Onderzoeksplan

advertisement
Onderzoeksplan
OWPO
Maartje van Houtert
Maartje van Houtert
Studentnummer: 1576778
Vakgroep: Frans
Docent: Frits Fischer
Datum: 16 juni 2015
Inhoudsopgave
1. Inleiding .......................................................................................................................................2
1.1.
1.2.
1.3.
1.4.
Aanleiding .......................................................................................................................................... 2
Doel- en probleemstelling ........................................................................................................... 2
Afbakening......................................................................................................................................... 2
Relevantie .......................................................................................................................................... 3
2. Theoretisch kader ....................................................................................................................4
2.1.
2.2.
2.3.
2.4.
2.5.
Wat is eTwinning? .......................................................................................................................... 4
eTwinning en motivatie ............................................................................................................... 5
eTwinning en ICT ............................................................................................................................ 6
eTwinning en spreekvaardigheid ............................................................................................. 6
Voorwaarden voor succes ........................................................................................................... 7
3. Interventie ..................................................................................................................................9
3.1. Beschrijving van de interventie ................................................................................................ 9
3.2. Beschrijving van de mechanismen........................................................................................ 10
3.3. Ontwerpcriteria ............................................................................................................................ 10
3.3.1. Praktische ontwerpcriteria ............................................................................................. 10
3.3.2. Inhoudelijke ontwerpcriteria ......................................................................................... 11
4. Methode .................................................................................................................................... 13
4.1. Onderzoekseenheden................................................................................................................. 13
4.2. Dataverzamelingsmethoden ................................................................................................... 13
4.2.1. Verantwoording van de dataverzamelingsmethoden ........................................... 14
4.3. Onderzoeksinstrumenten......................................................................................................... 15
4.4. Analyse van de resultaten ........................................................................................................ 15
5. Planning en organisatie ....................................................................................................... 17
Literatuur ......................................................................................................................................... 19
1
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Sinds dit schooljaar geef ik Frans aan havo 4 op het Alberdingk Thijm College (ATC). Het
is mij opgevallen dat leerlingen in havo 4 slecht en weinig Frans spreken. In het
probleemverkennend onderzoek heb ik gekeken naar het gebruik van doeltaal-voertaal,
spreekangst en motivatie bij leerlingen in havo 4 en de inzet van internationalisering en
ICT voor spreekvaardigheid. Uit het onderzoek blijkt dat alle onderzochte aspecten van
belang zijn voor het verbeteren van spreekvaardigheid. Het principe doeltaal-voertaal
zou nog consequenter kunnen worden doorgevoerd. Leerlingen hebben in meer of
mindere mate last van spreekangst wat een negatief effect heeft op hun
spreekvaardigheid. ICT en internationalisering worden op het ATC nog nauwelijks
ingezet als middelen om spreekvaardigheid te verbeteren, terwijl uit de literatuur blijkt
dat beide wel effectief zouden kunnen zijn.
1.2. Doel- en probleemstelling
Het probleem is dat leerlingen in havo 4 slecht en weinig Frans spreken. De volgende
vraag zal in mijn onderzoek centraal staan:
Hoe kan ik de spreekvaardigheid Frans van mijn leerlingen in havo 4 vergroten met behulp
van deelname aan een eTwinning-project?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden heb ik een aantal deelvragen geformuleerd:
- Aan welke criteria voldoet een succesvol digitaal internationaliseringsproject ter
verbetering van spreekvaardigheid?
- Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de leerlingen voor
het spreken van de Franse taal vergroten?
- Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst van leerlingen om Frans te
spreken verminderen?
- Wat is de rol van feedback in het eTwinning-project en hoe draagt deze feedback bij
aan een betere spreekvaardigheid?
1.3. Afbakening
Ik focus mij in dit onderzoek op spreekvaardigheid van leerlingen in havo 4 door
eTwinning. Spreekvaardigheid is een van de lastigste vaardigheden om te onderwijzen.
Leerlingen zijn vaak niet erg gemotiveerd om Frans te spreken vanwege de
2
onnatuurlijke situatie. Met behulp van eTwinning hoop ik door het creëren van een
realistische situatie de motivatie om Frans te spreken te vergroten. Tevens past het
digitale aspect van eTwinning goed bij het ATC, een laptopschool. Havo 4 bestaat uit een
groep leerlingen die lastig te motiveren is voor het vak Frans. Ze hebben vaak een druk
sociaal leven en school komt op de laatste plaats. Het sociale aspect is voor havo 4
leerlingen erg belangrijk. Door hen te laten communiceren met leeftijdsgenootjes uit
andere landen, verwacht ik dat zij meer gemotiveerd zullen zijn om Frans te spreken.
Tenslotte is de keuze voor havo 4 van praktische aard. Dit schooljaar geef ik les aan havo
4 en ook komend schooljaar zal dit weer het geval zijn.
1.4. Relevantie
Het ATC maakt deel uit van de Verenigde Scholen J.A. Alberdingk Thijm. De visie van
deze scholenvereniging is “Learning Beyond Bounderies” waarbij creatieve technologie
en internationalisering de meest krachtige voorbeelden zijn van hoe binnen deze visie
richting wordt gegeven aan leren en lesgeven. eTwinning is een mooi voorbeeld waarbij
ICT wordt ingezet als middel om te kunnen communiceren met leerlingen en docenten
uit heel Europa. Onlangs ben ik aangesteld als internationaliseringscoördinator. Deze
functie geeft aan dat de schoolleiding een grotere plaats wil toekennen aan
internationalisering en dat ze verwachten dat ik een voortrekkersrol zou kunnen
vervullen. Uit het probleemverkennend onderzoek blijkt dat mijn collega’s moderne
vreemde talen bijna allemaal interesse hebben in meer informatie rondom de
mogelijkheden die internationalisering en ICT bieden ter verbetering van
spreekvaardigheid. Uit een enquête onder leerlingen blijkt dat veel leerlingen het
spannend vinden om te communiceren met Franstaligen, terwijl het daar uiteindelijk om
draait. Ik vind het belangrijk om leerlingen gedurende hun middelbare schooltijd hier op
voor te bereiden. Door middel van eTwinning hoop ik leerlingen te motiveren voor het
vak Frans en de eventuele angst voor het spreken te verminderen.
3
2. Theoretisch kader
2.1. Wat is eTwinning?
“eTwinning brings a piece of real Europe into the classroom and prepares pupils for living
in the future Europe” (Solveig Wiegand, docent aan de Georg-August-Zinn Schule in
Duitsland in: Pedagogical Advisory Group, 2007, p. 8).
Internationaliseringactiviteiten hebben tot doel de leerlingen kennis te laten maken met
een andere cultuur en hun horizon te verbreden. Dit kan bijvoorbeeld door leerlingen in
contact te brengen met leeftijdgenoten in het buitenland en ze te laten kennismaken met
de culturele gewoonten in een ander land. Van de leerlingen wordt dan per definitie
gevraagd om in een andere taal te communiceren (Onderwijsraad, 2005). Er zijn
verschillende vormen van internationalisering te onderscheiden die gericht zijn op het
verhogen van het taalniveau van de leerlingen. Een van de mogelijkheden is door deel te
nemen aan een eTwinning-project. (Berben, Haaksma, Hardeveld, & Richters, 2011, p.
13). eTwinning is een online community voor scholen in meer dan 30 Europese landen.
Docenten kunnen via het platform collega’s in het buitenland zoeken die online willen
samenwerken met hun leerlingen. Het doel van eTwinning is het opdoen van
internationale ervaring, het stimuleren van ICT-vaardigheden én het uitvoeren van
verplichte lesstof op een inspirerende manier (EP-Nuffic).
In het onderwijs proberen wij onze leerlingen op te voeden tot wereldburgers. Met deze
gedachte is tussen 2008 en 2010 het “Framework for Europe Competence” ontwikkeld.
Dit referentiekader geeft indicaties voor de ‘Europese competenties’ van leerlingen
tussen de 12 en 19 jaar. Een van de competenties is het vermogen om te communiceren
in twee andere vreemde talen. Taal maakt enerzijds deel uit van de cultuur van een land
en is anderzijds het medium waarmee deze cultuur wordt gedefinieerd en beschreven.
(Pedagogical Advisory Group, 2007). Deelname aan een eTwinning-project draagt bij
aan het verwerven van deze competenties. Het begrip dat de leerlingen hebben voor
culturele verschillen en overeenkomsten zal in internationaal projectwerk toenemen,
evenals hun persoonlijke groei en de sociale vaardigheden die zij nodig hebben om aan
projecteisen te voldoen.
Competencies
communication
in two other
foreign
languages
Knowledge
- have a working
knowledge of the
main vocabulary
and functional
grammar
Skills
- understand
spoken and
written messages
- initiate, sustain
and conclude
Knowledge
- develop a positive
attitude toward
communcation
- appreciate
cultural
4
-
have a basis
knowledge of
language science
-
conversations
read and
understand texts
differences and
diversity
Framework for Europe Competence (Pedagogical Advisory Group, 2007, p. 13)
2.2. eTwinning en motivatie
Uit een enquête naar de ervaringen van 5946 eTwinners blijkt dat ruim 60% van de
docenten aangeeft dat deelname aan eTwinning leidt tot een betere taalvaardigheid en
een toegenomen motivatie om te leren.
Expectations of eTwinning: whether or not fulfilled bij experience (% of respondants)
(Education for change, 2013, p. 57)
Het succes van eTwinning laat zien dat leerlingen bereid zijn om te leren, mits ze
worden gestimuleerd en goed worden begeleid. Een van de redenen waarom eTwinning
zo succesvol is, komt omdat leerlingen het beste leren in realistische en authentieke
situaties. Door ‘learning by doing’ begrijpen ze het nut van hun handelen en leren.
(Pedagogical Advisory Group, 2006b). Naast het zogenaamde ‘authentiek leren’, speelt
‘samenwerkend leren’ een grote rol. Met klasgenoten samenwerken is moeilijk, en
hoewel samenwerking met leeftijdsgenoten uit een ander land soms nog moeilijker is, is
het veel spannender. Uit ervaring van eTwinners blijkt dat leerlingen bereid zijn meer
tijd en energie te investeren in projecten die met kwesties van alledag te maken hebben
en duidelijke routes en doelen hebben als zij contact hebben met ‘echte mensen’, zoals
leeftijdsgenoten van een andere school of uit een ander land. (Crawley, Dumitru, &
Gilleran, 2007). Uit onderzoek is gebleken dat het zogenaamde ‘peer teaching’ waarbij
leerlingen elkaar onderwijzen zeer effectief is. Door te spreken met leerlingen van hun
eigen leeftijd met dezelfde interesses zijn leerlingen minder bang om fouten te maken
(Pedagogical Advisory Group, 2006a).
Naast ‘authentiek leren’ en ‘samenwerkend leren’ is ‘projectmatig leren’ zonder twijfel
een uitstekende methode is om een uitgebreide reeks competenties onder leerlingen te
ontwikkelen, zoals: kritisch denken, creativiteit, initiatief, problemen oplossen,
risicobeoordeling, besluitneming en constructief beheer van gevoelens. Projectmatig
leren verbindt deze competenties onderling binnen betekenisvolle contexten gebaseerd
op levensechte problemen. Daarnaast dienen leerlingen gedurende projecten
verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leren. Het is daarbij belangrijk dat
leerlingen inspraak hebben op de onderwerpen waar zij zich op focussen en de rollen
die zij op zich nemen gedurende het project. Op deze manier zijn leerlingen in staat om
5
actief zeggenschap uit te voeren over hun eigen leren en na te denken over hoe zij het
beste kunnen leren. Door de grondige, verkennende, open vragen en het innovatieve
gebruik van technologie om het leren te verbeteren worden leerlingen gemotiveerd om
deel te nemen aan het project (Gilleran & Kearney, 2014). Tenslotte verhoogt het
gebruik van media de motivatie. De verbeelding en mogelijkheid om virtueel te
communiceren over honderden of zelfs duizenden kilometers met buitenlanders is
fascinerend en spannend. Daarnaast houden veel leerlingen ervan te communiceren via
e-mail, videoconferentie, websites, etc. (Pedagogical Advisory Group, 2006b).
2.3. eTwinning en ICT
“One of the most interesting aspects of ICT is its ‘a-cultural’ nature, it is not of itself rooted
in any culture, but can enable the transmission of culture in a meaningful way” (Gilleran
in: Pedagogical Advisory Group, 2006a, p. 16).
Dankzij ICT is interactie en communicatie mogelijk die vroeger niet denkbaar was. ICT
kan worden ingezet om alle taalvaardigheden te verbeteren, van leesvaardigheid tot
schrijfvaardigheid via bloggen en e-mails tot luister- en spreekvaardigheid door het
gebruik van podcasts en video’s (Pedagogical Advisory Group, 2007). Communicatie met
behulp van ICT kan zowel synchroon als asynchroon plaatsvinden. Met asynchroon
contact op afstand wordt bedoeld dat beide klassen op voor hen gunstige tijdstippen
werken aan het onderhouden van contact met de partnerklas. Voorbeelden hiervan zijn:
het opnemen en opsturen van videofilmpjes, podcasts en het voicemailboard. Het
voicemailboard is een voorziening die is uitgevonden om het probleem van niet
tegelijkertijd kunnen Skypen, op te lossen. Leerlingen kunnen een boodschap voor hun
partner inspreken en achterlaten op het voicemailboard, die vervolgens op een ander
moment door de partner (en docent) afgeluisterd kan worden. Een voordeel hiervan is
dat leerlingen die verlegen zijn of wat meer tijd nodig hebben, in alle rust kunnen
nadenken over wat ze willen zeggen. In het geval van synchroon contact op afstand
hebben leerlingen van de beide scholen gelijktijdig mondeling contact bijvoorbeeld via
Skype of videoconferentie (Berben, et al., 2011).
2.4. eTwinning en spreekvaardigheid
“In the exchange with our European partners, our pupils are learning the foreign language
in a natural way“
(Kai-Uwe Goesicke, docent aan de Klingenberg-Oberschule in Berlijn
in: Pedagogical Advisory Group, 2007, p. 28).
Binnen eTwinning is het onmogelijk een project uit te voeren zonder op een of andere
manier in aanraking te komen met taal. Deze taal kan de moedertaal van de
projectscholen zijn of een gemeenschappelijke derde taal die gebruikt wordt als
communicatiemiddel. Via de taal komt de cultuur: wanneer jonge mensen samen komen,
6
willen ze communiceren, leren over het leven op elkaars scholen en in elkaars landen, en
woorden leren in elkaars taal. Dat is de kracht van eTwinning: het bevordert
communicatie, wat het onderwerp ook is. Het vermogen om authentiek te
communiceren is de sleutel tot succes. Vandaar dat de studie van de grammatica, plaats
moet maken voor een meer communicatieve aanpak (Crawley, Gerhard, Gilleran, &
Joyce, 2008). eTwinning toont aan dat er echte authenticiteit in het leren bestaat. De taal
wordt een levend iets, een tastbaar medium voor echte communicatie, niet slechts een
reeks nietszeggende oefeningen in een boek. De houding van de leerlingen ten opzichte
van het leren van een vreemde taal ondergaat een heuse verandering naarmate zij
succes ervaren bij het daadwerkelijk communiceren met andere jongeren over de
levensonderwerpen die zij belangrijk vinden (Gilleran & Kearney, 2014).
2.5. Voorwaarden voor succes
eTwinning bestaat dit jaar 10 jaar en vele docenten en leerlingen hebben deelgenomen
aan projecten. Uit deze ervaring is lering getrokken. Een project zal alleen succesvol zijn
als de doelen helder geformuleerd zijn en als ze realistische, relevant en begrijpelijk zijn
voor de leerlingen (Crawley, et al., 2007). Het is belangrijk dat de taak uitdagend is.
Echter, als de uitdaging te groot is zullen de leerlingen angst en stress ervaren, als de
uitdaging te laag is zal dit resulteren in verveeldheid (Pedagogical Advisory Group,
2006b). Daarnaast is het van belang om het tijdpad zichtbaar te maken voor de
leerlingen zodat ze betrokken zijn bij het project. Leerlingen moeten ook weten hoe ze
geëvalueerd worden. Het is belangrijk om van tevoren duidelijk te vertellen wat er van
hen verwacht wordt en hoe de prestaties en vooruitgang wordt beoordeeld. Dit
voorkomt misverstanden en teleurstellingen aan beiden zijde. Het project dient
vervolgens geëvalueerd te worden waarbij vragen worden gesteld als: Wat wil ik
evalueren? Op welk moment en hoe evalueer ik? Ga ik het project alleen evalueren of
samen met de projectpartner? Hoe kan ik de vooruitgang in verschillende competenties
controleren? Hoe kan ik de uitkomsten van het project gebruiken voor de toekomst?
Deze vragen zullen het project interessanter maken en resultaten garanderen van hoge
kwaliteit. Om te zorgen dat eTwinning een plek krijgt in de school is het belangrijk om
het eindresultaat te laten zien door middel van posters, artikelen, websites. Hoe eerder
anderen kunnen zien en beseffen dat internationaal gezamenlijk projectwerk niet alleen
serieus werk is met hoogwaardige uitkomsten, maar ook een heleboel plezier voor de
deelnemers, des te waarschijnlijker is het dat andere collega’s geïnteresseerd zullen
raken. Ten slotte nog een aantal ‘gouden regels’ voor samenwerking:
- Wissel zo veel mogelijk adressen uit om met de partner in contact te komen en te
blijven. - Tijdens het werk met een projectpartner moet het duidelijk zijn wie waarvoor
verantwoordelijk is, waarbij het werk gelijk verdeelt is en men op elkaar vertrouwt.
- Beantwoord berichten altijd.
Stilte is dodelijk voor gezamenlijk projectwerk.
- Wees bewust van culturele verschillen. Hoewel we allemaal in Europa wonen, zijn er
7
-
nog steeds verschillen tussen landen, vooral op cultureel niveau.
Bedenk dat geschreven berichten anders op lezers kunnen overkomen dan
gesproken woorden.
Bepaal haalbare data en houd u daaraan.
Word het eens over de te gebruiken hulpmiddelen (Crawley, et al., 2007).
8
3. Interventie
3.1. Beschrijving van de interventie
Het onderzoek dat ik ga verrichten is een ontwerponderzoek. De ontwerpmethodologie
vindt zijn oorsprong in de technische wereld waarbij het doel van het onderzoek is een
nieuw of verbeterd ontwerp te maken dat wordt uitgeprobeerd en getoetst. Deze
methodologie is ook toe te passen in het onderwijs. Een ontwerponderzoek in het
onderwijs betreft de systematische studie van het ontwerp, de ontwikkeling en de
evaluatie van onderwijskundige interventies als oplossing voor complexe problemen in
de onderwijspraktijk, waarbij tevens het doel is om de kennis over de interventies te
vergroten. Ontwerponderzoek richt zich op verbetering van de beroepspraktijk.
Ontwerponderzoek kan gekarakteriseerd worden met behulp van de door van Aken
geformuleerd CIMO-logica (De Lange, Schuman, & Montesano Montessori, 2011).
De interventie die ik gekozen heb, naar aanleiding van het probleemverkennend
onderzoek, is deelname aan een eTwinning-project. Ten eerste is uit het
probleemverkennend onderzoek gebleken dat internationalisering en ICT kunnen
bijdragen aan een betere spreekvaardigheid. Ten tweede past deze vorm van
internationalisering, namelijk digitaal, goed bij de school. Ten slotte wil ik als
internationaliseringscoördinator zorgen voor een betere positie van internationalisering
op het ATC. Ik hoop dat deze interventie kan dienen als ‘best practice’ en collega’s kan
inspireren. De CIMO-logica is toe te passen op twee niveaus, namelijk voor het schoolvak
Frans en voor het ATC.
C voor context
I voor interventie
M voor mechanisme
O voor uitkomst
Leerlingen in havo 4 spreken slecht Frans
Leerlingen in havo 4 nemen deel aan een eTwinning-project
Leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken
Leerlingen in havo 4 spreken beter Frans
C voor context
I voor interventie
M voor mechanisme
O voor uitkomst
Internationalisering neemt een beperkte plek in op het ATC
Leerlingen in havo 4 nemen deel aan een eTwinning-project
Leerlingen en docenten zijn enthousiast over eTwinning.
Meer collega’s gaan deelnemen aan eTwinning-projecten
waardoor digitale internationalisering een grotere plek krijgt in
de school
9
3.2. Beschrijving van de mechanismen
Door deelname aan een eTwinning-project zullen de volgende mechanismen in gang
worden gezet:
- Leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken.
- Leerlingen in havo 4 hebben minder angst om Frans te spreken.
- Leerlingen en docenten Frans zijn enthousiast over eTwinning.
Ik ga deze mechanismen onderzoeken met behulp van de volgende deelvragen:
- Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de leerlingen voor
het spreken van de Franse taal vergroten?
- Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst van leerlingen om Frans te
spreken verminderen?
- Wat is de rol van feedback in het eTwinning-project en hoe draagt deze feedback bij
aan een betere spreekvaardigheid?
- Aan welke criteria voldoet een succesvol digitaal internationaliseringsproject ter
verbetering van spreekvaardigheid?
3.3. Ontwerpcriteria
Om de mechanismen in gang te zetten dient de interventie te voldoen aan bepaalde
ontwerpcriteria. De ontwerpcriteria zijn onderverdeeld in praktische ontwerpcriteria en
inhoudelijke ontwerpcriteria.
3.3.1.
Praktische ontwerpcriteria
Aantal lessen
Aantal leerlingen
Doelgroep
Benodigde materialen
Toets
Periode
Circa 8 lessen van 45 minuten + huiswerkopdrachten
Circa 20 leerlingen
4 havo
- Computers
- Internet
- Audio- en video-opnamemateriaal
- ICT-tools zoals Skype
- Uitwisselingspartner
- De leerlingen krijgen een projectcijfer
- Het eTwinning-project dient als voorbereiding voor het
mondeling examen
Januari – februari – maart 2016
10
3.3.2.
Inhoudelijke ontwerpcriteria
Het project dient te voldoen aan de volgende inhoudelijke ontwerpcriteria.
Onderdelen van het
schoolvak Frans
Eindtermen
Onderwerpen
Werkvormen
Gespreksvaardigheid en spreekvaardigheid
De leerlingen werken aan de can do-statements van het ERK op
niveau A2+ en de eindtermen van SLO.
- De leerling kan deelnemen aan een gesprek over
onderwerpen die vertrouwd zijn, of zijn/haar persoonlijke
belangstelling hebben of die betrekking hebben op het
dagelijks leven.
- De leerling kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken
om in eenvoudige bewoordingen familie en andere mensen,
leefomstandigheden, opleiding en huidige of meest recente
baan te beschrijven.
- De leerling kan: adequaat reageren in sociale contacten met
doeltaalgebruikers; informatie vragen en verstrekken;
uitdrukking geven aan gevoelens; zaken of personen
beschrijven en standpunten en argumenten verwoorden;
strategieën toepassen om een gesprek voortgang te doen
vinden (Meijer & Fasoglio, 2007).
De onderwerpen die de leerlingen behandelen zijn realistisch,
authentiek en sluiten aan bij hun belevingswereld. De
daadwerkelijke onderwerpen zullen worden vastgesteld in
overleg met de uitwisselingspartner. De onderwerpen zijn
gerelateerd aan het ERK, bijvoorbeeld: vrije tijd, hobby, huis,
buurt, woonplaats, familie, vrienden, school, dagelijks werk,
toekomstplannen (Liemberg & Meijer, 2004).
De leerlingen werken gedurende het project:
- individueel, bijvoorbeeld tijdens het opnemen van een
filmpje over zijn of haar hobby.
- in tweetallen: de leerlingen hebben contact met een leerling
van een andere school in het buitenland. Daarnaast kunnen
leerlingen ook in tweetallen werken aan een filmpje over
bijvoorbeeld hun school.
- in groepjes: leerlingen kunnen elkaars werk bekijken en
beoordelen en ze kunnen in groepjes producten maken,
bijvoorbeeld een filmpje over hun stad.
11
Aan de hand van de literatuur heb ik de volgende didactische uitgangspunten opgesteld.
Het eTwinning-project bevat (peer)feedback:
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken.
- Deelvraag: Wat is de rol van feedback in het eTwinning-project en hoe draagt deze
feedback bij aan een betere spreekvaardigheid?
Het eTwinning-project vindt plaats met leeftijdsgenootjes uit een ander land:
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken en
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 hebben minder angst om Frans te spreken.
- Deelvraag: Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de
leerlingen voor het spreken van de Franse taal vergroten?
- Deelvraag: Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst van leerlingen
om Frans te spreken verminderen?
De taaltaken die de leerlingen uitvoeren zijn realistische en authentiek:
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken.
- Deelvraag: Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de
leerlingen voor het spreken van de Franse taal vergroten?
Het eTwinning-project bevat asynchrone communicatie (door video- en audio-opname)
en synchrone communicatie (live-contact):
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te spreken en
- Mechanisme: de leerlingen in havo 4 hebben minder angst om Frans te spreken.
- Deelvraag: Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de
leerlingen voor het spreken van de Franse taal vergroten?
- Deelvraag: Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst van leerlingen
om Frans te spreken verminderen?
Het project wordt geëvalueerd door alle betrokkenen:
- Mechanisme: de leerlingen en docenten Frans zijn enthousiast over eTwinning.
- Deelvraag: Aan welke criteria voldoet een succesvol digitaal
internationaliseringsproject ter verbetering van spreekvaardigheid?
12
4. Methode
4.1. Onderzoekseenheden
De volgende groepen worden betrokken bij het ontwerponderzoek:
- Circa 20 leerlingen uit havo 4
- Collega’s Frans
Door deze groepen te betrekken bij het onderzoek, zorg ik ervoor dat ik het onderzoek
vanuit verschillende invalshoeken benader.
4.2. Dataverzamelingsmethoden
Om de mechanismen te meten, maak ik gebruik van verschillende
dataverzamelingsmethoden.
Mechanisme
Deelvraag
Dataverzamelingsmethode
Mechanisme
Deelvraag
Dataverzamelingsmethode
Mechanisme
Deelvraag
Dataverzamelingsmethode
Leerlingen in havo 4 zijn meer gemotiveerd om Frans te
spreken.
Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de
motivatie van de leerlingen voor het spreken van de
Franse taal vergroten?
- Enquête leerlingen
- Lesobservatie door ervaren collega’s
Leerlingen in havo 4 hebben minder angst om Frans te
spreken.
Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst
van leerlingen om Frans te spreken verminderen?
- Enquête leerlingen
Leerlingen en docenten Frans zijn enthousiast over
eTwinning.
Aan welke criteria voldoet een succesvol digitaal
internationaliseringsproject ter verbetering van
spreekvaardigheid?
- Literatuuronderzoek
- Interview leerlingen
- Interview collega Frans
13
4.2.1.
Verantwoording van de dataverzamelingsmethoden
Om de motivatie van de leerlingen te meten zal ik voorafgaand aan het eTwinningproject en na afloop van het project dezelfde enquête afnemen. Hetzelfde zal ik doen
voor het meten van de spreekangst. Het afnemen van een enquête biedt de mogelijkheid
om in relatief korte tijd van grote aantallen mensen informatie te verkrijgen. Daarnaast
kan een enquête met gesloten vragen relatief makkelijk worden geanalyseerd. Tevens
wordt de anonimiteit van de respondenten gegarandeerd. De garantie op anonimiteit
verhoogt meestal de respons. Mensen zijn eerder geneigd om eerlijk en openhartig te
antwoorden wanneer zij de zekerheid hebben dat niemand kan achterhalen dat zij een
bepaald antwoord hebben gegeven. De betrouwbaarheid is daardoor relatief groot. (De
Lange, et al., 2011).
Mijn collega’s hebben in het probleemverkennend onderzoek aangegeven dat
spreekvaardigheid een van de lastigste vaardigheden is om te onderwijzen. Leerlingen
zijn vaak niet gemotiveerd om in een klassensituatie Frans te spreken. Ik zal twee
ervaren collega’s Frans vragen om een eTwinning-les bij te wonen en de les te
observeren. Observatie wordt gebruikt om gedragingen en gebeurtenissen in situaties te
registreren en te analyseren. In interviews en enquêtes kunnen mensen sociaal
wenselijke antwoorden geven. Bij observaties zie je of het ook daadwerkelijk doen.
Ongestructureerde en open observaties zijn vaak meer valide en komen dichter bij het
werkelijke verschijnsel dat bestudeerd wordt en bij de persoonlijke zingeving van de
bestudeerde subjecten dan de meer gesloten observaties (De Lange, et al., 2011).
Ik hoop dat mijn project kan dienen als ‘best practice’ voor andere collega’s moderne
vreemde talen. Om collega’s te inspireren zal ik een aantal leerlingen interviewen over
hun ervaring met eTwinning. Tevens zal ik mijn collega Frans interviewen die ook
deelneemt aan het eTwinning-project. Het voordeel van een interview is dat het
diepgang geeft, omdat je kunt doorvragen en een interview is flexibel omdat je direct
kun reageren op bepaalde antwoorden (De Lange, et al., 2011).
Ik zal er voor zorgen dat mijn onderzoek ethische verantwoord is door:
- ten alle tijden open en transparant te zijn over de aard van mijn onderzoek;
- te zorgen dat de deelnemers goed geïnformeerd zijn;
- aan te geven wat ik met de uitkomsten zal doen;
- toestemming te vragen voor het verzamelen van gegevens;
- vertrouwelijkheid en anonimiteit te garanderen (De Lange, et al., 2011).
14
4.3. Onderzoeksinstrumenten
Voor het verzamelen van de data zal ik gebruik maken van de volgende
onderzoeksinstrumenten:
- Mini-AMTB van Gardner: om motivatie kwantitatief te meten ontwikkelde Gardner
de “Attitude Motivation Test Battery” (AMTB). De AMTB is een veel gebruikt
meetinstrument in onderzoek naar tweede taalverwerving en motivatie. In dit
onderzoek zal ik gebruik maken van een kortere versie van de AMTB, namelijk de
mini-AMTB. De mini-AMTB bestaat uit 11 items waarbij leerlingen op een schaal van
1 tot 7 moeten aangeven in welke mate ze het met de stelling eens zijn (Tennant &
Gardner, 2004).
- Foreign Language Classroom Anxiety Scale (FLCAS): uit het onderzoek van
Simons en Decoo naar spreekangst blijkt dat het voor leerlingen niet
vanzelfsprekend is om te communiceren in een vreemde taal en dat leerlingen
eerder angst hebben om te communiceren (Simons & Decoo, 2009, p. 3). Het concept
‘taalangst’ is in de literatuur bekend onder de term Foreign Language Anxiety: “a
distinct complex of self-perceptions, beliefs, feelings, and behaviours related to
classroom language learning arising from the uniqueness of the language learning
process” (Horwitz, Horwitz, & Cope, 1986). Om taalangst te meten is de Foreign
Language Classroom Anxiety Scale ontwikkeld. De FLCAS bestaat uit 33 stellingen
met 5 punt Likertschalen en is een veelgebruikt meetinstrument in de
onderzoekswereld. De leerlingen moeten over de stellingen aangegeven of ze het er
helemaal mee eens (++), mee eens (+), niet mee eens (-), helemaal niet mee eens (--)
zijn of geen mening hebben. Ik maak gebruik van een vertaalde versie van de FLCAS.
- Lesobservatie: voor de lesobservatie maak ik niet gebruik van een
gestandaardiseerd formulier. Ik zal te zijner tijd een observatieformulier
ontwikkelen, waarbij de docenten vooral letten op de motivatie en werkhouding van
de leerlingen tijdens de les.
- Interview: voor het interview maak ik niet gebruik van een gestandaardiseerd
formulier. Ik zal te zijner tijd een leidraad opstellen met geschikte interviewvragen.
Vragen die ik de leerlingen en docenten wil stellen na afloop van het project zijn
onder andere: hoe heb je het project ervaren? Wat heb je er van geleerd? Hoe zou het
project kunnen worden verbeterd?
4.4. Analyse van de resultaten
In dit onderzoek meet ik de mechanismen en niet de uitkomst. Of de leerlingen door
deelname aan een eTwinning-project daadwerkelijk beter Frans spreken is lastig te
bepalen, omdat er te veel variabelen zijn waardoor een causaal verband moeilijk is vast
te stellen. Zoals ik in paragraaf 4.2. heb aangegeven wordt voor het meten van de
mechanismen gebruikt gemaakt van diverse dataverzamelingsmethode. De resultaten
zullen zowel kwantitatief als kwalitatief worden geanalyseerd. Beide enquêtes leiden tot
15
kwantitatieve data waarbij ik zal kijken in welke mate de motivatie van de leerlingen is
toegenomen en de spreekangst is afgenomen. Het voordeel van kwantitatieve data is dat
het meetbaar is, statistische te analyseren en grootschalig. De lesobservaties en
interviews leiden tot kwalitatieve data waarbij meer gekeken zal worden naar redenen
voor deze toe- of afname van motivatie. De kwalitatieve data kunnen de kwantitatieve
data verklaren en versterken. Wat betreft de interviews zal ik uitgaan van een
deductieve benadering waarbij ik van tevoren bepaalde bespreekpunten vastleg en het
verslag van het interview zal structureren aan de hand van de bespreekpunten (De
Lange, et al., 2011).
16
5. Planning en organisatie
Het praktijkonderzoek zal worden uitgevoerd in het schooljaar 2015 – 2016. De
deelvragen zijn meegenomen in onderstaande planning.
Deelvragen:
1. Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de motivatie van de leerlingen voor het
spreken van de Franse taal vergroten?
2. Hoe kan deelname aan een eTwinning-project de angst van leerlingen om Frans te
spreken verminderen?
3. Wat is de rol van feedback in het eTwinning-project en hoe draagt deze feedback bij
aan een betere spreekvaardigheid?
4. Aan welke criteria voldoet een succesvol digitaal internationaliseringsproject ter
verbetering van spreekvaardigheid?
Tijd
Jaar 1,
periode 3 + 4
Jaar 2,
periode 1
September
en oktober
Fase
Onderzoeksvoorstel
November en
december
Januari
Ontwerpfase 2
Deelvraag 4
Uitvoering
Deelvraag 1 + 2
Februari
Uitvoering
Deelvraag 1 + 3
-
Uitvoering
Deelvraag 1 + 2
-
Maart
Onderzoeksvoorstel
Ontwerpfase 1
Deelvraag 4
Inhoud
- Meedoen aan cursus OWPO
- Schrijven van onderzoeksvoorstel
- Begeleider bekijkt onderzoeksvoorstel
- Toekenning beoordelaar
- Start ontwerp van het project
- Overleg met collega’s Frans + bijstellen van
het ontwerp
- 7 oktober: Deelname aan Nationale
eTwinning Dag voor inspiratie en netwerk
- Projectomschrijving formuleren voor het
zoeken van een eTwinning-partner
- Projectpartner zoeken op de eTwinning
website
- Afspraken maken met projectpartner
- Ontwerp aanpassen en vaststellen
- Meting 1: Spreekangst + Motivatie
- Start eTwinning-project
- Lesobservatie 1
Vervolg eTwinning-project
Feedback: 1 x peerfeedback + 1 x feedback
door docent
Lesobservatie 2
Afronding eTwinning-project
Leerlingen laten met een dossier zien wat ze
17
April
Mei
Juni
Evaluatie
Deelvraag 1 t/m 4
Presentatie
Deelvraag 1 t/m 4
Presentatie
Deelvraag 1 t/m 4
-
gedaan en geleerd hebben en krijgen een
projectcijfer
Meting 2: Spreekangst + Motivatie
Interviews met leerlingen en collega Frans
Analyse van de resultaten
Schrijven van conclusies en aanbevelingen
Schrijven van het onderzoeksverslag
Voorbereiden presentatie
Presentatie aan medestudenten en docenten
op de HU
Presentatie aan collega’s op het ATC
18
Literatuur
Berben, M., Haaksma, T., Hardeveld, J., & Richters, J. (2011). VerstERKt over de grens.
Internationalisering en het ERK. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies.
Corda, A., Koenraad, T., & Visser, M. (2012). Spreekvaardigheidsdidactiek en ICT.
Levende Talen Tijdschrift , 13 (1), 36-43.
Crawley, C., Dumitru, P., & Gilleran, A. (2007). Leren met eTwinning. Handboek voor
leerkrachten. Brussel: Central Support Service for eTwinning.
Crawley, C., Gerhard, P., Gilleran, A., & Joyce, A. (2008). eTwinning. Avonturen in taal en
cultuur. Brussel: Centrale Ondersteuningsdienst voor eTwinning.
Danosh, N. (2015, 9 april). Wat is eTwinning? Geraardpleegd op 5 juni 2015, van
eTwinning: http://www.etwinning.net/nl/pub/discover/what_is_etwinning.htm
Education for change. (2013). Study of the impact of eTwinning on participating pupils,
teachers and schools. Luxembourg: European Union.
EP-Nuffic. (sd). eTwinning. Geraardpleegd op 27 maart 2015, van
http://www.europeesplatform.nl/etwinning/
Gilleran, A., Kearney, C. (2014). Competenties van leerlingen ontwikkelen met eTwinning.
Brussel: Centrale Ondersteuningsdiensten eTwinning.
Horwitz, E., Horwitz, M., & Cope, J. (1986). Foreign Language Classroom Anxiety. The
Modern Language Journal , 70, 125-132.
Lange, R. de, Schuman, H., & Montesano Montessori, N. (2011). Praktijkgericht onderzoek
voor reflectieve professionals. Antwerpen-Apeldoorn: Garant-Uitgevers.
Liemberg, E., & Meijer, D. (2004). Taalprofielen. Enschede: Nationaal Bureau Moderne
Vreemde Talen.
Meijer, D., & Fasoglio, D. (2007). Handreiking schoolexamen moderne vreemde talen
havo/vwo. Enschede: Stichting leerplanontwikkeling.
Onderwijsraad. (2005). Advies Internationaliseringsagenda voor het onderwijs 20062011. Den Haag: De Onderwijsraad.
19
Pedagogical Advisory Group. (2006a). Reflection on eTwinning. Collaboration and
eTwinning, Enrichment and Added Value of eTwinning Projects. Brussel: Central Suppor
Service for eTwinning.
Pedagogical Advisory Group. (2006b). Reflections on eTwinning. Pedagogical Issues in
eTwinning. Brussel: Central Support Service for eTwinning.
Pedagogical Advisory Group. (2007). Reflection on eTwinning. Cultural Understanding
and Integration Professional Development. Brussel: Central Support Service for
eTwinning.
Simons, M., & Decoo, W. (2009). Communicatiedurf versus taalangst. Levende Talen
Tijdschrift , 10 (2), 3-13.
Tennant, J., & Gardner, R. (2004). The Computerized Mini-AMTB. CALICO Journal , 21 (2),
245-263.
20
Download