Hoorcollege 5, THEATER Dit hoorcollege gaat over theater in de

advertisement
Hoorcollege 5, THEATER
Dit hoorcollege gaat over theater in de middeleeuwen
gedurende de periode van 476- 1500 n.Chr.
Maar om een historisch onderwerp in een bepaalde tijd te onderzoeken is het altijd handig om
de periode voorafgaand aan de desbetreffende periode aan te kaarten. Vandaar dat we een tijd
teruggaan in de tijd. (Vandaar onderstaand stuk tekst)
1000 v. Chr. Tot 800 v. Chr.  Dit is een periode waarin de Grieken hebben geleefd maar
waarvan wij helaas niet veel weten omdat er weinig geschreven bronnen zijn.
De periode 800 v. Chr. Tot 300 v. Chr. : in deze periode komt de Griekse oudheid tot bloei, dit
uit zich met name in de beeldhouwstijl tot een duidelijke ontwikkeling en ook geschreven
bronnen als de Ilias en de Odyssee stammen af uit deze tijd. Ook de filosofie komt tot een grote
ontwikkeling en we zien dat de stad Athene een democratisch bestuursysteem krijgt. Maar het
allerbelangrijkst is dat het THEATER ook ontstaat in deze periode.
De periode van 800 v. Chr tot 300 v. Chr is een erg belangrijke periode omdat er in deze
periode een heleboel tot ontwikkeling komt.
Theater van de Grieken; ontstond in het oude Griekenland rond 600 v. chr. Uit een paar
dingen; Dionysos de god ontstond, dit was voor de Grieken een nieuwe god die zij nog niet zo
lang kenden. Rondom het geloof in Dionysos werden feesten gegeven waarop gezongen werd,
uit deze zangliederen ontstonden later ook echte theaterstukken die werden geschreven, met
name tragedies en komedies.
Het woord DRAMA, betekent voor de Grieken zoiets als HANDELING, DOEN, men
bedoelde hiermee het opvoeren van stukken.
Vanaf 300 v. Chr.; De Griekse beschaving blijft nog steeds bestaan maar Alexander de Grote
verovert Griekenland en maakt van de lappendeken van stadsstaatjes één groot rijk, hij
verovert ze en verenigt ze. Zijn rijk komt tot Egypte en de Indus bij India.
In deze periode (vanaf 300v. Chr.) zien we dat het theater erg conservatief blijft, vooral oude
stukken worden herspeeld.
In de periode van 30 v. Chr. Tot 476 n. Chr. Ontstaat het Romeinse Rijk. We zien dat de
Romeinen het theater van de Grieken nabootsen ook zien we dat Romeinse toneelstukken iets
minder groot en belangrijk worden gevonden dan heet Griekse theater; de theaterstukken van
de Grieken worden nu nog steeds gespeeld.
In het jaar 476 n. Chr valt het Romeinse rijk, het West-Romeinse rijk valt voor een deel samen
met Europa. In dit jaartal wordt dan ook de laatste Romeinse keizer in Rome afgezet, Romulus
Augustulus. Na het afzetten van deze keizer vervalt de Romeinse samenleving, het rijk bestaat
niet meer en valt uiteen in allerlei kleine staatjes.
De KERK is minder geïnteresseerd in de politiek van de Romeinen maar vooral
geïnteresseerd in GOD. Wel zien we dat er in de kerken latijn wordt gesproken en geschreven,
dit wordt dan ook voortgezet.
Na het uiteenvallen van het Romeinse rijk breekt de periode van chaos aan, in deze donkere
periode van de middeleeuwen weet men vrij weinig omdat er vrijwel niets is opgeschreven
over theater.
DE VROEGE MIDDELEEUWEN, DE DONKERE EEUWEN476- 1050
476- 900 n.Chr men weet van deze periode vrijwel niets over het theater, er is weinig
bekend.
900-1050 n.Chr over deze periode weten we al meer van het theater, hier ontstonden de
eerste theaterbronnen.
Over theater in de vroege middeleeuwen is veel minder bekend, dit komt omdat er destijds een
samenleving was die minder goed georganiseerd was, in zo’n samenleving komt theater minder
goed tot zijn recht.
DE VROEGE MIDDELEEUWEN (476- 1050n. Chr.) kleinschalig theater in de vorm van;
- circusachtig vermaak
- muzikaal vermaak van mensen die rondtrokken
- verhalen van vertellers
Een hedendaagse acteur die verhalen over de middeleeuwen verwerkt in zijn toneelstukken is
DARIO FO, hij speelt meerdere karakters in een stuk en improviseert heel veel en speelt zijn
stukken altijd in zijn eentje. In zijn verhalen zit geen chronologische volgorde.
Vaak verstonden mensen uit verschillende taalgebieden elkaar moeilijk, maar wanneer men
binnen een bepaald taalgebied zat, bv. Ne-du verstond men elkaar wel met gebarentaal en de
talen hadden ook een bepaald verwantschap.
DE HOGE MIDDELEEUWEN 1050-1300
1050-1300 n. Chr Dit is de periode van de hoge middeleeuwen, West-Europa verkeert nog
echt in de Middeleeuwen terwijl in Italië al enige tekenen zijn van de renaissance die langzaam
begint op te bloeien.
In deze periode verstedelijkt de maatschappij, er komt een nieuw soort macht; de steden. De
oude macht; de adel en de kerk verandert naar de macht van de steden die steeds meer
toeneemt.
Een stedelijk spektakel ontstaat; De kerk rondom het verhaal dit wordt gezien door burgers
van de stad en het wordt steeds spectaculairder. Er komen passages naar voren waarin
EMOTIE een rol gaat spelen, bijv de Pieta. Religieuze verhalen worden steeds spectaculairder
gespeeld en krijgen emotioneel meer gewicht. Het theater werd binnen de kerkdiensten
gespeeld maar na een tijdje werden deze ook niet meer binnen de diensten gespeeld omdat het
toneel steeds spectaculairder werd, toneelstukken werden voortaan buiten de liturgie (de
dienst) gespeeld.
Voor iedere locatie waar gespeeld werd, werden kleine huisjes gebouwd. In sommige werden
dingen verbeeld als bijvoorbeeld de hel of de hemel (zie afb. hieronder). Verhalen werden op
verschillende plaatsen gespeeld. Sinister betekent in het latijn; links. De hel werd vaak in het
zuiden afgebeeld en de hemel in het noorden. Onderstaande afbeelding plattegrond van een
kerk en de bijbehorende acteerhuisjes.
Feast of fools; men verklede zich, in dit verkleden was een grote vrijheid dingen konden
gedaan worden die normaal niet mochten binnen de kerk ook carnaval wordt vergeleken met
dit feest. De plaatselijke bevolking mocht voor een keer de beest uithangen en hogere piefen
belachelijk maken.
DE LATE MIDDELEEUWEN 1300- 1500
1500 n. Chr.  In Noord-Europa; de late middeleeuwen. Er zijn veel THEATERBRONNEN
afstammende uit deze periode.
Ook in deze periode vindt de verstedelijking plaats, ook kwamen de gilden op in deze periode.
Het stadsleven was iets nieuws dat aan het gebeuren was. Mensen trokken naar de steden toe.
Dit is een onderwerp dat in Bredro’s toneelstukken ook aan de orde komt; het grote contrast
tussen de manier van leven in dorpen en de stad.
Platteland; boerderij, stukje grond van een edelman,groot gezin met oma opa broers en zussen
etc, uitgebreide families.
Stad; man, vrouw, kinderen en evt. één opa of oma.
Er gaat een andere familiestructuur ontstaan. De rolverdeling tussen de man en vrouw wordt
anders, Op het platteland zijn de man en de vrouw de hele dag in de weer, in de stad doet de
vrouw het huishouden en de man verdient het geld. Anders dan op de boerderij waar men
werkt om het eten te krijgen zonder dat hierbij geld te pas komt, alleen als de boer iets over
heeft kon dit geruild worden of verkocht. In de stad bestaat een GELDINDUSTRIE. Dit noemt
men ARBEIDSDELING; de economie komt op gang en verdeelt zich veel sterker dan op het
platteland. Coörpatisme bedrijfjes ontstaan. Mensen kunnen zich opwerken tot een
behoorlijk welstaand burger terwijl ze eerst helemaal niet welvarend waren.
De stad krijgt een geweldsmonopolie en ontwikkelt zijn eigen gang van zaken.
In de late middeleeuwen komen SCHOLING en UNIVERSITEITEN op gang.
Toneelstukken vinden nog steeds buiten de dienst plaats maar wel in de kerk. Op een gegeven
moment gaan de toneelstukken zich in deze tijdsperiode ook buiten de kerk afspelen omdat ze
te spectaculair werden.
Toneelstukken werden in de late middeleeuwen gespeeld in de vorm van;
-kleine voorstellingen; hier werden alleen maar delen van een verhaal verteld
-grote voorstellingen; gilden hielpen hierbij mee met de opbouw van huisjes en podia. Huisjes
zoals we eerder in de kerk zagen werden nu in de buitenlucht gebouwd. Allerlei scenes worden
gespeeld en deze worden veel zelfstandiger. Toneelstukken spelen zich af op verschillende
karren of podia.
Er waren twee verschillende spelen op deze podia
Mirakelspelen; gaan over het leven van heiligen of over hoe de religie een rol speelt in het
leven van de burgers, van de gewone mensen.
Mysteriespelen; gaan over de bijbel, het geloof.
In het algemeen;
Wat past bij de Middeleeuwen; Toneelstukken werden niet chronologisch gespeeld, bijv. een
paus die christus ontmoet. Middeleeuwse voorstellingen werden niet chronologisch gespeeld,
zo werden bijvoorbeeld ook het nieuwe en het oude testament door elkaar gehaald.
In de middeleeuwen had me het;
GEESTELIJKE TONEEL ontstaat vanaf 900 n.Chr. in de vroege middeleeuwen,
toneelstukken die draaien om de religie
WERELDLIJKE TONEELOok het wereldlijke toneel ontstaat rond 900 n. Chr. Maar dit
in de vorm van verhalenvertellers. Toneelstukken die draaien om het dagelijkse leven.
Deze twee soorten toneel staan parallel aan elkaar. Van het geestelijke toneel is het meeste
bekend.
We kunnen wel zeggen dat het theater in de middeleeuwen opnieuw ontstaat maar dan rondom
de verhalen die over Jezus gaan. In de katholieke kerk zien we al dat er iets ontstaat met
betrekking op theater; namelijk het deel van de dienst waarin de woorden van het laatste
avondmaal worden uitgesproken door de priester, Hij breekt het brood en zegt, dit is mijn
lichaam, eet ervan, daarna schenkt hij de wijn in en zegt, dit is mijn bloed, drink ervan
(hedendaags is dit brood een hostie). Eigenlijk heeft dit al iets weg van een klein toneelstukje.
Rondom verhalen over Jezus ontstaat het eerste theater in de kerk. En dit in de TROPEN, dit
waren versieringen in het laatste deel van een liturgische zang. Dit gaat als volgt; men rekt het
gezang op om wat extra versiering en schoonheid te creëren in de zang. Deze tropen worden
steeds uitgebreider gerekt tot er op een gegeven moment zelfs dialogen in werden geplakt. Er
worden dialogen gemaakt met twee verschillende stemmen.
In beschrijvingen die er zijn gevonden over deze tropen wordt ook beschreven dat er vrouwen
“opkomen” in de kerk alsof ze zoeken, ze doen alsof en acteren hierbij (dus THEATER). Dit
gaat over een paastropen waarin de vrouwen zoeken naar Jezus nadat hij uit zijn graf is
opgestaan bij zijn herrijzenis. Dit soort tropen worden opgevoerd in kloosters en in de kerk. 
ook andere verhalen worden op deze manier gespeeld maar Pasen werd gezien als het
belangrijkste feest van de christelijke en werd daarom ook veel gespeeld
Verandering van een boerenleven naar het stadsleven speelt in de middeleeuwen een
belangrijke rol, er waren verschillende soorten toneel;
- toernooien schijngevechten
- vermommingsfeesten verkleedpartij
- blijde inkomsten inkomsten van belangrijke personages in een stad, toneelstukken
werden hiervoor georganiseerd.
- Kluchtendit zijn toneelstukken die door beroepsacteurs werden gespeeld op een
simpel podium op een marktplein. Grotere toneelstukken werden vaak door inwoners
van de stad gespeeld. In deze kluchten werd de problematiek binnen een stad gespeeld;
bijv. huwelijkse scenes etc.
-
Moraliteiten de personages werden hier allegorisch gespeeld. Verschillende deugden
worden gespeeld. Deze drukken uit hoe je hoort te leven, het “goede” leven van de
mensen in de stad werd gespeeld.
- Abele spelen verhalen over ridders, liefde, verre orden.etc. Mensen worden
vermaakt het gaat impliciet over de mensen die ernaar kijken.
Een voorbeeld van deze abele spelen; Lanselot van Denemarken was een onbehouden
ridder die een meisje verkracht en hier later spijt van krijgt, hij laat het meisje achter en
krijgt zo’n spijt dat hij in de bossen gaat rouwen en hier overlijd. Een andere ridder trouwt
met het meisje uit medelijden.
Lanselot staat voor de vroege middeleeuwen
De andere ridder staat voor het nieuwe goede stadsleven.
.
Download