Voorstel voor artikel in Tijdschrift voor Lerarenopleiders SOMFA, methodiek voor Stagebegeleiding Optimaliseren bij Minimale Fysieke Aanwezigheid SOMFA is een projectinitiatief van partnerinstellingen KU Leuven, KHLeuven, Groep-T en CVO Hik voor School of Education. De uitdaging bestond er in te zoeken naar alternatieven om stagebegeleiding te organiseren wanneer het – om welke reden dan ook – niet (vaak genoeg) mogelijk is de begeleiding vanuit de opleiding op de werkplek te doen. We stellen hier het resultaat voor: een analyse-instrument om de eigen stagebegeleidingspraktijk te evalueren met suggesties voor aanpassingen in de organisatie in het geval van minimale fysieke aanwezigheid op de werkplek. De praktijkcomponent krijgt binnen de lerarenopleiding – of het nu gaat om een universiteit, hogeschool of CVO – een belangrijk gewicht. Een snelle scan van de websites van onze projectpartners, levert volgende opsomming van doelstellingen op voor de praktijkcomponent: kennismaking met het onderwijs, opdoen van werkervaring, oefenen van lerarentaken in de praktijk, bewustwording van eigen kwaliteiten en aandachtspunten en het bereiken van pedagogische startbekwaamheid als vakleerkracht. Een arsenaal aan mentoringliteratuur onderstreept het belang van begeleiding hierbij (voor een overzicht, zie ondermeer Crasborn & Hennissen, 2010). Onderzoek leert echter dat contactmomenten van de opleiding op de werkplek eerder schaars zijn en vooral worden ingevuld als beoordeling (Callens, 2005; Mittendorff, 2010; Winters, 2012). We laten de beoordelingsgesprekken hier buiten beschouwing en focussen op echte begeleiding door de opleiding op de werkplek. Onze eigen ervaring als/met lerarenopleiders leert dat zij sterk betrokken zijn op hun studenten en zich identificeren met de rol als begeleider, maar dat er voor (de kwaliteit van) stagebegeleiding een expliciet kader ontbreekt. Stagebegeleiding op de werkplek wordt op dit moment vaak gestuurd door ‘een aanvoelen’ en is om die reden een sterk persoonsgebonden initiatief (studenten weten dit!). Vandaar dat we in de literatuur op zoek zijn gegaan naar kwaliteitscriteria om stagebegeleiding te beschrijven en te beoordelen. Optimaliseren van stagebegeleiding We hebben de gevonden kwaliteitscriteria geordend in vier grote categorieën, die hier kort worden toegelicht. Op basis van recente literatuur (voor een overzicht, zie ondermeer Baert, Beunens & Dekeyser, 2002 en Meijers, Kuijpers & Winters, 2010) hebben we er voor gekozen die stagepraktijken hoger te waarderen waarbij zelfsturing en diepgaand leren van de student/cursist evenals de inbreng van de verschillende betrokken partijen bij stage een plaats krijgen. We willen echter maximaal ruimte laten voor de eigenheid van stagebegeleiding in de context van particuliere opleidingen en deze normatieve standaard niet opleggen, maar inspirerend laten zijn voor een weloverwogen maatwerkoplossing op het niveau van de eigen opleiding. De vier grote categorieën hangen onderling als volgt samen: vanuit wat we willen en met wie we werken bekijken we de samenwerkingsafspraken en organisatie van begeleiding. De eerste categorie van kwaliteitscriteria is de visie op stages en kwaliteitszorg. Elke opleiding vertrekt vanuit zo’n visie, al kan die sterk uitgesproken en door het begeleidersteam gedragen zijn of eerder vaag geformuleerd of weinig gedragen. De visie op stages en kwaliteit bepaalt de doelen en ook de mate van sturing; met aan het ene uiteinde van het spectrum sturend onderwijs waarbij de opleider vasthoudt aan een (standaard) reeks leerdoelen en aan het andere eind zelfgestuurd leren waarbij stagiairs zelf hun leerdoelen kiezen en bepalen hoe ze die zullen bereiken. Daar tussenin zit een visie waarin een afwisseling tussen sturing en zelfverantwoordelijkheid ervoor zorgt dat doelen, en de manier om ertoe te komen, in gezamenlijk overleg met de opleiding én de werkplek bepaald worden. De visie op stages uit zich in hetzij een beroepsgerichte cultuur waar men de stagiair zo snel mogelijk tracht in te werken in zijn specifieke taken binnen de werkplek, ofwel in een studentgerichte cultuur waar men van de student verwacht dat hij uitzoekt welke taken en opdrachten die graag op zich wil nemen binnen de stage, ofwel in een dialogische cultuur waar men samen zoekt naar een consensus tussen opleidingstaken, het belang van de werkplek en de leerwensen van de student. De afstemming tussen theorie en praktijk is hier ook een belangrijk aandachtspunt. Opleiders kunnen een bron zijn van goede praktijkvoorbeelden die aansluiten bij de theorie, maar stagiairs kunnen ook samen met opleiders vertrekken vanuit authentieke praktijkvragen en vanuit de theorie samen zoeken naar oplossingen. Welke weg gevolgd wordt, hangt weer af van de visie op de rol van stages en praktijk in de opleiding. De tweede categorie van kwaliteitscriteria is deskundigheid van betrokkenen. In een klassiek stagebegeleidingsgesprek zijn de betrokkenen de opleider, de mentor van op de werkplek en de stagiair. Voor de opleider en de mentor situeert deskundigheid zich zowel in het vak en de didactiek daarvan, in het begeleiden van het leer- en ontwikkelingsproces van stagiairs en in het werkveld waarbinnen stagiairs hun stage lopen. Hun eigen vooropleiding en ervaring biedt de opleider en mentor hierin een graad van deskundigheid, maar deze deskundigheid kan nog verder ontwikkeld worden door overleg tussen de opleiding en het werkveld en door literatuur en al dan niet formele vorming. Stagiairs zelf kunnen sterk verschillen in de mate van zelfsturing. De ene wil graag duidelijke doelen, richtlijnen en uitgesproken regels die richting geven aan zijn leerproces; de andere wil graag het eigen leren mee richting geven, kan zich zelf leerdoelen stellen en ook zelf plannen hoe die te bereiken. Verder moet men ook het onderscheid maken tussen stagiairs die zich weinig vragen stellen over hoe de dingen lopen, en stagiairs met een kritische ingesteldheid die in staat zijn eigen ideeën, maar ook de gewone gang van zaken in vraag te stellen. De derde categorie van kwaliteitscriteria combineert samenwerkingsafspraken en organisatie. Als er goede afspraken zijn tussen werkplek, opleiding en stagiair zien we dat de rollen en taken van de verschillende deelnemers in het stage-gebeuren vooraf goed zijn afgesproken (taakverdeling) en dat stage-opdrachten goed aansluiten op de eerdere ervaringen van de student, met oog voor de behoeften in het werkveld. Om die goede afspraken mogelijk te maken, is het handig als vooraf al duidelijk is welk engagement de werkplek wil opnemen met het oog op stagebegeleiding. Dat kan gaan van het openstaan voor stages tot een betrokken medewerking met de opleiding op verschillende domeinen. De vierde en laatste categorie van kwaliteitscriteria omvat begeleiding en beoordeling. Dit onderdeel hangt normaliter sterk samen met de visie op stages en kwaliteitszorg. In begeleiding, zowel vanuit de opleiding als vanuit de werkplek, zal men vanuit die visie kiezen voor feedback en reflectie die sterk worden gestuurd ofwel reflectiemomenten die in eerste instantie vanuit de vragen, noden en bedenkingen van de stagiair vorm krijgen. Ook in de beoordeling kan men kiezen voor vormen waarin de stagiair een actieve rol inneemt (bv. via portfolio’s en assessments) of vormen waar opleiders en mentoren op basis van verslagen en rapporten een oordeel vormen over de stage. Om leren in stages te faciliteren, is er bovendien nood aan welbevinden (en bespreekbaarheid ervan), structuur (duidelijkheid over hoe de werkplek functioneert en wat daarin de rol van de stagiair is) en uitdaging (oefenkansen die grenzen verleggen). De combinatie van deze vier categorieën kwaliteitscriteria biedt een kader om stagebegeleiding in kaart te brengen (zie figuur). Het resultaat is niet zozeer een quick-scan met quick-fix (“beantwoord een aantal vraagjes en dan verschijnt dé oplossing”), wel een methodiek voor een kwalitatieve evaluatie van de eigen stagebegeleidingspraktijk. Het kader biedt ondersteuning om de bestaande praktijk grondig te analyseren en na te gaan waar en hoe die wel/niet voldoet aan criteria voor goede stagebegeleiding in functie van de specifieke context. Van daar uit wordt het mogelijk verbeteracties te plannen. Het verdient aanbeveling om deze oefening te doen samen met een of enkele collega’s die nauw betrokken zijn bij de stagebegeleidingspraktijk en een beleidsverantwoordelijke, om een zo volledig en realistisch mogelijk beeld van de bestaande situatie neer te zetten. Dit vergroot bovendien de kans op draagvlak voor de voorgestelde verbeteracties bij de verschillende betrokken partijen. In contexten met een beperkte fysieke aanwezigheid van de opleiding Vanuit een beschrijving van de eigen opleiding en een analyse aan de hand van de kwaliteitscriteria, wordt het mogelijk bewust te kiezen voor een alternatieve organisatie van stagebegeleiding. Om te komen tot een optimalisatie van stagebegeleiding in contexten met een beperkte fysieke aanwezigheid van de opleiding op het werkveld, is dit kader aangevuld met een inspirerende lijst van begeleidingsvormen die in deze contexten passend zijn (zie figuur). Het gaat om initiatieven voor een versterkte samenwerking met het werkveld (bv. coachende website en professionalisering van mentoren) en de student (bv. kritische vriendschappen via asynchroon discussieforum) als medeopleidingsverantwoordelijken en voor een meer flexibele organisatie van aanwezigheid van de opleiding binnen (bv. E-coaching en videoconferencing) en buiten (bv. digitale bespreking van filmfragmenten) de werkplek. Voor uitgewerkte voorbeelden van deze werkwijze en toelichting bij de begeleidingsvormen verwijzen we de geïnteresseerde lezer naar de projectwebsite www.Somfa.be . Zoals alle veranderingsprocessen heeft deze methodiek voor het optimaliseren van stagebegeleiding slechts meerwaarde als er ruimte voor kan worden gemaakt en er wordt geïnvesteerd in draagvlak. De projectgroep vond in de literatuur geen evidentie voor een optimalisatie van stagebegeleiding door het minimaliseren van fysieke aanwezigheid op de werkplek, en beveelt dan ook sterk aan om dit niet als een beleidsmaatregel eenzijdig op te leggen met het oog op besparingen. Initiatieven ter optimalisatie wijzen integendeel precies op het belang van een fase van bijkomende investering (van tijd, mensen, middelen) aan het begin van overgangen naar een context met minder fysieke aanwezigheid van de opleiding op de werkplek. En deze contexten zijn er en dagen begeleiders nu al uit te zoeken naar een creatiever invulling van hun begeleiding: internationale stages, afstandsonderwijs, studenten die weinig bereikbaar zijn, opleiders die zich tijdens de stagetijd moeilijk kunnen vrijmaken voor bezoeken, begeleiding die een voldoende veilige context vraagt om ook kritisch te staan tegenover bv. de stageplaats, kans om input van verschillende momenten mee te nemen in plaats van de toevallige ‘orde van de dag’ tijdens het stagebezoek, … Deze methodiek komt tegemoet aan het ervaren ontbreken van een expliciet kader voor kwalitatieve stagebegeleiding, verbijzonderd naar contexten met minimale fysieke aanwezigheid van de opleiding op de werkplek. Daarbij willen we niet raken aan de begeleidersrol, die deel uitmaakt van de professionale identiteit van lerarenopleiders, maar precies zoeken naar een kwalitatieve invulling daarvan in steeds meer uitdagende situaties. Referenties: Baert, H., Beunens, L., & Dekeyser, L. (2002). Projectonderwijs: sturen en begeleiden van leren en werken. Leuven: Acco. Callens, J.C. (2005). Stagebegeleiding op afstand, … nog te veraf? VELON, Tijdschrift voor lerarenopleiders, 26 (2), 14-22. Crasborn, F., & Hennissen, P. (2010). The skilled mentor. Mentor teachers’ use and acquisition of supervisory skills. Doctoral dissertation. Eindhoven School of Education (ESoE): University of Technology Eindhoven. Meijers, F., Kuijpers, M., & Winters, A. (2010). Leren kiezen/kiezen leren – een literatuurstudie. ’sHertogenbosch/Utrecht: Ecbo. Mittendorff, K. (2010). Career conversations in senior secondary vocational education. Doctoral dissertation. Eindhoven School of Education (ESoE): University of Technology Eindhoven. Winters, A. (2012). Career learning in vocational education: guiding conversations for career development. Doctoral dissertation. KU Leuven. Figuur 1. Kwaliteitscriteria voor optimalisering van stagebegeleiding Doelen in stage Sturing in stage Visie op stages en kwaliteitszorg technisch, praktische aanpak + persoonlijk, denken/beleven (werkbegeleiding) (leerbegeleiding) opleider bepaalt leerdoelen studenten formuleren leerdoelen (opleidingsgestuurd) (studentgestuurd: zelfsturing) *ankerfiguren + meta, verbinden aan toekomstdoel (loopbaanbegeleiding) leerdoelen worden in overleg afgestemd (dialogisch gestuurd: leren centraal) *ankerfiguren Cultuur van de werkplek Rol van praktijk en praktijkervaringen stagiair zo snel mogelijk inwerken in taken binnen werkplek met stagiair uitzoeken welke taken hij graag wil opnemen consensus tussen opleidingstaken, belangen van werkplek (innovatie) en leerwens en -behoefte van student (dialogische cultuur) (beroepsgerichte cultuur) (studentgerichte cultuur) *ankerfiguren *ankerfiguren praktijkvoorbeelden ter ondersteuning van theorie theorie in functie van praktijkvragen van stagiairs opleiders en stagiairs analyseren samen praktijkvragen overleg tussen opleiding en stageschool om stageaanbod af te stemmen op basiscompetenties basiscompetenties gebruiken als richtsnoer om stageaanbod in trialoog te optimaliseren *discussieforum met scaffolding *micro-teaching Rol van basiscompetenties weten aan welke basiscompetenties het stageaanbod bijdraagt *ankerfiguren Opmerkingen Beroepsontwikkeling docent/stagebegeleider Beroepsontwikkeling mentor Probleemgevoeligheid (kritische zin) stagiair Mate van zelfsturing stagiair Opmerkingen Deskundigheid betrokkenen docent begeleidt vanuit vooropleiding + overleg met werkveld en ervaring + literatuur en vorming (professionalisering) *ZOISS *vorming met werkveld delen *coachende website *MCO *vorming met werkveld delen *coachende website *professionalisering mentor begeleidt vanuit vooropleiding en ervaring + overleg met opleiding *ZOISS *vorming met werkveld delen *coachende website *vorming met werkveld delen *coachende website stagiair aanvaardt praktijk zoals het zich voordoet (pre-kritisch) stagiair neemt - geconfronteerd met eigen grenzen (kritisch incident) kader vanuit praktijk over (conformistisch) stagiair stelt - geconfronteerd met eigen grenzen (kritisch incident) individueel kader in vraag en exploreert (kritisch-reflexief) *discussieforum met scaffolding *discussieforum met scaffolding *leergemeenschap stagiair heeft sturing nodig bij plannen van opleidingsdoelen: regels en afspraken stagiair heeft begeleiding nodig bij opstellen persoonlijke leerdoelen: richtlijnen stagiair kan zich persoonlijke leerdoelen stellen en die planmatig uitwerken met enige ondersteuning *digitale videobespreking peers en opleider *supervisie bijeenkomst in opleiding *supervisie via videoconferencing *coachende website *micro-teaching *digitaal portfolio *digitale videobespreking peers en opleider *discussieforum met scaffolding met achtergrondliterartuur *actieonderzoek *video-reflectie *leergemeenschap *digitaal portfolio + literatuur en vorming (professionalisering) Verwachtingen of ruimte die werkplek krijgt (rol van werkplek in opleiding) Verwachtingen of ruimte die stagiair krijgt (rol van stagiair in opleiding) Afspraken over rollen Opmerkingen school als leverancier van stageplaatsen Samenwerkingsafpraken/organisatie + school als medeopleider, wederkerigheid in realiseren van doelstellingen *coachende website *digitale mentorenvorming *ankerfiguren stageleerlijn met taken en verantwoordelijkheden die vastliggen vanuit opleiding of werkplek (standaard) stagiairs vullen zelfstandig leraarstaken en verantwoordelijkheden in (flexibiliteit) *ZOISS *ZOISS opleiding neemt rol van begeleiding en beoordeling op zich rollen in begeleiding en beoordeling zijn duidelijk afgesproken met stageschool, niet onderscheiden (gelijktijdig en/of door dezelfde persoon) *ZOISS *ZOISS partners in leren (professionele leergemeenschap) + helpen ontwikkelen, processen verbeteren en creëren van meerwaarde met win-win voor 3 partijen (producerend leren) persoonlijk ontwikkelingsplan obv ervaringen van de stagiair en in overleg met de mentor (maatwerk) begeleiding en beoordeling zijn duidelijk afgesproken met stageschool + onderscheiden door ze toe te kennen aan afzonderlijke personen Begeleiding en beoordeling Begeleiding door docent/stagebegeleider regelmatig ingebouwde feedback- en reflectie momenten, op opleidingstraject *digitale videobespreking peers en opleider *supervisie via videoconferencing *discussieforum met scaffolding *micro-teaching Begeleiding door mentor Beoordeling feedback- en reflectie momenten ingevuld door stagiair, op persoonlijk opleidingsplan diepgaande feedback en reflectiemomenten, op persoonlijk ontwikkelingsplan *digitaal portfolio *leerjournaal feedback en tips nav concrete situaties (ad hoc) feedback- en reflectiemomenten nav concrete situaties diepgaande feedback- en reflectiemomenten door linken van ervaringen aan onderliggende principes *coachende website *coachende website adhv verslagen en rapporten van mentoren en opleiders, summatief + portfolio’s en assessments door stagiair zelf en/of peers, summatief + ook formatief stagiairs laten voelen dat ze welkom zijn stagiairs krijgen basisinformatie over de klas en de school stagiairs laten voelen dat ze zich kwetsbaar mogen opstellen wegwijs begeleiding is structureel ingebed in werking van de school samen bespreken van welbevinden *ZOISS *ZOISS ruimte geven voor oefenkansen en succeservaringen stagiairs stimuleren om de ‘veilige zone’ te verlaten *discussieforum met scaffolding *micro-teaching *actieonderzoek *leergemeenschap *digitaal portfolio *self-assessment Welbevinden op de werkplek Structuur Uitdaging Opmerkingen wegwijs begeleiding is in functie van aard en duur van de stageperiode structureel ingebed uitdagen om elkaars grenzen te verleggen