Start vrijdag 10 februari 2012. Situatie: Extra leesles geven aan de

advertisement
Start vrijdag 10 februari 2012.
Situatie:
Extra leesles geven aan de zwakke leerlingen.
Taak:
Mmkm woord oefenen.
Actie:
Ik heb B meegenomen naar het lokaal. D,T en R kwamen ook. Ik ben bij de deur gaan staan en
begroete iedereen. Toen R binnen kwam lopen, gaf ik hem een hand. Ik stelde mezelf voor. Daarna
ben ik op mijn stoel voor de kinderen gaan zitten. Ik zei de kinderen dat ik het gezellig vond dat ik hun
weer een les mocht geven. Dit deed ik tot voor kort iedere week twee tot drie keer. Sinds twee weken
is dit niet meer. Ik sta op en deel de boeken, waar de kinderen zelfstandig in lezen, uit. Hierbij geef ik
ze ook hun aanwijsstrook. Ik ga bij T zitten en lees samen met hem. Ik zit tegenover T, op deze
manier kan ik T helpen en heb ik zicht op de rest van de groep. Ik vraag T eerst te vertellen waar het
boek over gaat. Dit kon hij mij vertellen. T heeft de bladzijdes voor mij voorgelezen. Hij struikelde over
een paar woordjes. Ik zei toen tegen hem dat dat helemaal niet erg is, hij kon het gewoon nog een
keer proberen. Ik wees het woordje aan en hielp hem op weg door de eerste twee letters te zeggen. T
kwam er dan snel uit. Ik keek een aantal keren de groep in, zij zaten rustig voor zichzelf te lezen. Ik
gaf hen complimenten. Na 10 minuten heb ik tegen gezegd dat ik het heel goed vond gaan. Ik keek
hem hierbij aan en gaf hem een ‘’dikke duim’’. Vervolgens stond ik op en haalde de boeken bij
iedereen op. Ik bleef met de boeken in mijn hand bij het bureau staan. Ik keek in de groep en vertelde
ze dat ze heel goed voor zichzelf gelezen hadden. Ook hen gaf ik een ‘’dikke duim.’’
Vervolgens ben ik de veilig en vlot boekjes uit gaan delen. Ik vertelde de kinderen ondertussen dat ze
naar kern 7 bladzijde 7 voor zich mochten nemen. Ik liep bij iedereen even langs om te kijken of dat ze
de juiste bladzijde voor hun neus hadden liggen. Vervolgens gaf ik R een beurd. Hij mocht het eerste
rijtje voorlezen. Ik heb iedere leerling een aantal keer de beurd gegeven. Ondertussen liep ik veel rond
om te kijken of dat iedereen mee aan het lezen was. Op het moment dat de hele bladzijde gelezen
was, vertelde ik de kinderen dat we naar bladzijde 11 gingen. Ik keek checkte weer bij iedereen de
bladzijde. Ik liep nog steeds rond en zag dat R niet mee las. Ik ben naar hem toegelopen en wees het
woordje aan waar we gebleven waren. Hij keek mij aan, ik gaf hem een knipoog en fluisterde dat hij
wel mee moest lezen. Toen ben ik weer naar mijn stoel te gelopen. Ik had nu zicht op alle 4 de
kinderen tegelijk. Op het moment dat een kind over het woordje struikelde, heb ik hem geholpen door
een aanwijzing te geven. T struikelde over de letter ‘’b’’ en over de letter ‘’d’’. Dit gebeurd vaker bij
hem. Ik keek de leerling aan en zei: ‘’kijk goed naar de buik van de eerste letter.’’ Ik heb aan B
gevraagd of dat zei voor mij de veilig en vlot boekjes op wilde komen halen. Ik heb zelf de leerboeken
uitgedeeld. Toen iedereen het leerboek had, vertelde ik op welke bladzijde we moesten zijn. Ik vroeg
de kinderen of ze hun boeken omhoog wilde houden. Zo kon ik zien of dat de kinderen de juiste
bladzijde hadden. Omdat deze bladzijde nieuw was voor de kinderen, lazen we hem op de ‘’voor,
koor, door’’ manier. Ik las steeds 3 rijtjes voor. Ik deed dit rustig zodat de kinderen de woordjes mee
konden lezen. Ik sprak de woorden duidelijk uit. Zo hoorde de kinderen de klank. Daarna lazen we de
rijtjes samen. Ik gaf het tempo aan door mijn stem rustig en hoorbaar te laten klinken. Ook dit tempo
hield ik rustig door duidelijk te spreken. Daarna gaf ik B de beurd. Ik stond voor de groep. B kwam niet
uit een woord. Ik vroeg aan D of zei B kon helpen. D las het woord. Ik herhaalde het woord. Toen liet
ik B het woord lezen. Zo ging het goed. Ik gaf B een compliment voor het lezen. En ik bedankte d voor
het helpen. De volgende leerling kreeg van mij de beurd. Dit was D. Ik liep door de groep om te kijken
of dat iedereen aan het meelezen was. D las vlot, ik gaf haar een compliment. R was de volgende, hij
maakte een klein foutje. Ik heb het woordje verbeterd. Ik heb hem het woordje laten herhalen. Ook hij
kreeg een compliment van mij over het lezen. T was als laatste. Hij had veel moeite. Ik liep naar hem
toe en ging voor hem zitten. Ik bukte. Ik wees de woordjes aan. Ik bepaalde het tempo door de
woordjes zachtjes mee te fluisteren. Het lukte T. Ik vroeg T nog eens het rijtje op te lezen. Nu ging het
beter. ik gaf T het volgende compliment: ‘’keurig gedaan T.’’ Ik vertelde de kinderen dat ik het goed
vond gaan. Daarna zei ik tegen de kinderen dat we naar bladzijde 10 gingen. Ik gaf de leerlingen weer
om de beurd een leesbeurt. Ik liep veel door de groep heen om te kijken of dat iedereen mee las. Ik
heb ze hier echt niet op hoeven corrigeren, ze lazen goed mee. Ik vertelde de kinderen dat we de
laatste bladzijde voor vandaag gingen lezen. Dit was bladzijde 17. Ook nu liep ik weer rond om te
kijken of dat iedereen de juiste bladzijde voor zijn neus had. We hebben de bladzijde op de zelfde
manier gelezen. Ik ben op mijn stoel gaan zitten en gaf de kinderen om de beurd een leesbeurt. Het
lezen ging goed. Op het moment dat T mocht lezen, ben ik voor hem gaan staan. Ik keek goed mee of
dat het lukte. Het ging goed, ik gaf hem een knipoog.
Ik heb alle boeken opgehaald en ben voor het bord gaan staan. Ik vroeg de kinderen of ze nog meer
mmkm woorden kenden, ik schrijf de woorden op. Ik deed het bord waar de woorden op stonden dicht
en zei tegen de kinderen dat ik dit deed zodat ze niet konden spieken. Ik zei dit op een lacherige
manier. Twee kinderen staken hun vinger op. B en R niet. Ik gaf T de beurd. Hij wist een woord, ik
schreef het op. Toen zag ik dat B ook haar vinger op stak. Ze kreeg van mij de beurd. Zo hebben we
nog een aantal woorden bedacht. Om met de kinderen mee te doen zei ik: ‘’ik weet ook een woord’’.
‘’het woordje vlag’’. Ook dit woord schreef ik op. Ik legde het krijtje weg en liep naar de deur en vroeg
de kinderen ook te komen. ‘’zo, jullie heb hard gewerkt en goed meegedaan’’ zei ik. ‘’ik vond het een
leuke en gezellige les.’’ Ik deed de deur open en gaf ieder een hand. Ik wenste de kinderen daarbij
een fijn weekend. De kinderen liepen weer terug naar hun lokaal.
Resultaat
Het lesdoel is bereikt. Ik heb dit gecontroleerd door de kinderen zelf mmkm woorden te laten
bedenken. De kinderen hebben op verschillende manieren geoefend met dit soort woorden.
Reflectie
De les verliep heel rustig en de kinderen deden goed mee. Ik heb de kinderen betrokken bij wat ik
vond, ik heb ze verteld dat ik het heel leuk vond om hun weer een les te mogen geven. Hiermee was
de positieve sfeer gezet. Op het moment dat een leerling over een woord struikelde, heb ik hem
positief benaderd en geholpen. Het was een fijne les en ik vond het ontzettend leuk om hen weer een
les te mogen geven!
Transfer:
De volgende keer zou ik mijn les weer zo aanpakken. Marieke heeft me precies verteld wat de
bedoeling is, en ik had alles van te voren netjes voorbereid. Ik vond het heel leuk de kinderen weer
een les te mogen geven.
Download