Een inclusieve samenleving

advertisement
EEN INCLUSIEVE
SAMENLEVING
15-3-2012
Februari 2012
Marjorie Veneman
Lisette Schoenmaker
In het kader van de maatschappelijke
ontwikkelingen
Een inclusieve samenleving
1. INLEIDING
Burgers, maatschappelijke organisaties en overheid staan gezamenlijk voor de grote uitdaging: iedereen
moet mee kunnen doen in deze samenleving. De overheid kan en wil niet alles meer regelen maar doet
een beroep op het maatschappelijk middenveld en de burgers. Maatschappelijke participatie is
daardoor een belangrijk thema voor de politiek, de overheid, maatschappelijke organisaties en de hele
samenleving geworden. Maatschappelijke participatie omvat veel domeinen, zoals werk, onderwijs,
deelname aan sociale en culturele activiteiten en buurt- en gezinsinzet. Er is sprake van een kentering in
het denken en deze kentering doet zich voor op alle maatschappelijke terreinen. De overheid is niet
langer de grote probleemhouder, de maatschappelijke instellingen zijn niet langer de vanzelfsprekende
dragers van de oplossingen. Steeds meer mondige en zelfstandige burgers moeten zelf veel gaan doen.
Deze omslag in denken zal niet direct van de ene op de andere dag te realiseren zijn. Dat vergt tijd,
inzet en verbeeldingskracht van alle betrokkenen.
Met het u voorliggende stuk willen we uitdrukking geven aan deze verandering en bovendien een kader
bieden aan komende maatschappelijke ontwikkelingen. Meedoen aan de samenleving is niet voor
iedereen vanzelfsprekend. Kwetsbare groepen hebben moeite met participeren. Het betreft de
maatschappelijke problematiek van sociale uitsluiting en isolement, achterstanden en sociale ongelijkheid,
armoede, eenzaamheid en gebrek aan participatie. Sociaal beleid om mensen te bewegen mee te doen
en hiertoe in staat te stellen, heeft alleen zin als we als samenleving uitstralen dat we vinden dat deze
kwetsbare mensen erbij horen en ertoe doen in de samenleving.
In dit stuk gaan wij op zoek naar een antwoord op de vraag :
Wat zijn belemmerende en bevorderende factoren binnen de maatschappelijke
ontwikkelingen voor sociale inclusie?
2. SOCIALE INCLUSIE VOOR MENSEN MET EEN VERSTANDELIJKE BEPERKING
Dit artikel gaat over mensen met een verstandelijke beperking in relatie tot de inclusieve samenleving.
Wat verstaan wij onder een verstandelijke beperking en wat is een inclusieve samenleving? Dat komt in
dit hoofdstuk aan de orde.
2.1. Verstandelijke beperking
De definitie van verstandelijke beperking geformuleerd door de American Association on Intellectual
and Developmental Disabilities (AAIDD) luidt als volgt: ‘Een ‘‘verstandelijke handicap’’ wordt gekenmerkt
door significante beperkingen zowel in het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag met
betrekking tot conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. Deze beperkingen zijn ontstaan vóór de
leeftijd van 18 jaar.’ Een verstandelijke beperking komt voor in allerlei gradaties van licht tot zeer
ernstig en wordt bepaald door middel van een Intelligent Quotiënt test. Een algemene indeling is:
Nederlandse benaming
Internationale benaming
IQ
Licht verstandelijke beperking
Mild
50-55 tot ongeveer 70
Matig verstandelijke beperking
Moderate
35-40 tot 50-55
Ernstig verstandelijke beperking
Severe
20-25 tot 35-40
Diep verstandelijke beperking
Profound
onder 20-25
TABEL 1: ALGEMENE INDELING VERSTANDELIJKE BEPERKING
Pagina 1
Een inclusieve samenleving
In de afgelopen decennia zijn er verschillende uitgangspunten geweest voor het ondersteunen van
mensen met een verstandelijke beperking. Tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw werden deze
mensen gezien als patiënten, dit wordt het medische model genoemd. In de jaren zeventig kwam er meer
oog voor de ontwikkeling van vaardigheden van mensen met een verstandelijke beperking, het
ontwikkelingsmodel. In de jaren tachtig en negentig werd steeds meer rekening gehouden met de
levensfase waarin de mensen zich bevonden. Dit sociaal-evenwichtmodel werd gevolgd door het
burgerschapsparadigma. Dit model heeft kwaliteit van bestaan, eigen regie en inclusie als kernwaarden.
Het uitgangspunt hiervan is dat mensen met een beperking allereerst mens zijn met alle rechten en
plichten die hier bij horen. Door hun handicap hebben zij echter wel meer ondersteuning nodig bij
bijvoorbeeld zelfzorg, werk en huishouden.
2.2. Inclusieve samenleving
Bij het burgerschapsparadigma hoort het begrip inclusie samenleving. Volgens Bolsenbroek en van
Houten (2010) is een inclusieve samenleving een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen
en waar geen onderscheid is ten aanzien van culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, talenten of
beperkingen. Er is een duidelijk verschil tussen integratie en inclusie. Integratie komt van twee kanten,
daar moet de persoon zelf ook iets voor doen. Bij inclusie niet: in een inclusieve samenleving hoort
iedereen erbij en is er in wezen geen sprake meer van een ‘wij’ of een ‘zij’. Schuurman (2002) geeft aan
dat er van een inclusieve maatschappij sprake is als er voldaan wordt aan een aantal kenmerken.
Mensen met en zonder beperking leven samen in de maatschappij en zijn bereid elkaar te accepteren.
Ieder mens maakt deel uit van een sociaal netwerk van families, collega’s en vrienden en kan gebruik
maken van voorzieningen die bedoeld zijn voor iedereen. Steenbergen (2011) zegt in een lezing dat in
het concept inclusieve samenleving de beperking niet langer gezien wordt als een individueel probleem,
maar als een probleem van de samenleving. Het zijn de maatschappelijke, culturele of fysieke drempels
die het mensen met een beperking moeilijk maken om mee te doen.
De manier van kijken naar mensen met een verstandelijke beperking heeft er voor gezorgd dat er in de
afgelopen dertig jaar een verandering heeft plaatsgevonden van wonen in gesloten settings naar leven
en wonen in gewone wijken. Met het leven en wonen in buurten is de verwachting dat mensen met een
beperking meer gebruik (kunnen) maken van de bestaande infrastructuur van de gemeenschap. Op deze
manier hebben ze meer kansen op het ervaren van relaties met buren, het hebben van vriendschappen
en deelname aan clubs en verenigingen (Verdonschot, Witte, Reichrath, Buntinx, & Curfs, 2009). Daarom
is het participeren in de gemeenschap niet alleen een doel maar juist een proces waarbij meerdere
doelen bereikt kunnen worden. Dit vraagt een andere kijk op de mens met een verstandelijke beperking
en de samenleving vanuit het perspectief van (zorg)organisaties.
3. WET EN REGELGEVING
“In een samenleving waar echt samengeleefd wordt, staat niemand buiten spel”. (M.L.L.E. Veldhuijzen van
Zanten in haar brief Decentralisatie taken naar en groei van de Wmo, 23 september 2011).
Wanneer we het belang van inclusie op beleidsniveau bekijken, dan is een inclusief beleid een beleid
dat bij het ontwerpen en verstrekken van normaal gangbare wetten, richtlijnen, voorzieningen en
producten rekening houdt met haar verschillende doelgroepen van burgers – waaronder ook personen
met een handicap – zodat iedereen er gebruik van kan maken.
De huidige regering heeft een heel stelsel van maatregelen aangekondigd op het gebied van onderwijs,
de sociale zekerheid, welzijn en zorg.
Pagina 2
Een inclusieve samenleving
NU
WORDT
1. Recht op hulp en ondersteuning
1. Compensatie/plicht tot
ondersteuning
2. Zorgend
3. Op het individu gericht
2. Participatie
4.Verschillende financieringsstromen
3. Versterken eigen kracht en
omgeving
5. Afrekeningssystematiek naar rijk
4. Minder financieringsstromen
5. Minimale verantwoording naar rijk
Deze zeer ingrijpende veranderingen vragen volgens het kabinet een nieuwe balans tussen burgers en
overheid, burgers onderling en overheden onderling en heeft grote gevolgen voor iedereen in de
samenleving.
3.1 Overzicht van nieuwe wetgeving en maatregele n
Overzicht van (voorgenomen) maatregelen die gevolgen hebben voor mensen met een beperking. Stand
van zaken september 2011 (na het verschijnen van Rijksbegroting 2012). Van elke maatregel/wet
geven we aan wat de bevorderende en belemmerende factoren hiervan zijn voor het realiseren van een
inclusieve samenleving.
Maatregel/wet
Gevolgen voor mensen met een
beperking
Belemmerend/bevorderend
voor inclusieve samenleving
Bezuiniging subsidies
cliëntorganisaties.
Cliëntorganisaties zullen gaan fuseren
of helemaal verdwijnen (LFB).
- Minder deskundigheid,
onderzoek en kennis
Vanaf 2012.
Bezuinigingen op
armoedebeleid en
schuldhulpverlening.
- Minder aandacht voor
specifieke doelgroepen
Gemeenten zullen vaak niet in staat zijn
dit aan te vullen waardoor er minder
mensen geholpen kunnen worden.
- Grotere armoede en hogere
schulden waardoor mensen
minder kunnen participeren
Het standaard persoonlijk
kilometerbudget wordt verlaagd van
750 naar 450 km: mensen met een
beperking zullen minder kunnen reizen
- Hogere kosten in het vervoer
waardoor minder
participatiemogelijkheden
Vanaf 2012.
Bezuinigingen op
vervoer.
+ Het is mogelijk dat mensen
Pagina 3
Een inclusieve samenleving
Gerichte re-integratie
en begeleiding
ontschotte WWB, Wsw
en Wajong.
of moeten meer zelf betalen.
meer gebruik gaan maken
van het regulier openbaar
vervoer
Minder trajecten voor re-integratie.
- Minder individugerichte reintegratie
+ Gezamenlijk plan voor de
begeleiding van mensen met
afstand tot de arbeidsmarkt
Vanaf 2012.
+ Mogelijk meer re-integratie
in reguliere bedrijven =
inclusie
Beperking PGB’s tot
personen met
verblijfsindicatie.
90% van PGB-houders verliest PGB en
is aangewezen op zorg in natura of
krijgt helemaal geen zorg.
- Minder kunnen participeren
door wegvallen “rugzakje”
Groot deel cliënten krijgt geen
voorzieningen meer.
- Geen benodigde
ondersteuning voor deze
doelgroep
Vanaf 2012.
Beperken doelgroep
AWBZ door IQcriterium.
Vanaf 2013?
Invoering Passend
Onderwijs.
+ Meer participatie in de
maatschappij
- Geen eigen keuze van
onderwijs
Vanaf 2013.
Samenwerkingsverbanden van scholen
bepalen waar cliënt naar toe gaat,
verminderde kwaliteit door
bezuinigingen.
Beperking Wajong tot
volledig en duurzaam.
Doel is meer cliënten naar regulier
werk.
+ Meer inclusie door mensen
te plaatsen bij regulier
werkgevers
Vanaf 2013.
+ meer inclusie in regulier
onderwijs
- Meer werkloosheid en
armoede waardoor minder
participatie en meer kans op
eenzaamheid
Beperking toegang
Wsw.
Vanaf 2014.
Minder WSW-plaatsen beschikbaar,
meer mensen naar regulier werk of
zonder werk.
Zie bovenstaand
Pagina 4
Een inclusieve samenleving
Niet volledig duurzaam Minder inkomen voor deel van de
doelgroep.
afgekeurd  dan
wordt de Wajong
uitkering verlaagd van
75% naar 70%.
- Meer armoede waardoor
minder mogelijkheden
participatie
+ Prikkel tot zoeken werk in
reguliere bedrijfsleven
Vanaf 2014.
Overheveling functies
dagbesteding en
begeleiding vanuit de
AWBZ naar de Wmo
Cliënt is afhankelijk van gemeentelijk
beleid (diversiteit), door bezuiniging
minder toewijzing en minder kwaliteit.
Vanaf 2014, korting
5%.
- Minder individueel gerichte
oplossingen
+ Luisteren naar de vraag
van de mens
+ Kansen voor gemeenten om
nieuwe
samenwerkingsverbanden te
creëren
TABEL 2: OVERZICHT VAN VOORGENOMEN MAATREGELEN DIE GEVOLGEN HEBBEN VOOR MENSEN MET EEN BEPERKING (MEE NEDERLAND)
Naast deze genoemde maatregelen is het kabinet bezig nieuwe bezuinigingen te zoeken voor het
financieringstekort. Hier is nog niets over bekend.
4. BEVORDERENDE EN BELEMMERENDE FACTOREN VOOR INCLUSIE
In het vorige hoofdstuk hebben we aangegeven welke wetten en maatregelen er komen die van invloed
zijn op mensen met een beperking en welke invloed deze kunnen hebben op de inclusieve samenleving.
Daarnaast zijn er nog andere bevorderende en belemmerende factoren. Deze bespreken we in dit
hoofdstuk.
4.1. Bevorderende factoren
Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, de veranderingen in onze
verzorgingsstaat en de visie op mensen met een beperking zijn factoren die de inclusieve samenleving
kunnen bevorderen.
4.1.1. VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
In 2006 heeft de VN het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap opgesteld. Het
Verdrag verplicht deelnemende landen ervoor te zorgen dat mensen met een (functie-)beperking
gelijkwaardig aan de samenleving kunnen deelnemen (VWS, 2008). Het verdrag is opgesteld omdat de
algemene mensenrechten niet ver genoeg doorwerken voor mensen met een handicap.
Het VN-verdrag is een krachtig middel voor het vergroten van een toegankelijke samenleving waarin
mensen met een handicap kunnen deelnemen. (Steenbergen, 2011) Dit omdat in het VN-Verdrag onder
andere staat dat:



mensen met een beperking de mogelijkheid moeten hebben om zelfstandig te wonen en
deel uit te maken van de maatschappij.
Mensen met een beperking recht hebben op werk.
Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het politieke en
openbare leven.
Pagina 5
Een inclusieve samenleving


Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het politieke en
openbare leven.
Mensen met een beperking recht hebben om deel te kunnen nemen aan het culturele
leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport.
Nederland heeft het Verdrag in maart 2007 ondertekend maar nog niet geratificeerd (bekrachtigd).
Raticiferen is belangrijk omdat het een land zich hier mee verplicht de rechten van mensen met een
beperking daadwerkelijk uit te voeren. Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten is bezig met de
voorbereiding van de ratificatie van het VN-verdrag over de rechten van personen met een handicap.
(Dorresteijn, 2011) Zij inventariseert de consequenties voor het ratificeren en bestudeert de technische
aspecten hiervan.
4.1.2. Visie op mensen met een beperking
In de afgelopen vijftig jaar heeft de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking een paar keer
een grondige verandering ondergaan. Tot ongeveer 1970 werd de nadruk gelegd op de beperkingen,
dus op wat mensen met een handicap allemaal niet kunnen. Ze werden beschouwd als patiënten, die
alleen maar moesten worden verzorgd en zo mogelijk ook behandeld, bijvoorbeeld voor motorische of
voor psychische/gedragsproblemen. Die verzorging en behandeling moesten plaats vinden in een soort
ziekenhuis, namelijk een instituut. Zo'n instituut lag vaak ver van de bewoonde wereld.
Vanaf ongeveer 1970 veranderde die opvatting. De nadruk kwam nu niet meer te liggen op de
beperkingen, maar op de mogelijkheden. Mensen met een handicap werden nu meer gezien als mensen
met mogelijkheden. Zij werden beschouwd als leerlingen, die hun mogelijkheden kunnen ontwikkelen door
leren. Dit leren moest plaatsvinden in speciale voorzieningen, bijvoorbeeld speciale kinderdagcentra en
speciale scholen, onder andere ZMLK-scholen, Mytylscholen en Tyltylscholen. In vergelijking met het
instituut werd het bestaan van mensen met een handicap dus een stuk gewoner.
Vanaf ongeveer 1990 veranderde de opvatting opnieuw. Mensen met een handicap werden nu gezien
als volwaardige burgers van de samenleving, met rechten en plichten. Om dit waar te kunnen maken
moeten zij worden ondersteund. Dit moet gebeuren in gewone voorzieningen in de samenleving
(integratie).
Medisch model
Ontwikkelingsmodel
Kwaliteit van bestaan
Mens met een beperking
Mens met potenties
Mensen met rechten en plichten
Patiënt
Leerling
Burger
Verzorgen / behandelen
Ontwikkelen / trainen
Ondersteund wonen / werken
Instituut
Speciale voorziening in de
samenleving
Gewone voorziening
Segregatie
Normalisatie
Inclusie
Expert
Leraar /opvoeder
Partner
TABEL 3: PARADIGMATISCHE MODEL (KRÖBER 2008)
4.1.3. De verzorgingsstaat
Een verzorgingsstaat is een collectief stelsel op nationale schaal, waaraan iedere burger, naar
draagkracht, verplicht bijdraagt en waarin iedere burger recht heeft op zorg, ongeacht leeftijd,
Pagina 6
Een inclusieve samenleving
levenswijze en de hoogte van de bijdrage die hij heeft geleverd. Een sterk groeiende economie (in het
bijzonder de eerste dertig jaar na de tweede wereldoorlog) heeft de uitbreiding van de
verzorgingsstaat gestimuleerd.
De laatste jaren is er een steeds grotere vraag naar voorzieningen, dit komt onder andere door:
 Technologische ontwikkelingen; er kan steeds meer op medisch gebied op het gebied van
medische ingrepen, levensverlenging en preventie. Omdat het aanbod er is stijgt daarmee ook
de vraag.
 Vergrijzing; mensen worden ouder en doen daarom een groter beroep op de gezondheidszorg.
 Defensieve gezondheidszorg; er wordt meer routineonderzoek gedaan als voorzorgmaatregel.
 Medicalisering; mensen vragen vaker medische oplossingen voor hun (sociale) problemen.
 Mensen zijn mondiger geworden en vinden dat ze recht hebben op zorg.
Door de toenemende vraag naar voorzieningen is de verzorgingsstaat onbetaalbaar geworden en
daarom zullen er andere keuzes gemaakt moeten worden. Een keuze die gemaakt is, is door middel van
de Wet maatschappelijke ondersteuning meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. De
Wmo gaat er vanuit dat hulp in eerste instantie zelf wordt georganiseerd (door mantelzorg en het
netwerk) pas als dat lukt dan kan er aanspraak worden gemaakt op collectieve voorzieningen of
individuele hulp. Zelfredzaamheid, participatie, zorg voor elkaar en sociale samenhang zijn
sleutelwoorden in deze nieuwe wet. Dit gedachtegoed sluit goed aan op die van de inclusieve
samenleving en kan dus een belangrijke bevorderende factor zijn.
4.2. Belemmerende factoren
Naast de bevorderende factoren voor de inclusieve samenleving zoals de wetgeving op dit gebied en
het verdrag voor personen met een handicap zijn er ook een aantal factoren die de vormgeving van de
inclusieve samenleving kunnen belemmeren. Deze belemmerende factoren zijn onder andere de
verzorgingsstaat zoals deze op dit moment is georganiseerd, de individualisering van de maatschappij
en de wijze waarop naar mensen met een verstandelijke beperking wordt gekeken.
4.2.1. De verzorgingsstaat
De verzorgingsstaat heeft voordelen zoals het draagkrachtprincipe, de grootschaligheid van het stelsel
wat er voor zorgt dat hele complexe en dure zorg gefinancierd kan worden en dat familieleden worden
ontlast doordat de zorg voor familieleden wordt overgenomen door professionals (Hermans, 2005).
Nadelen zijn er echter ook door de grootschaligheid en anonimiteit van het stelsel kunnen mensen er
gemakkelijk gebruik en misbruik van maken. Daarnaast worden mensen losser van familiebanden wat
kan leiden tot grotere onverschilligheid voor de directe omgeving. De traditionele gemeenschap waarin
de solidariteit in kleine kring groot was en mensen voor elkaar klaar stonden is minder geworden.
4.2.2. Individualisering
Individualisering is een proces waarbij mensen steeds meer gaan leven in kleinere, minder sociaal
gebonden eenheden, waarbij de verbindingen bestaan uit zelfgekozen relaties (Hermans, 2005). De
banden tussen mensen verandert: verspreid over grotere afstanden, minder lokaal en familiegebonden,
meer zelfgekozen, meer vertakt over meer mensen. Er zijn een beperkt aantal hechte relaties en een
groot aantal vluchtige. De afhankelijkheid van de directe omgeving neemt af en van andere netwerken
toe en de banden daarbinnen worden hechter. Mensen zijn minder aangewezen op de kleine kring en
meer afhankelijk geworden van mensen in de wijdere omgeving, bijvoorbeeld van professionals die
zorgen voor hun verzekering, onderwijs en gezondheidszorg. Hierdoor worden mensen individualistischer.
De individualisering heeft gezorgd voor een afname in sociale cohesie.
Pagina 7
Een inclusieve samenleving
4.2.3. Visie op mensen met een beperking
De visie op mensen met een verstandelijke beperking is in de loop der tijd wel veranderd maar de
vraag is in hoeverre de mensen met een beperking zelf en de gemiddelde burger met deze
veranderende visie uit de voeten kunnen. Als je vanaf dat je geboren bent steeds te horen hebt
gekregen dat je anders bent, minder kunt bereiken dan andere mensen, je voor onderwijs naar een
speciale school moet en voor werk bent aangewezen op de sociale werkplaats. Hoe kan er dan
verwacht worden dat je zonder problemen kunt deelnemen aan de inclusieve samenleving?
Mensen met een verstandelijke beperking wonen vaker in de wijk maar hebben zij voldoende
vaardigheden ontwikkeld om echt mee te doen in de buurt? De vaardigheden van mensen met een
beperking bepalen mede in hoeverre zij kunnen functioneren als een goede buur, vriendschappen kunnen
ontwikkelen en onderhouden en hun mogelijkheid om te participeren, zo blijkt uit verschillende studies.
Het vermogen om het gedrag aan te passen aan de situatie is hierbij cruciaal. Wanneer iemand in staat
is zijn of haar gedrag aan te passen aan de omgeving, in dit geval de wijk, zijn er meer mogelijkheden
voor sociale integratie en participatie (Kröber H. , 2008)
Meedoen aan reguliere sportclubs gaat ook nog niet als vanzelfsprekend. In de praktijk zien we dat
mensen met een verstandelijke beperking wel welkom zijn bij de reguliere sportclubs maar dat er dan
vaak een apart team of trainingsuur voor hen wordt gecreëerd.
5. DE PRAKTIJK
Studies in het verleden hebben aangetoond dat veel bewoners met een verstandelijke beperking in alle
verschillende woonvormen zelden deelnemen aan vrijetijdsbesteding in de maatschappij, zoals het
beoefenen van hobby’s en het bezoeken van vrienden. De recente theoretische modellen over menselijk
functioneren kijken steeds meer naar het sociaal ecologische systeem waardoor het deelnemen in een
gemeenschap een essentiële dimensie vormt voor het menselijk functioneren. Daarom is een belangrijke
vraag hoe we een productieve, participerende samenleving kunnen creëren die ieder mens voldoening
geeft. Het Nivel onderzoekt jaarlijks middels de Participatiemonitor (Meulenkamp, Hoek, & Cardol,
2011) hoe mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking en ouderen participeren in de
maatschappij. Hieruit blijkt dat 9 van de 10 mensen met een lichte of matige beperking in een woonwijk
wonen en dagbesteding hebben. Hetzelfde onderzoek geeft aan dat mensen met een verstandelijke
beperking vaak ondersteuning nodig hebben om mee te kunnen doen in de samenleving. Slechts 30%
ontmoet regelmatig vrienden, terwijl dat bij de algemene bevolking 90% is. 37% van de mensen met
een lichte of matige verstandelijke beperking voelt zich wel eens alleen of eenzaam. Natuurlijk voelen
niet alleen mensen met een verstandelijke zich eenzaam, dit komt voor in de hele samenleving. Bepaalde
groepen lopen echter wel meer risico op dit gebied.
Uit recent onderzoek van McConkey & Collins (2009) blijkt dat professionals een grote rol kunnen spelen
in het vergroten van inclusie voor mensen met een verstandelijke beperking. Door inclusie als doel te
stellen in individuele (woon) plannen, werd er in dit onderzoek een significante bijdrage geleverd aan
het vervullen van de persoonlijke doelen van de deelnemers. Zo werd er gezocht naar informatie hoe de
bewoners konden deelnemen in de gemeenschap en gaven zij ook praktische ondersteuning om gebruik
te maken van deze mogelijkheden. Dit is ook gebleken uit een kleinschalig kwalitatief onderzoek bij
Stichting Philadelphia Zorg waar in 2000, negen jong volwassenen uit Almere door middel van een
persoonlijk toekomstplan bijna twee jaar gevolgd zijn. Hun doelen en wensen lagen op het gebied van
het vergroten van burgerschap en deelname aan de samenleving.
Pagina 8
Een inclusieve samenleving
6. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN
Gemeenschapsvorming is de tegenhanger van de sterke individualisering in de samenleving, zoals die de
afgelopen decennia is gegroeid. Het werd in de loop van de jaren steeds minder gebruikelijk om elkaar
te helpen en er werd steeds meer op de overheid gerekend voor het organiseren van hulp en steun. De
sociale verbanden zijn steeds losser geworden. Het kan echter niet langer de overheid zijn die mensen
noodzakelijke zorg, ondersteuning, begeleiding en gezelschap geeft. Dat wordt onbetaalbaar, want er
komen steeds meer ouderen die ondersteuning nodig hebben. Ook blijven steeds meer mensen met een
beperking in de wijken wonen. Het Rijk hevelt regelingen over naar gemeenten, zonder daarvoor
(voldoende) extra middelen mee te leveren. Er wordt daarom een beroep gedaan op de samenleving
van burgers onderling, de ‘civil society’, om zorg en welzijn te bieden. Dat betekent dat burgers weer
verantwoordelijkheid moeten nemen voor zichzelf en voor elkaar. De uitdaging is de betrokkenheid van
burgers te vergroten en een beroep te doen op hun inzet. Daar is winst te behalen: participeren draagt
bij aan zingeving en welzijn en houdt mensen gezond. Het is echter van belang om te voorkomen dat
mensen die (als mantelzorger of vrijwilliger) al flink belast zijn, overbelast raken door het afschuiven van
taken die voornamelijk aan professionals werden toevertrouwd.
Gemeenten krijgen veel meer invloed op de zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking dan
ze altijd hadden. Zij krijgen een spilfunctie waarbij netwerken tussen alle organisaties op het gebied van
zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en werk van essentieel belang is. De door dit kabinet
afgekondigde maatregelen en de bezuinigen en die er ongetwijfeld nog aankomen bieden kansen maar
ook zeker bedreigingen voor het behalen van gewenste resultaten. Daarom is het van groot belang om
een goede afstemming tussen al deze veranderingen te bewerkstelligen en dat alle partijen beschikken
over:



Visie
Wat is er nodig om ieder mens, met of zonder beperking, tot zijn recht te laten komen.
Kennis
Beleidsmakers en professionals hebben kennis nodig van de doelgroep, behoeften vanuit mens
en maatschappij, mogelijkheden in wet- en regelgeving enz.
Vaardigheden
In het omzetten van de theorie (plannen, wet- en regelgeving, visie, missie enz.) in de praktijk.
Om inclusie echt te laten slagen, zijn veranderingen nodig in organisaties, bij professionals, bij mensen
met een beperking en in de maatschappij.
Organisaties
Inclusie vraagt van organisaties fundamentele veranderingen. Oude inzichten zal men los moeten laten
en hier nieuwe voor in de plaats stellen. Succesvolle kenmerken die Kröber (2008) noemt zijn:
 Aanwezigheid van middelen als financiën, mensen, tijd, faciliteiten als scholing en software e.d.
 De rol van medewerkers als kwartiermakers, voortrekkers, pleitbezorgers. De veranderingen
dienen aan te sluiten bij de opvattingen van de medewerkers en moeten tevens haalbaar zijn.
 Management als rolmodel in een open en ondersteunende cultuur.
Professionals
Voor het realiseren van inclusie hebben cliënten ondersteuning nodig van medewerkers. Als medewerkers
geen voordelen zien in inclusie dan zijn zij niet gemotiveerd om de cliënten hierbij effectief te
ondersteunen. Het is belangrijk dat medewerkers de visie van de organisatie hierin onderschrijven en
ernaar handelen. Maar alleen visie is niet genoeg. Medewerkers zullen geschoold moeten worden in
inclusief denken bijvoorbeeld hoe ze cliënten goed kunnen helpen bij het opbouwen en onderhouden van
een netwerk.
Pagina 9
Een inclusieve samenleving
Volgens Kröber & van Dongen (2011) wordt inclusie bevorderd als medewerkers:
 Een visie hebben op kwaliteit van bestaan
 Voordeel inzien van inclusie
 Geschoold zijn en handvatten hebben op inclusie vorm te geven
 In hun werk gericht zijn op inclusie
De maatschappij
De traditionele gemeenschap waarin de solidariteit in kleine kring groot was en mensen voor elkaar
klaar stonden is de laatste decennia minder geworden. Mensen zijn individualistischer geworden wat
gezorgd heeft voor een afname in sociale cohesie. Voor het realiseren van een inclusieve samenleving
betekent dit dat burgers meer moeten gaan participeren en zich open moeten gaan stellen voor mensen
met een beperking. Niet vanuit het oogpunt voor hen te willen zorgen maar hen te zien als volwaardige
burgers die net als zij meedoen op alle gebieden. Deze omslag in denken zal niet direct van de ene op
de andere dag te realiseren zijn.
Mensen met een beperking
Mensen met een beperking zijn vaak van oudsher niet gewend om zelfstandig (buiten een instelling) te
wonen, te werken in het vrije bedrijf en mee te doen aan sportclubs en ander vormen van
vrijetijdsbesteding samen met mensen zonder beperking. Dit vraagt bij hen om een omslag van denken
waarbij ze ondersteuning van anderen nodig hebben.
Wil sociale integratie een succes worden dan is het belangrijk om oog te hebben voor ambivalente
gevoelens, gedachten en interactiebehoeften van mensen met en zonder verstandelijke beperking.
Volgens Kröber & van Dongen (2011) wordt inclusie bevorderd als mensen met een verstandelijke
beperking:
 Aangepast gedrag vertonen (bijvoorbeeld dat ze makkelijk op andere mensen afstappen)
 Voordeel ervaren van inclusie (dat ze een eigen woning hebben of zelf de regie kunnen voeren)
 Goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden in de samenleving
 Voldoende inkomen hebben zodat ze geld hebben om te participeren
 Een kwalitatief goed netwerk hebben die niet alleen bestaat uit familie en professionals
 Werk en vrije tijd doorbrengen in de reguliere setting
Pagina 10
Een inclusieve samenleving
BIBLIOGRAFIE
American Association on Intellectual Developmental Disabilities. (sd). Faq on the AAIDD Definition on Intellectual
Disability. Opgeroepen op februari 5, 2012, van Intellectual Disability: Definition, Classification, and Systems
of Supports: http://www.aaidd.org/intellectualdisabilitybook/content_7473.cfm?navID=366
Bolsenbroek, A., & Houten van, D. (2010). Werken aan een inclusieve samenleving. Amsterdam: Uitgeverij
Boom/Nelissen.
Dorresteijn, M. v. (2011, april 22). Staatssecretaris bereidt ratificatie VN-verdrag voor. Opgeroepen op
november 27, 2011, van Zorgvisie: http://www.zorgvisie.nl/Nieuws/11201/Staatssecretaris-bereidtratificatie-VNverdrag-voor.htm
Hermans, F. (2005). Op zoek naar bescherming. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Kröber, H. (2008). Gehandicaptenzorg, inclusie en organiseren. Utrecht: Universiteit voor humanistiek.
Kröber, H., & Dongen van, H. (2011). Sociale inclusie Succes en faalfactoren. Amsterdam: Uitgeverij Nelissen.
McConkey, R., & Collins, S. (2009). Using personal goal setting to promote the social inclusion of people with
intellectual disability living in supported accommodation. Journal of Intellectual Research , 54 (2), 135-143.
Meulenkamp, T., Hoek, L. v., & Cardol, M. (2011). Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking
en ouderen. Rapportage participatiemonitor 2011. Utrecht: Nivel.
Schuurman, M. (2002). Mensen met verstandelijke beperkingen in de samenleving. Utrecht: Landelijk
Kennisnetwerk Gehandicaptenzorg.
Steenbergen, M. (2011, maart 2011). Op weg naar een succesvolle inclusieve samenleving. Opgeroepen op
november 27, 2011, van Movisie:
http://www.movisie.nl/onderwerpen/diversiteitsbeleid/docs/Lezing%20Marijke%20Steenbergen.pdf
Verdonschot, M., Witte, L. d., Reichrath, E., Buntinx, W., & Curfs, L. (2009). Community participation of people
with an intellectual disability: a review of empirical findings. Journal of JIntellectual Research , 53 (4), 303318.
VWS. (2008, maart 18). VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Opgeroepen op
november 27, 2011, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2008/03/18/vn-verdrag-inzake-de-rechten-van-personen-met-een-handicap.html
Pagina 11
Download