Samenvatting NLT van HIV tot aids Groepje B (Rianne, Anne, Eva, Willemijn en Elsa) Fagocyten maken antigenen in hun MHC-II complexen ‘zichtbaar’ op hun membraan. Als iemand geïnfecteerd is door HIV, kunnen T-helpercellen delen van HIV op een fagocyt detecteren. Immuniteit ACTIEVE IMMUNISATIE (Het lichaam maakt zelf antistoffen) - natuurlijke manier Iemand wordt besmet, maakt antistoffen en geneest. T-geheugencellen zijn gevormd en zorgen ervoor dat na een tweede infectie veel sneller antistoffen gemaakt worden - kunstmatige manier Iemand wordt ingespoten met dode of afgezwakte ziektekiemen (= vaccinatie), waardoor hij niet ziek wordt maar wel antistoffen en geheugencellen maakt. PASSIEVE IMMUNISATIE (Antistoffen komen van een ander mens (of dier)) - natuurlijke manier Een ongeboren kind kan via de placenta en via de moedermelk antistoffen van de moeder krijgen. Dat is noodzakelijk omdat de antistoffenproductie pas na de geboorte op gang komt. - kunstmatige manier Iemand krijgt serum (bloedplasma zonder de stollingseiwitten ) met antistoffen van een ander mens of van een dier ingespoten. Meestal gebeurt dit als men ziek is en niet of tijd zelf antistoffen maakt, of als nog geen veilig vaccin beschikbaar is. T-helpercellen (Th-cel) T-helpercellen (kortweg Th) zijn een vorm van witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het immuunsysteem. Het hiv vernietigt deze cellen, zodat het immuunsysteem niet langer in staat is om virussen en bacteriën onschadelijk te maken. Activeren Tc-cellen en B-cellen. Vooral deze cellen worden aangetast door het Aidsvirus. B-cellen kunnen zonder T-cellen geen antistoffen maken. MHC-1 en MHC-II complex De macrofagen zijn fagocyten die binnengedrongen ziekteverwekkers opeten. Onderdelen van de celmembraan van de ziekteverwekker worden naar speciale eiwitten (glycoproteïnen = suikereiwitten) vervoerd. De naam van deze presenterende stof is afgekort MHC =(Major Histocmpatibility Complex). Dit zijn Eiwitten in de celmembraan waarmee cellen antigenen afkomstig van binnengedrongen ziekteverwekkers aanbieden aan de T-helpercellen. Cytokinen Cytokinen worden niet door klieren afgescheiden maar door vele verschillende cellen afgegeven. Het zijn eiwitten en peptiden die een signaalfunctie vervullen. Ze lijken op hormonen en hun aantal is zeer groot. Ze zijn betrokken bij de afweer, het immuunsysteem en de vorming van bloedcellen. T-helpercellen Zoals verteld is, worden de T-helpercellen geactiveerd na antigeenpresentatie door cellen met MHCII-receptoren op het celmembraan (o.a. van macrofagen, dendritische cellen). Er blijkt naast de groep van Tc-cellen nog een andere groep T-cellen te bestaan. Dat zijn de T-helpercellen. Thelpercellen spelen een centrale rol in het op gang komen van de specifieke afweer. Hierbij zijn de MHCII-receptoren van groot belang; deze receptoren zitten op de afweercellen (lymfocyten en macrofagen). We herhalen nog eens wat er gebeurt: In het bloed bevinden zich veel T-helpercellen met ieder hun eigen soort receptoren op het celmembraan. Als een macrofaag een bacterie of andere ziekteverwekker gefagocyteerd heeft, plaatst hij een stukje ervan (het antigeen) in de MHC-IIreceptor op zijn celmembraan. De macrofaag ‘presenteert’ als het ware het antigeen aan het specifieke afweersysteem. Een T-helpercel, die met zijn receptor past op het gepresenteerde antigeen, wordt daardoor geactiveerd en gaat zich vele malen delen. Er treedt een differentiatie op; daarbij ontstaan T-helpercellen, T-supressorcellen en T-geheugencellen met ieder hun eigen taak. De T-helpercellen geven eiwitachtige signaalstoffen af, cytokinen. Deze stoffen activeren inactieve B- en Tc-cellen om zich te delen. T-helpercellen activeren Tc-cellen en B-cellen. Vooral deze cellen worden aangetast door het Aidsvirus. Na activatie van de Th-cel (=T-helpercel) gaat deze cel verschillende dingen doen. Er worden Thgeheugencellen gevormd die ervoor zorgen dat na een tweede infectie veel sneller de juiste antistoffen gevormd worden (Immuniteit). De T-helpercellen scheiden stoffen af (cytokinen) die de Cytotoxische T-cellen met dezelfde TCR laten delen. De Th-cellen activeren de vorming van B-lymfocyten. T-helpercellen (kortweg Th) zijn een vorm van witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen in het immuunsysteem. Het hiv vernietigt deze cellen, zodat het immuunsysteem niet langer in staat is om virussen en bacteriën onschadelijk te maken. Er zijn ook zeldzame genetische ziektes die hetzelfde effect hebben op de T-helpercellen. T-helpercellen geven verschillende soorten cytokinen af die verschillende processen reguleren. Bepaalde cytokinen stimuleren bijvoorbeeld de werking van cytotoxische T-cellen. Onder invloed van cytokinen ontwikkelen ook specifieke B-lymfocyten zich tot antilichaam producerende plasmacellen. Er zijn twee soorten T-helpercellen: Th1-cellen scheiden onder andere de immunomodulatoren IL-2, IFN-alfa en TNF-bèta uit. Deze zijn betrokken bij de vertraagde overgevoeligheid, de activatie van macrofagen en synthese van IgG2-antilichamen. Th1-cellen spelen een belangrijke rol bij het activeren van macrofagen en de productie van B-geheugencellen. Th2-cellen scheiden de immunomodulatoren IL-4, IL-5 en IL-13 uit. De Th2-cellen zijn direct verantwoordelijk voor het differentiëren van naïeve B-cellen in plasmacellen die antilichamen uitscheiden, waaronder IgE. Een teveel aan vrijkomend IgE maakt deel uit van een allergische reactie. De immuunrespons door Th1-cellen wordt celgemedieerde immuniteit genoemd, terwijl die volgens Th2 humorale immuniteit wordt genoemd. De T-helpercel 1 (Th1) is vooral aanwezig bij een infectie, de T-helpercel 2 (Th2) vooral bij een allergie. Bij allergie ziet men in de verhouding Th1 en Th-2 een duidelijke verschuiving naar Th2. Bij immunotherapie (desensibilisatie) is er een daling van Th2-cellen en een stijging van Th1-cellen (die IgG-productie stimuleren).