Geesteswetenschap en hermeneutieki De grondlegger van de geesteswetenschappen is de Duitse filosoof en historicus Wilhelm Dilthey (1833-1911). Hij hanteerde de term Geisteswissenschaften aanvankelijk om alle wetenschappen die zich bezighouden met ‘de mens’, zoals filosofie, psychologie, economie, rechtswetenschap en de studie van godsdienst, taal, kunst en dergelijke, af te grenzen van de natuurwetenschappen. Uiteindelijk ligt het onderscheid tussen natuur- en geesteswetenschappen voor Dilthey echter niet zozeer in het object (immers, ook de fysiologie heeft de mens tot object, maar is een uitgesproken natuurwetenschap), maar in de verhouding van het subject (c.q. de onderzoeker) tot het object van kennis. Als we de fysische wereld tot voorwerp van studie nemen en in algemene wetten proberen te vatten, moeten we de beleving van de onderzoeker uitschakelen. Deze wetten kunnen slechts gevonden worden doordat de belevingskant van onze gewaarwordingen der natuur, de samenhang waarin wij, voor zover wij zelf natuur zijn, met dat belevingsaspect staan en het levende gevoel waarmee wij van haar genieten, steeds meer verdwijnen achter het abstracte begrijpen van de natuur in relaties van ruimte, tijd, massa en beweging. Al deze momenten werken samen, met het resultaat dat de mens zichzelf uitschakelt om uit zijn gewaarwordingen dit grote object natuur te construeren, geordend volgens wetten. In de geesteswetenschappen wordt de beleving van het subject uitdrukkelijk niet buitengesloten: we kunnen een ander alleen begrijpen als we ons in hem proberen te verplaatsen, dat wil zeggen: als we onze eigen beleving overbrengen (‘transponeren’) op de ander: Uit de volheid van de eigen beleving wordt door een transpositie beleving buiten ons gereconstrueerd en begrepen. Diltheys credo luidt: ‘Die Natur erklären wir, das Seelenleben verstehen wir.’ De natuur als object van de natuurwetenschappen omvat de onafhankelijk van de geest ontstane werkelijkheid. Object van de geesteswetenschappen zijn de producten van de menselijke geest: De geest begrijpt slechts wat hij gecreëerd heeft. Van alle menselijke creaties zijn de in taal gegoten scheppingen waarschijnlijk het meest geschikt om de menselijke beleving te openbaren. Dilthey kon in dit opzicht aansluiten bij een zeer oude traditie: de hermeneutiek. Al sinds mensenheugenis heeft men getwist over de juiste uitleg van teksten. Hermeneutiek is de kunst van de tekstuitleg en bestond al bij de oude Grieken. De term hangt etymologisch samen met Hermes, de boodschapper der goden, die de mensen de goddelijke lotsbeschikkingen moest uitleggen en de uitvinder van taal en schrift heet te zijn (hermeneuein is het oud-Griekse woord voor: uitleggen, vertalen). Een bijzondere plaats in de hermeneutiek kreeg de exegese van de Bijbel, bijvoorbeeld de uitleg van het Oude Testament in het licht van het Nieuwe Testament. De grondlegger van de moderne hermeneutiek is Schleiermacher (1768-1834): volgens hem is het verstehen de basis van alle tekstinterpretatie, of het nu een rechtsdocument, een religieus geschrift of een literair werk betreft. Voor Schleiermacher betekende de ‘kunst van het begrijpen’ het herbeleven van de geestelijke toestand van de schrijver bij de schepping van zijn werk. Dilthey overschreed op twee manieren de grenzen van Schleiermachers hermeneutiek. In de eerste plaats door niet langer alleen schriftelijk vastgelegde levensuitingen tot haar object te verklaren, maar ook alle overige producten van de menselijke geest (bijvoorbeeld: beeldende kunst). In de tweede plaats kwam Dilthey in zijn latere geschriften tot de slotsom dat het object van de hermeneutiek de gestolde geest is. Met andere woorden: de hermeneutiek houdt zich bezig met de duurzame producten van de menselijke geest en niet met de psyche zelf. Niet de psychische toestand van de schepper van een werk, maar de schepping zelf van dat werk moet worden gereconstrueerd. Om een product van de geest te begrijpen moest niet de psychologie worden ingezet: introspectie is als methode te onbetrouwbaar om iets over de mens aan de weet te komen. Niet de psychologie en de introspectieve methode, maar de hermeneutiek en de verstehende methode moesten volgens Dilthey de methodische grondslag vormen van de geesteswetenschappen. Maar als het niet om her-beleving, maar om re-constructie gaat, wat houdt die reconstructie dan in? ledere menselijke schepping heeft een bedoeling en het hermeneutische verstehen moet erop gericht zijn de oorspronkelijke bedoeling, ook wel aangeduid met zin of betekenis van het werk, als het ware opnieuw te construeren. In feite is dat wat we doen als we een werkstuk of het gedrag van iemand proberen te begrijpen: het wetenschappelijke begrijpen is slechts een methodische toepassing van het alledaagse begrijpen. Kortom, het is het proces van het begrijpen, waardoor de diepste lagen van het leven worden opgehelderd, en anderzijds begrijpen wij onszelf en anderen slechts door het leven dat wij beleven in te brengen in iedere uitingsvorm van eigen en andermans leven. Voor Dilthey kan de eigen beleving echter niet verder worden geanalyseerd, een opvatting die fundamenteel verschilt van die van Freud. i Deze – voor deze gelegenheid licht opgepoetste – tekst stond als ‘Terzijde 12’ in Psychoanalyse. Psychologische Paradigma’s 1 van M. Lauteslager & W. van Hoorn (1988). Alle gecursiveerde citaten zijn van Dilthey, maar ik heb ze ooit gevonden in en vertaald uit ‘Erkenntnis und Interesse’ van Jürgen Habermas (1973, hoofdstuk 7: ‘Diltheys Theorie des Ausdrucksverstehen’, pp. 178-203).