Toelichting bij het Bijbelverhaal Wijzen op zoek naar een koning Matteüs 2,1-12 1. Historische achtergrondinformatie bij het verhaal a. Het evangelie volgens Matteüs Het evangelie volgens Matteüs staat als eerste boek gerangschikt in het Nieuwe Testament. Het kreeg die plaats omdat het evangelie van oudsher het meest bekende en liturgisch het meest gebruikte evangelie is. Volgens de eeuwenoude kerkelijke traditie schreef de apostel Matteüs dit evangelie. In het evangelie is Matteüs de tollenaar die andere tollenaars ertoe bracht om naar Jezus te luisteren (cf. Mt 9,9-11; 10,3). Dit doet een erg vroege ontstaansdatum van het evangelie vermoeden. Historisch onderzoek wijst echter uit dat het evangelie pas omstreeks 75 na Christus tot stand kwam. Dit is al vijfenveertig jaar na het optreden en de dood van Jezus. De kans dat de apostel Matteüs het evangelie zelf neerschreef is dan ook bijzonder klein. Over wie het evangelie dan wel neerschreef is ons weinig tot niets bekend. Daarom worden er vandaag ook maar weinig uitspraken gedaan over wie de auteur achter het evangelie was. Gemakshalve blijven we in wat volgt de anonieme auteur wel aanduiden als Matteüs. Voor de samenstelling van zijn evangelie was Matteüs in grote mate afhankelijk van het Marcusevangelie. Hij gebruikte dit evangelie als grondplan voor zijn eigen evangelie. De inhoud van het Marcusevangelie vindt men daarom nagenoeg helemaal terug in het Matteüsevangelie. Ook de volgorde van het materiaal van Marcus heeft Matteüs in zijn evangelie aangehouden. In tegenstelling tot het Marcusevangelie bevat het evangelie van Matteüs ook logia of ‘Jezuswoorden’ die Matteüs vermoedelijk uit de Logienquelle (Q) of ‘woordenbron’ putte. Deze bron heeft hij gemeenschappelijk met Lucas. Matteüs en Lucas hadden bovendien nog heel wat eigen materiaal tot hun beschikking. Net zoals de drie andere evangelisten was Matteüs er niet op uit om een allesomvattende biografie – in de moderne zin van het woord – over het leven van Jezus te schrijven. De auteur gaat erg selectief te werk. Bepaalde gebeurtenissen krijgen bijzonder veel aandacht, andere laat hij helemaal onvermeld. Met zijn versie van het Jezusverhaal wil hij de lezers van zijn evangelie tot geloof brengen in die man uit Nazareth. Volgende accenten omschrijft men als typisch voor het Matteüsevangelie of ‘Matteaans’. Het Jezusbeeld dat Matteüs schetst, is een beeld waarin Jezus als een leraar met gezag optreedt. Vijf belangrijke onderrichtingen of redevoeringen van Jezus bepalen bijgevolg de structuur van het evangelie: de bergrede (hfst. 5-7), de zendingsrede (10), de parabelrede (13), de kerkrede (18) en de rede over het einde (24-25). Enkele deskundigen vermoeden dat deze geordend kunnen zijn naar de vijf boeken van de Thora. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 1 Jezus duidt ook zichzelf in het evangelie twee keer aan als ‘leraar’ (didaskalos in 23,8; 26,18). Toch beschouwt Matteüs personages die Jezus in het evangelie aanspreken met ‘leraar’ of ‘rabbi’ niet als waarachtige gelovigen. Vaak zien ze Jezus immers enkel als een doodgewone leraar en niets meer. Echte leerlingen spreken Jezus aan met ‘Heer’ en drukken zo hun geloof uit in Jezus’ goddelijke autoriteit (kyrie in bijv. 26,22.25). De titels ‘Christus’ en ‘Koning’ benadrukken dat Jezus de vervulling is van oude profetieën en beloftes die gemaakt werden aan het volk Israël en koning David. Jezus wordt zo voorgesteld als de langverwachte Messias of Christus. Dat de voltooiing van deze oudtestamentische beloftes in Jezus een belangrijk gegeven is voor Matteüs, blijkt duidelijk uit de lange geslachtslijst waarmee hij zijn evangelie begint. De titel ‘Zoon van David’ sluit eveneens nauw aan bij deze gedachtegang. Deze titel plaatst Jezus in lijn met koning David en benadrukt zo ook Jezus’ autoriteit als Koning. Het vervullingsconcept dat Matteüs hanteert, is inclusief of alomvattend. De gehele geschiedenis van Israël, alle hoop en verwachtingen, gaan door Jezus in vervulling. Dit betekent echter niet dat de voltooiing van de oudtestamentische beloftes in Jezus zich zonder conflict voltrekt, wel integendeel. Al snel groeit er in het evangelie een conflict tussen Jezus en de leiders van de joodse gemeenschap. Het voert Jezus tot op het kruis. b. Het kindsheidevangelie van Matteüs: enkele bijzonderheden Het geboorteverhaal dat in deze eerste module aan bod komt (Mt 2,1-12), behoort tot het kindsheidevangelie van Matteüs (Mt 1-2). Naast Matteüs begint enkel Lucas zijn evangelie nog met fragmenten uit het jonge leven van Jezus (Lc 1-2). Marcus en Johannes berichten niets over Jezus’ kinderjaren, maar beginnen hun verhaal met de doop van Jezus door Johannes de Doper. Wie de kindsheidevangelies van Matteüs en Lucas vergelijkt zal merken dat de beide verhalen heel wat gemeenschappelijke punten kennen. Daarnaast stuit men toch ook op enkele opmerkelijke verschillen. Volgende elementen delen beide evangelisten in hun versie: (1) de ouders van Jezus zijn Jozef en Maria die weliswaar verloofd zijn, maar nog niet samenleven met elkaar of een seksuele relatie delen (Mt 1,18; Lc 1,27.34); (2) Jozef is van Davidische afkomst (Mt 1,16.20; Lc 1,27.32; 2,4); (3) een engel kondigt de geboorte van het kind aan (Mt 1,20-23; Lc 1,30-35); (4) de conceptie van het kind gebeurt niet door geslachtsgemeenschap (Mt 1,20.23.25; Lc 1,34); (5) het kind in Maria’s schoot is van de heilige Geest (Mt 1,18.20; Lc 1,35); (6) de engel spoort de ouders aan om het kind de naam Jezus te geven (Mt 1,21; Lc 1,31); (7) de engel stelt dat Jezus de redder is (Mt 1,21; Lc 2,11); (8) de geboorte van het kind vindt plaats nadat de ouders bij elkaar zijn gaan wonen (Mt 1,24-25; Lc 2,5-6); (9) de geboorte vindt plaats in Betlehem (Mt 2,1; Lc 2,4-6); (10) het ogenblik van de geboorte wordt in relatie gebracht met de regeerperiode van Herodes de Grote (Mt 2,1; Lc 1,5) en (11) het kind wordt naar Nazareth gebracht (Mt 2,23; Lc 2,39). Voor het overige wijken beide verhalen erg van elkaar af. Zo vinden we van de verhaaleenheid die het uitgangspunt vormt van deze module helemaal niets terug in het Lucasevangelie. Enkel Matteüs vertelt over de ster die de weg wijst, over de wijzen die deze ster volgen, over Herodes’ acties tegen Jezus, over de kindermoord in Betlehem en de vlucht ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 2 naar Egypte. Voorts wonen Jozef en Maria in het Matteüsevangelie in Betlehem en niet in Nazareth zoals in het Lucasevangelie, waar de hoogzwangere Maria en Jozef naar Betlehem moeten reizen voor een volkstelling onder keizer Augustus. De herders die in het Lucasevangelie de boreling, in doeken gewikkeld, vinden in een voederbak, zijn dan weer volledig afwezig in het Matteüsevangelie. Voornamelijk deze opmerkelijke verschillen tussen de Matteaanse en Lucaanse versie over de geboorte van Jezus doet de vraag stellen naar hun ‘historische betrouwbaarheid’. Welke van beide evangelisten brengt ons nu het meest historisch betrouwbare verhaal? Een sluitend antwoord valt op deze vraag jammer genoeg niet te geven. Aangezien we in andere joodse en hellenistische literatuur van die tijd geen enkele vermelding terugvinden van al deze wonderbaarlijke gebeurtenissen, kan men historisch gezien maar weinig met zekerheid stellen. Meer zelfs, vandaag beschouwt men deze verhalen voornamelijk als mythologische verhalen. Het zijn legenden of ver-zin-sels. Dit betekent echter niet dat ze zinloos zouden zijn, wel integendeel: het zijn ‘zin’-stichtende verhalen. Ook in het geboorteverhaal van Matteüs vinden we aanduidingen dat het de evangelist niet te doen was om een historisch verslag over de geboorte van Jezus te schrijven. Met dit geboorteverhaal duidt Matteüs de oorsprong van de langverwachte Christus en de betekenis van zijn komst. Zo verankert hij Jezus’ afkomst stevig in de geschiedenis van het volk van Israël. 2. Inhoudelijke toelichting bij het verhaal a. Beschrijving van de inhoud vanuit de eigen klemtonen van de auteur/tekst De wijzen, die symbool staan voor de elite van de heidense wereld, vervullen een belangrijke rol in het geboorteverhaal van Matteüs. Zij leggen de tegenstelling bloot die er met de geboorte van Jezus ontstaat tussen de wereldlijke koning Herodes van Jeruzalem en de messiaanse koning Jezus van Betlehem. De ster verschijnt ‘in het oosten’ (v. 2). Matteüs maakt zo duidelijk dat de heidenen als eerste op weg gaan naar Christus. Ze gaan het eigen joodse volk vooraf. Nadat ze de ster lange tijd volgen, komen de wijzen toe in Jeruzalem bij koning Herodes. Dat is misschien niet zo verwonderlijk, aangezien Jeruzalem het machtscentrum was en het logisch is dat de wijzen de pasgeboren koning zochten bij de huidige koning, als zijn zoontje. De ster zelf zien ze op dat ogenblik niet meer. De nadrukkelijke wens van de wijzen om de pasgeboren koning te vinden en hem hulde te kunnen brengen, verontrust koning Herodes in grote mate. Hij schrikt hevig, zo vermeldt de evangelist, en met hem heel Jeruzalem. Hij ontdekt in het kind Jezus zijn grootste rivaal en voelt zich door hem bedreigd. Verderop in het evangelie wordt duidelijk dat het mysterie van Gods menswording in Jezus een bedreiging en oordeel inhoudt over structuren en instituties die geen hart hebben voor de medemens en hun identiteit breken in plaats van hun ware vrijheid mogelijk te maken. Herodes speelt hier ten aanzien van Jezus de rol die de Farao speelde ten aanzien van Mozes. Hij toont voor een eerste keer in het evangelie wat ‘hardvochtigheid’ – een belangrijk bijbels thema – teweeg kan brengen. De hogepriesters en Schriftgeleerden demonstreren hun bijbelvastheid wanneer ze op vraag van Herodes de woorden van de wijzen duiden aan de hand van de profeet Micha (vv. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 3 4-6). Zoals zolang geleden al werd aangekondigd, wordt de Messias niet geboren in Jeruzalem, in het centrum van alle macht, maar wat verderop, in de kleine stad Betlehem. De profeet Micha kondigde lang daarvoor al aan: U, Bethlehem in Efrata, al bent u klein onder Juda’s stammen, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u voortkomen die over Israël gaat heersen. In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen (Micha 5,1) Over de houding van de hogepriesters en Schriftgeleerden valt uit dit verhaal nog maar weinig af te leiden. Toch kunnen we hun gebrek aan enthousiasme bij de geboorte van de Messias en hun totale afwezigheid in het verdere verloop van het verhaal reeds als een stille voorbode beschouwen van wat pas later in het evangelie duidelijk wordt: hun totale afkeer voor deze messiaanse koning die de heersende onrechtvaardige orde voortdurend ter discussie stelt. In de volgende scène roept Herodes de wijzen in het geheim bij zich (v. 7). Het geheimzinnige gedoe staat in schril contrast met de publieke aankondiging van de magiërs in het begin van het verhaal. Daar klonk immers dat heel Jeruzalem toen van hun woorden schrok. Er ontstaat een vermoeden dat Herodes iets van plan is. Het kwaad opzet van Herodes wordt langzaamaan duidelijk. Pas in vv. 16-18 lezen we dat Herodes alle jongetjes van twee jaar en jonger laat vermoorden en wordt zijn ware aard duidelijk. Herodes gedraagt zich als een autoritaire heerser die zelfs aan vreemdelingen een opdracht durft te geven. Nadat de magiërs Jeruzalem verlaten, verschijnt de ster weer aan de hemel. Nu gaat zij voor hen uit (v. 9). Zo wordt duidelijk dat de wijzen de aanduidingen in de Schrift en van Herodes niet nodig hebben om het kind te vinden. Hun gids is de ster aan de hemel. De wijzen staan in dit verhaal symbool voor het geloof van de vreemde volkeren (Mt 8,5-12; 15,21-28). Matteüs vermeldt erbij dat ze Jezus ‘hulde brengen’. Het Griekse werkwoord proskyneô dat in het Nederlands met ‘huldigen’ werd vertaald, betekende in die tijd dat men zich plat ter aarde neerwierp voor diegene die men hulde wilde brengen. In onze westerse traditie drukken we dit meestal uit door neer te knielen. Ook ‘aanbidden’ is een mogelijke vertaling. Wij kunnen ons vandaag niet meer voorstellen dat we nog voor iemand plat op de grond zouden gaan liggen. Door de knieën gaan kreeg gaandeweg ook een erg negatieve betekenis die gelijk staat met verliezen. We spreken wel nog over een ‘aanbidder’ wanneer we de vurige verliefdheid van iemand willen benoemen. De verliefde wil zijn geliefde niet zelf op een voetstuk plaatsen. Liefde leidt tot eerbied en maakt de ander groot. Denk maar aan het voetwassingsverhaal in het Johannesevangelie (Joh 13). Dat de wijzen ook geschenken aan het jonge kind aanbieden, leest men als een verwijzing naar de eindtijdelijke pelgrimstocht van de naties, die op hun tocht naar het nieuwe Jeruzalem hun allerbeste producten meedragen. Zo lezen we in Jes 60,3-6: En volken komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad. Sla uw ogen op en kijk om u heen, allen verzamelen zich en komen naar u toe: uw zonen komen uit de verte, uw dochters worden op de heup gedragen. U zult het zien en stralen van vreugde, uw hart zal trillen ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 4 en zwellen: de schatten van de zeer worden naar u toe gebracht, de rijkdom van de volken komt naar u toe. Een vloed van kamelen zal u bedekken, dromedarissen van Midjan en Efa, alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen; zij verkondigen de lof van de Heer. Echo’s van dit messiaans universalisme weerklinken nogmaals op het einde van het Matteüsevangelie, wanneer de verrezen Christus zijn leerlingen uitzendt naar alle naties (Mt 28,16-20). De evangelist maakt de lezer zo in het eerste hoofdstuk al duidelijk dat de boodschap die verkondigd wordt een universele boodschap is. Het is een droom die de wijzen doet besluiten om niet via Herodes terug huiswaarts te keren. De droom is in veel bijbelse verhalen een geliefkoosde stijlfiguur om Gods aanwezigheid uit te drukken. In dit geboorteverhaal doorbreekt God zelf dus de kwaadaardige plannen van Herodes. De wijzen verdwijnen zo uit beeld. Ze hebben de pasgeboren koning (h)erkend en Hem hun gaven geschonken. Ze hebben hem groot gemaakt en zetten een stap terug. Het verhaal draait nu niet meer om hen maar om het nieuwe leven. b. Personages - De ster De opvatting dat bij de geboorte van een koning of heerser een ster aan de hemel verscheen, was algemeen verspreid in die tijd. Alexander de Grote, Nero en vele anderen hadden zo een eigen ster. In zijn verkondiging maakt Matteüs dus gebruik van deze eigentijdse manier van denken om over Jezus' geboorte als iets bijzonders te schrijven. - De magiërs en hun geschenken Het woord ‘magiërs’, in het Grieks magoi, werd zowel gebruikt voor tovenaars als voor wetenschappers. In de literatuur over deze wijzen wordt vaak verwezen naar droomduiders, astrologie en magie. Omdat de wijzen in het Matteüsevangelie dure geschenken bij zich hebben, worden ze vaak geassocieerd met priesters of geleerden van een koninklijk hof. Later werden de wijzen in de christelijke traditie aangeduid als ‘koningen’, wellicht onder invloed van Psalm 72,10: De koningen van Tarsis, van de eilanden, zij dragen geschenken aan; de koning van Saba, de koning van Seba, zij komen hun schatting betalen en Jes 49,7: Zo spreekt de Heer, Israëls verlosser en Heilige tot de diep verachte, die door het volk verafschuwd wordt, de dienstknecht van de heersers: ‘Als koningen het zien, staan zij op van hun tronen, en vorsten buigen zich diep, omwille van de Heer, die trouw bleef, om de Heilige van Israël, die u heeft uitverkoren. Matteüs vermeldt nergens hoeveel magiërs Jezus hulde brachten. Hij spreekt enkel over ‘de magiërs’. Omdat er in het verhaal sprake is van drie geschenken, dacht men van oudsher aan drie koningen. Deze drie koningen kregen in de christelijke traditie ook elk een naam: Caspar, ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 5 Melchior en Balthazar. Caspar werd een zwarte koning om aan te duiden dat de hele wereld, in zijn raciale verscheidenheid, het kind hulde kwam brengen. In heel wat christelijke landen – onder meer in Duitsland en Oostenrijk – bestaat nog steeds de gewoonte om de initialen C + M + B + het jaartal van het nieuwe jaar op de deurposten van huizen aan te brengen. Dit gebeurt elk jaar opnieuw tijdens het feest van Driekoningen (6 januari). Men vermoedt dat men gaandeweg de namen van de Driekoningen bedacht om dit letterwoord te kunnen onthouden, want de drie letters verwijzen eigenlijk naar een oude zegespreuk: Christus mansionem benedicat (‘Moge Christus dit huis zegenen’). In onze contreien trekken als koningen verklede kinderen van deur tot deur om ‘driekoningen’ te zingen. Het is een sterk beeld: het kleine kind wordt als koning onthaald. Tot slot past hier nog een woordje over de geschenken zelf. Irenaeus, een bisschop uit de tweede eeuw, zegt dat de gaven van de wijzen ons iets vertellen over de betekenis van het kind. Goud is een geschenk voor de koning, de wierook wordt aan God gegeven en de mirre aan de lijdende Verlosser. Anderen geven een symbolische betekenis aan de gaven zelf. Zo staat goud voor de deugd, wierook voor het gebed en mirre voor het lijden dat de gelovigen aanbieden aan hun Heer. Deze en andere interpretaties van de gaven geven aan hoe het verhaal mensen door de eeuwen heeft uitgenodigd om zichzelf te herkennen in de knielende wijzen. - Koning Herodes Koning Herodes, bijgenaamd de Grote, regeerde als vazalkoning en vriend van keizer Augustus over een groot deel van het joodse land van 37 tot 4 voor onze jaartelling. Hij probeerde de gunst van het joodse volk te winnen door onder meer grootse bouwwerken op te trekken. Zo liet hij in Jeruzalem bijvoorbeeld de tempel uitbreiden en verder verfraaien, maar liet hij ook aquaducten aanleggen. Onder zijn bewind kende het hele land een grote economische heropleving. Jeruzalem groeide aan tot een stad met 40.000 inwoners. Rond het meer van Galilea groeide de visvangst uit tot een industrie met export naar het buitenland. Maar ook buiten Palestina probeerde Herodes het aanzien van de diaspora-joden voor zich te winnen. Zo ondersteunde hij bijvoorbeeld de bouw van talrijke synagogen. Dankzij het hoge aanzien dat Herodes in Rome genoot, kregen de joden in het hele Romeinse Rijk een vooraanstaande positie en grote invloed. Toch werd Herodes door het joodse volk gehaat omwille van zijn grenzeloze wreedheid. Flavius Josephus, een Romeins-joodse geschiedschrijver uit de tweede helft van de eerste eeuw na Christus, typeert Herodes als iemand die zich zeer snel bedreigd voelde en niet aarzelde om vijanden met geweld uit te schakelen. Hij liet zelfs drie van zijn eigen zonen vermoorden omdat hij hen zag als concurrenten voor de troon. In 4 voor Christus stierf Herodes aan een ziekte. - Hogepriesters en Schriftgeleerden De hogepriester behoorden tot de groep van de Sadduceeën. Ze worden voor de eerste keer vermeld in het midden van de tweede eeuw voor Christus als bondgenoten van de rijke aristocratische families. Al snel kregen ze veel politieke macht. Onder de regeerperiode van ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 6 koning Herodes werden ze echter ernstig verdrukt. Door hun taken in de tempel en de cultus konden ze veel van hun invloed behouden. Bij het volk kenden deze hogepriesters weinig aanzien omdat ze hooghartig waren en gebonden aan de Romeinse bezetter. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de hogepriesters zich in het geboorteverhaal afzijdig houden. De meerderheid van Schriftgeleerden behoorde tot de beweging van farizeeën, zodat zodat beide begrippen stilaan synoniem werden. In de evangeliën worden ze trouwens ook in één naam genoemd. Het zijn de belangrijkste gesprekspartners van Jezus. De naam ‘Farizeeër’ is afgeleid van het Hebreeuwse ‘parasj’ wat ‘zich afzonderen’ betekent. De naam werd dan ook gebruikt door buitenstaanders en wijst op de neiging van de Farizeeën om zich ver te houden van de onreinheid van het gewone volk. Volgens Flavius Josephus duiken de Farizeeën het eerst op in de tijd van de Hasmoneese koning Johannes Hyrcanus (134-104 voor Christus). Zij claimden geen politieke macht maar probeerden toch hun religieuze invloed uit te oefenen op de koning. Bij de opvolgers van Hyrcanus vielen ze afwisselend in of uit de genade. Bij het begin van de eerste eeuw zag de beweging volkomen af van politieke interesse. De Farizeeën gingen zich van dan af helemaal concentreren op hun interpretatie van de Thora en de mondelinge traditie. - Jezus – als ‘Messias’ en ‘Zoon van God’ In het geboorteverhaal zijn de wijzen op zoek naar de langverwachte messiaanse koning. ‘Messias’ is Hebreeuws en wordt in het Nederlands vertaald met ‘Gezalfde’, in het Grieks met ‘Christos’. Met deze term duiden de joden de te verwachten koning aan. In het Oude Testament heeft deze term vooral een politieke en nationalistische bijklank. De Messias zal komen om de territoriale grenzen van het joodse koninkrijk opnieuw te vestigen. Tot op vandaag kijken vooral zionistische joden naar deze terugkomst uit. In het Nieuwe Testament is de politieke bijklank zo goed als helemaal verdwenen, althans in de hoofden van Jezus en de evangelisten. De nieuwtestamentische Messias vestigt het koninkrijk Gods door bevrijding te schenken aan die mensen die uit de samenleving worden geweerd. Hij doorbreekt grenzen van uitsluiting en vernedering. De leerlingen daarentegen begrijpen maar niet waarom Jezus zolang wacht om de heersende orde omver te stoten. In hun ogen is hij nog steeds die langverwachte eindtijdelijke koning die territoriale grenzen komt herstellen. Zij twisten onderling over de plaatsen die ze in dat nieuwe koninkrijk willen bekleden (bijv. Mc 10,35; Mt 20,20-23). Dat Jezus ‘Zoon van God’ is, wordt pas duidelijk voor de leerlingen na zijn verrijzenis. Maar de evangelisten verwerken dit ook al in de kindsheidevangelies. Vandaar de verhalen over de maagdelijke conceptie, over het teken aan de hemel en de verwijzing naar wat al werd voorzegd in de Schriften. Vandaar ook het neervallen voor het kind en de kostbare geschenken. De precieze achtergrond van deze titel ‘Zoon van God’ valt moeilijk te reconstrueren. Vaak wordt deze titel begrepen als een metafysische verwijzing naar de goddelijke natuur van Jezus. In het Oude Testament wordt deze titel echter gebruikt om iets te zeggen over de kwaliteit van de relatie tussen de gelovige en God. Zo worden herhaaldelijk zowel het volk van Israël als haar koningen aangeduid als ‘zonen van God’ (bijv. 2 Sam 7,1214; Ps 2,7). Deze passages werden later toegepast op Jezus. In eerste instantie zegt de titel dus iets over de wijze waarop Jezus leeft als diegene die vanuit een intieme verbondenheid met God, zoals een vader met zijn zoon, God aan de wereld te kennen geeft (cf. Joh 1,18). ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 7 c. Tijd en plaats Tijd – ‘ten tijde van koning Herodes’ Hierboven werd al gezegd dat Herodes’ regeerperiode van 37 tot 4 voor Christus duurde. Daarmee is ook meteen gezegd dat bij het invoeren van onze jaartelling een fout werd gemaakt. Het jaar 0 werd immers gezien als het geboortejaar van Jezus Christus. Pas achteraf bleek dat Jezus waarschijnlijk enkele jaren vroeger geboren werd, vermoedelijk in het jaar 6 voor de christelijke jaartelling. Want het evangelie van Matteüs verwijst naar Herodes waarover buitenbijbelse bronnen ons vertellen dat hij in 4 voor Christus overleed. Plaats – Betlehem in Judea De woonplaats van Jozef en Maria situeert Matteüs nadrukkelijk in Betlehem in Judea. Want het is de plaats waar ook koning David opgroeide (1 Sam 17,12) en tot koning werd gezalfd (1 Sam 16,1-13). Bovendien klinkt in het boek van de profeet Micha dat in deze stad de Messias geboren zou worden (cf. Mi 5,1). d. Parallelteksten Heel wat elementen in het geboorteverhaal herinneren aan oudtestamentische verhalen. De oprijzende ster deed de joodse lezers van het evangelie denken aan Gods belofte aan Abraham, de belofte van een volk zo talrijk als de sterren aan de hemel (Gn 15,5; 22,17; Ex 32,13; 1 Kron 27,23; Neh 9,23). Het verhaal van de wijzen die de ster van de Davidische Messias zien opgaan herinnert aan het verhaal van Bileam die in één van zijn orakelspreuken stelt dat één van de vele sterren beloofd aan Abraham een bijzondere messiaanse ster zou zijn: “Een ster gaat op uit Jakob” (Num 24,17). Het verhaal over Herodes die het kind Jezus wil doden en het verhaal over de kindermoord in Betlehem lijkt een hervertelling van het verhaal van de Farao die alle eerstgeboren jongens van de Israëlieten in de Nijl te laten gooien en zo ook Mozes wilde doden (Ex 1). Evenzo is het verhaal van Jozef die in een droom de opdracht krijgt om te vluchten naar Egypte een hervertelling van het verhaal van aartsvader Jozef die ook in Egypte aanbelandt. Jezus wordt met andere woorden voorgesteld als de nieuwe Mozes die moet vluchten om in leven te blijven. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 8 Bibliografie ACHTERMEIER, P.J., GREEN, J.B. & THOMPSON, M.M., Introducing the New Testament. Its Literature and Theology, Cambrigde, Eerdmans, 2001. BROWN, R.E., The Birth of the Messiah. A Commentary on the Infancy Narratives in the Gospels of Matthew and Luke (ABRL), New York (NY), Doubleday, 1993. BROWN, R.E., An Introduction to the New Testament (ABRL), New York (NY), Doubleday, 1997. CUVILLIER, É., Évangile selon Matthieu, in FOCANT, C. & MARGUERAT D., Le Nouveau Testament commenté. Texte intégral. Traduction oecuménique de la Bible, Montrouge Cedex – Genève, Bayard - Labor & Fides, 2012. LESKE, A., Matteüs, in A. DENAUX (red.) et al., Internationaal Commentaar op de Bijbel, vol. 2, Averbode, Altiora, 2001, pp. 1456-1463. MEIER, J.P., The Gospel of Matthew, in The Anchor Bible Dictionary 4 (1992) 622-641. SCHMIDT, P., Het evangelie volgens Matteüs, in J. Fokkelman & W. Weren (red.), De Bijbel literair. Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties, Zoetermeer – Kapellen, Meinema – Pelckmans, 499-528. SCHMIDT, P., Ongehoord. Christen zijn volgens de Bergrede, Leuven, Davidsfonds, 2008. SCHILLEBEECKX, E., Evangelieverhalen, Baarn, HNB, 1982, pp. 19-24. WEREN, W., Matteüs (Belichting van het Bijbelboek), ’s Hertogenbosch, KBS/VBS, 1994. ToBiAS Toelichting bij het Bijbelverhaal – Wijzen op zoek naar een koning 9