Samenvatting Dementie 1/5 1/4 Dementie Er zijn in Nederland meer dan 50.000 mensen met dementie. In deze cursus leer je wat dementie is, hoe dementie behandeld wordt en hoe jij het beste adviezen en ondersteuning kunt geven aan deze cliënten, hun familieleden en mantelzorgers. Het zenuwstelsel Om te begrijpen wat er in de hersenen gebeurt bij dementie, moet je eerst een en ander weten van het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel is het netwerk van de zenuwcellen in de hersenen, het ruggenmerg en de periferie. Zenuwen zijn nodig om de omgeving en alle prikkels om je heen te kunnen waarnemen. De hersenen verwerken deze informatie. Ze bestaan uit witte en grijze stof. De grijze stof bestaat uit cellichamen van de zenuwen. Deze schakelstations zijn met elkaar verbonden door zenuwbanen. Sommige van die zenuwbanen zijn een Kenmerken van dementie • Een van de voornaamste kenmerken van dementie is het slechter worden van het geheugen. • Een ander belangrijk kenmerk van dementie is de verminderde oriëntatie. • Ook taal en communicatie kunnen door dementie worden aangetast. • Om te kunnen plannen en organiseren zijn het geheugen en gestructureerd denken van belang. Dit kan bij dementie een probleem zijn. • Door de achteruitgang van verschillende hersenfuncties hebben mensen meer moeite om zichzelf te verzorgen en vallen ze vaak af zonder duidelijke reden. • Je gedrag en karakter worden grotendeels bepaald in de frontale kwab. Als daar, bijvoorbeeld door dementie, schade ontstaat, kan het soort snelwegen en zijn geïsoleerd met myeline. Deze zenuwbanen worden ook wel witte stof genoemd. De witte stof is heel belangrijk voor de geleiding van signalen over langere afstanden. Signalen worden van het ene neuron overgedragen aan het andere met behulp van neurotransmitters. Een neurotransmitter is een stofje dat in een neuron zit opgeslagen in kleine blaasjes. Als er een signaal komt, worden de neurotransmitters heel snel uit de cel vrijgemaakt. Ze komen in de ruimte tussen karakter van een cliënt veranderen en gaat hij soms gedrag vertonen dat je niet van hem zou verwachten. Soorten dementie De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie (70% van alle cliënten). Bij Alzheimer ontstaan er ‘plaques’ in de hersenen. Door het verlies van zenuwcellen kunnen je hersenen steeds minder goed functioneren. Ongeveer 16% van de dementerenden heeft vasculaire dementie. Vasculaire dementie wordt veroorzaakt door aderverkalking in de bloedvaten van de hersenen. Hierdoor kunnen bloedingen of infarcten in de hersenen ontstaan, waarbij het achterliggende hersenweefsel kan afsterven. Dit kan zorgen voor dementie. twee zenuwuiteinden terecht, de synaps genoemd, en brengen zo het signaal over van het ene naar het andere neuron. Bij dementie gaan er steeds meer zenuwcellen en verbindingen tussen zenuwcellen in de hersenen kapot, waardoor de hersenen niet goed meer kunnen functioneren. Dit zorgt voor geheugenproblemen en kan er uiteindelijk zelfs voor zorgen dat cliënten niet langer zelfredzaam zijn. Dementie is progressief, wat betekent dat de ziekte steeds erger wordt. Bij frontotemporale dementie zit het verval van de hersencellen met name in de frontale en temporale kwab van de hersenen. De eerste symptomen zijn meestal geen geheugenproblemen, maar veranderingen in het gedrag en de persoonlijkheid. Lewy-body-dementie is een vorm van dementie die minder vaak voorkomt. De ziekte gaat gepaard met sterke schommelingen in de achteruitgang van het functioneren, zowel lichamelijk als mentaal. De verschijnselen van Lewy-body-dementie kunnen zelfs per dag verschillen. De ziekte van Parkinson is eigenlijk geen echte dementie-aandoening, maar geeft wel dementie-achtige symptomen. Als je parkinson hebt, is de kans 40% dat je ook gaat dementeren. Dit noem je parkinsondementie. Samenvatting Dementie 2/4 Leven met dementie Mantelzorg geven aan iemand met een progressieve ziekte als dementie, kan heel zwaar zijn. Zeker als je merkt dat het gedrag en het karakter van degene waarvoor je zorgt, veranderen. Iemand met dementie is in principe onbevoegd om auto te rijden. Er is een uitzondering mogelijk voor mensen met lichte dementie. Na een rijtest krijgen zij vaak een rijbewijs voor een jaar, waarna ze opnieuw getest moeten worden. Omdat dementiepatiënten moeilijk kunnen inschatten wat ze wel en niet meer kunnen, is het soms lastig om ze te overtuigen geen auto meer te rijden. Dementie en geneesmiddelen Voor de ziekte van Alzheimer en voor dementie met Lewy-lichaampjes zijn medicijnen beschikbaar die de symptomen kunnen verminderen of gelijk kunnen houden. Hoe cliënten reageren op deze geneesmiddelen, is niet goed te voorspellen en kan zeer verschillen. Daarom is regelmatige controle nodig bij een specialist, meestal eens in de drie tot zes maanden. Er zijn nog geen medicijnen om de progressie van dementie te stoppen of te genezen. Er zijn drie groepen geneesmiddelen die ingezet worden bij dementie: antipsychotica, acetylcholinesteraseremmers en memantine. Antipsychotica helpen vooral om angstklachten, wanen en hallucinaties tegen te gaan. Acetylcholinesteraseremmers en memantine vergemakkelijken de overdracht van signalen in de hersenen. De geneesmiddelen hebben veel bijwerkingen. Er moet een goede balans gevonden worden tussen de effectiviteit en de bijwerkingen. Farmacokinetiek gaat over de weg die een geneesmiddel aflegt binnen het lichaam: • Het middel moet opgenomen worden uit de darmen. Dat noemen we ook wel adsorptie. • Alles wat via de darmen is opgenomen, moet langs de lever, die een deel van de stoffen afbreekt. Antidepressiva en antipsychotica hebben vaak een biologische beschikbaarheid van 40% tot 60%. Dat betekent dat uiteindelijk maar ongeveer de helft van de ingenomen hoeveelheid werkzame stof in de bloedbaan terechtkomt. De leverfunctie gaat echter achteruit met de leeftijd, waardoor de lever meer van de stoffen doorlaat. • Zodra een geneesmiddel in het lichaam is opgenomen, zal het zich verdelen over het lichaam. Sommige geneesmiddelen zijn oplosbaar in water, en andere juist in vet. Het lichaamsvet neemt in verhouding toe met de leeftijd, waardoor in vet oplosbare geneesmiddelen een veel langere halfwaardetijd hebben. • Een deel van de geneesmiddelen wordt door de lever omgezet in andere stoffen die makkelijker door de nieren kunnen worden uitgescheiden. • De nieren verwijderen een geneesmiddel vaak uit het lichaam. De nierfunctie neemt flink af met de leeftijd, waardoor de concentratie geneesmiddel in het lichaam verder toeneemt. Bij de farmacodynamiek gaat het om het effect dat het geneesmiddel heeft op de receptor, het enzym of het ionenkanaal van het eindorgaan. De receptorfunctie verandert op oudere leeftijd. Omdat het van tevoren niet duidelijk is hoe een oudere op de medicatie reageert, is het voor de behandelend arts erg lastig om de juiste dosering te bepalen. Het is hierbij verstandig uit te gaan van het principe ‘start low, go slow’, om in ieder geval te zorgen dat er niet overgedoseerd wordt. Soms worden receptoren echter ongevoeliger voor de geneesmiddelen, waardoor er meer van het geneesmiddel nodig is om het gewenste effect te bereiken. Dan moet er dus hoger gedoseerd worden, en bestaat er juist het risico op onderbehandeling. Als apothekersassistent kun jij de ogen en oren zijn van de apotheker en de arts. Je kunt bij de mantelzorg informeren hoe het gaat, of zij effect merken en of de cliënt last heeft van bijwerkingen. Omdat het evenwicht in over- en onderdosering erg kwetsbaar is, kan het best zijn dat de effectiviteit verandert. Daarom moet je deze vragen niet alleen bij een tweede uitgifte, maar ook bij overige vervolguitgiftes stellen. Antipsychotica Cliënten met dementie hebben vaak last van hevige onrust, angsten, agressiviteit en wanen. Antipsychotische geneesmiddelen onderdrukken deze verschijnselen. Er zijn twee groepen antipsychotica: klassieke en atypische antipsychotica. Klassieke antipsychotica verminderen het effect van de signaalstof dopamine in de hersenen. Voorbeelden van geneesmiddelen in deze groep zijn haloperidol en pimozide. Atypische antipsychotica regelen in de hersenen de hoeveelheid van twee signaalstoffen: dopamine en serotonine. Voorbeelden van atypische antipsychotica zijn olanzapine en risperidon. Inmiddels is een reeks van belangrijke en mogelijk gevaarlijke bijwerkingen van antipsychotica aan het licht gekomen. Goede observatie van cliënten die antipsychotica gebruiken, is dan ook erg belangrijk. Antipsychotica mogen niet voorgeschreven worden aan cliënten met dementie bij parkinson. Acetylcholinesteraseremmers Acetylcholinesteraseremmers zorgen voor een toename van de signaalstof acetylcholine in de hersenen. Hierdoor Samenvatting Dementie kunnen hersenzenuwen beter werken en kan bij cliënten met dementie het geheugenverlies minder ernstig worden. Voorbeelden van deze acetylcholinesteraseremmers zijn rivastigmine en galantamine. Rivastigmine en galantamine kunnen effectief zijn bij lichte tot matig ernstige dementie door de ziekte van Alzheimer. Bij ernstige dementie is geen effect aangetoond. Bij parkinsondementie of dementie met Lewy-lichaampjes kan rivastigmine effectief zijn. Memantine Memantine beschermt de NMDAreceptoren in de hersenen. Het verbetert zo de overdracht van signalen in de hersenen en het geheugen. Hierdoor worden dagelijkse handelingen, het geheugen en de oriëntatie beter. Het middel werkt lang niet bij iedereen en de effecten zijn beperkt. Antidepressiva Dementie kan zorgen voor angstklachten, wanen en hallucinaties, waarvoor antipsychotica worden voorgeschreven. Dementie kan echter ook depressieve klachten geven. Cliënten tonen meestal al minder emotie en hebben minder heftige gevoelens, maar kunnen ook erg neerslachtig worden. Als iemand nergens meer plezier aan beleeft, kan de arts de diagnose depressie stellen. Antidepressiva kunnen helpen bij depressieve klachten. 3/4 Er zijn veel verschillende groepen antidepressiva, maar de twee meest voorgeschreven groepen zijn de tricyclische antidepressiva (TCA’s) en de selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s). Vooral voor ouderen spelen de anticholinerge bijwerkingen van de TCA’s een belangrijke rol, zoals orthostatische hypotensie (duizelig bij het opstaan), urineretentie (met het risico op een delier), staar en een behoorlijk risico op verdere cognitieve achteruitgang. SSRI’s hebben geen anticholinerge bijwerkingen en zijn daarom de eerste keus bij ouderen. Rol van de apotheek Het is lastig om in de apotheek vast te stellen of iemand dementie heeft. Veel demente ouderen worden namelijk niet behandeld met specifieke geneesmiddelen tegen dementie. Soms wordt de diagnose dementie niet gesteld door de huisarts, omdat de problemen bij hem niet bekend zijn of niet als zodanig worden herkend. Iemand met lichte dementie zal op creatieve manieren proberen te verbloemen dat hij of zij vergeetachtig is. Het is handig als apotheken met huisartsen afspraken maken, zodat ook de apotheek wordt geïnformeerd zodra een cliënt de diagnose dementie krijgt. Samen met de huisarts kan dan gekeken worden naar het geneesmiddelengebruik van de cliënt. Ook kunnen de zorgverleners de manier waarop de geneesmiddelen worden aangeboden samen evalueren. Mantelzorgers en de thuiszorg kunnen ook in dit soort beslissingen worden betrokken. Uitgiftegesprekken Bij demente cliënten is het extra belangrijk om te bedenken dat ze de informatie niet gemakkelijk kunnen onthouden. Daarom is schriftelijke informatie nog nuttiger als ondersteuning. Ook is het niet verkeerd om uit te leggen hoe een weekdoos of baxterrol kan helpen als de cliënt de medicatie vaak vergeet. Het kan soms best lastig zijn om voorlichting te geven aan cliënten met dementie. Je kunt niet makkelijk inschatten in hoeverre cliënten informatie kunnen onthouden en of ze genoeg ziekte-inzicht hebben om het belang van de medicatie te kunnen begrijpen. Het kan helpen om eerst een aantal open vragen te stellen aan het begin van het uitgiftegesprek zodat je kunt peilen hoe het met de cliënt gaat. Als een mantelzorger bij het gesprek aanwezig is, voer dan niet alleen het gesprek met de mantelzorger over de cliënt waar de cliënt bij staat. Probeer altijd zoveel mogelijk met de cliënt te praten en het zo duidelijk mogelijk uit te leggen, zodat de cliënt zoveel mogelijk bij de behandeling betrokken blijft. Als mensen aangeven veel moeite te hebben met het onthouden van hun innamemomenten, kun je hiervoor enkele tips geven: • Koppel de inname van een geneesmiddel zoveel mogelijk aan een vast gebruik, bijvoorbeeld eten of tandenpoetsen. • Maak gebruik van een doseerbox, zodat direct opvalt als een dosering vergeten is. • Als de cliënt veel verschillende medicijnen gebruikt, kan baxteren een oplossing zijn. Een herhaalservice kan helpen bij het vergeten te bestellen van medicatie. Samenvatting Dementie Andere aandachtspunten Al in het stadium van beginnende dementie kan ondervoeding een risico zijn. Veel cliënten krijgen essentiële voedingsstoffen niet voldoende binnen, wat nadelig is voor de conditie en gezondheid van de cliënt. Beweging is niet alleen goed voor de conditie van de cliënt, het is ook goed voor de hersenen. Onderzoek heeft aangetoond dat voldoende beweging de kans op dementie verminderd en dat beweging de ziekte trager kan doen verlopen. Als je voldoende geprikkeld en uitgedaagd wordt in je omgeving, zul je de verbindingen in je hersenen ook intensiever gebruiken. Door de verbindingen in je hersenen te gebruiken, worden ze sterker. Je hebt dan een grotere ‘cognitieve reserve’. Dat betekent dat deze verbindingen minder gevoelig zijn voor de invloed van de ziekte van Alzheimer. Dit werkt preventief, voordat je dement wordt, maar genoeg prikkeling kan het proces van de ziekte ook vertragen. Ethische dilemma’s Demente cliënten kunnen soms niet meer zelfstandig beslissingen nemen, bijvoorbeeld omdat ze geen inzicht meer hebben in hun eigen situatie, of niet langer kunnen rekenen, lezen of omgaan met geld. Dat maakt het nemen van ingrijpende beslissingen veel moeilijker. Vaak moeten belangenbehartigers van de cliënt, zoals familieleden of mantelzorgers, helpen met het nemen van beslissingen. Ze kunnen de cliënt nog wel zoveel mogelijk proberen te betrekken bij de besluiten, of ze kunnen in ieder geval proberen te handelen in de geest van hun naaste, door bijvoorbeeld te bedenken wat hij of zij had gewild als de cognitie nog wel goed was geweest. 4/4