EEN INCLUSIEVE SAMENLEVING 15-3-2012 Februari 2012 Marjorie Veneman Lisette Schoenmaker In het kader van de maatschappelijke ontwikkelingen Een inclusieve samenleving 1. INLEIDING Burgers, maatschappelijke organisaties en overheid staan gezamenlijk voor de grote uitdaging: iedereen moet mee kunnen doen in deze samenleving. De overheid kan en wil niet alles meer regelen maar doet een beroep op het maatschappelijk middenveld en de burgers. Maatschappelijke participatie is daardoor een belangrijk thema voor de politiek, de overheid, maatschappelijke organisaties en de hele samenleving geworden. Maatschappelijke participatie omvat veel domeinen, zoals werk, onderwijs, deelname aan sociale en culturele activiteiten en buurt- en gezinsinzet. Er is sprake van een kentering in het denken en deze kentering doet zich voor op alle maatschappelijke terreinen. De overheid is niet langer de grote probleemhouder, de maatschappelijke instellingen zijn niet langer de vanzelfsprekende dragers van de oplossingen. Steeds meer mondige en zelfstandige burgers moeten zelf veel gaan doen. Deze omslag in denken zal niet direct van de ene op de andere dag te realiseren zijn. Dat vergt tijd, inzet en verbeeldingskracht van alle betrokkenen. Met het u voorliggende stuk willen we uitdrukking geven aan deze verandering en bovendien een kader bieden aan komende maatschappelijke ontwikkelingen. Meedoen aan de samenleving is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Kwetsbare groepen hebben moeite met participeren. Het betreft de maatschappelijke problematiek van sociale uitsluiting en isolement, achterstanden en sociale ongelijkheid, armoede, eenzaamheid en gebrek aan participatie. Sociaal beleid om mensen te bewegen mee te doen en hiertoe in staat te stellen, heeft alleen zin als we als samenleving uitstralen dat we vinden dat deze kwetsbare mensen erbij horen en ertoe doen in de samenleving. In dit stuk gaan wij op zoek naar een antwoord op de vraag : Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren binnen de maatschappelijke ontwikkelingen voor sociale inclusie? 2. SOCIALE INCLUSIE VOOR MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING Dit artikel gaat over mensen met een verstandelijke beperking in relatie tot de inclusieve samenleving. Wat verstaan wij onder een verstandelijke beperking en wat is een inclusieve samenleving? Dat komt in dit hoofdstuk aan de orde. 2.1. Verstandelijke beperking De definitie van verstandelijke beperking geformuleerd door de American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) luidt als volgt: ‘Een ‘‘verstandelijke handicap’’ wordt gekenmerkt door significante beperkingen zowel in het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag met betrekking tot conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. Deze beperkingen zijn ontstaan vóór de leeftijd van 18 jaar.’ Een verstandelijke beperking komt voor in allerlei gradaties van licht tot zeer ernstig en wordt bepaald door middel van een Intelligent Quotiënt test. Een algemene indeling is: Nederlandse benaming Internationale benaming IQ Licht verstandelijke beperking Mild 50-55 tot ongeveer 70 Matig verstandelijke beperking Moderate 35-40 tot 50-55 Ernstig verstandelijke beperking Severe 20-25 tot 35-40 Diep verstandelijke beperking Profound onder 20-25 TABEL 1: ALGEMENE INDELING VERSTANDELIJKE BEPERKING Pagina 1 Een inclusieve samenleving In de afgelopen decennia zijn er verschillende uitgangspunten geweest voor het ondersteunen van mensen met een verstandelijke beperking. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden deze mensen gezien als patiënten, dit wordt het medische model genoemd. In de jaren zeventig kwam er meer oog voor de ontwikkeling van vaardigheden van mensen met een verstandelijke beperking, het ontwikkelingsmodel. In de jaren tachtig en negentig werd steeds meer rekening gehouden met de levensfase waarin de mensen zich bevonden. Dit sociaal-evenwichtmodel werd gevolgd door het burgerschapsparadigma. Dit model heeft kwaliteit van bestaan, eigen regie en inclusie als kernwaarden. Het uitgangspunt hiervan is dat mensen met een beperking allereerst mens zijn met alle rechten en plichten die hier bij horen. Door hun handicap hebben zij echter wel meer ondersteuning nodig bij bijvoorbeeld zelfzorg, werk en huishouden. 2.2. Inclusieve samenleving Bij het burgerschapsparadigma hoort het begrip inclusie samenleving. Volgens Bolsenbroek en van Houten (2010) is een inclusieve samenleving een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen en waar geen onderscheid is ten aanzien van culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, talenten of beperkingen. Er is een duidelijk verschil tussen integratie en inclusie. Integratie komt van twee kanten, daar moet de persoon zelf ook iets voor doen. Bij inclusie niet: in een inclusieve samenleving hoort iedereen erbij en is er in wezen geen sprake meer van een ‘wij’ of een ‘zij’. Schuurman (2002) geeft aan dat er van een inclusieve maatschappij sprake is als er voldaan wordt aan een aantal kenmerken. Mensen met en zonder beperking leven samen in de maatschappij en zijn bereid elkaar te accepteren. Ieder mens maakt deel uit van een sociaal netwerk van families, collega’s en vrienden en kan gebruik maken van voorzieningen die bedoeld zijn voor iedereen. Steenbergen (2011) zegt in een lezing dat in het concept inclusieve samenleving de beperking niet langer gezien wordt als een individueel probleem, maar als een probleem van de samenleving. Het zijn de maatschappelijke, culturele of fysieke drempels die het mensen met een beperking moeilijk maken om mee te doen. De manier van kijken naar mensen met een verstandelijke beperking heeft er voor gezorgd dat er in de afgelopen dertig jaar een verandering heeft plaatsgevonden van wonen in gesloten settings naar leven en wonen in gewone wijken. Met het leven en wonen in buurten is de verwachting dat mensen met een beperking meer gebruik (kunnen) maken van de bestaande infrastructuur van de gemeenschap. Op deze manier hebben ze meer kansen op het ervaren van relaties met buren, het hebben van vriendschappen en deelname aan clubs en verenigingen (Verdonschot, Witte, Reichrath, Buntinx, & Curfs, 2009). Daarom is het participeren in de gemeenschap niet alleen een doel maar juist een proces waarbij meerdere doelen bereikt kunnen worden. Dit vraagt een andere kijk op de mens met een verstandelijke beperking en de samenleving vanuit het perspectief van (zorg)organisaties. 3. WET EN REGELGEVING “In een samenleving waar echt samengeleefd wordt, staat niemand buiten spel”. (M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten in haar brief Decentralisatie taken naar en groei van de Wmo, 23 september 2011). Wanneer we het belang van inclusie op beleidsniveau bekijken, dan is een inclusief beleid een beleid dat bij het ontwerpen en verstrekken van normaal gangbare wetten, richtlijnen, voorzieningen en producten rekening houdt met haar verschillende doelgroepen van burgers – waaronder ook personen met een handicap – zodat iedereen er gebruik van kan maken. De huidige regering heeft een heel stelsel van maatregelen aangekondigd op het gebied van onderwijs, de sociale zekerheid, welzijn en zorg. Pagina 2 Een inclusieve samenleving NU WORDT 1. Recht op hulp en ondersteuning 1. Compensatie/plicht tot ondersteuning 2. Zorgend 3. Op het individu gericht 2. Participatie 4.Verschillende financieringsstromen 3. Versterken eigen kracht en omgeving 5. Afrekeningssystematiek naar rijk 4. Minder financieringsstromen 5. Minimale verantwoording naar rijk Deze zeer ingrijpende veranderingen vragen volgens het kabinet een nieuwe balans tussen burgers en overheid, burgers onderling en overheden onderling en heeft grote gevolgen voor iedereen in de samenleving. 3.1 Overzicht van nieuwe wetgeving en maatregele n Overzicht van (voorgenomen) maatregelen die gevolgen hebben voor mensen met een beperking. Stand van zaken september 2011 (na het verschijnen van Rijksbegroting 2012). Van elke maatregel/wet geven we aan wat de bevorderende en belemmerende factoren hiervan zijn voor het realiseren van een inclusieve samenleving. Maatregel/wet Gevolgen voor mensen met een beperking Belemmerend/bevorderend voor inclusieve samenleving Bezuiniging subsidies cliëntorganisaties. Cliëntorganisaties zullen gaan fuseren of helemaal verdwijnen (LFB). - Minder deskundigheid, onderzoek en kennis Vanaf 2012. Bezuinigingen op armoedebeleid en schuldhulpverlening. - Minder aandacht voor specifieke doelgroepen Gemeenten zullen vaak niet in staat zijn dit aan te vullen waardoor er minder mensen geholpen kunnen worden. - Grotere armoede en hogere schulden waardoor mensen minder kunnen participeren Het standaard persoonlijk kilometerbudget wordt verlaagd van 750 naar 450 km: mensen met een beperking zullen minder kunnen reizen - Hogere kosten in het vervoer waardoor minder participatiemogelijkheden Vanaf 2012. Bezuinigingen op vervoer. + Het is mogelijk dat mensen Pagina 3 Een inclusieve samenleving Gerichte re-integratie en begeleiding ontschotte WWB, Wsw en Wajong. of moeten meer zelf betalen. meer gebruik gaan maken van het regulier openbaar vervoer Minder trajecten voor re-integratie. - Minder individugerichte reintegratie + Gezamenlijk plan voor de begeleiding van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt Vanaf 2012. + Mogelijk meer re-integratie in reguliere bedrijven = inclusie Beperking PGB’s tot personen met verblijfsindicatie. 90% van PGB-houders verliest PGB en is aangewezen op zorg in natura of krijgt helemaal geen zorg. - Minder kunnen participeren door wegvallen “rugzakje” Groot deel cliënten krijgt geen voorzieningen meer. - Geen benodigde ondersteuning voor deze doelgroep Vanaf 2012. Beperken doelgroep AWBZ door IQcriterium. Vanaf 2013? Invoering Passend Onderwijs. + Meer participatie in de maatschappij - Geen eigen keuze van onderwijs Vanaf 2013. Samenwerkingsverbanden van scholen bepalen waar cliënt naar toe gaat, verminderde kwaliteit door bezuinigingen. Beperking Wajong tot volledig en duurzaam. Doel is meer cliënten naar regulier werk. + Meer inclusie door mensen te plaatsen bij regulier werkgevers Vanaf 2013. + meer inclusie in regulier onderwijs - Meer werkloosheid en armoede waardoor minder participatie en meer kans op eenzaamheid Beperking toegang Wsw. Vanaf 2014. Minder WSW-plaatsen beschikbaar, meer mensen naar regulier werk of zonder werk. Zie bovenstaand Pagina 4 Een inclusieve samenleving Niet volledig duurzaam Minder inkomen voor deel van de doelgroep. afgekeurd dan wordt de Wajong uitkering verlaagd van 75% naar 70%. - Meer armoede waardoor minder mogelijkheden participatie + Prikkel tot zoeken werk in reguliere bedrijfsleven Vanaf 2014. Overheveling functies dagbesteding en begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo Cliënt is afhankelijk van gemeentelijk beleid (diversiteit), door bezuiniging minder toewijzing en minder kwaliteit. Vanaf 2014, korting 5%. - Minder individueel gerichte oplossingen + Luisteren naar de vraag van de mens + Kansen voor gemeenten om nieuwe samenwerkingsverbanden te creëren TABEL 2: OVERZICHT VAN VOORGENOMEN MAATREGELEN DIE GEVOLGEN HEBBEN VOOR MENSEN MET EEN BEPERKING (MEE NEDERLAND) Naast deze genoemde maatregelen is het kabinet bezig nieuwe bezuinigingen te zoeken voor het financieringstekort. Hier is nog niets over bekend. 4. BEVORDERENDE EN BELEMMERENDE FACTOREN VOOR INCLUSIE In het vorige hoofdstuk hebben we aangegeven welke wetten en maatregelen er komen die van invloed zijn op mensen met een beperking en welke invloed deze kunnen hebben op de inclusieve samenleving. Daarnaast zijn er nog andere bevorderende en belemmerende factoren. Deze bespreken we in dit hoofdstuk. 4.1. Bevorderende factoren Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, de veranderingen in onze verzorgingsstaat en de visie op mensen met een beperking zijn factoren die de inclusieve samenleving kunnen bevorderen. 4.1.1. VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap In 2006 heeft de VN het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap opgesteld. Het Verdrag verplicht deelnemende landen ervoor te zorgen dat mensen met een (functie-)beperking gelijkwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen (VWS, 2008). Het verdrag is opgesteld omdat de algemene mensenrechten niet ver genoeg doorwerken voor mensen met een handicap. Het VN-verdrag is een krachtig middel voor het vergroten van een toegankelijke samenleving waarin mensen met een handicap kunnen deelnemen. (Steenbergen, 2011) Dit omdat in het VN-Verdrag onder andere staat dat: mensen met een beperking de mogelijkheid moeten hebben om zelfstandig te wonen en deel uit te maken van de maatschappij. Mensen met een beperking recht hebben op werk. Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het politieke en openbare leven. Pagina 5 Een inclusieve samenleving Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het politieke en openbare leven. Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport. Nederland heeft het Verdrag in maart 2007 ondertekend maar nog niet geratificeerd (bekrachtigd). Raticiferen is belangrijk omdat het een land zich hier mee verplicht de rechten van mensen met een beperking daadwerkelijk uit te voeren. Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten is bezig met de voorbereiding van de ratificatie van het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap. (Dorresteijn, 2011) Zij inventariseert de consequenties voor het ratificeren en bestudeert de technische aspecten hiervan. 4.1.2. Visie op mensen met een beperking In de afgelopen vijftig jaar heeft de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking een paar keer een grondige verandering ondergaan. Tot ongeveer 1970 werd de nadruk gelegd op de beperkingen, dus op wat mensen met een handicap allemaal niet kunnen. Ze werden beschouwd als patiënten, die alleen maar moesten worden verzorgd en zo mogelijk ook behandeld, bijvoorbeeld voor motorische of voor psychische/gedragsproblemen. Die verzorging en behandeling moesten plaats vinden in een soort ziekenhuis, namelijk een instituut. Zo'n instituut lag vaak ver van de bewoonde wereld. Vanaf ongeveer 1970 veranderde die opvatting. De nadruk kwam nu niet meer te liggen op de beperkingen, maar op de mogelijkheden. Mensen met een handicap werden nu meer gezien als mensen met mogelijkheden. Zij werden beschouwd als leerlingen, die hun mogelijkheden kunnen ontwikkelen door leren. Dit leren moest plaatsvinden in speciale voorzieningen, bijvoorbeeld speciale kinderdagcentra en speciale scholen, onder andere ZMLK-scholen, Mytylscholen en Tyltylscholen. In vergelijking met het instituut werd het bestaan van mensen met een handicap dus een stuk gewoner. Vanaf ongeveer 1990 veranderde de opvatting opnieuw. Mensen met een handicap werden nu gezien als volwaardige burgers van de samenleving, met rechten en plichten. Om dit waar te kunnen maken moeten zij worden ondersteund. Dit moet gebeuren in gewone voorzieningen in de samenleving (integratie). Medisch model Ontwikkelingsmodel Kwaliteit van bestaan Mens met een beperking Mens met potenties Mensen met rechten en plichten Patiënt Leerling Burger Verzorgen / behandelen Ontwikkelen / trainen Ondersteund wonen / werken Instituut Speciale voorziening in de samenleving Gewone voorziening Segregatie Normalisatie Inclusie Expert Leraar /opvoeder Partner TABEL 3: PARADIGMATISCHE MODEL (KRÖBER 2008) 4.1.3. De verzorgingsstaat Een verzorgingsstaat is een collectief stelsel op nationale schaal, waaraan iedere burger, naar draagkracht, verplicht bijdraagt en waarin iedere burger recht heeft op zorg, ongeacht leeftijd, Pagina 6 Een inclusieve samenleving levenswijze en de hoogte van de bijdrage die hij heeft geleverd. Een sterk groeiende economie (in het bijzonder de eerste dertig jaar na de tweede wereldoorlog) heeft de uitbreiding van de verzorgingsstaat gestimuleerd. De laatste jaren is er een steeds grotere vraag naar voorzieningen, dit komt onder andere door: Technologische ontwikkelingen; er kan steeds meer op medisch gebied op het gebied van medische ingrepen, levensverlenging en preventie. Omdat het aanbod er is stijgt daarmee ook de vraag. Vergrijzing; mensen worden ouder en doen daarom een groter beroep op de gezondheidszorg. Defensieve gezondheidszorg; er wordt meer routineonderzoek gedaan als voorzorgmaatregel. Medicalisering; mensen vragen vaker medische oplossingen voor hun (sociale) problemen. Mensen zijn mondiger geworden en vinden dat ze recht hebben op zorg. Door de toenemende vraag naar voorzieningen is de verzorgingsstaat onbetaalbaar geworden en daarom zullen er andere keuzes gemaakt moeten worden. Een keuze die gemaakt is, is door middel van de Wet maatschappelijke ondersteuning meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. De Wmo gaat er vanuit dat hulp in eerste instantie zelf wordt georganiseerd (door mantelzorg en het netwerk) pas als dat lukt dan kan er aanspraak worden gemaakt op collectieve voorzieningen of individuele hulp. Zelfredzaamheid, participatie, zorg voor elkaar en sociale samenhang zijn sleutelwoorden in deze nieuwe wet. Dit gedachtegoed sluit goed aan op die van de inclusieve samenleving en kan dus een belangrijke bevorderende factor zijn. 4.2. Belemmerende factoren Naast de bevorderende factoren voor de inclusieve samenleving zoals de wetgeving op dit gebied en het verdrag voor personen met een handicap zijn er ook een aantal factoren die de vormgeving van de inclusieve samenleving kunnen belemmeren. Deze belemmerende factoren zijn onder andere de verzorgingsstaat zoals deze op dit moment is georganiseerd, de individualisering van de maatschappij en de wijze waarop naar mensen met een verstandelijke beperking wordt gekeken. 4.2.1. De verzorgingsstaat De verzorgingsstaat heeft voordelen zoals het draagkrachtprincipe, de grootschaligheid van het stelsel wat er voor zorgt dat hele complexe en dure zorg gefinancierd kan worden en dat familieleden worden ontlast doordat de zorg voor familieleden wordt overgenomen door professionals (Hermans, 2005). Nadelen zijn er echter ook door de grootschaligheid en anonimiteit van het stelsel kunnen mensen er gemakkelijk gebruik en misbruik van maken. Daarnaast worden mensen losser van familiebanden wat kan leiden tot grotere onverschilligheid voor de directe omgeving. De traditionele gemeenschap waarin de solidariteit in kleine kring groot was en mensen voor elkaar klaar stonden is minder geworden. 4.2.2. Individualisering Individualisering is een proces waarbij mensen steeds meer gaan leven in kleinere, minder sociaal gebonden eenheden, waarbij de verbindingen bestaan uit zelfgekozen relaties (Hermans, 2005). De banden tussen mensen verandert: verspreid over grotere afstanden, minder lokaal en familiegebonden, meer zelfgekozen, meer vertakt over meer mensen. Er zijn een beperkt aantal hechte relaties en een groot aantal vluchtige. De afhankelijkheid van de directe omgeving neemt af en van andere netwerken toe en de banden daarbinnen worden hechter. Mensen zijn minder aangewezen op de kleine kring en meer afhankelijk geworden van mensen in de wijdere omgeving, bijvoorbeeld van professionals die zorgen voor hun verzekering, onderwijs en gezondheidszorg. Hierdoor worden mensen individualistischer. De individualisering heeft gezorgd voor een afname in sociale cohesie. Pagina 7 Een inclusieve samenleving 4.2.3. Visie op mensen met een beperking De visie op mensen met een verstandelijke beperking is in de loop der tijd wel veranderd maar de vraag is in hoeverre de mensen met een beperking zelf en de gemiddelde burger met deze veranderende visie uit de voeten kunnen. Als je vanaf dat je geboren bent steeds te horen hebt gekregen dat je anders bent, minder kunt bereiken dan andere mensen, je voor onderwijs naar een speciale school moet en voor werk bent aangewezen op de sociale werkplaats. Hoe kan er dan verwacht worden dat je zonder problemen kunt deelnemen aan de inclusieve samenleving? Mensen met een verstandelijke beperking wonen vaker in de wijk maar hebben zij voldoende vaardigheden ontwikkeld om echt mee te doen in de buurt? De vaardigheden van mensen met een beperking bepalen mede in hoeverre zij kunnen functioneren als een goede buur, vriendschappen kunnen ontwikkelen en onderhouden en hun mogelijkheid om te participeren, zo blijkt uit verschillende studies. Het vermogen om het gedrag aan te passen aan de situatie is hierbij cruciaal. Wanneer iemand in staat is zijn of haar gedrag aan te passen aan de omgeving, in dit geval de wijk, zijn er meer mogelijkheden voor sociale integratie en participatie (Kröber H. , 2008) Meedoen aan reguliere sportclubs gaat ook nog niet als vanzelfsprekend. In de praktijk zien we dat mensen met een verstandelijke beperking wel welkom zijn bij de reguliere sportclubs maar dat er dan vaak een apart team of trainingsuur voor hen wordt gecreëerd. 5. DE PRAKTIJK Studies in het verleden hebben aangetoond dat veel bewoners met een verstandelijke beperking in alle verschillende woonvormen zelden deelnemen aan vrijetijdsbesteding in de maatschappij, zoals het beoefenen van hobby’s en het bezoeken van vrienden. De recente theoretische modellen over menselijk functioneren kijken steeds meer naar het sociaal ecologische systeem waardoor het deelnemen in een gemeenschap een essentiële dimensie vormt voor het menselijk functioneren. Daarom is een belangrijke vraag hoe we een productieve, participerende samenleving kunnen creëren die ieder mens voldoening geeft. Het Nivel onderzoekt jaarlijks middels de Participatiemonitor (Meulenkamp, Hoek, & Cardol, 2011) hoe mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking en ouderen participeren in de maatschappij. Hieruit blijkt dat 9 van de 10 mensen met een lichte of matige beperking in een woonwijk wonen en dagbesteding hebben. Hetzelfde onderzoek geeft aan dat mensen met een verstandelijke beperking vaak ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving. Slechts 30% ontmoet regelmatig vrienden, terwijl dat bij de algemene bevolking 90% is. 37% van de mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking voelt zich wel eens alleen of eenzaam. Natuurlijk voelen niet alleen mensen met een verstandelijke zich eenzaam, dit komt voor in de hele samenleving. Bepaalde groepen lopen echter wel meer risico op dit gebied. Uit recent onderzoek van McConkey & Collins (2009) blijkt dat professionals een grote rol kunnen spelen in het vergroten van inclusie voor mensen met een verstandelijke beperking. Door inclusie als doel te stellen in individuele (woon) plannen, werd er in dit onderzoek een significante bijdrage geleverd aan het vervullen van de persoonlijke doelen van de deelnemers. Zo werd er gezocht naar informatie hoe de bewoners konden deelnemen in de gemeenschap en gaven zij ook praktische ondersteuning om gebruik te maken van deze mogelijkheden. Dit is ook gebleken uit een kleinschalig kwalitatief onderzoek bij Stichting Philadelphia Zorg waar in 2000, negen jong volwassenen uit Almere door middel van een persoonlijk toekomstplan bijna twee jaar gevolgd zijn. Hun doelen en wensen lagen op het gebied van het vergroten van burgerschap en deelname aan de samenleving. Pagina 8 Een inclusieve samenleving 6. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN Gemeenschapsvorming is de tegenhanger van de sterke individualisering in de samenleving, zoals die de afgelopen decennia is gegroeid. Het werd in de loop van de jaren steeds minder gebruikelijk om elkaar te helpen en er werd steeds meer op de overheid gerekend voor het organiseren van hulp en steun. De sociale verbanden zijn steeds losser geworden. Het kan echter niet langer de overheid zijn die mensen noodzakelijke zorg, ondersteuning, begeleiding en gezelschap geeft. Dat wordt onbetaalbaar, want er komen steeds meer ouderen die ondersteuning nodig hebben. Ook blijven steeds meer mensen met een beperking in de wijken wonen. Het Rijk hevelt regelingen over naar gemeenten, zonder daarvoor (voldoende) extra middelen mee te leveren. Er wordt daarom een beroep gedaan op de samenleving van burgers onderling, de ‘civil society’, om zorg en welzijn te bieden. Dat betekent dat burgers weer verantwoordelijkheid moeten nemen voor zichzelf en voor elkaar. De uitdaging is de betrokkenheid van burgers te vergroten en een beroep te doen op hun inzet. Daar is winst te behalen: participeren draagt bij aan zingeving en welzijn en houdt mensen gezond. Het is echter van belang om te voorkomen dat mensen die (als mantelzorger of vrijwilliger) al flink belast zijn, overbelast raken door het afschuiven van taken die voornamelijk aan professionals werden toevertrouwd. Gemeenten krijgen veel meer invloed op de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking dan ze altijd hadden. Zij krijgen een spilfunctie waarbij netwerken tussen alle organisaties op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en werk van essentieel belang is. De door dit kabinet afgekondigde maatregelen en de bezuinigen en die er ongetwijfeld nog aankomen bieden kansen maar ook zeker bedreigingen voor het behalen van gewenste resultaten. Daarom is het van groot belang om een goede afstemming tussen al deze veranderingen te bewerkstelligen en dat alle partijen beschikken over: Visie Wat is er nodig om ieder mens, met of zonder beperking, tot zijn recht te laten komen. Kennis Beleidsmakers en professionals hebben kennis nodig van de doelgroep, behoeften vanuit mens en maatschappij, mogelijkheden in wet- en regelgeving enz. Vaardigheden In het omzetten van de theorie (plannen, wet- en regelgeving, visie, missie enz.) in de praktijk. Om inclusie echt te laten slagen, zijn veranderingen nodig in organisaties, bij professionals, bij mensen met een beperking en in de maatschappij. Organisaties Inclusie vraagt van organisaties fundamentele veranderingen. Oude inzichten zal men los moeten laten en hier nieuwe voor in de plaats stellen. Succesvolle kenmerken die Kröber (2008) noemt zijn: Aanwezigheid van middelen als financiën, mensen, tijd, faciliteiten als scholing en software e.d. De rol van medewerkers als kwartiermakers, voortrekkers, pleitbezorgers. De veranderingen dienen aan te sluiten bij de opvattingen van de medewerkers en moeten tevens haalbaar zijn. Management als rolmodel in een open en ondersteunende cultuur. Professionals Voor het realiseren van inclusie hebben cliënten ondersteuning nodig van medewerkers. Als medewerkers geen voordelen zien in inclusie dan zijn zij niet gemotiveerd om de cliënten hierbij effectief te ondersteunen. Het is belangrijk dat medewerkers de visie van de organisatie hierin onderschrijven en ernaar handelen. Maar alleen visie is niet genoeg. Medewerkers zullen geschoold moeten worden in inclusief denken bijvoorbeeld hoe ze cliënten goed kunnen helpen bij het opbouwen en onderhouden van een netwerk. Pagina 9 Een inclusieve samenleving Volgens Kröber & van Dongen (2011) wordt inclusie bevorderd als medewerkers: Een visie hebben op kwaliteit van bestaan Voordeel inzien van inclusie Geschoold zijn en handvatten hebben op inclusie vorm te geven In hun werk gericht zijn op inclusie De maatschappij De traditionele gemeenschap waarin de solidariteit in kleine kring groot was en mensen voor elkaar klaar stonden is de laatste decennia minder geworden. Mensen zijn individualistischer geworden wat gezorgd heeft voor een afname in sociale cohesie. Voor het realiseren van een inclusieve samenleving betekent dit dat burgers meer moeten gaan participeren en zich open moeten gaan stellen voor mensen met een beperking. Niet vanuit het oogpunt voor hen te willen zorgen maar hen te zien als volwaardige burgers die net als zij meedoen op alle gebieden. Deze omslag in denken zal niet direct van de ene op de andere dag te realiseren zijn. Mensen met een beperking Mensen met een beperking zijn vaak van oudsher niet gewend om zelfstandig (buiten een instelling) te wonen, te werken in het vrije bedrijf en mee te doen aan sportclubs en ander vormen van vrijetijdsbesteding samen met mensen zonder beperking. Dit vraagt bij hen om een omslag van denken waarbij ze ondersteuning van anderen nodig hebben. Wil sociale integratie een succes worden dan is het belangrijk om oog te hebben voor ambivalente gevoelens, gedachten en interactiebehoeften van mensen met en zonder verstandelijke beperking. Volgens Kröber & van Dongen (2011) wordt inclusie bevorderd als mensen met een verstandelijke beperking: Aangepast gedrag vertonen (bijvoorbeeld dat ze makkelijk op andere mensen afstappen) Voordeel ervaren van inclusie (dat ze een eigen woning hebben of zelf de regie kunnen voeren) Goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden in de samenleving Voldoende inkomen hebben zodat ze geld hebben om te participeren Een kwalitatief goed netwerk hebben die niet alleen bestaat uit familie en professionals Werk en vrije tijd doorbrengen in de reguliere setting Pagina 10 Een inclusieve samenleving BIBLIOGRAFIE American Association on Intellectual Developmental Disabilities. (sd). Faq on the AAIDD Definition on Intellectual Disability. Opgeroepen op februari 5, 2012, van Intellectual Disability: Definition, Classification, and Systems of Supports: http://www.aaidd.org/intellectualdisabilitybook/content_7473.cfm?navID=366 Bolsenbroek, A., & Houten van, D. (2010). Werken aan een inclusieve samenleving. Amsterdam: Uitgeverij Boom/Nelissen. Dorresteijn, M. v. (2011, april 22). Staatssecretaris bereidt ratificatie VN-verdrag voor. Opgeroepen op november 27, 2011, van Zorgvisie: http://www.zorgvisie.nl/Nieuws/11201/Staatssecretaris-bereidtratificatie-VNverdrag-voor.htm Hermans, F. (2005). Op zoek naar bescherming. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Kröber, H. (2008). Gehandicaptenzorg, inclusie en organiseren. Utrecht: Universiteit voor humanistiek. Kröber, H., & Dongen van, H. (2011). Sociale inclusie Succes en faalfactoren. Amsterdam: Uitgeverij Nelissen. McConkey, R., & Collins, S. (2009). Using personal goal setting to promote the social inclusion of people with intellectual disability living in supported accommodation. Journal of Intellectual Research , 54 (2), 135-143. Meulenkamp, T., Hoek, L. v., & Cardol, M. (2011). Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking en ouderen. Rapportage participatiemonitor 2011. Utrecht: Nivel. Schuurman, M. (2002). Mensen met verstandelijke beperkingen in de samenleving. Utrecht: Landelijk Kennisnetwerk Gehandicaptenzorg. Steenbergen, M. (2011, maart 2011). Op weg naar een succesvolle inclusieve samenleving. Opgeroepen op november 27, 2011, van Movisie: http://www.movisie.nl/onderwerpen/diversiteitsbeleid/docs/Lezing%20Marijke%20Steenbergen.pdf Verdonschot, M., Witte, L. d., Reichrath, E., Buntinx, W., & Curfs, L. (2009). Community participation of people with an intellectual disability: a review of empirical findings. Journal of JIntellectual Research , 53 (4), 303318. VWS. (2008, maart 18). VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Opgeroepen op november 27, 2011, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2008/03/18/vn-verdrag-inzake-de-rechten-van-personen-met-een-handicap.html Pagina 11