Bloedverlies na de overgang

advertisement
Bloedverlies na de
overgang
Wat is postmenopauzaal bloedverlies?
Bij menopauzaal bloedverlies is er sprake van bloedverlies na de overgang via
de schede (vaginaal). We spreken van postmenopauze als uw laatste menstruatie tenmiste 1 jaar geleden heeft plaatsgevonden en andere oorzaken voor het
uitblijven van de menstruatie zijn uitgesloten. Deze folder geeft u informatie over
de meest waarschijnlijke oorzaken van uw bloedverlies. Ook leest u over de onderzoeken die u mogelijk krijgt.
Wat zijn de oorzaken van postmenopauzaal bloedverlies?
Postmenopauzaal bloedverlies kan verschillende oorzaken hebben Het bloedverlies kan veroorzaakt worden door een afwijking van de schede (vagina), baarmoederlichaam of de baarmoedermond. De oorzaak kan ook liggen in een afwijking
aan de eileiders of eierstokken. In de meeste gevallen is deze afwijking goedaardig.
Hoe ouder u bent, hoe groter de kans dat er wel sprake is van een kwaadaardige
aandoening. Hieronder gaan we verder in op deze oorzaken.
Atrofie
In de schede kan er sprake zijn van een dunne schedewand met gemakkelijk
bloedende kleine bloedvaatjes. Dit noemen we ook wel atrofie. Meestal ontstaat dit
door een relatief tekort aan vrouwelijke hormonen in de overgang. Deze dunne en
meestal droge schedewand veroorzaakt vaak klachten bij de gemeenschap. Ook
kunt u hierdoor een ontsteking krijgen van de schede met daarbij afscheiding.
Poliep in de baarmoedermond of in het baarmoederlichaam
Een poliep is meestal goedaardig. Een poliep is een knobbeltje dat in het slijmvlies
zit. Het knobbeltje bestaat uit cellen van het slijmvlies. Een poliep kan in het slijmvlies van de baarmoedermond of van het baarmoederlichaam zitten. Een poliep
kan bloedverlies veroorzaken.
Deze informatie voor patienten is met de grootste zorg samengesteld. Het betreft
algemene informatie. Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
© Jeroen Bosch Ziekenhuis / www.jeroenboschziekenhuis.nl
(GYN-181, uitgave juli 2015)
Verdikking van het slijmvlies in de baarmoeder
De baarmoeder bestaat voor het grootste deel uit een dikke spierwand. Die spierwand is bedekt met een dun laagje slijmvlies. Tijdens de menstruatiecyclus wordt het
laagje slijmvlies dikker. Bij de menstruatie wordt het slijmvlies weer afgestoten. Na de
overgang blijft het laagje slijmvlies dun. Het laagje is dan dunner dan vier millimeter.
Soms kan het zijn dat uw slijmvlies na de overgang toch dikker is. In dat geval kunt
u bloed verliezen via de vagina. Uw arts kan met een klein zuigslangetje een beetje
slijmvlies wegzuigen om dit in het laboratorium na te laten kijken. Het wegzuigen van
het slijmvlies gebeurt met een pipelle. U kunt meer lezen over de pipelle bij ‘Aanvullend onderzoek’ verderop in deze folder.
Afwijking van de eileiders of eierstokken
Een afwijking van de eileiders/eierstokken kan zelf een bloeding veroorzaken. De
afwijking kan ook het slijmvlies van de baarmoeder stimuleren zodat het opnieuw gaat
bloeden, zoals voor de overgang. Wat gebeurt er tijdens de afspraak met de gynaecoloog?
Om de oorzaken van het bloedverlies te achterhalen, voert de arts inwendig onderzoek uit. De arts bekijkt met behulp van een eendenbek (speculum) de vagina en de
baarmoedermond.
Ook kan de arts een uitstrijkje afnemen. Met een soort kwastje neemt de arts een
paar oppervlakkige cellen uit de baarmoedermond. Een laborant onderzoekt of de
cellen en de eventuele poliep kwaadaardig zijn. Binnen 7-10 dagen krijgt u de uitslag
van uw arts.
Daarnaast bekijkt de arts de baarmoeder, eierstokken en eileiders. De arts brengt
twee vingers in de schede en legt de andere hand op uw buik. Zo kan de arts de baarmoeder, eierstokken en eileiders aftasten.
Ook krijgt u een echo. Bij een echoscopie kijkt de arts naar de baarmoeder, eileiders
en eierstokken met behulp van geluidsgolven. Zo kan de arts goed zien of er afwijkingen zijn. De echo kan zowel inwendig als uitwendig gemaakt worden. Bij een inwendige echo brengt de arts vaginaal een echostaafje in. Bij de uitwendige echo gebruikt
de arts een echoapparaatje op uw buik. Soms is het nodig om bloed te laten prikken. Een bloedonderzoek kan aanvullende
informatie geven over de oorzaak van bloedverlies.
Wanneer krijgt u aanvullend onderzoek?
Soms geeft het gynaecologisch onderzoek onvoldoende informatie over de oorzaak
van het bloedverlies. De arts kan dan aanvullend onderzoek uitvoeren. Het hangt af
van uw persoonlijke situatie of en welk onderzoeken u krijgt. De mogelijke onderzoeken bespreken we hieronder.
SIS-echo (waterecho)
Bij een SIS-echo brengt de arts een dun slangetje met een beetje water via de
baarmoedermond in de baarmoeder in. Hierna wordt er een echo-onderzoek gedaan.
De arts kan zo de binnenkant van de baarmoeder en eventuele poliepen en myomen
goed zien. Een SIS-echo duurt ongeveer 10 minuten. Het onderzoek voelt niet prettig
aan, maar is niet pijnlijk.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 2 van 3
Pipelle
Een pipelle is een dun zuigslangetje. Hiermee zuigt de arts slijmvlies uit de baarmoedermond op. Het slijmvlies wordt in het laboratorium onderzocht op eventuele afwijkingen. Het opzuigen kan licht bloedverlies veroorzaken. Sommige vrouwen ervaren
dit onderzoek als kortdurend pijnlijk en/of onprettig.
Hysteroscopie en curettage
Bij een hysteroscopie kijkt de gynaecoloog in de baarmoeder met behulp van een
kijkbuis (hysteroscoop). De arts brengt de kijkbuis via de schede in de baarmoedermond. Dit onderzoek vindt meestal plaats zonder of onder plaatselijke verdoving. De
hysteroscopie duurt ongeveer 5-15 minuten.
Als het baarmoederslijmvlies verdikt is, brengt de arts tijdens de hysteroscopie een
zeer klein tangetje (curette) in. Met dit tangetje haalt de arts uit de binnenzijde van de
baarmoeder een biopt. Een biopt is een stukje weefsel. Het weefsel wordt onderzocht
in het laboratorium. U ontvangt hierover uitgebreide informatie in de folder ‘Diagnostische hysteroscopie ‘(GYN-116).
Wanneer krijgt u de uitslag?
Meestal spreekt uw arts met u af dat zij/hij u na 7-10 dagen belt over de uitslag. Het
is ook mogelijk dat u hiervoor een afspraak moet maken. Heeft u een kwaadaardige
afwijking? Dan maakt uw arts met u op korte termijn een afspraak om de verdere
gang van zaken te bespreken. Als er geen kwaadaardige afwijking is gevonden, is
verder behandeling niet nodig. Als we het bloedverlies zelf nog moeten behandelen,
dan maakt de arts daarvoor met u een vervolgafspraak.
Heeft u nog vragen?
Heeft u nog vragen? Dan kunt u contact opnemen met de polikliniek Gynaecologie.
Telefoonnummer: (073) 553 62 50.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 3 van 3
Download