samenvatting sociaal gedrag in de 19de eeuw

advertisement
Sociaal gedrag in de 19de eeuw
-
-
Niets speciaal aan de hand
o Groepsdruk
o Niet afwijkend
Op lange termijn: sociologische aspecten mathematiseren, lijnen en effecten zien
in de sociologische aspecten
Ontstaansgeschiedenis
o Het kritisch kijken naar het sociale ontstond in de 19de eeuw  Psychologie
o Sociologie is ontstaan uit datgene wat ze bestudeerd  cfr. Psychologie
Freud
Histerie, lingerie, het “perfecte” lichaam  het was een afspiegeling
van de maatschappij
Context
Franse revolutie
o De samenleving creëert een eigen discipline
o Politieke, economische en institutionele veranderingen
 De KU Leuven bestond niet meer tijdens de Franse Revolutie. Dit
kwam door het feit dat katholicisme iets slecht was  Tempels Der
Rede werden opgericht
 Het kiessysteem werd aangepast (vrouwen hadden ook rechten en
mochten ook stemmen)
 De tijdrekening werd omgegooid. We rekenden niet meer met
weken van 7 dagen, maar van 10 dagen. Het jaar 0 werd terug
gestart
 Code Civil (Napoleon)
 Meetsystemen, decimalen,…
-
Industrialisatie/ verstedelijking/ proletarisatie
o Massale industrialisatie, mensen waren niet meer van elkaars ambacht
afhankelijk
o Plots ontstonden er fabrieken/treinen/het werken in loondienst/… 
verbrokkeling van het individu  frustratie
o Zeer grote verandering!
o 7 fundamentele hoofdzonden
o Daens
-
Wetenschap (evolutieleer)
o Darwin was een geniaal man, hij veranderende plots het religieuze
paradigma tot een wetenschappelijk iets. Het scheppingsverhaal klopte
niet meer volgens hem, toch verwierp hij nooit de katholieke leer
o Relatie god-mens was niet meer
-
Demografische transitie
o Demografie = schrijven over bevolking,n het houdt zich bezig met
geboorte, sterfte en migratie
o Geboorte – sterfte: elke dag komen er 240 000 mensen bij
o Een forse bevolkingsgroei (hierbij spelen dus twee factoren, geboorte en
sterfte, een rol)
Uitleg tekening: In het begin is er nauwelijks een bevolkingsgroei, er was
een mooi evenwicht. Plots was er een daling in sterfte, velen denken dat
het aan de technische vooruitgang te danken is, anderen denken dat het
komt door de medische ontwikkelingen. Het geboortecijfer daalde pas later
waardoor we een forse bevolkingsgroei kenden. In de jaren ‟50 kenden we
dan weer slechts een kleine bevolkingsgroei. Tegenwoordig, is de
demografische transitie echter ongeveer 0.
o
In 2010 streven we naar een wereld met 7 miljard mensen. Er komen dus
1miljard mensen bij op 10 jaar tijd.
 Europa heeft weinig demografische transitie  er ontstaan nieuwe
geografische toestanden
 Ingrijpend!
o
Maltus
 Priester
 Hij hield een exposé over de economie als zwarte wetenschap
 Vooral
in
Vlaanderen
kenden
we
een
grote
expansie
(arbeiderswijken, mensen “dumpen”, …)
 Er komt een spanning die ertoe leidt dat er onvoldoende eten is
voor alle mensen  economische achteruitgang  honger  sterfte
 Een ingeving die blijven hangen is
 Voedselvoorziening groeit volgens ene rekenkundige rij
(1,2,3,4,5,…)
 De bevolkingsgroei groeit volgens een meetkundige rij
(1,2,4,8,16,…)
 We tonen dit aan met een voorbeeld
In de bak kunnen dus 60 visjes zitten. De bevolking groeit volgens
een rekenkundige rij, 2,4,6,8,16,32  tot hier gaat het dus nog
goed. Plots zitten we aan 64 visjes, te veel voor de bak dus. We
spreken hier van een explosie. Dit zien we dus op wereldniveau, wel
komt dit alles geleidelijk aan. Doordat het geleidelijk aan gebeurt,
valt het niet zo op, we merken het slechts moest het plots
gebeuren.
 De bevolkingsgroei wordt dus afgezwakt door een implosie va sterfte (door
honger)
-
Afbouw van Maltusiaans huwelijkspatroon
o Mensen hebben door dat er iets aan de hand is en dat we er iets aan
kunnen doen
 Geboortecijfer blijven controleren
 Mechanismen ontwikkelen om het aantal kinderen tegen te houden
 sluis  huwelijk
o Als je samenleeft waarin de norm de overtuiging heeft, dan is er een
controle op de frequentie en timing van het aantal kinderen binnen het
huwelijk.
o Men “snijdt” dus een stuk weg…huwelijk tussen 15-17 en tussen 27-29. In
die laatste periode zijn vrouwen minder vruchtbaar en krijgen ze dus
minder kinderen
o Het is een interessante paradox  rond 1850, ontstaat er een nieuw
systeem  de marge om te trouwen vergroot  men verwacht dat er meer
kinderen gaan geboren worden. het is paradoxaal omdat de geboorteratio
toch daalt.
o De een maatschappelijke verwachting zorgt voor een omgekeerde
verandering
o
De maltusiaanse angel afsnijden
Voorlopers
A. Comte
o Zijn boeken zijn ongeveer 200 jaar oud en zijn te vinden in de Centrale
bibliotheek
o Cours de philosophie positive
 Bekendste boek
 Duurde 12jaar om het te schrijven
o Hij is verliefd geworden op een prostitué, waar hij uiteindelijk ook mee
getrouwd is (dit is een beetje paradoxaal want hij verwierp zaken als
prostitutie)
o Hij was een enorm intelligent man, maar tegelijkertijd was hij ook een
beetje psychotisch
o Hij riep zichzelf uit als paus van het rationalisme
o Benaderingen van de werkelijkheid (type verklaringen)
 Theologische fase
 Fetisjisme/animisme
 Polythesme
 Monothesme (geloofsovertuiging)
 Metafysische fase (half-hypothetische fase)
 Fase van positieve wetenschap (hypothetische fase)
o De vooruitgang van de samenleving die gestuwd moest worden door een
positieve wetenschap die hij sociale fysica noemde.
o Adolf Quetelet
 Belg
 Hij kwam tot een gelijkaardige stelling als Comte, zonder dat beide
wisten dat ze met hetzelfde bezig waren
 Dit is dus ene beetje paradoxaal, er moet dus iets in de
samenleving zijn dat hiervoor zorgt
 Hierdoor zocht Comte naar ene nieuwe term voor „sociale fysica‟, hij
gaf er nu de naam „sociologie‟ aan.
 Hij was ervan overtuigd dat er een discipline bestond die in staat
was de samenleving te sturen en te verbeteren
-
H. Spencer
o Beïnvloed door het denken van Darwin
o Het idee dat een lichaam bestaat uit verschillende systemen die apart
nodig zijn maar die samen zorgen voor het leven (Darwin)
 Spencer: laat ons dit idee overbrengen op de maatschappij
 De maatschappij bestaat zelf ook uit een aantal systemen die los
van elkaar staan maar die wel allemaal nodig zijn (juridisch,
politiek, economisch,…) Spencer denkt ene mechanisme gevonden
te hebben om de maatschappij te verklaren
 Als Spencer daarin gelijk heeft, kunnen we dan geen andere
biologische hypothese (zoals variatie, survival of the fittest)
toepassen op de maatschappij?
 Als dit zou gelden, moeten we niet ingrijpen in de maatschappij
(Comte) maar past de maatschappij zichzelf aan (Spencer)
o Laissez faire, laissez passer
o Het is een uitdagende gedachte met politieke implicaties
-
K. Marx
o Heeft de grootste impact gehad op de 19de en 20ste eeuwse ontwikkelingen
o Een interpretatie van zijn hypothese zorgde voor de communistische
revolutie in Rusland en China.
o Marxistische programma
o Leven
 Hij werd gedeporteerd uit Duitsland vanwege zijn geschriften
Later verhuisde hij naar Frankrijk  In Parijs mocht hij echter niet
blijven wonen
 Hij verhuisde naar Brussel omdat hij hier wel welkom was. Brussel
was liberaal genoeg. In Brussel schreef hij zijn belangrijkste werk
(Communistisch Manifest).
 Hij verhuist naar Elsene waar hij woont met vrouw en kinderen.
Later krijgt hij geld van de familie van zijn vrouw  de
politiediensten verdenken hem ervan om dit geld te gebruiken voor
het communisme en hij wordt ook uit het land gezet.
 Hij sterft te Londen
Op zijn grafschrift is het volgende te lezen: “de filosofen hebben alleen
maar geprobeerd de wereld te begrijpen maar het komt erop aan de
wereld te veranderen”
 Dit verwijst naar de gedachte van Comte
“Een spook waart door Europa - het spook van het communisme…
Proletariërs aller landen, verenigt u!”
 Komt uit het Communistisch Manifest
 Zeer bekend
 Marx stelde vast dat er iets aan het gebeuren was in de
maatschappij  klassestrijd (cfr. Daens)  hij zegt dat we er niets
moeten aan doen, ook al is het erg  de situatie zal escaleren en
uiteindelijk ontploffen in een klassestrijd  deze klassestrijd zal
resulteren in een klasseloze maatschappij
 De geschiedenis van alle tot nu toe bestaande samenlevingen is de
geschiedenis van de klassestrijd

o
o
Spoorvolgers
E. Durkheim
o Heeft een sterke invloed ondergaan van Comte
o Sociologie is de studie van “sociale feiten” (= instituties)
 Deze bestaan buiten en onafhankelijk van individuen (ze zijn dus
objectief)
 Ze zijn normatief, dus dwingend en gebiedend
 Ze kunnen alleen door andere sociale feiten verklaard worden
 Niemand heeft het uitgevonden maar iedereen heeft ermee te
maken
Daag de samenleving uit! Als je je ouders heel formeel
aanspreekt en dit gedurende enkele dagen volhoudt, zal er
binnen de kortste keren iets gebeuren. Iedereen vind je
gedrag vreemd. Het controlerende, gebiedende van de
samenleving komt naar boven. Niemand heeft dit
uitgevonden, het is gegroeid en iedereen heeft ermee te
maken.
o
o
o
Sociaal feit = de sociologische verwoording van sociaal-psychologische
groepsdruk
Om alle sociale dingen te verklaren in zijn geheel, waarom bestuderen we
dan niet alle individuen?
 Zoals fysica te verklaren is, zou je dat bij sociologie ook moeten
kunnen doen
Voorbeelden
 Politieke voorkeur  sterk afhankelijk van leeftijd
 Verschillend culturele klimaat
 Het huwelijk
Als plots een meisje zwanger is, kan de jongen een aantal
dingen voorstellen:
o Abortus
o Polygamie
o Het kind wordt opgevoed door iemand anders
Alle vormen bestaan, ze lijken alleen niet vanzelfsprekend
voor ons. We hebben niet altijd keuzes omdat de
maatschappij niet altijd alles aanvaard.
o
o
o
 Justitie
 Godsdienstige genootschappen
Socialisatie: intergenerationele druk (krantenbericht)
Vooral de nadruk op “factoren” om menselijk gedrag te verklaren
Vertaalt zich op individueel niveau in “verwachtingen” die gekoppeld zijn
aan een “positie”
 Positieset A
 Positieset B
Als we twee personen die we niet kennen, beschrijven, zullen we
zelf allerlei plausibele verklaringen kunnen maken. Je kan jezelf
een beeld vormen van de persoon (dit is zeer belangrijk voor de
sociologie!)
man
45 jaar
3 kinderen
Raadslid bij CD&V
Werkt bij het Davidsfonds
Gehuwd
Leerkracht ASO (unief)
vrouw
30 jaar
5 kinderen
lid feministische beweging
poetsvrouw
gescheiden
lid van SP.A
 Wie leest elke dag een krant/tijdschrift ?
 Wie heeft financiële problemen? …?
 Er zijn uitzonderingen maar op vlak van deze beschrijving kunnen we
een redelijk zeker antwoord geven (het zijn sociale feiten, dingen die
onafhankelijk van individuen bestaan maar die een ontzettend grote
impact hebben)
 Enkel algemene kenmerken, geen psychologische variabelen
-
M. Weber
o Toont aan hoe moeilijk het is in de sociologie
o Het klopt wat Durkheim zegt, maar je moet een beetje verder gaan. (vb:
positieset)
 Durkheim: het externe, dwingende karakter
 Weber: wat is er gebeurt in de relatie? Heeft het gedrag een
bepaalde betekenis? Wat betekent dit? Problemen?
 Extra dimensie
 Leunt meer aan bij psychologie
 Wat zijn de bedoelingen van mensen?
o Sociaal handelen
 Steeds subjectieve bedoelingen
 Vb. het ontstaan van kapitalisme
o
o
o
o
Types
 Doelrationeel handelen  handelen in functie van een
vooropgesteld doel (aankopen)
 Waarderelationeel handelen  handelen om de handeling zelf
(lezen, koken)
 Affectief handelen  handelen gestuurd door emotionele aspecten
(liefde, vriendschap)
 Traditioneel handelen  handelen “omdat men dat altijd al zo deed”
Verstehende Methode
Heeft zich later doorgezet in symbolisch interactionisme
 Mensen evalueren elkaar constant en interpreteren elkaars doen en
laten
 Van daaruit kan men gedrag “begrijpen”
 Mensen “construeren” sociaal gedrag
 Belang van taal & symbolen
 Wat is “betekenis” ?
 Role taking  om iets te begrijpen, verplaatsen we ons vaak in de
plaats van de andere
Vooral nadruk op interne “actoren” om menselijk gedrag te “verklaren”
Download