SCHOOLPLAN 2014-2018 MAURICK COLLEGE Voorwoord In het huidige tijdsgewricht is er een toenemende maatschappelijke druk op het behalen van resultaten. In het onderwijsveld wordt steeds duidelijker dat scholen meer gaan sturen op deze resultaatgerichtheid door bijvoorbeeld strengere toelatingsnormen te hanteren. Deze weg zal het Maurick College niet bewandelen. De uitdaging voor de school voor de komende jaren is deze resultaatgerichtheid te combineren met de filosofie van de school. De school wil vasthouden aan de filosofie dat elke leerling de kans moet krijgen zijn talenten optimaal te ontwikkelen en vaardigheden kan aanleren die bijdragen aan een verdere menswording. De wijze waarop de school dit in komende jaren vorm zal geven, valt terug te lezen in dit schoolplan. Inhoudsopgave Blz. Inleiding Hoofdstuk 1 1 Missie van de school 3 1.1 Missie Ons Middelbaar Onderwijs 3 1.2 Missie Maurick College 3 1.3 De meerwaarde van Dalton 3 1.4 Schoolplan en “Koers 2016” 4 1.5 Enkele voor ons belangrijke elementen uit “Koers 2016” 4 Onderwijskundig beleid 6 2.1 Taalbeleid 6 2.2 Rekenbeleid 6 2.3 Toetsbeleid 7 2.4 Toelatings-, bevorderings- en verwijderingsbeleid 7 2.5 Aansluiting vervolgonderwijs 8 2.6 Leerlingen komen niet onder hun niveau uit in de examenklas 10 2.7 Leerlingen mogen de school niet verlaten zonder diploma op hun eigen niveau 11 2.8 Leerlingen moeten gebruik kunnen maken van een breed Aanbod aan talentontwikkeling 12 2.9 Onderwijs op maat 12 Hoofdstuk 3 Personeelsbeleid 14 Hoofdstuk 4 Overig beleid 16 4.1 Kwaliteitsbeleid 16 4.2 Zorgbeleid 17 4.3 Sponsorbeleid 17 4.4 Beleid aangaande rapportages van vorderingen 18 4.5 Ontwikkeling leerlingenpopulatie 18 Hoofdstuk 2 Inleiding Voor u ligt het schoolplan 2014-2018 van het Maurick College. In artikel 24 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs wordt voorgeschreven dat iedere school beschikt over een actueel schoolplan, waarin wordt verwoord welke beleidslijnen de school in de komende vier jaar gaat volgen. Naast dit wettelijk voorschrift voldoet dit schoolplan ook aan onze verplichting onze stakeholders op de hoogte te stellen van de te varen koers van onze school. Dit schoolplan is in nauw overleg tussen directie en staf opgesteld. Het conceptplan is met de diverse stakeholders besproken. Het plan is in diverse personeelsoverleggen besproken, waaronder de beleidsgroep en de onderwijsvernieuwingsgroep. Ook aan de ouderraad is om reactie gevraagd. Tevens heeft de Raad van Bestuur van Ons Middelbaar Onderwijs het concept inhoudelijk beoordeeld. Op basis van de suggesties, op -/aanmerkingen en aanvullingen die vanuit de genoemde gremia zijn geuit, is de directie tot dit schoolplan gekomen. Tenslotte heeft de MR ingestemd met het schoolplan 20142018. Het Maurick College is onderdeel van Ons Middelbaar Onderwijs (OMO). De missie van OMO en het daarop gebaseerde strategisch beleidsstuk “Koers 2016” vormen de basis waarop de doelstellingen verwoord in dit schoolplan zijn geënt. Het voorliggende schoolplan sluit goed aan op de strategische koers van OMO. Ook qua tijdslijn past het schoolplan, aangezien de huidige strategische koers van OMO loopt tot en met het kalenderjaar 2016. Dit maakt het mogelijk om aan het einde van dit schoolplan (mei 2017) met de dan nieuw vast te stellen doelstellingen aan te sluiten op de nieuwe strategische koers van OMO. De kern van dit schoolplan is qua doelstellingen een verdere kwaliteitsverbetering van het onderwijsleerproces. Het schoolplan is vanuit het primaire proces geschreven. Hierbij is de gedachtegang dat “excellent onderwijs” het uitgangspunt moet zijn van verbeteringen op school. Door verder te werken aan de kwaliteit van het onderwijs, zal onlosmakelijk ook gekeken moeten worden naar de kwaliteit van de ondersteunende processen. Tevens wordt in dit schoolplan ingegaan op de ontwikkelingen op de diverse terreinen die een directe relatie hebben met het onderwijsleerproces. Het schoolplan is voor het Maurick College een richtdocument voor de komende jaren. Vandaar dat de doelen in dit schoolplan algemeen geformuleerd zijn. Deze doelen en de activiteiten om daar te komen zullen nader worden gespecificeerd in het jaarlijks op te stellen jaarplan. Jaarplannen worden vervolgens vertaald naar (zoveel mogelijk SMARTgeformuleerde) deelplannen voor de diverse functionarissen op school, zowel in het primaire als ondersteunende proces. Aan het einde van elk jaar zal geëvalueerd worden in hoeverre de activiteiten uit het jaarplan en de diverse deelplannen ook zijn behaald. Op basis van deze evaluatie worden de activiteiten geborgd dan wel bijgesteld. Met alle verbouwingen achter de rug beschikt het Maurick College over een modern toegeruste school. De realisatie van de nieuwbouw en renovatie maakt het mogelijk ons volledig te focussen op de kwaliteit van ons onderwijsleerproces. De moderne school die wij nu hebben, draagt zeer zeker bij aan die kwaliteit. Kortom, met dit schoolplan werken we verder aan het realiseren van onze missie en aan ons hoogwaardig onderwijs. 1 In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de missie van OMO en het Maurick College en de wijze waarop binnen het Maurick College wordt gewerkt en de koppeling tussen dit schoolplan en de strategische koers van OMO. Tevens wordt hierin een aantal elementen uit deze koers uitgelicht. Hoofdstuk 2 beschrijft onze onderwijskundige doelstellingen en ontwikkelingen. Het doel op het personele vlak wordt toegelicht in hoofdstuk 3 en tenslotte wordt het schoolplan afgesloten met de wijze waarop het Maurick College structureel werkt aan haar kwaliteitzorg. 2 Hoofdstuk 1 Missie van de school In dit hoofdstuk wordt kort stilgestaan bij de missie van Ons Middelbaar Onderwijs en daar complementair aan de missie van het Maurick College. Tevens wordt ook een korte beschrijving gegeven van de wijze waarop het schoolplan bijdraagt aan de strategische koers van Ons Middelbaar Onderwijs. 1.1 Missie Ons Middelbaar Onderwijs Het Maurick College staat onder het bevoegd gezag van Ons Middelbaar Onderwijs. OMO is het schoolbestuur van een groot aantal scholen voor secundair onderwijs in de provincie Noord- Brabant. Scholen met elk hun eigen identiteit maar met een gezamenlijk doel: leerlingen van 12 tot en met 18 jaar, ongeacht hun talenten en sociale achtergrond, met goed onderwijs en zorgzame begeleiding voor te bereiden op het vervolgonderwijs en in het verlengde daarvan op een plaats in de maatschappij. 1.2 Missie Maurick College Het Maurick College stelt zich ten doel in een aantrekkelijke en een veelzijdige scholengemeenschap kwalitatief hoogwaardig vmbo-havo-vwo-onderwijs te verzorgen voor leerlingen uit de regio Vught. Onderwijs geven en volgen, gebeurt op het Maurick College volgens de Daltonfilosofie dat is gestoeld op de drie pijlers: verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerking. Aandacht voor het individu en respect voor elkaar, zijn daarbij de centrale waarden. Iedere leerling moet onderwijs kunnen volgen op zijn of haar eigen niveau en in zijn talenten kunnen uitblinken. Het Maurick College wil leerlingen optimaal voorbereiden op hun toekomstige positie in de maatschappij door kwaliteiten als zelfstandigheid, het nemen van initiatieven, het dragen van eigen verantwoordelijkheid en het vermogen om samen te werken, intensief te stimuleren. Voor zijn medewerkers wil het Maurick College een prettige en stabiele werksfeer bieden, waarin ook voor hen ruimte is om te leren en nieuwe ervaringen op te doen. Medewerkers van het Maurick College zijn bekwame, zelfbewuste en initiatiefrijke vakmensen, die binnen de inzichten van de Daltonfilosofie in staat zijn leerlingen te stimuleren om hun kwaliteiten zo goed mogelijk te benutten. De school werkt vanuit de katholieke identiteit. Bij het bewaken en uitvoeren van onze levensbeschouwelijke grond wordt de OMO-notitie “zingeving en onderwijs” als referentiepunt gehanteerd. 1.3 De meerwaarde van Dalton Optimale ontwikkelingskansen Wat heeft deze leerling nodig om te leren lezen, schrijven, een werkstuk te maken, sociaal vaardiger te worden? Dat is het uitgangspunt van Dalton. Steeds opnieuw onderzoekt de docent wat een individuele leerling nodig heeft om verder te komen in zijn ontwikkeling. De docent schept de voorwaarden zodat iedere leerling zich kan ontplooien. In het voortgezet onderwijs is de Daltonpedagogiek te herkennen in de volgende aspecten: - er zijn verschillende vormen van zelfstandig werken de docent gaat uit van het eigen vermogen van de leerling tot leren, wat onder andere blijkt uit keuzevrijheid op een moment van de dag de inrichting van de ruimte maakt zelfstandig werken en samenwerken mogelijk de leerlingen kijken de oefenstof zoveel mogelijk zelf na 3 Rol van de docent In de Daltonpedagogiek is de rol van de docent meer coachend en begeleidend naast kennisoverdracht. Deze taakopvatting vloeit voort uit het mensbeeld dat ten grondslag ligt aan Dalton. Mensbeeld Dalton gaat uit van het gegeven dat ieder mens in staat is tot het dragen van verantwoordelijkheid voor zichzelf en voor zijn omgeving. Dit is een voorwaarde om goed te kunnen functioneren in een democratische samenleving. Volgens de Daltonpedagogiek zijn kinderen in principe in staat om verantwoordelijkheid te dragen, bijvoorbeeld voor hun eigen ontwikkeling. Dat gebeurt stap voor stap, met heldere afspraken tussen docent en individuele leerling. De docent biedt veiligheid en structuur; een klimaat dat de leerling uitdaagt tot leren. Daardoor krijgt deze de ruimte om zich persoonlijk, sociaal en cognitief te ontwikkelen. Een Daltonschool zal de principes van kiezen in verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerken realiseren in haar pedagogisch klimaat, haar didactiek en in haar organisatie. Het traditionele Dalton-onderwijs gebruikt hiervoor het middel van Daltontaken. Het Maurick College wil de doelstellingen bereiken via de weg van de leerstoflijnen. Bij deze keuze wordt uitdrukkelijk uitgegaan van de verschillen in aanleg, tempo en leerstijl van de individuele leerlingen. 1.4 Schoolplan en “Koers 2016” “Koers 2016” is het visiedocument van Ons Middelbaar Onderwijs. Deze is opgesteld vanuit de onderstaande gedachte welke door het Maurick College wordt onderschreven en is vertaald naar het voorliggende schoolplan. Onze leerlingen! Ze zijn in de leeftijd van 11 tot ongeveer 18 jaar, de periode waarin zij hun identiteit ontwikkelen. Ouders vertrouwen erop dat wij hun kinderen de best denkbare educatieve en pedagogische vorming bieden. Onze opdracht is om alle leerlingen volop mogelijkheden tot ontplooiing te geven, waardoor zij hun talenten kunnen ontdekken en ontwikkelen. Zo verwerven ze passende startposities voor vervolgonderwijs en kwalificeren ze zich beter voor toetreding tot de arbeidsmarkt. De samenleving ontwikkelt zich als een kennismaatschappij die door doeners en denkers wordt vormgegeven. Zij vraagt om een bekwame en steeds beter opgeleide bevolking. Ouders mogen erop rekenen dat wij onze pedagogische opdracht verdiepen en overtuigend aanpassen aan deze veranderende maatschappelijke context. Iedere leerling verdient onderwijs dat hem of haar de beste toekomstkansen biedt. Wij vertalen deze opdracht in goed onderwijs om maatwerk te kunnen bieden. 1.5 Enkele voor ons belangrijke elementen uit “Koers 2016” Uit het strategische document van Ons Middelbaar Onderwijs zijn enkele elementen die wij als zeer belangrijk achten en in ons schoolplan een bepalende plaats hebben gegeven. Het gaat hier met name om goed eigentijds onderwijs en de wijze waarop het personeel van de school in hun werk staan (de zogeheten beroepswaarden). Goed onderwijs Goed onderwijs is: het laten opbloeien van iedere leerling door het ontdekken en het ontwikkelen van zijn of haar talenten; het positief waarderen van de identiteitsontwikkeling van elke leerling met daarbij volop ruimte voor creativiteit; 4 het kwalificeren van iedere leerling voor vervolgonderwijs, of arbeidsloopbaan en participatie in de – steeds meer kosmopolitische - samenleving; het bevorderen van leren in verschillende leercontexten met gebruikmaking van onderwijstechnologie; het stimuleren van culturele en kunstzinnige vorming van de leerling; het ontwikkelen vanuit een katholieke identiteit van kennis van en begrip voor elkaars religieuze en levensbeschouwelijke opvattingen; het inspireren tot een voortdurende persoonlijke en professionele vorming van iedere medewerker; het versterken van een lerende en onderzoekende houding van leerlingen, docenten en overige medewerkers van de school. Beroepswaarden Alle medewerkers handelen vanuit onze beroepswaarden, namelijk: 1. Vrolijk: ik straal enthousiasme voor het beroep uit en ben gericht op het oplossen van problemen; 2. Verrijkend: ik ga positief met veranderingen om en verrijk anderen; 3. Verrassend: ik ben vernieuwend, maar neem geen onverantwoorde risico’s; 4. Vakmanschap: ik streef voortdurend naar optimalisatie van kennis en kunde over mijn vak, relevante didactiek en pedagogiek; 5. Verantwoordelijk eigenaarschap: ik leg verantwoording af, ben mij bewust van de morele kwaliteit van mijn denken en handelen – ook in relatie met de doelen van de school - en ben daar aanspreekbaar op. 5 Hoofdstuk 2 Onderwijskundig beleid In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welk onderwijskundig beleid het Maurick College in de komende vier jaar wenst te ontwikkelen en te volgen. 2.1 Taalbeleid Het Maurick College wil leerlingen optimaal voorbereiden op hun toekomstige positie in de maatschappij. Daarom staan vaardigheden op het Maurick College hoog in het vaandel. Met het oog op De Nieuwe Onderbouw (DNO), maar ook vanuit de cultuur van onze school nemen vaardigheden een belangrijke plaats in. Taalvaardigheid behoeft bijzondere aandacht in dit kader. De toepassing van taalvaardigheid in andere leergebieden is een belangrijk punt van aandacht. Taal is belangrijk in alle vakken, bij al het leren. Veel leerlingen lopen vast, omdat ze bij verschillende vakken en leergebieden de aansluiting missen met wat er op school aan taalvaardigheid gevraagd wordt. Het taalbeleid is niet alleen gericht op het wegwerken van achterstanden, maar ook op het op maat bedienen van alle leerlingen. Door reflectie moeten de leerlingen inzicht krijgen in hun leerproces. Hiermee creëer je een verantwoordelijkheidsgevoel. Dit past bij de pijlers van het Daltononderwijs. De leerlingen dienen zelf ook initiatief te nemen in het verbeteren van hun taalvaardigheid. Aan de andere kant zijn het de docenten die de leerlingen motiveren om hun kwaliteiten zo goed mogelijk te benutten. Versterkt taalbeleid staat hoog in het vaandel van de school en is een prioriteit van de schoolleiding, vooral op ‘regelniveau’. Het taalbeleid dient schoolbreed gedragen te worden door alle docenten. In de komende jaren zullen leerlingen meer begeleid moeten worden in hun taalontwikkeling. Eindexamens worden gekoppeld aan Europese referentiekaders. Dit maakt dat de leerling veel meer kennis moet hebben van de Nederlandse taal. Ten behoeve hiervan zullen diverse activiteiten worden ontwikkeld, waarbij nadrukkelijk taalbeleid niet een verantwoordelijkheid is van uitsluitend de sectie Nederlands. Elke docent moet zich verantwoordelijk voelen voor de taalontwikkeling. Binnen elk vak zal gerichte aandacht moeten zijn voor mondeling en schriftelijk taalgebruik. Taalbeleid zal zich met name richten op de volgende activiteiten: Het opzetten van doorlopende leerlijnen volgens Europese referentieniveaus; Het aanpassen van programma’s en studiekalenders op taalbeleid; Het werken met methodeonafhankelijke toetsen; Het geven van extra lessen spelling, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid in de eindexamenklassen; In overleg met andere secties het maken van gedeelde afspraken waar iedere docent zich aan moet houden, om daarmee te komen tot schoolbrede afspraken; Het opstellen van een toetsprotocol, zodat duidelijk is waarop de docent taalkundig bij het nakijken van de toets moet letten. 2.2 Rekenbeleid Sinds enkele jaren is rekenvaardigheid steeds meer onderwerp van maatschappelijke discussie. Dit heeft geleid tot de invoering van een landelijke rekentoets: met ingang van schooljaar 2013-1014 wordt een rekentoets ingevoerd als zelfstandig onderdeel van het examen, naast CE en SE. Op het Maurick College is echter al langer aandacht voor het rekenen. De afgelopen jaren werden steeds vaker signalen opgevangen dat het rekenniveau waarmee leerlingen 6 begonnen aan hun schoolcarrière afweek van het verwachte aanvangsniveau. Ook is vastgesteld dat bij verschillende vakken op het moment dat er gerekend moest worden, de parate kennis onvoldoende was. We willen rekenen beschikbaar en toegankelijk maken en houden voor al onze leerlingen. Dit willen wij zodanig doen dat aan het einde van hun schoolloopbaan leerlingen klaar zijn voor het vervolg: waar ze ook naar toe gaan, welke plannen ze ook hebben. Het doel dat de school nastreeft, is dat leerlingen de rekentoets, die onderdeel is van het examen, afronden met een voldoende resultaat. Om rekenbeleid binnen de school verder vorm te geven, zullen de volgende initiatieven worden ontplooid: De integratie van de rekenvaardigheden tussen de vakken moet worden vergroot; Implementatie van een leerlingvolgsysteem met betrekking tot het rekenen; Onderhouden en uitbouwen van de rekenvaardigheid in alle leerjaren; Gebruik maken van methodeonafhankelijke toetsen; Het voorbereiden van leerlingen op de eindtoets rekenvaardigheden in de bovenbouw; Het bevorderen van de deskundigheid van docenten op het gebied van rekenen; Rekenvaardigheden integreren in alle vakken waarbij rekenen een rol speelt; Een kritisch gebruik van de rekenmachine bevorderen. 2.3 Toetsbeleid In het kader van een continue verbetering van de kwaliteit van het onderwijsleerproces, is het verder vormgeven aan een schoolbreed toetsbeleid een logische stap. Met een verbeterde vorm van toetsing is het beter mogelijk om te zien waar een leerling met betrekking tot zijn leerproces staat. Door verschil in vragen in de toets op te nemen krijgt de docent een beter zicht op welk soort vragen de leerling uitvalt, en waarop deze dus moet worden begeleid. Het gebruik maken van een vaste lay-out voor toetsen binnen de school maakt voor leerlingen dat toetsen ook herkenbaarder worden. Tevens draagt goede toetsing bij bij een goede determinatie van leerlingen. Ten behoeve van het verder vormgeven van het toetsbeleid, maar ook bij de praktische ondersteuning van docenten bij het maken van toetsen, wordt APS ingehuurd. Docenten krijgen op basis van de OBIT-methodiek (vragen uitgesplitst naar Onthouden, Begrijpen, Integreren en Toepassen) met ondersteuning van APS inzicht op welke wijze een toets kan worden ingericht, dusdanig dat deze optimale informatie over de leerling oplevert. In te organiseren trainingsmiddagen zullen docenten hun toetsen analyseren aan de hand van het genoemde OBIT-model, stellen hun toetsdesign bij en verbeteren ook de vraagstellingen met behulp van een eenvoudig aandachtspuntenlijstje voor toetsopgaven, navigatie en lay-out. Zij stellen daarmee de kwaliteitseisen voor hun toetsen veilig en leggen een en ander vast in hun vakwerkplan. Uiteraard is de toets een weerslag van het voorafgaande onderwijs, dus nadat de toetsen zijn geanalyseerd en verbeterd komt de vraag aan de orde wat er dan in de klas moet gebeuren teneinde met de leerlingen een optimaal leerresultaat te behalen op deze toetsen. 2.4 Toelatings-, bevorderings- en verwijderingsbeleid Toelating Het toelatingsbeleid binnen de school is de afgelopen jaren niet aangepast. Het is de bedoeling het huidige toelatingsbeleid ook te handhaven in de komende jaren. Dit 7 ondanks het feit dat een school in de tegenwoordige tijd “afgerekend” wordt op haar resultaten, waarbij steeds minder aandacht is voor het bieden van kansen en extra vaardigheden aan leerlingen. Het zou vrij eenvoudig zijn om de resultaten op te schroeven door aan de poort strenger te selecteren. Hiervoor is expliciet niet gekozen, daar dat indruist tegen de filosofie van de school en Dalton, die zegt leerlingen maximale mogelijkheden te bieden om zich te ontplooien. Bij de toelating gaan wij uit van de deskundigheid van de betreffende basisschool. Zij kennen de leerling immers het beste. Het Maurick College neemt dan ook integraal het advies van de basisschool over. De behaalde CITO-score wordt nadrukkelijk minder in de toelating betrokken. Mede in het kader van het Passend Onderwijs en het inzicht dat de school wil hebben in de taal- en rekenvaardigheden van de nieuwe leerlingen, zal in de komende jaren de overstap van basisschool naar het Maurick College nog beter worden begeleid. Niet alleen vindt er regelmatig overleg plaats met de verschillende basisscholen gezamenlijk, maar er zal in de komende jaren gebruik gemaakt gaan worden van het Digitaal Overdrachts Dossier (DOD). Het DOD maakt het mogelijk om op eenvoudige wijze de gegevens uit het leerlingvolgsysteem van de basisschool over te dragen aan het Maurick College. De wijze van invoering en bijbehorend tijdspad zijn nu onderwerp van overleg tussen school en de toeleverende basisscholen. Tevens zal vanuit het zorgteam en de secties die verantwoordelijk zijn voor het taal- en rekenbeleid meer basisscholen bezocht gaan worden om inzicht te krijgen in de wijze waarop de specifieke basisschool het begeleidingstraject in de jaren heeft ingericht. Het doel is om het taal- en rekenonderwijs beter op elkaar af te stemmen. Bevorderingsbeleid Om een goed evenwicht te vinden tussen de kansen die wij als school willen bieden en de maatschappelijke focus op resultaten, zijn de bevorderings- en determinatienormen in onderbouw aangepast. Deze zijn verscherpt en sluiten aan op het feit dat voortaan in de brugklasperiode in de samengestelde brugklassen van vmbo-t/havo en havo/vwo op het hoogste niveau wordt lesgegeven. De bevorderingsnormen in de bovenbouw zijn eveneens aangepast en zijn direct geënt op de slaag-/zakregeling van het eindexamen. Dit alles moet er toe leiden dat de voorspellende waarde richting het al dan niet slagen voor het examen wordt vergroot. Als Maurick College willen we wel kansen aan leerlingen blijven bieden en zullen zodoende bij de bevordering en determinatie ook rekening houden met de individuele kwaliteiten en vaardigheden van leerlingen. Bij leerlingen die bijvoorbeeld de exacte vakken uitstekend op vwo-niveau zou kunnen afronden, maar met de talen niet verder komt dan havo-niveau, blijven binnen het nieuwe bevorderingsbeleid mogelijkheden op om toch de school op vwo-niveau te verlaten. Verwijderingsbeleid De leerlingen en ouders worden geacht zich te gedragen als verantwoordelijke personen die bijdragen aan een veilige en vruchtbare leeromgeving. Bij het niet gepast invullen van deze verantwoordelijkheid zou dit kunnen leiden tot verwijdering van de school. 2.5 Aansluiting vervolgonderwijs Loopbaanoriëntatie en -begeleiding In de komende jaren zal vanuit het decanaat de begeleiding van leerlingen bij hun loopbaanoriëntatie verder worden versterkt. 8 In het schooljaar 2012-2013 hebben 3 decanen deelgenomen aan de Masterclass LOB die door de VO-raad is georganiseerd. Hier zijn 3 concrete LOB-opdrachten uit voortgekomen. In het schooljaar 2013-2014 worden deze LOB opdrachten verder uitgewerkt en ingevoerd. Dit betreft in elk geval een verdere beroepsoriëntatie door middel van stages. Daarnaast worden mentoren steeds meer ingezet om eerstelijns LOBgesprekken met leerlingen te voeren en zo de leerlingen meer in beeld te krijgen. Tot slot wordt in 2014 sterker ingezet op het voorkomen van VSV door leerlingen bij dreigende VSV eerder in beeld te brengen en met een vast protocol verder te begeleiden. Verder zullen de bestaande LOB-activiteiten verder moeten worden verbeterd en geborgd door actief gebruik te maken van de kwaliteitscirkel van Deming, waarbij activiteiten worden gepland, uitgevoerd, geëvalueerd en geborgd. In de komende jaren zullen er wel meer activiteiten ontplooid gaan worden in havo 4 en vwo 5 om leerlingen bewust te maken dat het maken van een goede loopbaankeuze al eerder begint dan het examenjaar. Dit zijn vaak jaren die er tussenin hangen. Leerlingen hebben net gekozen voor hun profiel en gaan zich pas in het eindexamenjaar oriënteren op het vervolgonderwijs. Aansluiting profielen op HBO en WO Om profielen beter aan te laten sluiten op de eisen die het HBO en WO aan de kennis, kunde en vaardigheden van de leerlingen stelt, is op school een begin gemaakt met het in elkaar schuiven van de profielen aan de exacte kant, te weten Natuur en Techniek en Natuur en Gezondheid. Dit ineen schuiven vindt zowel op havo als vwo plaats. Het is de bedoeling dat het aantal keuzemogelijkheden voor vakken verder wordt verkleind. Het uitgangspunt zal zijn dat die vakken in het samengevoegde profiel worden opgenomen die het meeste bijdragen aan het succesvol zijn van de leerling in het vervolgonderwijs. Deze exercitie zal in de komende jaren ook worden toegepast op de profielen aan de maatschappijkant, te weten Economie en Maatschappij en Cultuur en Maatschappij. Dit traject zal een stuk moeilijker zijn om succesvol te doorlopen dan bij de exacte kant. Bij de maatschappijprofielen bestaat een grotere diversiteit aan vakken, wat meer afstemming zal vragen. Individuele secties leggen steeds meer contacten met de diverse HBO- en WOinstellingen. Het doel hiervan is het voor leerlingen mogelijk te maken hun profielwerkstuk op die instellingen uit te voeren. Deze wijze van werken heeft als voordeel dat leerlingen kennis maken met het HBO of het WO en zich de daar te gebruiken werk- en denkmethodes eigen kunnen maken. Momenteel voeren leerlingen profielwerkstukken uit bij Avans Hogeschool en de Technische Universiteit Eindhoven. Het is de bedoeling dit netwerk in de komende jaren verder uit te breiden. Aansluiting sectoren op mbo en havo Het vervallen van het drempelloos instromen in het mbo en daarmee de verplichting tot het hebben van een startkwalificatie en het feit dat het examenprogramma verandert, maakt dat er veel ontwikkeld wordt/gaat worden met betrekking tot de aansluiting tussen vmbo en mbo. In samenspraak met het mbo gaat bekeken worden in hoeverre de samenwerking tussen vmbo en mbo kan worden versterkt. Momenteel vindt er al onderzoek plaats naar de mogelijkheden om leerlingen in het eerste jaar van het mbo vrijstellingen te geven voor vakken die in het vmbo zijn behaald. Ook zal het werken met certificaten ontwikkeld gaan worden. Dit wil zeggen dat het mogelijk moet zijn om bepaalde vakken uit het mbo al op het vmbo te volgen en andersom. Deze werkwijze is alleen mogelijk binnen het vrije keuzedeel. 9 Tevens wordt er de komende jaren op aangestuurd dat docenten binnen ons vmbo en het Koning Willem I College (KWIC) in Den Bosch meer met elkaar gaan samenwerken en wellicht tot uitwisseling kan komen. Hiermee wordt bedoeld dat docenten van het KWIC enkele lessen verzorgen op onze sector Zorg en Welzijn en vice versa. Helaas moet geconstateerd worden dat de hierboven genoemde plannen in hun ontwikkeling worden geremd doordat de continuïteit van de personele bezetting op het KWIC gering is. Telkens moet eerst weer geïnvesteerd worden in de relatie. Wel vindt er momenteel al een uitstekende samenwerking plaats op het gebied van het sectorwerkstuk. Leerlingen van onze school mogen al jaren hun sectorwerkstuk op het KWIC maken. Dit heeft als voordeel dat onze leerlingen daarmee al een beeld krijgen van de werk- en denkmethodes binnen het mbo. Daarnaast worden de ervaringen en de concrete sectorwerkstukken door de leerlingen van de examenklas in het kader van loopbaanoriëntatie en –begeleiding gepresenteerd aan de leerlingen uit vmbo-t 3. Naast de ontwikkelingen in de relatie tussen ons vmbo en het mbo, staat de sector Zorg en Welzijn ook aan de vooravond van een nieuw examenprogramma. Om dit programma op een goede wijze te implementeren en kennis hierover op te doen, neemt onze school deel aan een projectgroep van OMO die dit examenprogramma verder gaat uitwerken. Behalve het examenprogramma is ook het keuzeprofiel binnen het vmbo aangepast. Ook daar zal de sector Zorg en Welzijn in de komende tijd op moeten anticiperen in het onderwijsproces. De plaatsing van leerlingen in het mbo wordt in de nabije toekomst moeilijker, omdat de plaatsing mede afhankelijk gaat worden van de toetsresultaten die de leerlingen op het gebied van taal en rekenen hebben behaald. Dit maakt dat ook de werkgroep taalbeleid en rekenbeleid haar aandacht ook moet gaan richten op de ondersteuning van de vmboleerlingen. Dit zal ook effecten hebben op de inrichting van het onderwijsleerproces op het vmbo. Met de scholen uit de regio is er een toelatingscode voor instromers in havo-4 afgesproken. In de brochure van de school “Informatie aanmeldingsprocedure en toelatingsregels” staat het volgende vermeld: “Voor toelating tot 4 havo is een overgangsbewijs van 3 havo naar 4 havo nodig of een diploma vmbo-t met een positief advies voor havo 4 van de toeleverende school. Ook moet de leerling een vakkenpakket hebben dat instroom in havo 4 op het Maurick College mogelijk maakt. Bovendien dient conform het advies van de VO-raad de leerling in principe een gemiddelde van 6.8 op zijn eindlijst vmbo-t te hebben.” 2.6 Leerlingen komen niet onder hun niveau uit in de examenklas Een van de doelen voor de komende vier jaar is ervoor te zorgen dat leerlingen niet onder hun niveau uitkomen in de examenklas. Dit wil zeggen dat leerlingen in het eindexamenjaar minimaal in die afdeling zitten (vmbo, havo, vwo) waar ze op basis van het basisschooladvies en de CITO-score “thuis” zouden moeten horen. Om dit te realiseren zullen in de komende jaren aanpassingen plaatsvinden rondom enkele randvoorwaarden van het onderwijsleerproces. Tevens zal de docent meer aangesproken worden op zijn vakmanschap. 10 Randvoorwaarden Het bevorderingssysteem dat binnen het Maurick College wordt gehanteerd, zal verfijnd moeten worden, waardoor een gerichtere determinatie van de leerling naar afdeling mogelijk wordt. Tevens zullen de toetsen die worden afgenomen beter aan moeten sluiten op het vereiste niveau van de betreffende afdeling. Daarnaast moet de toetsing het voor de school ook mogelijk maken een duidelijker beeld te krijgen waar de leerling staat en waar hij op uitvalt, zodat sturing/begeleiding op maat mogelijk wordt. Vakmanschap van de docent 2.7 De individuele docent moet het niveau van de leerling beter herkennen op basis van observaties en analyses. Ten behoeve van een betere beeldvorming van de docent over de individuele leerling is het noodzakelijk dat de betrokkenheid van de docent bij de leerling verder wordt vergroot. Hij moet zijn leerlingen kennen. De lesstof die de docent aanbiedt moet aansluiten op het niveau van de afdeling waar de leerling zit. Om leerlingen niet onder te laten presteren en op niveau blijvend te laten werken, is het noodzakelijk dat de docent de leerling op diens niveau blijft motiveren. Leerlingen mogen de school niet verlaten zonder diploma op hun eigen niveau Dit doel sluit aan op hetgeen beschreven staat in paragraaf 3.1. Leerlingen mogen de school niet verlaten zonder diploma op hun eigen niveau. Hiermee bedoelen we dat ervoor gezorgd moet worden dat leerlingen niet voortijdig de school verlaten dan wel overstappen naar een lager niveau. Zorgstructuur Naast de formele zorgstructuur, de structuur waarbinnen 1e en 2e lijns zorg is georganiseerd, is het met name belangrijk dat elke leerling wordt omringd door een “deken” van betrokkenheid om als school zicht te houden op de wijze waarop de leerling functioneert. Deze betrokkenheid wordt vorm gegeven door de samenwerking tussen mentor, coördinator, docent en ouder. Om deze samenwerking op een goede wijze te laten werken is het zaak dat ieder zijn rol kent binnen dit proces, zodat voorkomen wordt dat leerlingen tussen het spreekwoordelijke wal en het schip vallen of dat meerdere functionarissen op hetzelfde moment met dezelfde activiteiten bezig zijn. Flexibele organisatie De organisatie moet makkelijk in kunnen spelen op de specifieke leerling. De medewerkers van het Maurick College moeten in staat zijn maatwerkoplossingen te bedenken en toe te passen met als doel de leerling alsnog zijn diploma te laten behalen. Communicatie Wanneer voor een leerling extra begeleiding nodig is om ervoor te zorgen dat deze niet uitvalt of afstroomt, is een goede relatie tussen ouders en school noodzakelijk om gezamenlijk het probleem aan te pakken. Om de betrokkenheid van ouders bij het leerproces van hun kind te vergroten, is communicatie van essentieel belang. 11 Bij zowel bij de medewerkers als de ouders moet het duidelijk zijn dat beiden verantwoordelijk zijn voor het leerproces van de leerling. Zowel personeel als ouders moeten het belang hiervan inzien. 2.8 Leerlingen moeten gebruik kunnen maken van een breed aanbod aan talentontwikkeling Naast het feit dat binnen school leerlingen begeleid moeten worden in hun voorbereiding op het vervolgonderwijs en/of hun plaats in de maatschappij, wil het Maurick College ook elke individuele leerling de mogelijkheid bieden om zijn of haar persoonlijke talent te ontdekken en verder uit te bouwen. Dit aanbod valt buiten het voorgeschreven curriculum. Momenteel biedt het Maurick College al mogelijkheden tot talentontwikkeling aan. Met name op het gebied van cultuur is veel aanbod aanwezig. Te denken valt aan de wijze waarop leerlingen op professionele manier bezig kunnen zijn met dans. Maar ook het opvoeren van musicals en meedoen aan muziekoptredens draagt bij aan de cultuurschool die het Maurick College is. Echter talent bevindt zich natuurlijk niet alleen binnen het culturele vlak. In de komende jaren zal de school naast culturele vorming ook andere mogelijkheden aan de leerlingen bieden ten behoeve van zijn of haar talentontwikkeling. Omdat het Maurick College een Daltonschool is waarbij twee lesuren per dag de leerling een te verantwoorden keuzevrijheid heeft in het leerproces, bestaat organisatorisch makkelijk de mogelijkheid deze individuele talentontwikkeling in deze Daltonuren verder vorm te geven. De visie op talentontwikkeling ligt in de lijn van de Daltonfilosofie waarbij ontplooiing een hele belangrijke rol speelt. Nu besloten is om te komen tot een breder aanbod aan talentontwikkeling, zal in lijn hiermee ook de formatie hierop worden aangepast. Immers, iemand moet deze individuele talentontwikkeling begeleiden. Deze vorm van talentontwikkeling wordt aan leerlingen aangeboden op faciliterende basis. Het uitgangspunt hierbij is dat de school slechts de ruimte en tijd biedt. De kosten die samenhangen met de individuele talentontwikkeling zullen door de leerling/ouder zelf gedragen moeten worden. Het is namelijk vanuit de motivatie en belang van de leerling zelf dat hij/zij aan dit breed aanbod deelneemt. Daarnaast is er sowieso, gezien de bezuinigingen, geen budgettaire ruimte hiervoor binnen de school aanwezig. De school wil een podium bieden waarin leerlingen hun individuele talent kunnen laten zien. De school zal hiervoor mogelijkheden gaan creëren om het talent aan een breder publiek te presenteren. Om daadwerkelijk als school een breed aanbod weg te kunnen zetten, is het van belang voor de school te beschikken over veel contacten op de diverse terreinen. Met veel contacten is het mogelijk flexibel op deze talenten in te spelen en een breder palet aan mogelijkheden te bieden. In de komende jaren zal ten behoeve hiervan een breder netwerk worden aangelegd en onderhouden. 2.9 Onderwijs op maat Met onderwijs op maat bedoelen wij dat de organisatie dusdanig flexibel moet zijn dat deze makkelijk kan worden aangepast aan de behoefte van de leerling. Momenteel wordt dit al enigszins toegepast voor onze zorgleerlingen, maar het Maurick College wil echt 12 elke leerling een “maatpak” kunnen bieden. De bedoeling is dat daarmee elke leerling naar zijn of haar maximale kunnen wordt bediend. Ook de invoering van Passend Onderwijs en het toepassen van de Prestatiebox vragen hier om. Organisatorisch zal dit maatpak aan de leerling worden aangeboden in de Daltonuren. De instructie-uren in de week zijn dan bedoeld als confectiepak voor alle leerlingen. Bij het aanbieden van onderwijs op maat kan gedacht worden aan de havoleerling die in één vak excelleert en dat vak zou moeten kunnen volgen op vwo-niveau. Of bijvoorbeeld de leerling die slecht is in de talen, maar excelleert in de bètavakken. Ook moet het mogelijk worden dat wanneer een leerling aan topsport doet, het lesrooster hierom heen gedrapeerd wordt. De lijst is in principe onuitputtelijk daar we elke individuele leerling op maat willen bedienen. In de komende jaren zal dit maatpak verder vorm krijgen, waarbij het onderwijs op maat ook op organisatorisch, personeel en financieel gebied zal leiden tot de nodige veranderingen en zal vragen om creativiteit om tot die veranderingen te komen. Een essentieel element voor het onderwijs op maat is de werkhouding van de docent. De docenten moeten meer zicht krijgen op de individuele leerling en zijn of haar capaciteiten. Tevens zal het vak dusdanig ingericht moeten zijn dat makkelijk in lesstof gedifferentieerd kan worden. Deze differentiatie vraagt om innovatie in de leerstofontwikkeling. Er zal bij docenten zodoende meer beroep worden gedaan op hun creativiteit. 13 Hoofdstuk 3 Personeelsbeleid Om de onderwijskundige doelstellingen te behalen is het noodzakelijk om binnen het Maurick College verder invulling te geven aan inspirerend onderwijs waarbij zowel docent als leerling een actieve betrokkenheid voelt en toont bij het onderwijsleerproces. Het doel om op een inspirerende wijze les te geven, sluit naadloos aan aan hetgeen in “Koers 2016” beschreven staat over de beroepswaarden die elke medewerker moet hebben en tonen. Inspirerend onderwijs binnen het Maurick College heeft niet alleen te maken met de kennis en kunde van onze docenten, maar met name ook met de wijze waarop docenten (en in het verlengde daarvan al het personeel) in hun werk staan. Dit laatste gaat verder dan het pedagogisch element van de functie. Houding Eén van de pijlers van de Daltonfilosofie die ook binnen het Maurick College in het onderwijsleerproces, maar ook daarbuiten een belangrijke rol speelt, is het hebben van vrijheid. In het verlengde hiervan is de kern waarop de school haar handelen baseert vertrouwen. Het credo is namelijk “vertrouwen geven is vertrouwen krijgen”. Geconstateerd is dat sommige personeelsleden veel ruimte hebben genomen binnen de geboden vrijheid. In het kader van het hebben van een volwassen arbeidsverhouding zal vertrouwen nog steeds de basis blijven vormen, maar zal daar wel aangekoppeld gaan worden het verantwoordelijkheidsgevoel en –besef dat een ieder voor zijn functie/taak moet hebben. Voortaan zal binnen de gesprekkencyclus aan een ieder verantwoording worden gevraagd voor zijn of haar bijdrage aan het organisatie in het algemeen en het onderwijsleerproces in het bijzonder. Medewerkers moeten weer met meer toewijding gaan werken. Naast de volwassen arbeidsverhouding moet een ieder ook in gaan zien dat we samen meer zijn dan ieder afzonderlijk. Bezieling, creativiteit en samen verantwoordelijk zijn, is leidend in een ‘levende’ organisatie om te komen tot goed onderwijs. Van een ieder wordt een open en integere houding verwacht. Hoe geef je ruimte en vertrouwen aan elkaar en de leerling en volg je het proces van dichtbij in het team en de klas (dienend leiderschap). Goed onderwijs levert een bijdrage aan een duurzame en democratische samenleving. Een goede school is een systeem – betekenisvol netwerk -en geen samenraapsel van individuen. De cultuur binnen de school is nu voornamelijk intern gericht. Om vorm te geven aan de eerder genoemde innovatie en creativiteit is het noodzakelijk te beseffen dat hierbij ook de kennis, kunde en ervaringen van collega’s op andere scholen van wezenlijk belang is. Van medewerkers zal verwacht worden dat zij actief gaan deelnemen aan netwerken. De interne focus van de school zal omgebogen moeten worden naar een extern gerichte organisatie. Professionaliteit Naast de eisen die gesteld gaan worden aan de houding en arbeidsethos van de medewerkers, zal ook ten behoeve van de geformuleerde onderwijsdoelen een groter beroep worden gedaan op de kennis en kunde van de docent. De school wil komen tot kennisvergroting en tot meer specialisten en academisch geschoolde mensen. In het verlengde van hetgeen al jaren bij de school gemeengoed is, zullen docenten met een tweedegraads bevoegdheid verder gestimuleerd worden om hun eerstegraads te gaan halen. Ook zal de school meer personeelsleden aan gaan nemen met een academische achtergrond, zodat de excellente leerlingen vaktechnisch naar behoren bediend kunnen worden. 14 Van docenten zal geëist worden dat zij binnen hun lesstof de actualiteit een belangrijk grotere rol gaan geven. Dat de leerstof meer tegemoet moet komen aan de verschillende leerstijlen van de leerlingen. Ook moet de docent gaan beschikken over een grotere variatie aan werkvormen en uitdagende lesinhouden om de nieuwsgierigheid en betrokkenheid van leerlingen te vergroten. Meer verschillende activerende werkvormen zullen ontwikkeld moeten worden. De docent zal niet alleen aandacht moeten hebben voor het onderwijsleerproces an sich, maar zich ook meer bewust moeten zijn van de resultaten die leerlingen onder hun begeleiding weg moeten zetten. De resultaatgerichtheid gaat omhoog. In de komende jaren zullen de lesobservaties worden geïntensiveerd. Enerzijds zal de schoolleiding meer lessen van collega’s bezoeken om met deze informatie in (beoordelende zin) gesprek te gaan met de medewerker. Daarnaast wordt vanuit de Dalton-filosofie nog meer gestuurd op het leren van elkaar, waarbij collega’s elkaars lessen vaker bezoeken en vrijwillig deelnemen aan intervisiegroepen. Maar daarnaast worden collega’s vanuit de Daltonpijler Verantwoordelijkheid ook gestimuleerd geregeld zelfreflectie toe te passen, waarbij onder meer leerling-enquêtes kunnen worden gebruikt. Als gekeken wordt naar het Maurick College valt op dat de schoolorganisatie en haar medewerkers een sterke interne gerichtheid kennen. Om deze focus te keren, worden medewerkers en secties verder gestimuleerd om contact te leggen met vakgenoten van andere scholen om van elkaar te leren en ervaringen uit te wisselen. Hiermee wordt het gezichtsveld verruimd wat tot verdere innovatie en kwaliteitsverbetering moet leiden. 15 Hoofdstuk 4 Overig beleid In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de wijze waarop wij werken aan onze kwaliteitszorg. Vervolgens gaat paragraaf twee kort in op ons sponsorbeleid en tenslotte wordt in de laatste paragraaf stilgestaan bij ons beleid aangaande rapportages van vorderingen. 4.1 Kwaliteitsbeleid Als gevolg van het verscherpte toezicht van de inspectie is binnen de school het besef gegroeid dat naast het aanleren van vaardigheden en te komen tot verdere mensvorming van de leerlingen, de focus op de resultaten niet uit het oog mag worden verloren. In het examenjaar 2012-2013 zijn de eindexamenresultaten significant verbeterd. Deze verbetering is het gevolg van de focus van medewerker en sectie op de eigen kwaliteit. Een van de elementen waarop nu en de komende jaren wordt ingestoken, is het per sectie opstellen van een vakwerkplan. Hierin wordt beschreven hoe de doorlopende leerlijn gedurende de schoolcarrière vorm wordt gegeven, zodanig dat de jaren nog beter op elkaar aansluiten en de leerlingen optimaal op het examen worden voorbereid. In het vakwerkplan worden de ambities van de sectie beschreven, maar ook de leerdoelen van elke periode en de leermiddelen die de sectie wil inzetten om deze leerdoelen te behalen. Naast het opstellen van het vakwerkplan, zal in de komende jaren meer gestuurd gaan worden op het evalueren, bijstellen en borgen van vakinhoudelijke en pedagogischdidactische activiteiten opgenomen in het vakwerkplan. In dat kader zullen secties en individuele medewerkers periodiek bezig zijn met het analyseren van resultaten om daarmee vast te stellen wat verbeterd kan/moet worden en welke aspecten dusdanig goed zijn dat ze moeten worden geborgd. Op basis van die constateringen kan vervolgens onderbouwd besluiten worden genomen om activiteiten bij te stellen. Dit neemt niet weg dat natuurlijk elke docent an sich de verantwoordelijkheid heeft de resultaten van zijn leerlingen nauwlettend in de gaten te houden, zodat leerlingen tijdig kunnen worden bijgestuurd. Naast het feit dat secties en individuele medewerkers meer aandacht gaan krijgen voor kwaliteit, zal ook kwaliteitszorg op schoolniveau meer gestructureerd worden toegepast. Met gebruik van het managementinformatiesysteem Magisterplatform en de gegevens uit Vensters voor Verantwoording zal in de organisatie meer gestuurd gaan worden op facts en figures. Ook in gesprekken met individuele medewerkers en secties zal minder op de emotie en veel meer op de op feiten gebaseerde informatie gesproken gaan worden. Bij het bovenstaande moet wel de kanttekening worden geplaatst dat het niet de bedoeling is om een te zwaar instrument in te zetten of zelf een nieuw systeem te ontwikkelen dat een zware wissel trekt op menskracht of middelen. Er zal echter wel in het dagelijks handelen meer nadruk gelegd worden op het kwaliteitsaspect binnen het werk. Zoals reeds in de inleiding is aangegeven zijn de beschreven doelstellingen in dit schoolplan van algemene aard en richting gevend aan de activiteiten op het Maurick College. Per jaar zal er op basis van dit schoolplan een jaarplan worden opgesteld waarin wordt aangegeven welke doelen dat betreffende schooljaar moeten worden gerealiseerd ten einde de doelstellingen in het schoolplan te behalen. De doelen die in dit jaarplan worden beschreven en de daaruit voortvloeiende activiteiten zullen SMART geformuleerd gaan worden. 16 Vervolgens vormt dit jaarplan de basis voor de diverse functionarissen en secties om hun eigen jaarplan en daarin vermelde activiteiten SMART op te stellen. In het verlengde hiervan zal van een ieder gevraagd worden de PDCA-cyclus op de eigen activiteiten toe te passen. Hetgeen wil zeggen dat tussentijds en aan het einde van het schooljaar gemonitord wordt of de SMART-geformuleerde activiteiten ook daadwerkelijk het gewenste resultaat hebben opgeleverd. Wanneer dat zo is, dan zal erop gestuurd worden dat die activiteiten worden geborgd, zodanig dat die activiteit jaarlijks op gelijke wijze wordt uitgevoerd. Zo niet, dan worden de activiteiten bijgesteld. Samenvattend, het onderdeel kwaliteit moet een structurelere plaats krijgen binnen het functioneren van elke medewerker binnen de school. Van elke medewerker zal gevraagd worden binnen zijn eigen bijdrage aan de school na te gaan of ook daadwerkelijk is bereikt wat werd beoogd en zo niet wat de factoren zijn die dit in de weg hebben gestaan. 4.2 Zorgbeleid Per 1 augustus 2014 wordt Passend Onderwijs in de hele VO-sector ingevoerd. Het Maurick College is aangesloten bij het samenwerkingsverband De Meijerij. In dit samenwerkingsverband is een basisondersteuningsprofiel vastgesteld waaraan elke aangesloten school moet voldoen. Er is nog niet gesproken over eventuele schoolspecifieke ondersteuningsprofielen. De achterliggende reden bij deze keuze is dat de praktische uitwerking van het Passend Onderwijs op de daadwerkelijke begeleiding van leerlingen onduidelijk is. Het is een lopend proces waarvan het einde niet helder voor ogen staat. Vooralsnog is de insteek dat op voorhand, gezien de onduidelijkheid, een school geen keuze kan maken in welk gedeelte van het zorggebied men zich op zou willen richten. Afgesproken is dat elke school van het samenwerkingsverband zich vooruitlopend op de invoeringsdatum van 1 augustus 2014 een generalistische in plaats van een specialistische houding zal aannemen bij de keuze welke leerlingen te begeleiden. Dit ligt eveneens in de lijn met het gedachtegoed van de raad van bestuur van OMO. Los van het basisondersteuningsprofiel van het samenwerkingsverband is er binnen de school wel voor gekozen om in lijn met het verleden duidelijk te kijken wat leerlingen nodig hebben om zich op school optimaal te ontwikkelen, waarbij waar nodig een maatwerktraject wordt aangeboden. Of de keuze van de school voor het basisondersteuningsprofiel zal moeten worden aangepast, is afhankelijk hoe Passend Onderwijs in de praktijk zal gaan werken. Tijdens de looptijd van dit schoolplan zal de genoemde keuze worden geëvalueerd. 4.3 Sponsorbeleid Afspraken over sponsoring zijn vastgelegd in het convenant “Scholen voor primair en voortgezet onderwijs en sponsoring”. Het Maurick College verwerft niet structureel via sponsoring en advertenties aanvullende financiering. Wanneer toch incidenteel via sponsoring en advertenties extra inkomsten worden verkregen, zullen deze ten goede komen aan verbetering van de organisatie, de kwaliteit van het onderwijs, de communicatie en de leefomstandigheden van alle betrokkenen van het Maurick College. Het convenant, dat ook gedragsregels bevat die scholen als richtlijn kunnen gebruiken bij hun sponsorbeleid, ligt op de schooladministratie ter inzage. 17 4.4 Beleid aangaande rapportages van vorderingen Vanuit nieuwe inzichten is de bestaande herkansingsregeling afgeschaft en zijn met name in de bovenbouw tussentoetsen geïntroduceerd. Het hebben van tussentoetsen maakt het namelijk mogelijk dat de school, de leerling en de ouders eerder en beter op de hoogte van de vorderingen van de leerling. Nadat de tussentoetsen zijn gemaakt, worden hiervan tussenrapportages gemaakt die aan de mentoren ter beschikking worden gesteld om daarmee een beter beeld te hebben van de individuele leerling. Deze tussenrapportage maakt inzichtelijk of de mentor in contact moet treden met de ouders, waardoor pro-actief met ouders en verzorgers kan worden gecommuniceerd. In het kader van beter en sneller communiceren over en ingrijpen in de studievorderingen wordt gebruik gemaakt van spreekuren per docent. Deze spreekuren hebben de tien-minuten-gesprekken vervangen. Ook ouders kunnen vanuit eigen initiatief gebruik maken van deze spreekuren. In lijn met de Daltonfilosofie waarbij niet alleen de resultaten, maar met name ook vaardigheden zoals verantwoordelijkheid, zelfstandigheid en samenwerken centraal staan, wordt gewerkt met een vaardighedenrapportage naast het reguliere rapport. Deze vaardighedenrapportage is gedurende het hele schooljaar inzichtelijk voor de leerling en vormt mede de basis om als docent in gesprek te gaan met de leerling. Momenteel wordt de rapportage alleen nog maar gebruikt in de onderbouw. Het is de bedoeling om in de komende jaren de vaardighedenrapportage verder te verfijnen en ook in de hogere leerjaren te introduceren. Bij deze ontwikkeling moet wel de kanttekening worden geplaatst dat bij de beoordeling of een leerling bevorderd mag worden, uiteindelijk het cijferrapport doorslaggevend is. In het kader van het toenemend belang van een goede beheersing van de Nederlandse taal en het hebben van rekenvaardigheden is hiervoor een begeleidingstraject voor leerlingen ontwikkeld. Dit begeleidingstraject zal in de komende jaren verder uitgekristalliseerd gaan worden. De vorderingen op taal- en rekengebied zullen door middel van methodeonafhankelijke toetsen worden gemonitord. Aangezien het hebben van het juiste niveau van rekenen ook bij het eindexamen getoetst wordt en meetelt in de beoordeling of een leerling is geslaagd of niet, zullen de resultaten van de toetsen ook inzichtelijk worden gemaakt voor ouders en verzorgers. 4.5 Ontwikkeling leerlingenpopulatie De school richt zich in de leerlingenwerving op zijn natuurlijk voedingsgebied. Hierin wordt benadrukt dat de grootte van de school geen rol mag spelen bij de ontwikkeling van de school. Op basis van de basisgeneratie en de extrapolatie van de deelnamepercentage van de afleverende gemeentes verwacht de school de volgende grootte: 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019 18 1930 1880 1807 1783 1753 1711 1651 1597 Slotwoord In een sterk veranderende politieke kijk op onderwijs, waarbij outputgerichtheid het basisprincipe aan het worden is, zal het Maurick College erop blijven sturen dat haar eigenheid, haar eigen visie behouden blijft. Vanuit de Daltonfilosofie zullen wij leerlingen kansen blijven bieden om het maximale uit zich te halen. Niet alleen qua resultaten en diploma, maar heel belangrijk ook bij de verdere ontwikkeling als mens. Het Maurick College zal zich niet laten verleiden tot calculerend/risicomijdend gedrag. Wel zal gestreefd worden naar een goede balans binnen school tussen zakelijkheid (regels en procedures) en vertrouwen geven en vragen. Dit geheel vormt de rode draad in de wijze waarop wij onze doelen verwoord in dit schoolplan gaan bereiken.