Opgaven Electromagnetisch Spectrum VWO 5 Bij paragraaf 3.1 Opgave 1 a) b) c) d) e) Door welke twee verschijnselen bij licht kunnen we licht beschouwen als een golf? Wat verstaan we onder een golffront? Wat zijn vlakke golven? Wanneer is de buiging bij een spleet volledig? Uit welke golflengtes bestaat wit licht? Opgave 2 a) Welke grootheid bepaalt de kleur van het licht? b) Monochromatisch rood licht = 750 nm) gaat van lucht naar water. 1. Bereken de golflengte in water. 2. Bereken de frequentie van dit licht in lucht en water. Opgave 3 Maak opgave 3 uit het boek Opgave 4 Wanneer licht op een voorwerp valt waarvan de afmetingen kleiner zijn dan de golflengte van het gebruikte licht, buigt het licht om het voorwerp heen. a) Kunnen we dit voorwerp dan wel nog waarnemen met een lichtmicroscoop? b) Met welk licht kunnen we kleinere voorwerpen waarnemen, met rood of blauw licht? Opgave 5 Maak opgave 6 uit het boek Bij paragraaf 3.2 Opgave 6 Een tralie bevat 200 spleten per (mm). Men laat op dit tralie een bundel monochromatisch licht vallen met een golflengte van 500 (nm). a) Bereken hoeveel ordelijnen men kan verwachten. b) Bereken de deviatiehoek voor de 2e ordelijn. c) Het scherm staat 1,00 (m) achter het tralie (zonder lens). Bereken de afstand tussen de 0e orde en 2e ordelijn. Opgave 7 Maak opgave 8 uit het boek Opgave 8 Maak opgave 10 uit het boek Opgave 9 Maak opgave 11 uit het boek Opgave 10 Een tralie heeft 400 spleten per (mm). Men laat wit licht op dit tralie vallen. Tussen punten P en Q ontstaat het eerste orde spectrum. De brandpuntsafstand van de gebruikte lens is OM = 50 (cm). O is het optisch midden van de lens. a) Wat krijgt men in M te zien? Waarom? b) Teken 4 lichtstralen die vanuit de spleten naar punt P gaan. c) Welke kleur zien we in Q? Waarom? d) Bereken de breedte van het spectrum PQ. e) Toon aan dat de het tweede-orde-spectrum en het derde-orde-spectrum elkaar overlappen. f) Bereken hoeveel ordelijnen rood = 750 (nm)) men in principe op het scherm kan krijgen? Bij paragraaf 3.3 Opgave 11 Maak opgave 13 uit het boek. Opgave 12 Maak opgave 14 uit het boek. Opgave 13 Maak opgave 15 uit het boek. Opgave 14 Maak opgave 16 uit het boek. Bij paragraaf 3.4 Opgave 15 a) Van welke factoren hangt het doordringend vermogen van straling af? b) Noem 3 toepassingen van röntgenstraling en van gammastraling. c) Leg uit waarom je de golflengte van röntgenstraling en gammastraling niet met een tralie kunt bepalen. Opgave 16 Maak opgave 17 uit het boek. Opgave 17 Maak opgave 19 uit het boek. Bij paragraaf 3.5 Opgave 18 a) b) c) d) Wat verstaan we onder een emissie-spectrum? Wat is een continu spectrum en wanneer treedt dit op? Wat is een lijnenspectrum en wanneer treedt dit op? Wat verstaan we onder fluorescentie? Opgave 19 Maak opgave 21 uit het boek. Opgave 20 Maak opgave 22 uit het boek. Bij paragraaf 3.6 Opgave 21 Je voert de volgende proef uit: Een natriumlamp schijnt door een gasvlam. Op een witte muur erachter ontstaat geen schaduw van de vlam. Vervolgens strooi je een beetje keukenzout (NaCl - natriumchloride) in de vlam. Er zijn dan twee verschijnselen waar te nemen: I de vlam krijgt een oranje-gele kleur. II er komt een schaduw van de vlam op de muur. Geef een verklaring voor beide waarnemingen. Opgave 22 a) Wat zijn fraunhoferlijnen? b) Leg uit hoe deze fraunhoferlijnen ontstaan. Opgave 23 a) Bereken de energie van een foton met een golflengte van 600 (nm). b) Een foton heeft een energie van 5,0 (eV). 1. Bereken de golflengte van dit foton. 2. Welke ‘kleur’ heeft dit licht? c) Bereken in (eV) welke energieën fotonen van het zichtbare licht kunnen hebben. Opgave 24 Een lamp van 40 (W) heeft een rendement van 40%. De lamp zendt monochromatisch licht uit van 589 (nm). Bereken hoeveel fotonen er per (s) uit de lamp komen. Opgave 25 Maak opgave 24 uit het boek. Opgave 26 Maak opgave 25 uit het boek. Bij paragraaf 3.7 Opgave 27 Maak opgave 27 uit het boek Opgave 28 Maak opgave 28 uit het boek Opgave 29 Maak opgave 29 uit het boek Opgave 30 Maak opgave 30 uit het boek.