EMETICA
 Misselijkheid door reisziekte of migraine;
 Cinnarizine (o.a. in Primatour®)
 Cyclizine
 Misselijkheid als gevolg van bestraling of
chemotherapie;
 Granisetron (Kytril®)
 Ondansetron (Zofran®)
 Toevoegen van dexamethason (corticosteroïd) om
anti-emetische effect te versterken
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
39
OPDRACHT
1. Wat is de eerste keus behandeling bij een HP
eradicatiekuur. Wat is de tweede keus.
2. Zoek in de zelfzorgstandaard maagklachten op:
 Welke algemene adviezen kun je geven aan de patient.
 Wanneer moet je een patient naar de huisarts verwijzen.
3. Welk middel is eerste keus bij een opgeblazen gevoel
en misselijkheid?
 Mag dit middel zo verstrekt worden in de apotheek?
40
LEEFREGELS BIJ ZELFMEDICATIE
 Voeding die klachten geeft vermijden
 Minder eten
 Minder vet eten
 Stoppen met roken
 Afvallen
 Geen knellende kleding
 Niet voor slapen gaan eten
Indien dit onvoldoende helpt dan ondersteunen met
antacida of secretieremmer (voor zelfzorg)
Bij misselijkheid of opgeblazen gevoel is domperidon
eerste keus
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
41
WANNEER NAAR ARTS VERWIJZEN?
 Kinderen met maagpijn
 Als klachten erger worden
 Als pijn uitstraalt naar armen, kaken of rug
 Bij bloed braken of ontlasting zwart ziet
 Bij onverklaarbare vermagering
 Als patiënt korter dan 1 jaar daarvoor behandeld
is voor een ulcus
 Bij ongerustheid over pijn
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
42
DIARREE
 Bij diarree is er sprake van versnelde
darmperistaltiek
 Darm dikt daardoor faeces niet in
 Verlies van veel vocht
 Acute diarree
 Duurt één tot twee dagen
 Chronische diarree;
 Tekort aan voedingsstoffen en enzymen
 Vochttekort
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
43
OORZAKEN DIARREE
 90% door buikgriepvirus
 Bacteriële infectie bv. voedselvergiftiging door
salmonella
 Chronische darmontsteking zoals colitus ulcerosa
of ziekte van Crohn
 Spanning of stress
 Gebruik breedspectrum antibiotica
 Reizigersdiarree
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
44
BEHANDELING DIARREE
Kortdurende diarree;
 Hoeft meestal niet behandeld te worden
 Met diarree verlaten de ziektekiemen het lichaam
 Eventueel vochtverlies (dehydratie) aanvullen
 Vooral opletten bij ouderen en kinderen: klachten
langer dan 24 uur = elektrolyten aanvullen.
45
MIDDELEN BIJ DIARREE
Antidiarroica = stopmiddel
 Orale rehydratievloeistoffen (ORS®, Orisel®, Orisel
junior®, Dioralyte®)
 bevat volgens WHO aanbevolen NaCl, KCl,
natriumcitraat en glucose.
 Is eerste keus middel
 Loperamide (Imodium®)
 remt de darmperistaltiek
 Remt de peristaltiek zo sterk dat diarree bijna
onmiddellijk stopt
 niet bij kinderen jonger dan 2 jaar; bij kinderen tussen
2 en 8 jaar onder medische begeleiding
46
MIDDELEN BIJ DIARREE
 Carbo absorbens (Norit®)
 werking nooit aangetoond
 Kans op verminderde opname van andere
geneesmiddelen en enzymen en vitamines
 Obsoleet!
47
OPDRACHT
 Zoek in de zelfzorgstandaard diarree op:
 Leg uit wat diarree is en hoe het verloop is.
 Welke algemene adviezen kun je geven aan de patient.
 Wanneer moet je een patient naar de huisarts verwijzen.
 Welk middel is eerste keus bij diarree?
 Mag dit middel zo verstrekt worden in de apotheek?
 Welke algemene adviezen geef je bij reizigersdiarree?
48
DIARREE EN ZELFZORG
 Diarree moet vanzelf overgaan
 Bij jonge kinderen en ouderen bij diarree langer dan
een dag, hulp arts inroepen
 Als diarree gepaard gaat met ziekteverschijnselen,
arts raadplegen
 Acute (heftige) diarree moet binnen 3 -5 dagen over
zijn
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
49
REIZIGERSDIARREE
 Zorgvuldig zijn met eten en drinken
 Verpakte dranken drinken (ook mineraalwater)
 Niet eten van de “straat” (alleen verpakt eten)
 Geen rauw voedsel
 Warme maaltijd heet laten serveren
 Goede hygiëne bij zelf koken
 Handen vaak en goed wassen
 Geen restjes bewaren (alleen in koelkast)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
50
BEHANDELING ACUTE
REIZIGERSDIARREE
 Orale dehydratatievloeistof (ORS®)
 Loperamide (Imodium®)
 Maar dit kan weer leiden tot verstopping
 Nadeel is dat de bacterie die eventueel diarree
veroorzaakt niet het lichaam uit is
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
51
CHRONISCHE DARMONTSTEKINGEN
 Colitis ulcerosa of ziekte van Crohn
 Colitis ulcerosa = ontsteking aan de dikke darm
 Ziekte van Crohn = ontsteking darmkanaal, vooral bij
overgang van dunne darm naar dikke darm
 Bij ernstige ontstekingen moet soms gedeelte van de
darm operatief verwijderd worden (dan stoma)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
52
MEDICATIE CHRONISCHE
DARMONTSTEKING
 Bij minder ernstige ontstekingen kunnen geneesmiddelen
gebruikt worden die het ontstekingsproces beïnvloeden
 Corticosteroïden
 Rectaal
 Prednisolon en beclomethason
 Oraal
 Budesonide (Entocort®, Budenofalk®)
 Oraal en rectaal
 Mesalazine (Pentasa®, Salofalk®)
 Afhankelijk van de plek waar de ontsteking zich bevindt
kiest arts geneesmiddel en toedieningsweg
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
53
VERSTOPPING
• Dikke darm onttrekt water uit de ontlasting
waardoor ontlasting indikt
• Door vulling endeldarm treedt ontlastingsreflex
in werking waardoor sluitspier rondom de anus
zich ontspant
• Normale stoelgang kan variëren van 2x per dag
tot 2x per week
• Dit wordt bepaald door;
• Soort voedsel
• Hoeveelheid vocht
• Hoeveelheid beweging
54
VERSTOPPING
 Ontlasting die minder vaak komt dan voor die patiënt
gebruikelijk is
 Evt. buikklachten en/of harde moeilijke ontlasting
 Chronische obstipatie kan leiden tot;
 aambeien
 scheurtjes rond de anus (fissuren)
 soms ernstige darmproblemen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
55
Moeilijk te achterhalen maar vaak door;
 Te weinig drinken;
 Weinig vulling
 Darm krijgt daardoor onvoldoende prikkels
 Leidt tot vertraagde peristaltiek
 Zittend leven
 Weinig voedingsvezels
 Geneesmiddelen
 ijzerpreparaten en opiaten (morfine)
 Stress en spanning
 Afwijkingen aan de darmen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
56
OORZAKEN VERSTOPPING
 Leefregels;
 Veel drinken 1,5 – 2 liter/dag
 Vezelrijk voedsel
 Bewegen
 Mocht dit onvoldoende werken, of er zijn andere
redenen om stoelgang op gang te houden
(aambeien), worden laxantia gebruikt
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
57
BEHANDELING OBSTIPATIE
LAXANTIA
 3 soorten laxantia
 Contactlaxans
 Osmotische laxans
 Volumevergrotende middelen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
58
 Bevorderen of vergemakkelijken de stoelgang
OPDRACHT
 Zoek in het Farmacotherapeutisch kompas op hoe de
verschillende groepen laxantia werken
 Noem van elke groep 2 soorten medicijnen
 Mag je deze medicijnen zonder recept afleveren?
59
 Prikkelen de darmwand
 Krachtige werking
 Opname van water en zouten wordt beïnvloed
 Positief effect op hoeveelheid vocht in de darm en de
peristaltiek
 Bisacodyl (Dulcolax®, Nourilax®)
 Zelfzorgmiddel
 niet langer dan 3 dagen gebruiken
 ‘s avonds innemen
 werking treedt na ±12 uur op na orale toediening
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
60
CONTACTLAXANTIA
• Houden vocht vast in dikke darm waardoor ontlasting
zachter en volumineus (dikker) wordt
• Door het vergrote volume wordt de darmwand gepikkeld
en neemt de peristaltiek toe
• Lactulose (Duphalac®, Legendal®)
•
•
•
•
mild werkend
‘s morgens innemen
werking pas na 2 dagen
toegepast bij;
• Obstipatie door geneesmiddelgebruik
• Ontlasting zacht moet blijven bij bijv. aambeien
• Natriumlaurylsulfoacetaat (Microlax®)
• Rectaal toegepast
• maakt ontlasting weker
61
OSMOTISCHE LAXANTIA
 Vergroten de darmvulling door het vasthouden van
vocht door opzwellen
 Hierbij veel drinken anders averechts effect
 Hiermee stimuleren ze de darm tot herstel
peristaltiek
 Laxerend effect na 2-3 dagen
 Plantago Ovata (Metamucil®, Volcolon®)
 Psylliumvezels
 Zemelen
 Sterguliagom (Normacol®)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
62
VOLUMEVERGROTENDE LAXANTIA
 Soms misbruikt om af te vallen, bij anorexia nervosa
 Chronisch gebruik kan veranderingen in de
darmwand ten gevolg hebben door niet meer te
reageren op natuurlijke prikkels
 Vaak treedt gebruik van laxantia gewenning op
 Kan soms maanden duren voordat lichaam weer
normaal reageert
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
63
CHRONISCH GEBRUIK LAXANTIA
ZELFZORG EN OBSTIPATIE
 Naar huisarts bij
 Kinderen
 Bloed in de ontlasting
 Als geneesmiddelen het kunnen veroorzaken
 Beginnen met leefregels
 Indien geneesmiddelen gewenst zijn
 Contactlaxans
 Osmotisch laxans
 Als aanpassing van voeding niet helpt:
volumevergrotende middelen
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
64
DARMKRAMPEN
 Prikkelbaredarmsyndroom
 Spastische colon
 Verstopping
 Afgewisseld met diarree
 Buikpijn
 Hevige krampen
 Darmrommelingen
 Vaak niets lichamelijks te vinden
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
65
MEDICATIE DARMKRAMPEN
 Spasmolytica  heffen darmkrampen op via het
autonome zenuwstelsel
 Ontspannen de gladde spieren
 Heffen de krampen van de spieren in de darmwand
op
 Voorbeelden
 Mebeverine (Duspatal®)
 Butylscopolamine (Buscopan®)
Hfst 6 Aandoeningen van het maagdarmkanaal
66
Download