Samenvatting hoe komt HIV de cel in? Tussen GP120 en CD4 kan een eiwitbinding ontstaan. HIV maakt een gat in het celmembraan als het een binding met CD4 aangaat, dat komt doordat het membraan van het virus en de T-helpercellen versmelten, waardoor de virussen van HIV door de celmembraan heenkomen. Om een cel binnen te dringen moet HIV aan de cel hechten. De spikes van HIV passen op de eiwitten in het celmembraan van de potentiele gastheercel. Ze kunnen maar aan een paar receptoren binden, hiervan is de CD4-receptor de belangrijkste. MHC2-receptoren zitten o.a. in T-helpercellen, macrofagen en dendritische cellen. Op het membraan van HIV zit GP120 en GP41. GP41 heeft een soort sleutelvormige structuur, zodat het precies door het membraan van de gastheercel past. GP120 bindt met de CD4-receptor van de lichaamseigen cel. Als GP120 is gebonden verandert het van vorm. Het GP120 deel gaat dan als het ware uit elkaar om plaats te maken voor het GP41 deel. Hierna bindt het met GP41 aan de coreceptor CCR5 of CXCR4. CCR5 zit op macrofagen en CXCR4 zit op T-helpercellen. Ook dit verandert van vorm nadat het gebonden is. Uiteindelijk smelten de HIV-envelop en het membraan van de CD4 cel samen. Deze fusie wordt uitgevoerd door GP41. Als de lichaamseigen cel geen CCR5 of CXCR4 heeft, dan kan de HIV cel geen stabiele binding maken en niet samensmelten met de lichaamseigen cel.