Thema 5 Evolutie

advertisement
Evolutie:
De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij
soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
Evolutietheorie:
Vanaf de 18de eeuw.
Het is niet te bewijzen, maar er zijn genoeg argumenten
die deze theorie aannemelijk maken.
Charles Darwin
1809 –1882
De evolutietheorie gaat uit van:
Veranderingen in genotype
Natuurlijke selectie en
Het ontstaan van nieuwe soorten
Individuen van een populatie planten zich onderling voort.
Bij geslachtelijke voortplanting ontstaan telkens nieuwe
genotypen.
In het genotype kunnen er mutaties optreden.
Geslachtelijke voortplanting + mutaties  andere genotypen
Invloeden
vanuit het
milieu
Verschillende
fenotypen
Slechts enkele nakomelingen worden volwassen en
Krijgen op hun beurt nakomelingen, je hebt te maken met:
Strenge selectie en overlevingskans.
Strenge selectie en overlevingskans, Hoe werkt het?
Een organisme dat goed is aangepast aan het milieu, heeft
een grote overlevingskans.
Veel van zijn nakomelingen zullen in leven blijven en zich
voortplanten.
Het gunstige genotype wordt zo doorgegeven van ouders
aan nakomelingen.
Veel verschillende genotypen en fenotypen verhogen de
overlevingskans van een soort.
De soorten kunnen dan steeds beter tegen de
milieuomstandigheden.
Mogelijke gevolgen:
Oorspronkelijke vorm sterftuit.
> De soort is dan veranderd.
Oorspronkelijke vorm blijft leven.
> Geen nieuwe soort, wel verschillende vormen van 1
soort.
Als de verschillende vormen van een soort van elkaar
geïsoleerd raken, kunnen ze na een lange tijd ook niet
meer zorgen voor vruchtbare nakomelingen.
Er ontstaat dan van de verschillende vormen, nieuwe
soorten.
Het milieu veranderd langzaam
aan één kant van het water.
Er ontstaat een nieuwe soort en
raakte geïsoleerd.
Een rood landschap ….
Iemand gaat op konijnen jagen,
maar kan ze helaas niet zien.
De populatie loopt geen gevaar,
want het is goed aangepast aan
het ………………..
Bij de geslachtelijke voortplanting is er mutatie
opgetreden, waardoor de ....................nu anders is
geworden.
Van de nakomelingen is het
…………………… veranderd,
waardoor ook het ……………………
anders is.
De jager komt na een tijdje weer jagen.
De konijnen die nu groen zijn, worden dit keer wel gezien.
Door milieuomstandigheden is het landschap na tijd
veranderd. Het is nu groen.
Het is weer jaagseizoen, de
………………..konijnen vallen nu
op en worden allemaal gedood.
De groene konijnen zijn nu een
………………..
De ……………….zijn uitgestorven.
Er is hier sprake van het ontstaan van nieuwe soorten.
De jager zorgde voor de
uitsterving van de rode
konijnen.
In de natuur vindt dit op een soortgelijke manier plaats,
dit noem je ....................
Individuen van één soort verschillen van elkaar in
genotype en in fenotype.
Berkenspanner:
99% grijs
1% zwart
Individuen van één soort verschillen van elkaar in
genotype en in fenotype.
De industrialisatie leidde tot luchtvervuiling.
De bomen werden bedekt met een laag roet.
Tegenwoordig hebben de schoorstenen filters
die roet tegenhouden.
Berkenspanner:
99% grijs
Berkenspanner:
1%
zwart
1%
grijs
Berkenspanner:
99% grijs
zwart
99%
1% zwart
De evolutietheorie gaat uit van:
Veranderingen in genotype
Natuurlijke selectie en
Het ontstaan van nieuwe soorten
Maak de opdrachten:
1&3
Camouflage PPT!
De evolutietheorie gaat uit van:
Veranderingen in genotype
Natuurlijke selectie en
Het ontstaan van nieuwe soorten
De aanwijzingen: Fossielen
De argumenten:
Overeenkomst in bouw
Rudimentaire organen
Overeenkomst in embryonale ontwikkeling
Fossielen zijn versteende
overblijfselen van organismen, of
Hoe ontstaan
fossielen?in
afdrukken
van organismen
gesteenten.
Sedimentlaag: geen zuurstof → geen rotting
Zeebodem stijgt en breekt af door geologische krachten.
Er wordt zelden fossielen
van complete
organismen gevonden.
Doordat zachte delen te
snel vergaan om te
kunnen fossiliseren.
Maar uit de gevonden
delen maakt men een
voorstelling, een
reconstructie.
Amber: fossiel gemaakt van boomsap.
Het fossiel van Archaeopterix
(ca 150 MJG)
Hij markeert de overgang van
reptiel naar vogels.
Marrella Splendens
(ca 600-505 MJG)
± 2 cm groot
De argumenten:
Overeenkomst in bouw
Rudimentaire organen
Overeenkomst in embryonale ontwikkeling
Overeenkomst in bouw:
• Overeenkomst in bouw
• Verschillende functie door aanpassing aan milieu
• Hebben waarschijnlijk een gemeenschappelijke voorouder gehad
Rudimentaire organen:
• Functie door aanpassing aan milieu verloren gegaan
• Bij verwante soorten hebben deze organen wel een functie
• Kunnen verdwijnen of gedeeltelijk blijven bestaan
Overeenkomst in embryonale ontwikkeling:
• In het begin lijken de embryo’s sterk op elkaar
• Tijdens hun ontwikkeling gaan ze meer van elkaar verschillen
• Waarschijnlijk hebben de gewervelden een gemeenschappelijke
voorouder
Maken opdracht:
4, 5 en 6
Je gaat twee
documentjes en een
poster maken over
een periode!
Wordt weergegeven in een:
Geologische tijdschaal
Wordt verdeeld in:
Tijdperken
Perioden
De tijd wordt weergegeven in:
MJG; miljoen jaar geleden
Welke organisme is als eerst ontstaan?
a) Reptielen of
b) Zoogdieren
Wanneer?
Soorten die een gemeenschappelijke voorouder bezitten
vertonen verwantschap.
Een vermoedelijke afstammingsvolgorde van organismen
wordt in een stamboom weergegeven.
In een stamboon staat:
- De ontwikkeling van een organisme
- De verwantschap met andere organismen
Maak opdracht: 10
• http://www.bioplek.org/6ath/6ath_evolutie.h
tml
Download