Politieke Besluitvorming 1. Stel, je bent een roker. Niet fanatiek maar

advertisement
Politieke Besluitvorming
1. Stel, je bent een roker. Niet fanatiek maar tijdens het uitgaan paf je graag een
sigaretje mee. Daarom ben je dus ook fel tegen het rookverbod in cafés.
In het onderstaande schema zie je in de linker kolom verschillende manieren om je
doel te bereiken: het afschaffen van het rookverbod in alle Nederlandse cafés.
Noteer in de rechter kolom de vorm van politieke participatie die erbij hoort. Let op:
elke vorm van politieke participatie komt één keer voor ! (4 punten)
Voorbeelden van manieren om je doel te
Bijbehorende vorm van politieke
bereiken:
participatie:
I. Een brief schrijven naar de minister
I. ……………………………
van Volksgezondheid over haar antirookbeleid
II. Een brief schrijven naar het
II. …………………………….
actiecomité om je steun te betuigen.
III. Asbakken op tafel in de kroeg, boete-
III. …………………………….
pot organiseren en lekker paffen
IV. Bij de volgende Tweede
IV. ………………………………….
Kamerverkiezingen die partij stemmen
die tegen het rookverbod is
2. Lees tekst X in het bronnenboekje (‘Kabinet zet invoering minimale straffen door’).
Beantwoord daarna onderstaande vragen:
“Kabinet zet invoering minimale straffen door.
Het kabinet zet het plan voor de invoering van minimumstraffen voor zware
misdrijven door. Het wetsvoorstel is vrijdag ingediend bij de Tweede Kamer. Minister
Opstelten van Veiligheid en Justitie negeert daarmee het massieve verzet vanuit de
rechterlijke macht.
Het kabinet wil een zwaardere straf voor mensen die binnen tien jaar voor de tweede
keer een misdrijf plegen waarop acht jaar cel of meer staat. Zij krijgen de tweede
keer dan minstens de helft van de maximale straf opgelegd. Rechters mogen hiervan
niet meer afwijken.
Premier Rutte zei vrijdagmiddag dat hij hoopt dat er een waarschuwende werking
van uitgaat: ‘Dit land keert zich tegen je als je zware misdrijven begaat. En dat zul je
merken aan de zware straf die je krijgt.’ [ ] “ (bron: De Volkskrant, dd 21-01-2012)
a. In welke fase of subfase van het systeemmodel van Easton bevindt zich het
politieke besluitvormingsproces omtrent minimumstraffen ? Leg je antwoord uit met
behulp van één toepasselijke tekstregel. (2 punten)
b. Premier Rutte maakte de opmerking tijdens zijn persconferentie na het wekelijkse
vrijdagmiddagoverleg. Om welk overleg gaat het hier ? (1 punt)
c. In tekstregel 5 is sprake van de rechterlijke macht. Wie vormen deze derde macht
uit de Trias Politica ? (1 punt)
d. Leg uit waarom minimumstraffen passen bij het huidige kabinet. Gebruik in je
uitleg het begrip ‘repressie’ of ‘preventie’ én de politieke richting van dit kabinet.
(2 punten)
3. Bekijk de staafgrafiek in de bijlage van het bronnenboekje aandachtig. Het betreft
een recente opiniepeiling van onderzoeksbureau Synovate. Beantwoord daarna
onderstaande vragen:
a. Welke partijen vormen het minderheidskabinet-Rutte I ? (1 punt)
b. Heeft het kabinet-Rutte I mét gedoogpartner in de laatste opiniepeiling een
meerderheid in de Tweede Kamer ? Leg je antwoord uit. (1 punt)
c. Stel, jij bent de kabinetsinformateur en je krijgt van het staatshoofd ‘carte blanche’
(= de vrije hand) om een coalitie te vormen. Welke politieke partijen nodig jij uit voor
een gesprek om een meerderheidskabinet te vormen ?
Leg je antwoord uit aan de hand van de Vier Gouden Regels van de
kabinetsformatie. Let op: noem deze 4 regels expliciet in je uitleg ! (4 punten)
d. Bekijk nogmaals de staafgrafiek. Leg uit welk kenmerk van het Nederlandse
kiesstelsel je in de tabel herkent. Noem de naam van het kiesstelsel in je uitleg.
(2 punten)
4. Lees tekst …. Uit het bronnenboekje. Het betreft een column uit 2007 van
hoogleraar parlementaire geschiedenis J.Th.J. van den Berg. Beantwoord daarna
onderstaande vragen:
“De ongeliefde ambtenaar.
In 2006 stonden de verkiezingsprogramma's van een aantal politieke partijen vol met
voorstellen tot sterke reductie van het aantal rijksambtenaren. Dit zou de schatkist
enorme bedragen moeten opleveren, tot meer dan een miljard euro. [ ]
Op zichzelf valt reductie van ambtenaren te verdedigen. [ ] Wat echter aan veel
"ideetjes" over reductie opvalt, is dat politieke partijen denken dat de staat hetzelfde
kan presteren als nu met veel minder ambtenaren. Wat de indruk nalaat dat veel
ambtenaren blijkbaar of luiwammesen zijn of overbodig werk verrichten. Ambtenaren
zijn aldus geen steun voor hun minister of staatssecretaris maar een kostenpost.
Van vooroordeel jegens bureaucratie en ambtenaren is altijd wel sprake geweest,
maar zo bont als het in het politieke bedrijf nu wordt gemaakt, is nog zelden
vertoond.
De regering heeft de bezuinigingswoede overgenomen in het regeerakkoord, op
basis van een advies van de gezamenlijke secretarissen-generaal. Zij hebben het
totale bezuinigingsbedrag weliswaar enigszins beperkt gehouden (nog immer 750
miljoen euro) maar de grondgedachte erachter hebben zij blijkbaar omarmd. Het
moet rijksambtenaren een eigenaardig gevoel geven te werken onder
leidinggevenden die vinden dat er veel overbodigs is aan wat zij dagelijks doen.
Intussen is de tegenaanval op gang gekomen.
Het verzet wordt geleid door individuele gezaghebbende figuren zoals mr. H. Tjeenk
Willink, die aan deze kwestie een deel van zijn algemene beschouwingen in het
Jaarverslag 2006 van de Raad heeft gewijd. Hij laat zien hoe onnadenkend er
bezuinigingen zijn overeengekomen op aantallen ambtenaren, zonder dat de vraag is
gesteld welke diensten of taken door de staat worden beëindigd.
Kritiek is er ook gekomen van Eerste Kamerlid mr. K. De Vries. Iedereen kent hem
als oud-lid van de Tweede Kamer en oud-minister. Zowel in een interview [ ] als in
een rede op een congres [ ] spreekt hij zijn grote zorg uit over het gebrek aan
waardering voor het werk van de ambtenaar in Nederland. "De overheid houdt niet
van haar mensen", is de treffende kenschets van De Vries. [ ]
Hoe deze trend, die uiteindelijk desastreus is voor de kwaliteit van de rijksdienst, te
keren? “ 18
a. De titel van zijn column luidt ‘De ongeliefde ambtenaar’. Noem 2 uiteenlopende
vooroordelen –die ook in de tekst voorkomen- waarom de (Nederlandse) ambtenaar
impopulair is. (1 punt)
b. Er zijn 3 soorten ambtenaren, zowel op rijksniveau als op de lagere
bestuursniveaus. Welke 3 soorten zijn dat ? (2 punten)
c. Welk kenmerk van de ‘klassieke ambtenaar’ uit het model van Weber is in strijd
met het standpunt van de toenmalige regering (zie alinea 3) ? (1 punt)
d. In de 3e alinea, regel 2 is sprake van een advies van “de gezamenlijke
secretarissen-generaal”. Leg uit hoeveel secretarissen-generaal er in Nederland zijn
en omschrijf kort hun functie op het ministerie. (2 punten)
e. In het vierde tekstblokje komt de naam ‘mr. H. Tjeenk Willink’ voor. Leg uit in welke
functie hij het genoemde Jaarverslag 2006 heeft geschreven ? (2 punten)
5. Onderstaande vragen hebben betrekking op adviesorganen. Let op: Er mogen
geen afkortingen worden gebruikt ! (5 punten)
a. Hoe heet het adviesorgaan dat het kabinet –gevraagd en ongevraagd- voorziet
van wetenschappelijke informatie die kan worden gebruikt voor de onderbouwing van
kabinetsbeleid ?
b. De samenstelling van één van de adviesorganen is opmerkelijk; zij bestaat uit 3 in
omvang gelijke geledingen. Met welke term wordt een dergelijke samenstelling
aangeduid ?
c. Met welk machtsnummer wordt de macht van adviesorganen aangeduid ?
d. Er zijn 6 machtsbronnen. De macht van de adviesorganen is feitelijk maar op één
machtsbron gebaseerd. Welke is dat ?
e. Welk adviesorgaan heeft ook nog de functie van hoogste bestuursrechter in
Nederland ?
6. Waar of niet waar ? Indien je antwoord ‘niet waar’ is, moet je de hele zin
gecorrigeerd op je antwoordenvel schrijven ! (5 punten)
a. De term ‘poortwachter’ uit het systeemmodel van Weber verwijst naar de Tweede
Kamer die wetsvoorstellen goedkeurt of afkeurt.
b. Uit het systeemmodel is ook de term ‘black box’ afkomstig. Deze verwijst naar de
hele omzettingsfase (oftewel ‘throughput’).
c. Het systeemmodel is een verbetering van het barrièremodel omdat in het
systeemmodel de vier momenten zijn aangegeven waarop het besluitvormingsproces
kan stoppen.
d. Uitvoerende ambtenaren zijn in het systeemmodel in 2 verschillende fasen actief,
namelijk bij de invoer (‘input’) en bij de uitvoer (‘output’).
e. Met dank aan het systeemmodel zijn pressiegroepen beter in staat het juiste
moment af te wachten waarop zij beginnen met lobbyen.
Massamedia
7. Beantwoord onderstaande vragen over de volgende 6 landelijke dagbladen:
I. New York Times
II. The Guardian
III. Bild Zeitung
IV. Le Figaro
V. De Telegraaf
VI. El Païs
a. Neem de Romeinse cijfers over en noteer uit welk land elk van de landelijke
dagbladen komt. (3 punten)
b. Welke 2 dagbladen uit bovenstaand rijtje horen er niet bij ? Leg je antwoord kort
uit. (1 punt)
c. De Britten spreken van tabloids en broadsheets. Leg uit wat ze met deze termen
bedoelen. Let op: vertalen is niet de bedoeling ! (1 punt)
d. Zowel qua opmaak als qua inhoud verschillen tabloids en broadsheets sterk van
elkaar. Noem 3 inhoudelijke verschillen tussen beide soorten dagbladen. (2 punten)
8. Lees onderstaande teksten (I t/m III) en beoordeel telkens welke publieke
ledenomroep van toepassing is: (3 punten)
I. ….. weet wat er in Nederland leeft. …… vertaalt de waarden en normen van een
grote groep Nederlanders, die in toenemende mate ervaart dat ze niet wordt gehoord
in de actualiteitenrubrieken van bestaande publieke omroepen. ….. is een
omroepvereniging die traditionele Nederlandse normen en waarden verdedigt. …….
maakt op nuchtere en herkenbare wijze de stand van zaken in de samenleving
bespreekbaar. (bron: www.omroep.....nl/leden)
II. …… wil geen omroep zijn. Omroepen zijn lineair ingestelde organisaties. ….. wil
als publiek mediabedrijf alle technologie en mediaplatforms inzetten om de
netwerkgeneratie naar het publieke bestel te lokken. ….. brengt hiervoor de juiste
ervaring mee. [ ] Wij willen rauw, provocerend, intelligent en dwars en
ongecensureerd zijn. (bron: www…….. .tv/voorwie.htm)
III. De …… onderscheidt zich duidelijk van alle andere verenigingen binnen de
Publieke Omroep. De medewerkers hebben het verlangen om vanuit een
persoonlijke relatie met Jezus Christus het Goede Nieuws van Gods Koninkrijk vorm
te geven en door te geven. Vanuit dit verlangen wil de ….. zoveel mogelijk mensen
bereiken en bouwen aan de samenleving. (bron: www. ……. nl )
9. Lees onderstaand ingekort krantenartikel in de Mediabijlage van de Volkskrant, dd
14-01-2011. Beantwoord daarna de bijbehorende vragen:
“Het fenomeen wordt in een paar klare zinnen geduid door de uitgever van verreweg
het grootste blad Veronica Magazine. Peter Constant: ‘Er is in Nederland niet één
hobby zo groot als tv-kijken. Nederlanders kijken per dag gemiddeld ruim drie uur tv.
Er is dus nog steeds veel behoefte aan informatie over tv-programma’s en films.’
Zo simpel was, en zo simpel is het nog steeds, ook al kampen de ……..… met een
dalende oplage, jaarlijks ongeveer 5 procent. [ ]
Fons van Westerloo, voorzitter van de nieuwe omroep WNL: ‘Jonge mensen gaan
echt geen ..…meer lezen’. Renate van Iperen, acht jaar hoofdredacteur van de Mikro
Gids en KRO Magazine; ‘Maar de rol van …...…..is nog lang niet uitgespeeld. De
generaties die zijn opgegroeid met printmedia, met kranten en tijdschriften, is nog
lang niet verdwenen. Plus, niet geheel onbelangrijk: Er wordt nog steeds heel veel
geld verdiend met die bladen. In de top-25 van de tijdschriften, gebaseerd op de
omzet, staan acht…….. .
Veronica Magazine is door Libelle van de eerste plaats verdrongen maar de
jaaromzet is nog steeds indrukwekkend: 74,2 miljoen euro.”
a. De tekst gaat over één soort tijdschrift. Welk soort tijdschrift moet op de
stippellijntjes worden ingevuld ? (1 punt)
b. Er is sprake van een dalende oplage van deze bladen. Noem 2 aannemelijke
redenen voor deze daling. (2 punten)
c. In de tekst wordt verwezen naar een functie van massamedia voor het individu.
Welke functie is dat ? Citeer hierbij de relevante tekstregel. (1 punt)
d. Is Veronica een commerciële omroep of een publieke ledenomroep? (1 punt)
10. Ongeacht de ‘politieke kleur’ van het kabinet blijven de uitgangspunten van het
Nederlandse mediabeleid ongewijzigd. Noem 3 uitgangspunten van dit beleid en licht
elke kort toe. (3 punten)
11. Leg onderstaande cartoon uit. Verwerk in je uitleg de antwoorden op de volgende
4 vragen: (3 punten)
I. Wie wordt bedoeld met ‘de amusementspolitie’ ?
II. Wat is de functie van deze ‘amusementspolitie’ ?
III. Wie vertegenwoordigt het clowntje ?
IV. Waarom stottert het clowntje ?
(bron: www.tomjanssen.net )
EINDE
Download