Gemeente van onze heer Jezus Christus. Christus heeft tijdens zijn leven op aarde onder tranen en met luide stem gebeden tot Hem die Hem kon redden van de dood, en werd verhoord. Zo hebben we gelezen (Hebr. 5:7). De schrijver van de brief aan de Hebreeën wil dat uitleggen. Waarom moest Jezus die lijdensweg gaan? En waarom heeft God Hem niet beschermd voor de Joodse priesters en wetgeleerden? Waarom moest Jezus ter dood gebracht worden? Op deze en andere vragen geeft de schrijver, waarschijnlijk niet Paulus, maar een latere schrijver, duidelijke antwoorden. Dat is nodig, want in zijn tijd waren er christenen die niet veel meer aan het geloof deden. Net als nu. Gedoopt, maar zelden in de kerk. Het leek erop dat die mensen het geloof langzamerhand opgaven. Dat ze door twijfels werden overmand. Want niet alleen Christus had geleden, nu moesten de christenen zelf ook nog lijden. Onder laster, sociale uitsluiting en vervolgingen. Waarom? Waarom laat God dat allemaal over ons heen komen? Toch is het antwoord van de schrijver niet wat u wellicht verwacht. Het is niet de Heidelbergse Catechismus met de drieslag ellende, verlossing, dankbaarheid. Het gaat hier niet om een boete of straf voor de zonden. Het gaat om Jezus als de eeuwige hogepriester. En die hogepriester is niet bezig met een soort genoegdoening voor onze zonden. Nee, die hogepriester is bezig om een brug te bouwen tussen God in den hoge en mensen hier beneden. Hogepriester zijn betekent bruggen bouwen. Daarom benadrukt de schrijver in de eerste vier hoofdstukken dat Christus hoog verheven is, boven Mozes en de profeten, ja boven de engelen, in de hoogste hemel. Hij kwam als de Zoon van God. Maar anderzijds kan Hij ook met onze zwakheden meevoelen, schrijft de apostel, “juist omdat hij, net als wij, in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde.” Hij hoort dus enerzijds bij God daarboven. Dat kan alleen als Hij zonder zonde is. Maar anderzijds heeft Hij onze zwakheden ook gevoeld, Hij staat dus ook helemaal aan onze kant. Juist daarom kan Hij bruggen bouwen: bruggen tussen mensen en God. En dat bedoelt hij met ‘hogepriester’: pontifex in het latijn, hetgeen letterlijk ‘bruggenbouwer’ betekent. Maar wacht eens even! Is dat wel nodig, zo’n brug? Veel gelovigen hebben het idee dat zij heel goed met God op kunnen schieten. Zij ervaren helemaal geen afstand tot God. Ik las over een aannemer die elke avond de dag nog eens doornam met de ‘grote baas.’ Hoezo afstand? Die man had Jezus helemaal niet nodig. En zo denken veel mensen. “God is toch voor iedereen toegankelijk? Als we onze antenne maar een beetje bijdraaien?” Maar dat is een gevaarlijke waan. Zo maak je je eigen afgod. De aannemer verzint zijn ‘grote baas’. De idealist verzint zijn ‘grote idealist’. En de goedbedoelende burger verzint een ‘machteloze, goedbedoelende burgermeester.’ Allemaal beelden die te dicht bij onze eigen wensen en verlangens staan. Je maakt je eigen afgod. Als je echt God in den Hoge wilt vinden, dan moet je eerst de afstand beseffen. De afstand tussen God en ons. Ik zie dat in het kruis. Nergens is ons ongeloof duidelijker zichtbaar. Wij hebben Gods eigen Zoon aan het kruis gehangen. Wij drijven God de wereld uit. Een enorme afstand dus, een kloof, te diep voor woorden. Er is dus een hogepriester nodig die die afstand voor ons overbrugt. Die ons uit onze illusies haalt en laat zien wie God werkelijk is. En omgekeerd, die ons kan vertegenwoordigen bij God. In het oude verbond was die hogepriester een afstammeling van Aäron, want Aäron werd als eerste tot priester geroepen. Maar nu is er een nieuw verbond, met een hogepriester die uit Gods hemel zelf is neergedaald: de Zoon van God. Je kan je geen betere hogepriester wensen: want Hij heeft deel aan God, maar ook deel aan ons en onze zwakheden. Hij is het waarover de psalmist al sprak, in psalm 110: “Jij zult voor eeuwig priester zijn, zoals ook Melchisedek dat was.” Wat zegt dit gedeelte dan over het lijden van Christus? “Hoewel hij zijn Zoon was, heeft hij moeten lijden, en zo heeft hij gehoorzaamheid geleerd.” Het lijden als leerschool van de gehoorzaamheid. Dat klinkt ons wel vreemd in de oren. Als Jezus Gods Zoon was, had hij dan nog iets te leren? Was Hij niet uit zichzelf gehoorzaam aan God de Vader? Moest Hij daarvoor al dat lijden ondergaan? Het klinkt inderdaad niet al te logisch en het is niet vreemd dat theologen zoals Anselmus en Luther het daar later niet mee eens waren. Zij zochten en vonden later een andere verklaring voor Christus’ lijden en sterven. Maar voor de schrijver van de Hebreeënbrief was dit toch een belangrijk punt. Gehoorzaamheid leren. Want het komt telkens in zijn brief terug. Hij wil zijn lezers op het hart drukken dat hun lijden niet voor niks is. De vervelende opmerkingen, de scheldwoorden, en de klappen die zij moesten incasseren, dat was niet voor niks. Het zorgt ervoor dat je je heil geheel en al bij God gaat zoeken. Natuurlijk is er ook de verleiding om het geloof dan maar op te geven. Om toe te geven aan de moderne atheïsten, die zeggen: “wij begrijpen de wereld veel beter zonder God. En als we op onszelf vertrouwen, kunnen we veel meer goed doen, dan als we de hele tijd op een goddelijk teken zitten te wachten.” En meer van dat soort atheïsme. We kunnen daaraan toegeven en zeggen: “ach, God was een mooi idee, maar ik bedoel eigenlijk dat ik in mensen geloof. En ik geloof in Jezus als mens, dus ik ben eigenlijk ook humanist.” Dat zeggen mensen en zo ontdoen ze het geloof van de kern: God als de Ander, de Vreemde die ons aanspreekt in Christus. De tegendraadse profeet, die het anders zei en daarom in conflict kwam met de oversten. Ja, God openbaart zich in deze man van smarten, bij uitstek in zijn lijden en dood. Die verleiding was er, die is er nog steeds, en die zal er altijd zijn. Als je zegt dat het geloof je niks kost, dat je niks merkt van tegenspraak of tegenstand, klopt dat dan wel? Leef je het geloof dan nog ten volle, of heb je alle scherpe kantjes ervan afgeslepen? Ben je dan niet net als die aannemer die God in zijn zak meent te hebben? Die niks heeft met Jezus en die niet begrijpt waarom Hij eigenlijk zo moest lijden? De lijdensweg van Jezus heeft alles met zijn gehoorzaamheid te maken. Dat zien we ook in het gebed van Jezus in Getsemane. Het begint al met de vermaning voor de leerlingen: ‘bid dat jullie niet in beproeving komen.’ Want nu gaat het erom spannen: zullen ze Jezus trouw blijven of zullen ze Hem in de steek laten? En als Jezus bidt om de lijdensbeker weg te nemen, dan voegt Hij eraan toe: “Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren.” Alleen met het diepste vertrouwen in God, kun je zoiets bidden. Immers, als je maar een beetje twijfelt, dan ga je anders bidden. Dan zeg je zoiets als: ‘God, ik heb best een heleboel voor U over. Maar dan moet U ook aan mij denken en het niet te zwaar voor mij maken. God, kunnen we met elkaar afspreken, dat het wel goed met mij afloopt? Ja toch?” Zo proberen wij het op een akkoordje met God te gooien. Maar Jezus doet het heel anders. Hij vertrouwt God door en door. Niet mijn wil geschiedde, maar de Uwe. Ten slotte. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Jezus daar kalm onder blijft. Hij is geen boeddhist die zich zo sterk heeft losgemaakt van zijn lichaam en zijn aardse leven, dat hij totaal geen angst meer voelt. In tegendeel, er staat dat Hij werd overvallen dor doodsangst. Hij bidt in zweet, bloed en tranen. Hij heeft tot het einde toe deel aan onze menselijke staat. Hij haalt als mens het beste uit het leven, qua geloof, hoop en liefde. Maar hij deelt ook in onze angst, zorg en uitputting. Zo is Hij ons ten diepste nabij, in het diepste duister van de dood, maar ook in het prachtige licht van vreugde, hoop en gemeenschap. Hij staat met zijn wonderlijke godsvertrouwen en vergaande gehoorzaamheid midden onder ons. Wilt u Hem volgen in die gehoorzaamheid? Wilt u alles voor God geven, net als deze hogepriester in eeuwigheid? Amen.