Actieplan Bodem en Water - Waterschap Zuiderzeeland

advertisement
Actieplan Bodem en Water
Programma team i.o.
Jasper van der Horst (LTO Flevoland)
Reina Groen (Provincie Flevoland)
Rob Strijker (Provincie Flevoland)
Rob Nieuwenhuis (Waterschap Zuiderzeeland)
Judy Janson (Waterschap Zuiderzeeland)
Miriam Collombon (Waterschap Zuiderzeeland)
Connie Dekker (Waterschap Zuiderzeeland)
Ondersteuning:
Yvonne Gooijer (CLM Onderzoek en Advies)
Wim Dijkman (CLM Onderzoek en Advies)
Actieplan is de Flevolandse uitwerking van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer
Abstract:
Dit Actieplan wil ondernemers in Flevoland stimuleren om de duurzame landbouw te borgen
door te werken aan verbetering van de bodem en waterkwaliteit. Het is ontwikkeld door LTO
Flevoland, Provincie Flevoland en Waterschap Zuiderzeeland. Door deze samenwerking willen
partijen gezamenlijk de urgentie onderstrepen. Het plan heeft een programmatisch karakter,
inspireert initiatieven vanuit het veld voor uitrol van bewezen en initiëren van nieuwe
maatregelen. Het programma wordt geleid door een Stuurgroep en uitgevoerd door het
Programmateam.
Cover Photo:
ISBN:
Oplage:
<Naam>
<ISBN>
<Oplage>
© januari 2014
Samenvatting
Visie: bodem en water in transitie
De landbouw in de provincie Flevoland is zeer succesvol nationaal en internationaal. Deze
positie kan zij handhaven en versterken door een duurzaam gebruik van het
bodemwatersysteem. Daar staat het Actieplan Bodem en Water voor, een initiatief van LTO
Flevoland, Waterschap Zuiderzeeland en de provincie Flevoland. Zij geven hiermee een
provinciale invulling aan het landelijke DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer). Dit Actieplan
markeert een transitie in het denken over bodem en water. De waterkwaliteit en
waterbeschikbaarheid worden in de eerste plaats bereikt door een goed bodembeheer. En
een duurzaam en bewust bodembeheer staat garant voor de succesvolle landbouw. Niet alles
kan overal als het om landbouw gaat, ook niet in Flevoland. De ondernemers zijn en worden
zich bewust van de randvoorwaarden die de – lokaal dalende - bodem en de
klimaatsveranderingen met zich meebrengen voor de keus van het landgebruik.
Initiatief vanuit ondernemers
Het Actieplan Bodem en Water daagt het initiatief van de ondernemers uit. Het programma
stimuleert ondernemers om maatregelen te ontwikkelen en toe te passen die leiden tot een
duurzaam gebruik van het bodem-water systeem. Zo leiden investeringen in de bodem tot
een robuust waterbeheer dat snelle veranderingen in waterbeschikbaarheid kan
accommoderen, aan de verbetering van de waterkwaliteit en dus aan toekomstbestendige
landbouwbedrijven. Veel bodem en watermaatregelen hebben hun effectiviteit bewezen en
het actieplan gaat stimuleren dat deze breder worden toegepast binnen de sector.
Acties met resultaat
Het Actieplan stuurt op initiatieven vanuit de sector en wil deze faciliteren. Waar mogelijk
maakt zij gebruik van bestaande netwerken en organisaties, zoals Gebiedscollectieven,
studiegroepen van Veldleeuwerik, Praktijknetwerken, e.d. In 2014 worden door het actieplan
minimaal drie nieuwe initiatieven geïnitieerd om bodemwater maatregelen onder de
aandacht van telers te brengen. De prioriteit wordt in ieder geval gelegd bij schone erven,
verbetering van bodemkwaliteit (organisch stof gehalte van de bodem) en bij de
aanpassingen aan de bodemdaling in de Noordoostpolder. Daarnaast wordt het project
Akkerranden Flevoland gecontinueerd tot 2016. Dan treedt het nieuwe agrarische
natuurbeheer in werking en krijgt het wellicht daarbinnen een plek.
Verbinden
Het Actieplan heeft een programmatische aanpak. Vanuit een gemeenschappelijke visie en
doelen van de drie partijen worden activiteiten in de praktijk geëntameerd. Het programma
verbindt: partijen aan doelen, doelen aan maatregelen, initiatieven aan middelen, etc. Het
actieplan wordt uitgevoerd door een Programmateam met medewerkers van de
deelnemende organisaties. Het is een Regie-voerend programma, geleid door een
Stuurgroep. Aan de Stuurgroep nemen bestuurders deel van de initiatief nemende
organisaties. De Stuurgroep heeft een eigen en gemeenschappelijke missie en treedt
daarmee naar buiten. Stuurgroep en Programmateam worden geleid door een onafhankelijke
voorzitter, respectievelijk programmamanager.
1 Visie
Waar komen wij vandaan..…
De Flevolandse polders zijn vooral gemaakt voor de landbouw. Een prachtige inrichting en
een vruchtbare bodem staan garant voor een top-landbouw. Dat is niet overal meer het
geval. De bodem raakt op sommige plaatsen uitgeput, het gehalte organische stof is
plaatselijk lager dan 1%! De bodem kan hierdoor minder water, voedingsstoffen en
gewasbeschermingsmiddelen vasthouden in het profiel. De waterkwaliteit moet verbeterd. Er
zijn te veel normoverschrijdingen. Er zijn plaatsen waar de bodem (ongelijk en) snel daalt.
Dit is en/of wordt een probleem voor het functioneren en beheer van het watersysteem. En
processen als bodemdaling, toenemende schaarste aan grondstoffen en klimaatverandering
gaan door. Flevoland heeft een uitstekende concurrentiepositie, mits de goede basis wordt
behouden: duurzaam bodemwater systeem.
Waar gaan we naar toe…..
Het agrarisch vakmanschap in de provincie Flevoland weet met de vruchtbare bodem en
voldoende en goed water hoge opbrengsten met een goede kwaliteit te behalen. Nationaal
en internationaal worden de producten uit de provincie geroemd. Een gezonde en duurzame
landbouw is belangrijk voor het woon, werk en vestigingsklimaat van heel Flevoland.
Resultaten van de landbouw uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Water
is het bloed dat door het landschap stroomt en onderhoudt de landbouw, de natuur en de
mens (drinkwater, zwemwater). Dat kan allemaal naast elkaar bestaan, mits het water van
goede kwaliteit wordt, is en blijft. Daarvoor is onder meer een goede bodemkwaliteit
belangrijk. Die borgt de hoge opbrengsten. En die zorgt dat voldoende water beschikbaar is
voor de gewassen. Die bodemkwaliteit krijgt meer aandacht van de landbouw en haar
partners om te zorgen dat de goede resultaten uit het verleden ook in de toekomst worden
behaald en nog meer. Bodemdaling en klimaatverandering stellen hoge eisen aan het
watersysteem en aan het ondernemerschap. Een robuust en duurzaam watersysteem vraagt
van ondernemers om met de keuze van het grondgebruik te anticiperen op wat het
watersysteem kan bieden.
Hoe gaan we op weg….
Het initiatief voor het Actieplan is genomen door de landbouw. Waterschap en Provincie zijn
aangehaakt. Een duurzame landbouw wordt van allerlei kanten gestimuleerd: vanuit de
keten, vanuit overheden. Het versterkt uiteindelijk het rendement van bedrijven en beperkt
de maatschappelijke kosten voor het watersysteem. Het Actieplan ondersteunt het initiatief
vanuit de landbouw om het perspectief te realiseren.
1.1 Waarom programmatisch samenwerken?
Sturen op een goede bodemkwaliteit, een robuust watersysteem, voldoende water en een
goede waterkwaliteit nemen we gemeenschappelijk ter hand in ons Actieplan Bodem en
Water. Dit programma ontwikkelen wij omdat:

Wij staan voor onze gemeenschappelijke visie en doelen en deze willen we bereiken
door samen te werken en samen naar buiten te treden naar boer en burger.

Wij onze motieven, kennis, middelen en instrumenten willen delen en daardoor deze
efficiënt en effectief in kunnen zetten.

Wij een urgentie ervaren om nu aan de slag te gaan en nu om te buigen om te zorgen
dat volgende generaties een beter bedrijf kunnen overnemen.
Dit doen we door:
3





Samen voor een integrale aanpak van bodem en water te kiezen. De bodem is het
particuliere, en water het publieke domein. Bodem en water zijn onlosmakelijk met
elkaar verbonden. Zo leidt de particuliere investering van de agrariër in zijn bodem tot
een betere collectieve waterkwaliteit en waterbeheer. Deze wisselwerking willen we
maximaal benutten.
Ondernemers te motiveren om vandaag maatregelen te nemen op hun bedrijf of op een
groep bedrijven (collectief) die effectief zijn voor én het bedrijfsresultaat én voor de
samenleving.
Initiatieven van (groepen van) ondernemers te ondersteunen die aan de slag willen met
een betere bodem, waterkwaliteit en –kwantiteit.
Te zoeken naar een balans tussen korte en lange termijn doelen en resultaten. We
inspireren de ondernemers om de korte termijn investeringen in een lange termijn
perspectief te plaatsen.
Door ondernemers te faciliteren waar de markt (consument) hen uitdaagt om duurzaam
te produceren. Wij willen dat de Flevolandse boeren daarin voorop lopen.
4
2 Doelstellingen voor het programma
Het programma kent een set van samenhangende operationele doelstellingen die in dienst
staan van een hoofddoelstelling:
Hoofddoelstelling:
Samenwerken aan een robuust bodem- en watersysteem in Flevoland,
waarin landbouw duurzaam mogelijk is.
Operationele doelen:
1. Verbeteren van de bodemkwaliteit
2. Vertragen van bodemdaling
3. Robuuster watersysteem en zoet water gegarandeerd
4. Verbeteren van de waterkwaliteit
5. Synergie aanbrengen in doelstellingen van partijen
2.1 Operationele doelen
Verbeteren van de bodemkwaliteit
Bodem en water zijn voor de landbouw twee basisfactoren voor productie. De landbouw
streeft naar een vruchtbare bodem met voldoende organische stof en een goede structuur.
Daardoor wordt enerzijds water beter vastgehouden en geleidelijk afgevoerd. Anderzijds
zorgt deze gezonde bodem voor een weerbaarder gewas en dus minder gebruik van
middelen. Bovendien worden gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten langer
vastgehouden en beter benut.
Vertragen van bodemdaling
In enkele gebieden rond Almere en Lelystad kan de bodem in 2050 tot 70 cm gedaald zijn.
In de Noordoostpolder oxideert de veenlaag in de ondergrond (ongelijk) en daardoor
ontstaan er op korte afstand hoogteverschillen in het landschap, waardoor het waterbeheer
complexer wordt. De bodemdaling wordt – waar mogelijk - vertraagd en de landbouw past
zich aan, aan de gevolgen van bodemdaling (adaptatie).
Robuust watersysteem
De voortgaande – ongelijke – bodemdaling leidt tot een complexer en kwetsbaarder
watersysteem. Het watersysteem kan niet overal op alles worden aangepast, te meer omdat
door de klimaatverandering grotere schommelingen ontstaan in wateraanvoer. Het belang
van de individuele ondernemer moet worden afgewogen tegen dat van de polder als geheel.
De ondernemer speelt met het grondgebruik in op de groeiende ongelijkheid in hoogte van
het maaiveld.
Voldoende zoet water
Op enkele plaatsen kwelt er brak (fossiel zee)water op in de polders. Dat proces kan worden
versterkt door te verwachten klimaatveranderingen. Dat vraagt om adaptieve maatregelen.
Vooralsnog wordt er veel zoet water ingelaten om door te spoelen. De gevolgen van zoute
kwel zijn daardoor (nog) niet overal merkbaar voor de landbouw. Het streven is om meer
zoet water te conserveren in bodem en landschap en daarmee het oprukkende zoute water
terug te dringen.
5
Verbeteren van de waterkwaliteit
Binnen dit Actieplan zetten wij ons in om de KRW doelen te behalen. Dat vraagt (lokaal) om
terugdringen van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten naar het
oppervlaktewater door ze efficiënter te benutten (zie ook bodem). Voor het oppervlaktewater
heeft de provincie doelen vastgesteld voor de Kader Richtlijn Water (KRW). Voor grondwater
kunnen deze worden afgeleid van die voor het oppervlaktewater en – waar van toepassing –
voor het drinkwater.
Synergie in doelstellingen
De vier inhoudelijke doelen grijpen op elkaar in. Binnen dit programma werken partijen
daarom samen aan het bereiken van hun doelen, met het bodem- en watersysteem als
verbindende factor. Zij willen weg uit de wij-zij verhouding en gaan er samen voor. Partijen
zoeken in de samenwerking synergie met doelen en maatregelen. Zij motiveren elkaar om
dit te blijven doen. Kennisuitwisseling en communicatie zijn belangrijk. Uitleggen wat je doet
en vooral waarom je het doet.
2.2 Transities
Het Actieplan markeert een belangrijk moment in de Flevolandse landbouw en de
samenwerking tussen de sector en de overheden.
Sturingsfilosofie: de energieke samenleving
Sturen op bodem en water doen we door aan te sluiten bij de ambities en de mogelijkheden
van de ondernemer. Daar leggen wij het initiatief. De overheden willen niet uitsluitend
werken vanuit wet- en regelgeving maar de ondernemers ondersteunen om anders en beter
te werken aan een gezonde bodem en meer en beter water. Dat past bij Hajers’ idee van de
energieke samenleving1, die uitgaat van een groeiende participatie van de samenleving in
het bereiken van doelen van gemeenschappelijk belang. Een onderdeel daarvan is een
groeiende belangstelling vanuit de consument en – daardoor – de keten in het sturen op
duurzaamheid van het productieproces. Vanuit deze benadering ontstaan er enkele
specifiekere transities:
Bedrijfsrendement: basis leggen voor de toekomst
Voor de landbouw werkt het actieplan als agrariërs nut en noodzaak ervaren vanuit hun
eigen bedrijfsvoering en rendement. De grondkosten in Flevoland worden onevenredig hoog
door de grote concurrentie om grond. Deze kosten worden opgebracht door veel
hoogrenderende gewassen te telen, zoals de rooivruchten (intensief bouwplan). Het gevolg is
dat de bodemkwaliteit achteruit gaat omdat het organisch stof gehalte geleidelijk afneemt.
Naarmate een ondernemer minder zekerheid heeft over beschikbaarheid van grond, is de
motivatie geringer om de bodemkwaliteit op peil te houden of te verbeteren.
Een belangrijke uitdaging voor de sector is om deze negatieve spiraal te doorbreken en de
gevraagde maatschappelijke prestaties te leveren. Uiteindelijk kan de ondernemer alleen op
die manier een duurzaam bedrijf voor de toekomst achterlaten. En dat is wat de sector wil en
de gehele Flevolandse samenleving.
Omdenken in bodem en water
1
Hajer, M. (2011), De energieke samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie, Den
Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.
6
Beweging in de bodem wordt gevolgd én gestuurd door het waterbeheer. Wij zoeken naar
een nieuwe balans tussen keuze van landgebruik en de inrichting van het watersysteem om
daarmee de bodemdaling te kunnen vertragen en meer zekerheid te bieden op goede
productieomstandigheden voor de langere termijn. Dat kan een verandering van landgebruik
betekenen.
Samenwerken door motiveren en kennis delen
De urgentie voor bodem en water wordt op verschillende schaalniveaus anders ervaren.
Provincie, waterschap en ondernemers kijken ieder op hun eigen manier naar de toekomst
van Flevoland. Hoe kan Flevoland in 2050 op een duurzame manier gebruikt, beheerd en
ingericht worden? Individuele boeren moeten het te behalen rendement van vandaag
afwegen tegen een dergelijk lange termijn perspectief. Om die redenen ervaren zij
bodemdaling niet als een probleem maar de waterafvoer. Een waterkwaliteit die niet direct
herleidbaar is naar het eigen handelen, ervaren ondernemers niet als een probleem van en
voor hun bedrijf.
Een belangrijke opgave van het actieplan is om korte en lange termijn aan elkaar te
koppelen. Maatregelen die vandaag renderen en tevens een investering voor de toekomst
zijn. Daarvoor is het nodig om kennis te delen, ook de onzekerheden daarin, respect voor
elkaars positie te hebben en het bieden van handelingsperspectieven aan ondernemers.
7
3 Activiteiten
De algemene doelstelling is een duurzame landbouw mogelijk maken en de operationele
doelen van het Actieplan staan in dienst van deze algemene doelstelling. Daarmee zijn de
operationele doelstellingen voorwaardenscheppend, c.q. een middel voor de algemene
doelstelling. LTO, overheden en anderen kunnen niet het duurzame ondernemerschap op
zich nemen, wel de condities ervoor creëren. Dat is wat dit actieplan doet voor bodem en
water. Ook de operationele doelstellingen kunnen een dergelijke voorwaardenscheppende
relatie ten opzichte van elkaar hebben. Zo is een goede bodemkwaliteit
voorwaardenscheppend voor een betere waterkwaliteit.
In dit Actieplan worden initiatieven, innovaties en activiteiten gestimuleerd door en voor
ondernemers die de operationele doelen dienen. Soms gaat het om introductie van
maatregelen die zich nog niet hebben bewezen. Vaker gaat het om maatregelen die effectief
blijken en die nu onder de aandacht van een bredere groep ondernemers wordt gebracht. Zie
ook figuur 3.1.
Maatregelen kunnen meerdere doelen tegelijk dienen. Het actieplan werkt aan
Figuur 3.1. De Innovatieladder beschreven door Everett Rogers in zijn boek The Diffusion
kennisontwikkeling, kennisuitwisseling en communicatie. Projectinitiatieven groeperen zich
of Innovation (1962).
rond drie type maatregelen. De eerste twee zijn te plaatsen in de Innovatieladder.

Breder toepasbare maatregelen: van kopgroep naar peloton. Er is voldoende
kennis beschikbaar. De volgende stap is om zo veel mogelijk ondernemers te motiveren
om ermee aan de slag te gaan. Het Actieplan zet in op kennisuitwisseling en
communicatie in de vorm van bijvoorbeeld campagne-achtige activiteiten. Een voorbeeld
is Niet Kerende Grondbewerking (NKG). Ook al is de kennis aanwezig, het wil nog niet
zeggen dat het uitrollen kan beginnen. De redenen daarvoor kunnen zijn dat:
o Kosten moeten op korte termijn worden gedragen en de baten dienen zich op
langere termijn aan. Het verhogen van het organisch stof gehalte van de bodem is
daarvan een goed voorbeeld. Hoe dat te realiseren op een grondmarkt die steeds
dynamischer is?
o Er worden belemmeringen ervaren in wet- en regelgeving. Hoe deze weg te nemen?
o De baten komen voor een beperkt deel ten goede aan het eigen bedrijf en in meer
of mindere mate voor andere bedrijven of voor de samenleving:
ecosysteemdiensten. De akkerranden zijn daarvan een bekend voorbeeld. Zij dienen
vier doelen (plaagonderdrukking, waterkwaliteit, natuur en beleving), waarvan er
twee doelen binnen het actieplan vallen.

Maatregelen met potentie en onzekerheden: vormen van kopgroep. Dit zijn
maatregelen waarvan de effectiviteit onzeker is. Kennisontwikkeling is eerst nodig. Door
experimenten en pilots ontstaat er een kopgroep die er mee aan de slag gaat en die in
8

een later stadium andere ondernemers inspireert. Zij zitten nog aan het begin van de
Innovatie ladder. Klimaat-Adaptieve Drainage (KAD) is een voorbeeld hiervan.
Beleidsontwikkeling: de cyclus rond. In het actieplan besteden wij aandacht aan
beleid: bijvoorbeeld als bij de uitvoering van maatregelen wet- en regelgeving in de weg
zit. Ook aan de voorkant van de beleidscyclus kunnen onderwerpen op de agenda
komen van de Stuurgroep, bijvoorbeeld de (ongelijke) bodemdaling, zie ook Noordwest
Schokland. Door deze onderwerpen aan de orde te stellen, kunnen in een vroeg stadium
beleid en praktijk met elkaar worden verbonden.
3.1 Lopende projecten en doelen
In en buiten Flevoland lopen reeds verschillende projecten waarin wordt gewerkt aan de
doelen van dit actieplan. De belangrijkste projecten staan weergegeven in tabel 3.1. Bij de
selectie van deze projecten spelen de volgende criteria een rol:

Sluit aan op het handelingsperspectief van ondernemers;

Draagt substantieel bij aan een of meerdere doelen van het actieplan

Geeft invulling aan de in dit actieplan genoemde transities

Is een reeds lopend proces (o.a. Veldleeuwerik)
 Verbetert het imago van de landbouwsector
In deze tabel valt op dat:
 Er meer activiteiten plaatsvinden op de thema’s bodemkwaliteit en waterkwaliteit dan
op de thema’s bodemdaling en waterbeheer. Deze laatste thema’s zijn relatief nieuw
en het is de vraag of er meer activiteiten verwacht mogen worden nu de
beleidsontwikkeling voor deze onderwerpen net op gang komt.

Veel projecten en activiteiten bevinden zich op het niveau van de Innovators en de
Early Adapters. De kennis is ontwikkeld, maar het breed toepassen moet nog
plaatsvinden.
3.2 Nieuwe maatregelen en aanpak
Gelet op de bevindingen van bestaande projecten – kennis is ontwikkeld en moet breed
toegepast gaan worden – is de eerste conclusie dat er een ander type projectaanpak moet
komen: bewezen maatregelen uitrollen, van koploper naar peloton. De aanpak van
maatregelen om uit te rollen valt uiteen in drie deelgroepen:
1. Maatregelen die een beperkte investering vragen en/of die zichzelf op korte termijn
terugverdienen.
2. Maatregelen die op lange termijn zichzelf terugverdienen.
3. Maatregelen die gedeeltelijk zichzelf terugverdienen en die ook voordelen hebben
voor anderen.
Een andere projectaanpak betekent campagne-achtige benaderingen. Dat moet voor de
eerste groep in theorie voldoende zijn. Een voorbeeld van een dergelijke aanpak is de
schoon-water benadering2. Ook voor de derde groep moet snel te implementeren zijn, mits
er partners meebetalen, zoals bijvoorbeeld bij de akkerranden.
Vanuit de markt, de consument, wordt waarde gehecht aan de kwaliteit van het product en
meer en meer ook van het productieproces. Door dat laatste kunnen nu nog onrendabele
maatregelen op een gegeven moment rendabel worden omdat het bijvoorbeeld
leveringsvoorwaarden worden. Daarom zijn ketenpartners belangrijk om samen te zoeken
naar de meest effectieve strategieën om bodem-water maatregelen in het productieproces te
verankeren.
2
http://www.schoon-water.nl
9
Tabel 3.1. Lopende projecten Bodem en Water in de provincie Flevoland
10
In tabel 3.2 is een lijst met potentiële maatregelen opgenomen die van belang zijn voor het
verbeteren van het bodem-water systeem voor Flevoland. De criteria voor opname in deze
lijst zijn:

is praktisch uitvoerbaar voor de landbouw

dient één of meerdere programmadoelen

is voldoende effectief (effect * mate van toepassing) voor Flevoland als geheel

kan breed worden toegepast, hetzij direct, hetzij na het wegnemen van barrières
M a a t r e ge l
Ve r b e t e r e n
bode m k w a lit e it
V e r t r a ge n
bode m da lin g
x
Teelt zouttolerante gewassen
x
Drooglegging verminderen
x
x
x
x
Plaatsen en beheer van stuwtjes
x
x
Teelt volgt peil
x
x
x
Driftreducerende spuittechnieken
Ruimere rotatie: meer granen en
grassen
Perceelsafspoeling voorkomen
Gebruik slootmaaisel als org. Stof
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Sluiten kringlopen
x
Absorberende onderlaag voederopslag
Tegengaan erfafspoeling gbm
Precisielandbouw (verminderen middelen mestgebruik)
Verbreden teeltvrije zone
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Helofytenfilters
x
Akkerranden
x
x
x
x
x
x
Niet-kerende grondbewerking
x
Regionaal bouwplan
x
x
Vaste rijpaden
x
x
x
x
Mestkwaliteit verbeteren
x
x
x
X
Aanvoer dikke fractie mest
x
x
x
x
Compost aanvoermogelijkheden
verbeteren
Puridrain
Kost e n
voor de
boe r , ba t e n
voor
m a a t scha p
pij
x, mits
noodzaak er is
x
x
N ie t dir e ct uit r olba a r door :
Kost e n
k or t e
Ke nn is- t e r m ij n ,
la cun e ba t e n
la n ge
t e r m ij n
Robuust
Ve r b e t e r e n
w a t e r syst e e m w a t e r k w a lit e it
Opvangen en bergen van neerslagpieken
Peilgestuurde drainage
D ir e ct
u it r olba a r
D ie n t pr ogr a m m a doe le n
x
x
x, in daarvoor
geschikte regio
x, mits bedrijf
geschikt is
x
x
X
Tabel 3.2. Maatregelen die bijdragen aan doelen voor het bodem-water systeem
Ook in deze lijst is er een aanzienlijke groep waarvan wordt geconstateerd dat de maatregel
zijn effectiviteit heeft bewezen en breder inzetbaar is. En hier geldt dezelfde driedeling als
voor de lopende projecten. Om deze maatregelen uit te rollen is dus een nieuw type
projectaanpak nodig – deels al verankerd in het concept van Veldleeuwerik – die zich
kenmerkt door een complementaire groep van acties, zoals:

Kennis uitwisselen door bijvoorbeeld projecten en telersgroepen met elkaar te
verbinden.

Telers aanspreken op hun intrinsieke motivatie om op zo’n manier te boeren dat ook
de volgende generatie verder kan.

Zoeken naar wisselgeld tussen teler en maatschappij.

Stimuleringsbijdragen in investeringen zoals voor de de bio-filters.
De eerste stap is om met de praktijkkennis van telers te analyseren waarom zij maatregelen
nu niet toepassen en wat er voor nodig is om het wel te doen en daarop een project aanpak
te baseren. Bij de keuze van de maatregel hoeft niet de effectiviteit van een maatregel op
zich bepalend te zijn, het gaat om de effectiviteit voor Flevoland als geheel. Daardoor kan
bijvoorbeeld een maatregel die zorgt voor een kleine verbetering van de waterkwaliteit, maar
11
die door veel telers wordt toegepast de voorkeur krijgen boven een maatregel die zeer
effectief is voor de waterkwaliteit, maar slechts door enkele telers wordt toegepast.
Er is een kleine groep van maatregelen die in de groep ‘potenties met onzekerheden’ valt.
Deze groep wordt voortdurend aangevuld met kennis uit het circuit van publiek en privaat
onderzoek. Het is belangrijk dat het actieplan zich daarvoor openstelt en deze groep constant
aanvult met nieuwe potentiele maatregelen. Op die manier kan de landbouw van Flevoland
een laboratorium zijn en blijven voor innovatieve duurzame landbouw.
12
4 Uitvoeringsstrategie en middelen
4.1 Uitvoeringsperspectief
Het programma heeft het karakter van enerzijds bewustwording en stimuleren van
ondernemers om – bekende – maatregelen te nemen die de landbouw duurzamer maken.
Daarnaast daagt het programma ondernemers uit om nieuwe initiatieven en ook risico’s te
nemen. Tegelijkertijd wordt een verbinding gehouden met beleidsontwikkeling om die
efficiënt en effectief te kunnen maken.
Het programma is voor de realisering van de doelen afhankelijk van middelen die de
individuele partners inbrengen, waarbij het programma in beperkte mate direct op die
middelen kan sturen. Dat vraagt om een intensieve verbinding met de organisaties van de
drie partners en met anderen. In onderstaande driehoek worden drie perspectieven
weergegeven van waaruit een programma gestuurd kan worden en het programma zelf en
onderdelen daarvan bewegen uiteraard voortdurend door deze blauwe driehoek heen. Het
denken over de opbouw van het programma start vanuit de regiekant (links onder).
De kern van het handelingsperspectief is het nemen van initiatieven, het optreden als
makelaar tussen uitvoerders (boeren) en doeleigenaren. Deze hebben allen specifieke
instrumenten en middelen om in te zetten in het programma. Het is de kunst om deze om te
buigen in de richting van het programma.
Figuur 4.1. Sturingsperspectieven van een programma
Voor de uitvoering van het Programma – via Sturen op Regie - zijn middelen nodig en die
bestaan in de eerste plaats uit de inzet, motivatie en overtuigingskracht van de mensen die
het programma dragen en willen uitvoeren. De middelen die nodig en (potentieel)
beschikbaar zijn worden benoemd en de voorwaarden waaronder zij beschikbaar kunnen
komen:
13
4.2 Bestuurlijke aandacht
De bestuurlijke aandacht is een belangrijke kracht voor het actieplan. Die aandacht is
effectiever naarmate de bestuurders de visie en doelen gemeenschappelijk uitdragen. De
bestuurders hebben portefeuilles, ieder vanuit de individuele verantwoordelijkheid. Het
belang van dit actieplan ontstijgt de individuele portefeuilles, omdat het actieplan het meest
succesvol is, als de portefeuilles worden verbonden. En dat is niet vanzelfsprekend.
De bestuurlijke aandacht verschilt per type onderwerp. Er zijn maatregelen en interventies
die hun effectiviteit hebben bewezen. Dan is het nog de vraag hoe er voor te zorgen dat veel
ondernemers deze toepassen. Daarin kan bestuurlijke overtuigingskracht – eventueel
aangevuld met prikkels – helpen. Anders ligt het met onderwerpen waarvoor er (nog)
beleidsontwikkeling plaatsvindt. Een goed voorbeeld daarvan is de bodemdaling, een moeilijk
onderwerp, gaat om de discussie over publieke taken en de private acceptatie van de
grenzen daarvan. De kracht van het actieplan is dat voor dergelijke onderwerpen er een
vanzelfsprekend platform is waarop hierover wordt gesproken. En dat verzekert bestuurlijke
aandacht van alle partijen.
Het is aan het Programma management om te bewaken dat de bestuurlijke aandacht op het
goede moment wordt ingezet: niet te veel en niet te vroeg en ook niet te weinig en niet te
laat. Specifiek aandachtspunt is om de bestuurlijke aandacht regelmatig Stuurgroep breed te
geven en te voorkomen dat er gedacht wordt in uitsluitend eigen portefeuilles.
4.3 Interesse en kennis van agrariërs
Dit is een belangrijke kracht van het actieplan: het mobiliseren van (latente) interesse bij
ondernemers om kennis toe te passen en te ontwikkelen. Initiatiefrijke ondernemers met
innovatieve ideeën moeten het actieplan kunnen vinden, daar mensen ontmoeten die met
hen meedenken en die zorgen dat zij hun initiatief kunnen toetsen en er steun voor kunnen
vinden. Daarin staat het actieplan niet alleen. De leden van het programmateam zijn
makelaars en zoeken verbindingen met andere publieke en private partijen.
Het is deze groep die vanuit communicatie specifieke aandacht behoeft, juist om die
(latente) interesse en kennis te mobiliseren.
Tegelijkertijd is er een groep die moeilijker wordt bereikt, voor wie het Actieplan (nog) geen
toegevoegde waarde lijkt te hebben. Deze groep bereiken en betrekken is communicatief een
belangrijke uitdaging. Vervolgens is het aan het programmateam om strategieën te
ontwikkelen om deze groep een actieve rol te laten nemen.
In het actieplan zijn veel maatregelen opgenomen die ‘uitrolbaar’ zijn, die hun effectiviteit
hebben bewezen, maar waar nu meters moeten worden gemaakt. Het programmateam
ontwikkelt expliciet strategieën om deze spreiding onder een brede groep te realiseren.
4.4 Netwerken
Het Actieplan verzamelt netwerken om zich heen die zij verbindt met het actieplan. Deze
adviesgroep is enerzijds de denktank voor het Actieplan en draagt anderzijds belangrijk bij
aan de uitvoering. Door advies en uitvoering bij elkaar te brengen wordt advisering minder
vrijblijvend en effectiever. Deze adviesgroep bestaat uit groepen zoals:

Praktijknetwerken, een bestaand instrument, wordt al toegepast, komt terug in
het nieuwe POP en dan als Operationele Groepen (OG).

Gebiedscollectieven: deze worden in het nieuwe GLB verantwoordelijk voor de
ontwikkeling en uitvoering van het agrarisch natuur- en waterbeheer en mogelijk
worden er ook andere doelen aan gekoppeld, zoals coördinatie Pijler 1 en 2.

Stichting Veldleeuwerik, privaat initiatief van bedrijfsleven, waarin de keten stuurt
op duurzaam grondgebruik via studiegroepen waarbinnen ondernemers jaarlijks
duurzaamheidsprogramma’s maken aan de hand van tien indicatoren.
14


FAJK, pm

Bedrijven, verzorgen jaarlijks lezingen en studiedagen voor telers. Dat zijn plaatsen
waar groepen ondernemers bereikt en georganiseerd kunnen worden.



CAH Dronten

Staatsbosbeheer
Flevolandschap, zoekt aansluiting om biomassa die vrijkomt bij het beheer in te
zetten bij de versterking van bodemkwaliteit (kringloop denken)
NAV
RVOB. Deze zoekt naar mogelijkheden om onder andere via pachtvoorwaarden
duurzaam landgebruik te bevorderen.
Dit is een brede groep van stakeholders die ieder een eigen affiniteit hebben met het
landgebruik in Flevoland. De plaats van deze groep in het Actieplan moet gaandeweg
ontwikkeld worden en vooral effectief zijn.
4.5 Kennis
Kennis toelevering. Kennis is verankerd in kennisdragers (onderzoekers, agrariërs,
erfbetreders, etc.). Deze kennis wordt op projectniveau beschikbaar gemaakt en begroot.
Het Programmaniveau ontleent de kennis aan de individuele projecten en integreert die op
Programmaniveau.
Kennis afname en verspreiding. Er is veel kennis aanwezig bij agrariërs die in staat worden
gesteld om die over te dragen in projecten. Op Programma niveau is kennis verspreiding in
het algemeen relevant en dat gebeurt door de samenwerking met CAH Dronten en de WUR.
Zij adviseren op Programmaniveau over de inhoud en richting van het Actieplan en over de
kennisverspreiding.
4.6 Wet- en regelgeving
PM, voorbeelden!
4.7 Financiën (nog verder uitwerken)
Een van de voorwaarden voor het slagen van het actieplan, zijn de financiën. Mogelijke
bronnen zijn:
 Waterschap (PvA emissies)
 Provincie: Duurzaam Gebruik Ondergrond
 Provincie: Plattelands Ontwikkelings Programma (3)
o
GLB middelen (pijler 2 en 1);
o
Andere POP 3 middelen voor eenmalige investeringen, zie ook bijdrage UvW
aan POP 3;
Relatie met Actieplan verder uitwerken.
 Ministerie van Infrastructuur & Milieu (Synergie gelden - Deltaprogramma);
 Topsectoren beleid
 Intermediaire programma’s zoals SKB
 Agro business
 LTO fondsen
 Particuliere sector??
15
5 Programma resultaten en effecten
Het resultaat van het actieplan is de optelsom van de resultaten van de projectactiviteiten
die binnen het actieplan worden uitgevoerd. Om succes te monitoren is er een vergelijking
nodig met als er geen actieplan zou zijn en die vergelijking is er niet. Hiermee is het dilemma
geschetst van het benoemen van SMART resultaten voor het actieplan en deze te monitoren.
Het meten van kwantitatieve resultaten kan alleen als op niveau van activiteiten gemeten
wordt en kan worden. Die kunnen dan weer worden vertaald naar doelen. Het uitgangspunt
bij resultaten en monitoring op Programmaniveau is, dat deze analyse niet de uitvoering van
activiteiten/projecten in de weg mag zitten, sterker die activiteiten moeten zelf baat hebben
bij de monitoring.
Resultaten voor de doelen worden nu benoemd in termen van ambitie omdat het op
programma niveau niet mogelijk is om die resultaten eenduidig te beïnvloeden. Vervolgens
benoemen we de inspanningen die leiden tot het realiseren van de doelen en de indicatoren
die deze inspanningen zichtbaar kunnen maken. Tot slot presenteren wij een voorstel voor
de wijze waarop het actieplan aan het begin van het derde jaar wordt geëvalueerd.
5.1 Doelen en resultaten
Voor het meten aan de resultaten van de doelen zijn de volgende parameters te overwegen:
Doelen
Verlaging van snelheid van
bodemdaling
Robuuster watersysteem
en zoet water
gegarandeerd
Versterking bodemkwaliteit
Verbetering
bodemstructuur
Verbetering van
waterkwaliteit
Synergie in doelen en
maatregelen
Indicaties voor resultaat (1e niveau), voorbeelden
 Drooglegging is op kritieke situaties verminderd. Hierop is
geanticipeerd met teeltaanpassingen.
 Variatie in drooglegging in ruimte en tijd is groter .
 De opslag van zoet water is vergroot (bodem,
watergangen).
 Het organisch stof gehalte van de bodem is verhoogd.
 Het aantal plassen na regenbuien op het land is
verminderd en er worden minder greppels gegraven om
water versneld af te voeren.
 Het aantal normoverschrijdingen van (restanten) van
gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater
(niveau waterschap) is met 80% verlaagd.
 Er zijn minimaal 10 projecten in uitvoering (geweest) die
meerdere doelen tegelijk dienen.
 Het aantal telers dat actief (op bedrijf) deelneemt in
projecten voor water en bodem verdubbelt in drie jaar.
Op dit 1e niveau worden de resultaten vooral kwalitatief benoemd. Alles wat kwantitatiever
wordt gedefinieerd is een ambitie, meer dan een direct te sturen resultaat. Er kan op basis
van de projecten en maatregelen op een tweede niveau resultaten worden benoemd en
gekwantificeerd. Bijvoorbeeld: een manier om de waterkwaliteit te verbeteren, is het aantal
gebruikte zuiveringssystemen voor gewasresten op het erf vergroten. Op niveau van
programma is dat een middel en op niveau van betreffend project is dat een doel. Voor het
vergroten van de opslagcapaciteit van water in de bodem is de organische stof een middel,
voor de bodemkwaliteit zelf is het een doel, etc.
16
Conclusie: op programmaniveau kunnen de resultaten voor de te realiseren doelen van het
programma kwalitatief worden benoemd, het kwantificeren van de resultaten gebeurt op
niveau van projecten. En dan nog zijn het soms uitsluitend kwantitatieve inspanningen met
een kwalitatief resultaat (beoogd effect).
5.2 Programma resultaten en project activiteiten
Het hart van het actieplan bestaat uit een samenhangende set van maatregelen die worden
genomen door ondernemers gedurende projectmatige activiteiten. In deze projectmatige
activiteiten kunnen resultaten beter één op één worden geselecteerd en gekwantificeerd.
Voorbeelden van te kwantificeren indicatoren zijn: # interventies/projectmatige activiteiten,
# deelnemers, # hectares, verminderde verbruik GBM, €’s en fte’s die er aan worden
besteed. Deze inspanningen zijn de basis voor de projectinventarisatie die gedurende het
gehele actieplan wordt gedaan. Het zegt veelal niets over de effectiviteit en efficiëntie van
die interventies. In de projecten wordt er naar gestreefd om deze te kwantificeren en
daarmee wordt indirect ook op programma niveau de effectiviteit en efficiency zichtbaar. Het
actieplan zorgt ervoor dat:

Op projectniveau inspanningen en/of resultaten kwalitatief en kwantitatief worden
beschreven;

Op programmaniveau de projecten logisch worden verdeeld over de verschillende
programmadoelen.
Op deze wijze ontstaat een overzicht van inspanningen en resultaten op programmaniveau.
De sturing van het actieplan op de monitoring is in aanvulling op de vereisten van monitoring
door opdrachtgevers van projecten. Het actieplan is immers vrijwel nooit een rechtstreekse
opdrachtgever voor projecten.
Conclusie: waar op programma niveau de inspanningen worden geëvalueerd, worden op
projectniveau te behalen resultaten kwantitatiever benoemd in termen van inspanning en/of
te behalen resultaat. Het te behalen resultaat op programma niveau is een optelsom van de
resultaten van de individuele activiteiten en projecten. Resultaten gekoppeld aan de doelen
(3.1) zijn een beoogd effect van de resultaten op project niveau.
5.3
Toegevoegde waarde actieplan: handreiking voor evaluatie
Het programma is primair Regie gevoerd. Naarmate het programma meer Regie gevoerd is,
is het programma meer afhankelijk van anderen (programma’s en projecten) om resultaten
te identificeren en aan te tonen dat die resultaten er zijn dankzij het actieplan. Met andere
woorden: steeds de vraag stellen, welke rol het actieplan heeft, doet het actieplan er toe, is
het project resultaat dankzij, neutraal of ondanks het actieplan bereikt.
Dat vraagt van het programma management een zorgvuldige registratie van de activiteiten
van het programmateam en de relatie die zij hebben met projecten en interventies. Het
programmateam moet doel en resultaat van eigen handelen zichtbaar maken. Die resultaten
zijn niet gemakkelijk kwantitatief hard te maken en in dat geval is een kwalitatieve en
externe audit een goede manier om de toegevoegde waarde vast te stellen. Die audit is niet
alleen gericht op de behaalde resultaten en effecten, maar ook om advies te geven over hoe
het programma (management) te verbeteren.
Met het inbouwen van het auditvoorstel geven Stuurgroep en Programmateam een leidraad
voor de verzameling van data gedurende twee jaar en voor de indicatoren die een rol spelen
bij beoordeling van de meerwaarde van het actieplan.
Audit Voorstel
17
Het actieplan start op 1 januari 2014 en loopt vooralsnog 6 jaar (2*3 jaar). In het derde jaar
wordt in het voorjaar (2016) een tussentijdse evaluatie uitgevoerd. Daaruit komen
aanbevelingen, die – na implementatie in 2016 - ertoe leidt dat de besturen van de
deelnemende organisaties eind 2016 kunnen besluiten om door te gaan met het actieplan.
De audit neemt als uitgangspunt de motivatie, visie en doelen van het actieplan, waaraan
het zijn meerwaarde moet ontlenen. De audit geeft in 2016 inzicht in de mate waarin:

Er synergie is gerealiseerd tussen doelen en maatregelen.

De uitvoering is versneld en geïntensiveerd door de samenwerking.

Investeringen in de bodem samen opgaan met investeringen in waterkwaliteit en –
kwantiteit.

Deelnemende partijen in staat zijn geweest om de noodzakelijke inspanningen te
realiseren voor het actieplan.

Het actieplan gezag afroept bij boeren en burgers.
Om deze kwalitatieve audit goed te doen moet het audit team zich gesteund weten door
kwantitatieve data aan te leveren door het programmateam. Daarom worden er gedurende
het actieplan data verzameld over:

Projecten die lopen en nieuwe projecten die zijn gestart sinds 1/1/2014, alles verdeeld
over de doelen;

Data binnen de projecten over # deelnemers, # ha, # uren, geschatte
opbrengstverandering (korte en langere termijn), e.d.;

Soort middel dat is ingezet: bestuurlijke aandacht, wet- en regelgeving, kennis, € - naar
type bron, e.d.

Inspanningen van deelnemende organisaties in actieplan (€ en uren);

Communicatie uitingen van het actieplan;
Een eerste (nul) meting van deze data vindt plaats voor 1 april 2014.
18
6 Programma organisatie
6.1 Karakter en cultuur van het programma
Het is een regie-voerend programma (zie 4.1). Daarin staan verbinden en regievoering
centraal. Deze vorm is bij uitstek geschikt in dit geval, waar we te maken hebben met drie
verschillende en onderling onafhankelijke organisaties die bovendien een mix zijn van
publiek en privaat. Ook of met name vanwege gecombineerde, integrale doelen die ieder
afzonderlijk niet haalbaar of betaalbaar zijn, maar samen wel. De regievoering is sterker en
succesvoller naarmate partijen op het hoogste (bestuurlijke) niveau afspraken kunnen
maken over het individuele gedrag van de afzonderlijke organisaties. Daarom speelt de
stuurgroep een centrale en belangrijke rol. De stuurgroep inspireert en verleidt de
individuele organisaties om mee te werken aan het programma, omdat dat een meerwaarde
biedt. Die meerwaarde moet goed worden uitgedragen en daarom heeft het actieplan op
programma niveau een communicatie taak en –middelen. De leden van de Stuurgroep zijn
voor het succes afhankelijk de inspanningen die zij zelf kunnen leveren en hun collega’s. Het
succes vraagt van de leden dat zij in hun samenwerking:
 Naar buiten een eenheid vormen, naar elkaar toe mogen zij uiteraard verdeeld zijn;
 Een stevig commitment naar het actieplan hebben, inzetbaar zijn en in staat zijn zich
in te leven in het handelingsperspectief van de collega’s;
 Transparant zijn, gedachten, aarzelingen met elkaar delen, kwetsbaar kunnen
opstellen;
6.2 Organisatie van het programma
De organisatie van het programma – afgeleid van het karakter – is weergegeven in het
organogram. Het functioneren van het programma beschrijven wij als volgt:
19




Inhoudelijke prioriteiten voor het actieplan worden vastgesteld door de Stuurgroep.
Deze prioritaire onderwerpen winnen aan gezag naarmate die beter bestuurlijk zijn
afgestemd met de individuele organisaties omdat die de capaciteit voor de uitvoering
leveren.
Met deze prioriteiten worden de medewerkers in de organisatie gestimuleerd
activiteiten uit te zetten en projecten te entameren. Deze verlopen volgens een
opdrachtgever -> opdrachtnemer relatie binnen een van de organisaties (zie project
1, 2 en 3 als voorbeelden).
Door de binding in het programma ontstaat er synergie tussen doelen van de
verschillende partijen en kunnen middelen worden gecombineerd. Dit verbinden van
doelen en middelen dwars over de partijen heen, wordt gedaan door het programma
team. Dat programma team bestaat uit medewerkers van de drie partijen die
daarvoor zijn vrijgesteld voor een deel van hun werktijd (gemiddeld 1 dag per week).
Het mandaat van het programmateam bestaat uit inhoudelijk en organisatorisch
verbinden. Leden van het programmateam kunnen een uitvoerende taak hebben
aangestuurd vanuit de eigen organisatie. Dan zijn zij behalve
programmamedewerker tevens projectleider.
Het programmateam heeft een eigen mandaat (incl. budget) over de programma
communicatie.
Vanuit dit model formuleren we taken en competenties van de verschillende groepen binnen
het programma:
6.3 Taken en samenstelling van de Stuurgroep
De Stuurgroep is de belangrijke schakel binnen het actieplan. Binnen de Stuurgroep
verbinden partijen zich aan elkaar en spreken elkaar aan op hun onderlinge samenwerking.
Dat leidt tot inzet van allerlei middelen door de individuele deelnemende organisaties in
dienst van het gezamenlijke actieplan. Juist omdat het actieplan afhankelijk is van de
individuele inzet van de partijen is de bestuurlijke samenwerking en het daaraan verbonden
gezag – ook binnen de eigen organisatie - zo belangrijk. Gezag wordt ontleend aan de kracht
van de samenwerking en het uitdragen daarvan naar anderen.
De taken van de Stuurgroep bestaan uit:
 Goedkeuren van het meerjarenprogramma met de daarin voorgestelde prioriteiten;
 Goedkeuren van het jaarprogramma en de daarin vastgestelde prioriteiten;
 Signaleren en agenderen van nieuwe activiteiten voor het actieplan;
 Zorgen dat hun eigen organisatie zich verbindt aan de levering van de gevraagde
inzet: bestuurlijke aandacht, kennis, inzet personeel, wet- en regelgeving, financiën,
e.d;
 De urgentie en inhoud van het actieplan actief uitdragen buiten en binnen de eigen
organisatie;
 Het onderhouden van relaties over het actieplan op bestuurlijk en management
niveau met relevante andere private en publieke partijen;
 .
Samenstelling. De Stuurgroep bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de drie
deelnemende partijen. Iedere bestuurder krijgt een thema uit het actieplan als
aandachtsgebied (PH=portefeuillehouder). Bij de start – 2013 – zijn dat:
 Dhr. Arnold Michielsen, provinciaal voorzitter LTO Flevoland, PH Bodemkwaliteit

Mw. Lida Schelwald-van der Kley, Waterschap Zuiderzeeland, PH Waterkwaliteit

Dhr. Jaap Naaktgeboren, Waterschap Zuiderzeeland, PH Waterkwantiteit en -beheer

Dhr. Bert Gijsberts, Provincie Flevoland, PH Bodemdaling
Secretaris van de Stuurgroep is de Programmamanager van het Programmateam.
20
Voorzitter SG: De Stuurgroep zoekt een onafhankelijk voorzitter die als speciale taak heeft:
 Voorzitten van de vergaderingen van de Stuurgroep;
 Stimuleren van samenhang in activiteiten binnen actieplan op bestuurlijk niveau;
 Stuurgroepleden collectief en individueel ondersteunen bij hun taak door advies,
speciaal overleg te organiseren binnen organisaties, e.d.;
 Externe communicatie en relaties onderhouden op programmaniveau zowel binnen
de provincie als daarbuiten, steeds in aanvulling op de activiteiten van de individuele
leden;
 Opdrachtgever namens de Stuurgroep voor de Programmamanager.
Competenties van de externe voorzitter:
 Bindende persoonlijkheid, in staat om leden van de Stuurgroep te inspireren hun
maximale inzet voor het actieplan te realiseren;
 Gedegen ervaring in Bestuur van bedrijfsleven en/of overheden;
 Besluitvaardig en in staat die resultaten transparant te maken;
 Goede communicator;
 Onafhankelijk denker en doener.
De inzet van de extern voorzitter wordt geschat op 40 uur per jaar, uitgaande van jaarlijks
drie vergaderingen en bijeenkomsten van de Stuurgroep: twee reguliere vergaderingen en
een werkbezoek.
6.4 Programmateam
Dit team is het hart van de programma-organisatie en heeft primair een makelaarsfunctie:
koppelen van doelen, projecten en middelen. Dit programmateam is in de eerste tijd vooral
bezig om nieuwe activiteiten aan te jagen en mensen daarvoor te vinden die deze uitvoeren.
Het team moet daarbij goed zicht hebben op wat haalbaar is en een balans zoeken tussen
korte termijn resultaten en lange termijn projecten en maatregelen. Tegelijkertijd wordt een
evenwicht gezocht tussen maatregelen die direct uitrolbaar zijn en maatregelen die
risicovoller zijn en nieuwe kennis vragen.
Taken van het programmateam:
 Van programma naar uitvoering: Identificeren van kansrijke maatregelen verdeeld
over de doelen. Deze maatregelen zet het team om in uitvoerbare interventies, c.q.
projecten. Daarvoor worden middelen gezocht: menskracht, inclusief projectleider,
bestuurlijke aandacht, kennis, geld, e.d. Deze activiteiten worden in ieder geval
gestart vanuit bij de deelnemende organisaties in het actieplan. Teamleden
onderhouden contacten met opdrachtgever en projectleider van de projecten.
 Vergroten betrokkenheid. Relaties onderhouden met andere uitvoerende
organisaties, deze inspireren om maatregelen te ondernemen en zo bij te dragen aan
het actieplan.
 Voortdurend programmeren. Verkennen van nieuwe maatregelen die doelen van
actieplan kunnen versterken en deze omzetten in interventies, c.q. projecten.
 Monitoren en evalueren. Zorgen dat projecten, c.q. interventies, worden geëvalueerd
en wat er nodig is om het (nog breder) toepasbaar te maken. Zo nodig evalueert een
teamlid zelf.
 Communiceren: het team beslist over de communicatie-uitingen op programma
niveau en stuurt via het programma management de communicatie medewerk(st)er
aan. Het team doet tevens voorstellen voor communicatieboodschappen van de
Stuurgroep.
 Risico management.
Er is een programmateam met 3 programmagroepen: (1) bodemdaling en waterkwantiteit,
(2) bodemkwaliteit en (3) waterkwaliteit. Vanuit de drie deelnemende organisaties levert
iedere organisatie een teamlid voor een programmagroep. Dat teamlid is autonoom in het
verder organiseren van het werkveld. Deze zal in ieder geval zich willen omringen met
21
andere medewerkers van de deelnemende organisaties die actief zijn op het werkveld van de
programmagroep.
Daarnaast wordt één iemand gevraagd om de algehele programmaleiding te nemen. Dat kan
iemand van het programma team zijn, een vierde iemand uit de deelnemende organisaties,
of een vierde – onafhankelijk - persoon. Het programmateam draagt het actieplan en ieder
lid zorgt voor de verbindingen met de onderwerpen in haar of zijn organisatie.
Competenties leden van Programmateam:
 Stimulerende houding en open staan voor visies en handelingsperspectief van andere
teamleden en andere medewerkers van eigen en andere organisaties;
 Verbindingen kunnen leggen tussen de thema’s water en bodem;
 Creatief in signaleren van potentiele maatregelen voor beter bodem-water systeem;
 Antenne voor nieuwe ontwikkelingen in de landbouw en in bodem en waterbeheer;
 ..
Voor de Programmamanager worden specifiek de volgende competenties gevraagd:
 Kunnen verbinden van mensen en middelen uit verschillende contexten;
 Inzicht in verschillen in handelingsperspectief van private en publieke partijen;
 Kan onderscheid maken tussen bestuurlijke en operationele taken in actieplan;
 Is in staat om noodzaak tot bestuurlijk handelen in te schatten;
 Vertaalt bestuurlijke signalen naar programmatisch handelen;
 Is in staat om programmatisch te creëren: voortdurend op zoek naar en evaluerend
op meerwaarde van actieplan;
Het Programmateam heeft een aanjagende functie en zorgt dat er activiteiten worden
uitgevoerd (door anderen) om de doelen te realiseren. Waar nodig kan een lid van het
Programmateam tevens zelf projectleider zijn van sommige activiteiten. Dat zal vaker
gebeuren wanneer het om een thema gaat dat (eerst nog) beleidsmatige aandacht behoeft
dan wanneer het om een specifieke uitvoeringsactiviteit gaat. Omgekeerd kunnen
projectleiders van activiteiten ook – tijdelijk – in het Programmateam worden opgenomen.
De Programma manager onthoudt zich – in tegenstelling tot de teamleden - van elke
uitvoerende activiteit en ook van beleidsmatige activiteiten die met het actieplan te maken
hebben.
Met de inzet van Stuurgroep en Programmateam is de basis gelegd voor het actieplan. Het is
aan het Programmateam en speciaal de Programmamanager om er voor te zorgen dat het
management van de uitvoerende organisaties is aangesloten op het actieplan. Zij moeten
langjarig in de lijn capaciteit en middelen beschikbaar willen stellen voor het actieplan. Het is
niet nodig om het management te verbinden in een aparte groep, maar wel om deze te
betrekken, ook gezamenlijk.
6.5 Communicatie
Twee belangrijke kenmerken van het actieplan zijn:
 Er is behoefte aan een transitie in het denken over de maakbaarheid van water en
bodem. Er is de noodzaak om landgebruik beter te sturen vanuit duurzaam gebruik
van het bodem-water systeem.
 Het actieplan verbindt onafhankelijke publieke en private partijen en ontleent haar
gezag aan de bestuurlijke samenwerking en aansturing.
Deze twee kenmerken voeden de noodzaak om op programma niveau onafhankelijk te
kunnen communiceren. Communicatie is een belangrijk middel om eenheid naar buiten uit te
stralen en om bewustwording te bevorderen. Die communicatie kan heel algemeen zijn zoals
een website (passief) en specifiek en actief: zorgen dat er artikelen komen in vakbladen,
YouTube filmpjes worden gemaakt, tweets worden uitgebracht, etc.
Er wordt een onafhankelijke projectleider communicatie toegevoegd aan het
Programmateam met als taak:
22




Ontwikkelen van een communicatieplan waarin taakverdeling en werkafspraken
worden gemaakt tussen de inzet van de communicatiemedewerkers van de
deelnemende organisaties en die van de medewerker gekoppeld aan het Programma.
Leiding geven aan de uitvoering van de communicatie over het Programma en
Programma-activiteiten.
Actief zoeken naar communicatie uitingen die aansluiten bij de twee kenmerken van
het actieplan. Deze uitingen (doen) realiseren.
Door middel van communicatie meerwaarde bieden voor bij het actieplan
aangesloten projecten.
Competenties van de projectleider communicatie:
 Kan onafhankelijk denken van partijen in het actieplan;
 Is in staat om aan te sluiten bij de communicatie culturen van de verschillende
partijen en weet deze te verbinden;
 Heeft gevoel voor en ervaring met communicatie als instrument in bestuurlijk
handelen.
 Heeft gevoel voor en ervaring met communicatie richting de landbouw.
 …
6.6 Omvang van programmasturing, begroting
De omvang van het actieplan is niet zondermeer af te grenzen. Die wordt bepaald door het
totaal aan activiteiten dat wordt ondernomen. De sturing die van het actieplan uitgaat wordt
wel in omvang begroot. Dan gaat het om de inzet van het Programmateam. Daarbij kunnen
de deelnemende partijen er voor kiezen om het actieplan te sturen volledig binnen de
bestaande capaciteit en formatie. Indien partijen kiezen voor een onafhankelijke sturing,
inclusief de communicatie, vraagt dat om een inzet van middelen.
Een budget is opgenomen voor ondernemers die een rol als inspirator, als kennisdrager
vervullen (zie hoofdstuk 5 middelen). Dit budget is nu niet over de thema’s of maatregelen
te verdelen. In de praktijk worden deze mee begroot bij projecten. Op programma niveau is
het belangrijk om ook over deze capaciteit te kunnen beschikken om advies vanuit de
praktijk in te kunnen winnen over de aanpak van onderdelen van het actieplan.
De voorgestelde inzet is weergegeven in onderstaande tabel (begroting). Dit is de begroting
voor het eerste jaar. De verwachting is dat wanneer het programma eenmaal loopt en zijn
weg heeft gevonden, de kosten ook lager zullen uitvallen. Er is nog geen verdeling gemaakt
over de deelnemende partijen. Op basis van de ervaringen van het eerste jaar, kan een
realistische schatting worden gemaakt voor de noodzakelijke inzet in de jaren daarna. Het
Actieplan loopt zes jaar, met in het derde jaar een evaluatie.
23
24
7 Jaarplan 2014
Het actieplan is ontwikkeld in het najaar van 2013, de sturingsfilosofie is neergezet,
kansrijke maatregelen zijn benoemd en geprioriteerd. Voor de uitvoering van het Actieplan
zijn en worden relaties ontwikkeld met partijen in het veld, bestaande en/of nieuw te
ontwikkelen. De Stuurgroep en het Programmateam zorgen ervoor dat het actieplan werkt in
2014. Zij laten zien dat het een Actieplan is met nadruk op actie. Dus gaan we in 2014:
Organisatie van het Actieplan
1. Lancering van het Actieplan
De Stuurgroep lanceert het Actieplan met het officieel tekenen van de
Samenwerkingsovereenkomst begin februari, een jaar na de kennisbijeenkomst Landbouw
en Water. Deze bijeenkomst gaat vergezeld van publiciteit en daarvoor wordt een groep van
organisaties uitgenodigd die zitting nemen in de (open) Adviesraad. De Adviesraad wordt
tijdens die bijeenkomst geïnstalleerd door de Stuurgroep.
2. Samenstellen van de Adviesraad
Het Programmateam stelt – in overleg met de Stuurgroep – de Adviesraad samen. Met de
Adviesraad wordt de sequentie doelen-partijen-maatregelen-middelen doorgesproken en de
aanpak van de eerste projecten voor 2014.
3.
Communicatieplan
De Stuurgroep en het programmateam gaan werken met een gemeenschappelijke
communicatie boodschap. Daar hoort een communicatieplan bij dat in de eerste twee
maanden van 2014 wordt gemaakt en daarna in uitvoering genomen.
Maatregelen in actie
Het actieplan initieert en stimuleert het initiatief vanaf het erf. Het programmateam is daarin
proactief. Voor 2014 investeert het Programmateam in de volgende initiatieven:
1. Bodemkwaliteit
De Bodemkwaliteit is sturend op de productie. Naarmate die beter is, is de productie hoger,
het retentievermogen voor GBM en nutriënten hoger en kan meer water worden
vastgehouden. We gaan met ondernemers en grondeigenaren (o.a. RVOB) aan tafel om te
onderzoeken welke strategieën er mogelijk zijn om aan die kwaliteit te werken. Daarbij
nemen we expliciet het nieuwe GLB onder ogen, waaronder de EFA verplichting. Aan de hand
van de strategie analyse ontwikkelen we projecten en maatregelen die we in de praktijk
kunnen entameren. Wij verwachten dat we in 2014 de volgende activiteiten kunnen starten:

Advies aan ondernemers voor de invulling van de vergroening in dienst van
bodemkwaliteit;

Campagne over bodemkwaliteit, productievermogen en effecten op waterbeheer en
waterkwaliteit;

Een concreet project waarmee de ondernemers aan de slag gaan met verbeteren
bodemkwaliteit. Dat kan zijn compostering (Flevolandschap wil leveren bijvoorbeeld),
regionaal bouwplan, etc.
2. Schone erven
Het is bekend dat tijdens het schoonmaken van spuit installaties op het erf,
gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen (punt emissies). Deze
nemen we ter hand door twee type acties uit te dagen:

Campagne waarin we de urgentie laten zien en hoe de emissies kunnen worden
voorkomen;
25

Verkennen van de mogelijkheid van een investeringsregeling voor Biofilters waarboven
de spuitinstallaties kunnen worden schoongemaakt;
3. Het nieuwe agrarische natuurbeheer
Het nieuwe agrarische natuurbeheer met Collectieven moet in 2016 officieel van start gaan.
Daarvoor worden Collectieven van grondeigenaren gevormd die een aanbod doen aan de
overheden. Voor de provincie Flevoland is dit de kans om uitgebreider en structureler deel te
gaan nemen aan het agrarisch natuurbeheer in Nederland. We ondersteunen de vorming van
een provinciaal Collectief, het opstellen van doelen waaraan dit Collectief gaat werken en de
middelen die daarvoor nodig zijn en die landelijk kunnen worden ingebracht in de discussie
over de verdeling van middelen.
4. Klimaatadaptieve Drainage
Dit is een voorbeeld van een maatregel waarover twijfel bestaat of die kan bijdragen aan de
vermindering van de bodemdaling. Op meerdere plekken in Nederland is er ervaring mee,
ook in kleigronden, o.a. in Zeeland. Kansen en risico’s brengen wij in beeld voor de
specifieke doelen en nut en noodzaak van een experiment worden geformuleerd.
5. Gebiedspilot Noordoostpolder
In de eerste DAW fase is een Gebiedspilot Noordoostpolder gestart. Daarin is en wordt
onderzocht hoe de ondernemers kunnen anticiperen op de ongelijke bodemdaling en de
variatie in drooglegging die dat met zich meebrengt. Dit Gebiedsproces wordt voortgezet en
de resultaten worden omgezet naar acties in de vorm van maatregelen en projecten voor zo
ver mogelijk.
26
Verslag Bestuurlijke Conferentie
DAW Actieplan Bodem en Water Flevoland
5 December 2013
Stuurgroep:
Lida Schelwald-van der Kleij, (WS Zuiderzeeland), Jaap Naaktgeboren (WS Zuiderzeeland),
Arnold Michielsen (LTO Noord – Flevoland), Bert Gijsberts (Provincie Flevoland).
Programma team:
Jasper van der Horst (LTO), Reina Groen (Provincie Flevoland), Miriam Collombon en Judy
Janson (WS Zuiderzeeland) en Wim Dijkman (CLM, voorzitter).
1. Opening
Het gevraagde programma staat in de steigers. Het doel van de conferentie is om met
elkaar door te spreken en te besluiten of dit de richting is waar de Stuurgroep op wil. Na
vandaag wordt het programma zo snel mogelijk afgerond en een formele start gemaakt.
2. Bestuurlijke pitch: aan de Stuurgroepleden wordt gevraagd hoe zij het programma aan
hun achterban zouden presenteren.
Arnold Michielsen (voor LTO leden):

De landbouw in Flevoland is een belangrijk sector voor de provincie en heeft een
(inter)nationale uitstraling.

Die hoge kwaliteit is gerealiseerd mede omdat de productieomstandigheden prima op
orde zijn.

De stijgende lijnen stagneren, wellicht dat we als landbouw meer aan de bodem
moeten werken en dat heeft zijn positieve doorwerking naar water kwantiteit en
kwaliteit.

De waterkwantiteit is Flevoland is veelal prima op orde. Piekbelastingen kunnen
worden opgevangen als de bodem goed op orde is.

Bodemdaling: is lokaal van invloed op de productieomstandigheden. Als dit
uiteindelijk leidt tot functie verandering, dan is de provincie aan zet.

Teelten hebben een belang bij water van goede kwaliteit. Als ondernemers hebben
we in de afgelopen decennia behoorlijke stappen gemaakt hierin. Toch is de
afgelopen 10 jaar de normoverschrijding niet verder teruggedrongen. We moeten
kijken wat we hier meer aan kunnen doen, want elke emissie naar het water is
verloren voor de productie.

Zie nu in de DAW pilot in de NOP dat ondernemers zich bewust worden wat zij ook
zelf kunnen doen. Je moet ze meenemen.

De vakgroep Akkerbouw heeft aarzelingen bij het DAW vanwege het vijfde
actieprogramma Nitraat. Er ontstaan nog meer tekorten in nutriënten in de bodem.

De eis van de supermarkten tav fruit maakt dat de sector ongewenst eenzijdig
gewasbeschermingsmiddelen moet gebruiken, die voor de waterkwaliteit ongewenst
is.
Lida Schelwald (voor de AV van het Waterschap):

Doelstellingen van de landbouw en van het waterschap lopen synchroon en het is
positief dat de sector het zelf oppakt via het DAW.

Vanaf 2010 ben ik voorzitter van het overleg tussen WS, Landbouw (LTO) en de
verenigde leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen. Daar heb ik het
gezamenlijk belang onderstreept en mijn droom voorgelegd dat we in 2015 een
27



krantenkop hebben waarin de conclusie staat dat wij geen normoverschrijdingen
meer kennen in Flevoland dankzij gezamenlijke inspanningen van genoemde
partijen. Men kon zich vinden in deze ambitie en sectorgewijs aangeven wat de
huidige knelpunten waren en wat er voor nodig is om emissies naar het water te
voorkomen.
Ik proef dat de landbouw er voor wil gaan, mede door druk van buitenaf
(leveranciers, consumenten), maar voel ook de intrinsieke motivatie van
ondernemers. Er gebeurt al veel, denk bijvoorbeeld aan Water ABC.
Straks als de Floriade naar Flevoland komt, kunnen we laten zien dat de landbouw in
Flevoland echt duurzaam is.
Daarvoor moeten we nu meters maken, snel successen boeken door de
implementatie van haalbare en betaalbare maatregelen, communicatie wordt daarin
belangrijk.
Jaap Naaktgeboren (voor AV van het waterschap)

Ik ga in de eerste plaats vertellen wat we goed doen.

Dat we het op onderdelen nog beter kunnen doen en dat het daarvoor essentieel is
dat we het als sector en waterschap samen oppakken.

Ik zie dat bedrijven als Agrifirm en Profyto cursussen geven aan ondernemers over
fysische bodemgesteldheid. Daar moeten we bijzitten en ons verhaal kunnen
uitdragen. Bijeenkomsten voor ondernemers om hun spuitlicenties te waarborgen,
bieden ook goede mogelijkheden. Dus we gaan aanhaken bij dingen die al gebeuren.

We kunnen werken aan de bodem door bijvoorbeeld de Niet Kerende
Grondbewerking uit te rollen.
Bert Gijsberts (voor PS van Flevoland)

De kracht van de landbouw in Flevoland is groot, het is een economische grootheid in
het gebied. De landbouw heeft een internationale uitstraling. Bodem en water zijn de
meest essentiële vestigingsvoorwaarden.

Graag benadruk ik wat er al goed gaat en dat het goed gaat. We doen het in
Nederland vele malen beter dan elders.

We kunnen plussen aanbrengen, de sector moet zijn eigen verantwoordelijkheid
nemen als het bijvoorbeeld over afspoelen van machines gaat. De provincie verwacht
dat ook ondernemers bijdragen aan het realiseren van natuurwaarden.

Voor Flevoland blijft de agrarische sector onverkort enorm belangrijk. Als provincie
kunnen we daar de randvoorwaarden voor bieden: duidelijkheid geven waar kan wat
en wat niet, of het nu om huisvesting gaat of waterkwaliteit of andere onderwerpen
die de RO raken.

Ook de hoeveelheid water is op langere termijn een RO vraagstuk dat verder reikt
dan Flevoland. Op regionaal niveau kunnen er in 2040 keuzes gemaakt moeten
worden waar het water uit het IJsselmeer naar toe gaat: naar Flevoland, naar
Grolsch of naar het vee in de Achterhoek.

Bodemdaling willen we in meedenken wat dat betekent, zoals verandering van
bouwplan.

Story telling als het om duurzaamheid gaat: de landbouw is daarin essentieel. Ik
verwacht van ondernemers dat zij dat door gedrag en houding ook uitstralen.

Wij zitten er als bestuurders vanuit dezelfde visie in en dat doet mij deugd.

Graag nodig ik LTO uit om aan te geven waar je wat wet- en regelgeving betreft in
de problemen komt. Soms is het generiek beleid en hebben we niet direct invloed.
We willen het wel weten.
3. Sturingsfilosofie
Deze staat op drie pijlers: (a) werken vanuit de sector, (b) gebruik maken van bestaande
netwerken en (c) gemeenschappelijke communicatieboodschap.
28
Reactie Stuurgroep:

Communicatie: pak snel op waar je kunt aanhaken (zie voorbeelden van Jaap),
maak een kalender waar je wanneer moet zijn. Wellicht snel via bestaande en
eventueel een eigen webkanaal materiaal naar buiten brengen. Youtube filmpjes
bijvoorbeeld.

Vanuit ondernemers: Ondernemers moeten het gevoel hebben dat het over
henzelf gaat. Op het goede moment aanhaken. Herprofilering van sloten kun je
beter verkopen als het regent dan wanneer het droog is. Maak het herkenbaar
voor de ondernemer, voor de regio.

Adviesraad: niet te veel institutionaliseren, gebruik het netwerk, geef die
aandacht en organiseer niet onnodig. Zo kunnen we wellicht leren van
veldleeuwerik hoe we de bodemkwaliteit kunnen versterken.
Wat is het verschil dat DAW nu maakt: heldere boodschap die je met drie partijen op
gelijkwaardige manier uitdraagt.
Besluit: Sturingsfilosofie akkoord: aansluiten bij de sector(activiteiten), niet
institutionaliseren en gemeenschappelijke communicatielijn
4. (Actie)programma en middelen
Ons programma opereert vanuit de regie modus. We haken in op gebeurtenissen die
lopen, aanhaken bij anderen dus. Beleidsmatige onderwerpen krijgen ook een plaats in
het programma: met elkaar praten en niet over elkaar. Focus op uitrollen van wat zich al
heeft bewezen. Maar er is ook ruimte voor denken over innovatie, zoals de peilgestuurde
drainage. In het nieuwe POP programma worden middelen anders gekoppeld: het vraagt
om meer initiatief van het erf: Operationele groepen en Gebiedscollectieven.
Boerennatuur zit al aan tafel bij de provincie, maakt een goed aanbod en daar moeten
we bij aanhaken zodat bodem en water goed op de agenda komt. Kan ook betekenen dat
je vanuit de criteria Nee moet zeggen waar er nu wel mogelijkheden zijn geweest.
Besluit: prioriteit bij uitrollen van wat zich heeft bewezen, innovatie en
beleidsonderwerpen krijgen ook een plaats. Aansluiten bij wat er provinciaal gebeurt met
de Europese programma’s.
5. Jaarprogramma 2014 (was agendapunt 7)

Goed en evenwichtig pakket

Organisch stof gehalte als aandachtsgebied: moet onder onderwerp 1 worden
ge(her)formuleerd. Soms moet je dan pilots hebben om ontheffing van wet en
regelgeving te krijgen (je kunt ook denken aan constructies Green Deal).

Aandacht pijler 1 en 2 is terecht.

Schone erven: er lopen activiteiten zoals absorberende strolagen onder kuilen en het
Water ABC. Deze lopen af, sectorgewijs activiteiten weer oppakken. Gaat om én
nutriënten én gewasbeschermingsmiddelen.

Voor ons als bestuurders is monitoring belangrijk en dat kan op vele manieren,
bijvoorbeeld inspanningen: aantal activiteiten, aantal deelnemers, etc. Het is niet
direct lean en mean in getallen verminderde emissie uit te drukken.
Besluit: Jaarprogramma bijstellen en in januari 2014 komt die terug met een begroting.
6. Samenwerkingsovereenkomst

Goede vorm om mee te starten;

Verplichting tot monitoring en rapportage opnemen;

Geen advies- of Programma raad. Betrokkenheid van anderen anders organiseren.

Samenstelling: onafhankelijke en bindende voorzitter:
o Kan buffer zijn bij wisseling van bestuurders over verkiezingen heen;
o Motor kan belangrijk zijn;
29
Als Arnold – en de andere bestuurders – maar het boegbeeld van het
programma blijven. Dus een dienend en verbindende voorzitter.
o Stuurgroep voorzitter en Programma manager scheiden: tandem maken.

Tekenen van Samenwerkingsovereenkomst ca. 6 februari ergens op het erf.
Besluit: samenwerkingsovereenkomst akkoord, zoeken onafhankelijke voorzitter, snel
tekenen en aan het werk.
o
Begroting Programma

Vanuit capaciteit van eigen organisaties bouwen aan programma.

Paritaire verdeling van de kosten is niet per definitie nodig om gelijkwaardigheid
zichtbaar te maken. Daarom wordt geen financiële claim bij LTO neergelegd, wel een
claim voor de inzet van de ondernemers. Daar staat LTO voor.

Ga na of communicatie onafhankelijk moet worden ingezet.

Onafhankelijke programma manager is een goed voorstel, mits die te allen tijde
wanneer het nodig is, beschikbaar is.

Vraag aan Programmateam is om ambtelijk te onderzoeken of deze begroting is te
realiseren. Stuurgroep staat er achter.

De jaren 2014 en 2015 zijn belangrijk, dan moet je het verschil kunnen maken.

Actieplan Bodem en Water met als ondertitel: DAW programma Flevoland lijkt een
goede kandidaat voor de titel.
Besluit: Stuurgroep spant zich in om begroting voor programmateam te realiseren. Voor
realisatie worden ambtelijk voorstellen gedaan.
7. Rondvraag
Bert: we moeten nog wat organiseren rond de overbrugging van het agrarisch
natuurbeheer tot 2016 en hoe dat in elkaar overloopt. Programmateam agendeert dit.
Lida heeft nog enkele opmerkingen in de tekst bij het Programma document: nemen we
mee.
Reina: we gaan graag morgen hard aan de slag, hebben de bestuurders hard nodig,
kunnen wij op jullie rekenen? Ja dus.
Stuurgroep: waardering voor het werk van het programmateam!!
30
Download