Pedagogiek 02-02-‘10 Pedagogiek elke week. Tutor=taakgroep Pedagoog=kennistoets Dagritme= routines aanbrengen. Bijvoorbeeld in de vorm van platen. Als juf bepaal je de rijke leeromgeving. Voor tentamen krijg je een casustoets met daarin 10 vragen die gaan over de boeken: - Meer dan onderwijs - Basisontwikkeling voor peuters en onderbouw(2008) Laatste les voor tentamen: voorbeeldvragen. OGO= ontwikkelingsgericht onderwijs. Dit is het meest voorkomende onderwijstype in Europa. Speelgoed wordt geen speelgoed genoemd, maar ontwikkelingsmateriaal. 08-02-‘10 Tutor vertelt wat je in de praktijk gaat doen. (hoeken) Stratenmakerhoek, doktershoek, supermarkthoek. Routines- zekerheid, veiligheid. Regels- hoe minder, hoe beter. Taak 1 moet later ingeleverd worden, als je stage is begonnen. Hfst. 10.8- kijkpunten, visie. EGO- ervaringsgericht onderwijs. Kinderen kiezen zelf wat ze willen doen. Is goed voor creatieve kinderen en hoogbegaafde kinderen. OGO- ontwikkelingsgericht onderwijs. PGO- programmagericht onderwijs. Voor kinderen die structuur nodig hebben. Rugzakje- kinderen met speciale behoeften. Je krijgt geld van overheid als ouder van een bijzonder kind. Iederwijs iedereen zijn eigen kant op. Schoonhoven is dit begonnen. Doelen- bedoelingen blz. 22, basisontwikkeling, cirkel. Geleid= sturend. Kleine kring groepje van 5 kinderen. Waar staan de 3 B’s voor? 16-02-‘10 1. Oefenspel – steeds herhalen 2. Experimenteerspel – mogelijkheden ontdekken 3. Constructiespel – vervormend/samenvoegend/hergroeperend 4. Rollenspel 5. Regelspel – afspraken erbij, gezelschapsspel 6. Receptief spel – ontvangen van info, videogames, muziek luisteren, internet Piaget is een pedagoog, moet je weten voor tentamen. Rollenspel = poppenhuis, winkeltje spelen. Constructiespel = zandoliebollen maken, blokken. Receptief spel= ook lezen. Cirkelschema alles wat je doet, heeft een betekenis. Brede ontwikkeling = gele ringen zijn competenties voor groep 1 t/m 8. Takenbord/kiesbord- kind kiest taak en zorgt zelf dat hij dat gedaan heeft. Wordt bijgehouden op dat bord. Presenteren hoort bij communiceren. Buitenste kring: specialisatie en kennis staan in dienst van competenties. Bijv.: Woordenschat wereldkennis. Technieken creativiteit. 3 B’s horen niet bij de cirkel. Je moet de verhouding weten tussen de kringen voor tentamen. Middelpunt- voorwaarden. Motor voor de ontwikkeling. Dit moet vóór de schooltijd aanwezig zijn, dan pas kan je leren. Emotioneel stabiel, nieuwsgierig en zelfvertrouwen zou zo het beste zijn. Kindje dat telkens huilt emotioneel labiel, heeft geen zelfvertrouwen. Als kindje niet stabiel is emotioneel, moet je met haar ouders praten. 08-03-‘10 Je moet in totaal 18 dagen stage lopen. Voor tentamen: - Meer dan onderwijs: o Hfst. 3 (behalve 3.6 en 3.7.6) o Hfst. 5 (behalve 5.7) o Hfst. 10.8.1 o Hfst. 10.8.2 Expert, ontwerper, coach, rolmodel (rollen van de leerkracht). Leerstijlen van Vermunt moet je kennen voor tentamen, je moet de kenmerken weten. 8 intelligenties volgens Garner moet je ook weten. Leerstijlen van Kolb moet je ook kennen voor tentamen, de kenmerken moet je weten. www.vergouwenoverduin.nl/Testen_Kolbtest.html Fasen van het leerproces van Gagné. 1. Motivatie 2. Opmerkzaamheid 3. Opname 4. Geheugen 5. Herinnering 6. Generalisatie 7. Uitvoering 8. Terugkoppeling Toelichting ^ 1. Ik wil het doen! 2. Aandacht goed verdelen; hoofd- bijzaken kunnen onderscheiden 3. Samenvatten, hardop lezen 4. Gaat vanzelf 5. Volgende dag herinneren wat je de dag ervoor hebt geleerd. Voorbeelden helpen hierbij. Zelfstudie 24-03-‘10 Triadische relatie = 1. Iemand die zorgt voor het leren leren. 2. iemand die leert 3. iets wat wordt geleerd. 3.2