Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een

advertisement
Ontwikkeling en opvoeding
Thema 1
Thema 2
Thema 3
Thema 4
Thema 5
Thema 6
Inleiding op ontwikkeling en opvoeding
Ontwikkeling en opvoeding van baby’s en peuters
Ontwikkeling en opvoeding van kleuters en schoolkinderen
Ontwikkeling en begeleiding van pubers en adolescenten
Ontwikkeling en begeleiding van volwassenen en ouderen
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een verstandelijke
beperking
Thema 7 Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke
beperking
1
2
3
Kennisopdrachten ............................................................................................................................................................................................. 3
Artikel Mensen met een lichamelijke beperking ......................................................................................................................................... 3
Artikel Een andere ontwikkeling .................................................................................................................................................................. 3
Artikel Mensen met een motorische beperking .......................................................................................................................................... 4
Artikel Mensen met een zintuiglijke beperking........................................................................................................................................... 4
Artikel Mensen met een hersenaandoening ............................................................................................................................................... 6
Artikel Mensen met een orgaanbeperking .................................................................................................................................................. 7
Artikel Mensen met spraak- en taalstoornissen ......................................................................................................................................... 7
Artikel Mensen met ernstige geheugenstoornissen .................................................................................................................................. 8
Artikel Mensen met een lichamelijke beperking in de maatschappij ....................................................................................................... 9
Inzichtopdrachten ............................................................................................................................................................................................ 10
Opdracht Motorische beperking ................................................................................................................................................................ 10
Opdracht Orgaanbeperking ........................................................................................................................................................................ 10
Opdracht Drie praktijksituaties .................................................................................................................................................................. 11
Integratieve opdrachten .................................................................................................................................................................................. 13
Opdracht Een medegehandicapte medemens ......................................................................................................................................... 13
Opdracht Last van … sinaasappels ........................................................................................................................................................... 16
Vul hier je naam in.
Vul hier de groep in.
Vul hier de datum in.
Vul hier de versie in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd
gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,
opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23
augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en
Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.cedar.nl/pro). Voor het overnemen van
gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot
de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie
www.auteursrechtenonderwijs.nl.
2
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
1
3
Kennisopdrachten
Wij adviseren je de kennisopdrachten individueel te maken.
Artikel
Mensen met een lichamelijke beperking
1 Wanneer je een lichamelijke beperking krijgt, heeft dat zeer veel gevolgen voor je verdere leven. Stel dat je verlamd raakt aan
je beide benen, waardoor je bent aangewezen op een rolstoel.
a Wat is nu niet meer mogelijk of wat zul je anders moeten gaan doen? Denk niet alleen aan de grote dingen, maar ook aan
de alledaagse, kleine dingetjes.
Vul hier je tekst in.
b Wat is nog wel mogelijk? Wat doe je nu, en kan dan nog steeds?
Vul hier je tekst in.
2 Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen een stoornis en een beperking. Geef van beide een voorbeeld.
Vul hier je tekst in.
3 Geef twee eigen voorbeelden van chronische ziekten.
Vul hier je tekst in.
4 Geef je mening over de volgende stelling: revalidatie heeft geen zin bij mensen met een chronische ziekte.
Vul hier je tekst in.
Artikel
Een andere ontwikkeling
1 Als een kind een aangeboren lichamelijke beperking heeft, kan dit een nadelige invloed hebben op de ontwikkeling van het
kind. Beschrijf waarom de beperking een nadelige invloed kan hebben op:
a de sociale ontwikkeling van het kind.
Vul hier je tekst in.
b de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind.
Vul hier je tekst in.
2 Veel kinderen met een lichamelijke beperking bezoeken een school voor speciaal onderwijs.
a Kinderen met een lichamelijke beperking gaan soms al op heel jonge leeftijd naar het speciaal onderwijs. Waarom is dat?
Vul hier je tekst in.
b Noem de voor- en nadelen van het bezoeken van een school voor speciaal onderwijs.
Vul hier je tekst in.
3 a Waarom is het belangrijk dat een lichamelijke beperking zo vroeg mogelijk wordt ontdekt?
Vul hier je tekst in.
b Wanneer is het moeilijk om een lichamelijke beperking in een vroeg stadium te ontdekken?
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
4
4 Bij kinderen met een lichamelijke beperking draag je als sociaal-agogisch werker een zekere verantwoordelijkheid voor de
wijze waarop het kind met zijn beperking omgaat.
a Hoe zit dit bij volwassenen met een lichamelijke beperking?
Vul hier je tekst in.
b Wat betekent dit voor de begeleiding van volwassenen met een lichamelijke beperking?
Vul hier je tekst in.
c
Noem nog twee andere belangrijke aandachtspunten bij de begeleiding van volwassenen met een lichamelijke beperking.
Vul hier je tekst in.
5 Leg uit dat pubers met een lichamelijke beperking zich gemakkelijk onzeker zullen voelen.
Vul hier je tekst in.
Artikel
Mensen met een motorische beperking
1 Je kunt verlammingen op twee manieren indelen.
a Welke indeling is er naast de indeling ‘halfzijdig, totaal en gedeeltelijk verlamd’?
Vul hier je tekst in.
b Wat voor soort verlamming treedt er op als gevolg van een CVA?
Vul hier je tekst in.
2 In de lichaamsdelen die verlamd zijn, is meestal ook sprake van gevoelsuitval.
a Wat betekent dit in de praktijk?
Vul hier je tekst in.
b Waarom is het belangrijk dat jij als sociaal-agogisch werker je dit realiseert?
Vul hier je tekst in.
3 Vul het schema in. In de linkerkolom zie je telkens verschijnselen die voorkomen bij mensen met een motorische beperking.
Noteer in de tweede kolom een omschrijving van deze verschijnselen. Geef in de derde kolom een voorbeeld van een
motorische beperking waarbij deze verschijnselen zich kunnen voordoen.
Verschijnselen
Spieratrofie
Gevoelsuitval
Epilepsie
Incontinentie
Impotentie
Artikel
Omschrijving
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Mensen met een zintuiglijke beperking
1 Noem vijf activiteiten en hobby’s die onmogelijk zijn voor iemand die doof is.
Vul hier je tekst in.
Voorbeeld van beperking
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
5
2 Geef vier voorbeelden van hulpmiddelen die speciaal geschikt zijn voor doven en slechthorenden.
Vul hier je tekst in.
3 Nogal wat slechthorenden houden hun gehoorstoornis verborgen. Waarom doen zij dit? Noem enkele redenen.
Vul hier je tekst in.
4 Slechthorenden hebben in contacten met anderen vaak frustraties. Ook voelen ze zich vaak erg onzeker.
a Geef vier voorbeelden van zulke frustraties.
Vul hier je tekst in.
b Waarover kunnen zij zich onzeker voelen? Geef drie voorbeelden.
Vul hier je tekst in.
5 Is gebarentaal hetzelfde als non-verbale communicatie met gebaren? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
6 Als je niet weet dat een kind slechthorend is, leg je zijn gedrag gemakkelijk verkeerd uit. Welke verklaringen voor zijn gedrag
geef je bijvoorbeeld?
Vul hier je tekst in.
7 Als iemand op latere leeftijd blind of slechtziend wordt, zullen bepaalde zaken waaraan hij vroeger plezier beleefde,
hindernissen worden.
a Geef vijf voorbeelden van zulke hindernissen.
Vul hier je tekst in.
b Noem vijf activiteiten en hobby’s die de betrokkene nog wel kan uitvoeren.
Vul hier je tekst in.
8 Waarom is het belangrijk dat in de wereld van een blinde de dingen een vaste plaats hebben? Noem drie redenen.
Vul hier je tekst in.
9 Noem minstens vier voorbeelden van hulpmiddelen die speciaal geschikt zijn voor blinden en slechtzienden.
Vul hier je tekst in.
10
Hierna staan enkele verschillende gevoelens en ervaringen die voorkomen bij dove en blinde mensen. Zet de gevoelens en
ervaringen in de kolom in het schema waar ze het meest van toepassing zijn.
achterdocht – angst – isolement – afhankelijk – verborgen beperking – communicatieve beperking – schrikreacties – zich
terugtrekken uit contact
Dove mensen
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Blinde mensen
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
Artikel
Mensen met een hersenaandoening
1 Omschrijf in je eigen woorden wat de functie van de hersenen is.
Vul hier je tekst in.
2 Welke gevolgen heeft een beschadiging van de hersenstam?
Vul hier je tekst in.
3 Welke gevolgen heeft een beschadiging van de kleine hersenen?
Vul hier je tekst in.
4 Wanneer spreken we van hersenletsel en wanneer van een hersenaandoening?
Vul hier je tekst in.
5 Wat is een cerebrovasculair accident?
Vul hier je tekst in.
6 a Wat is een TIA?
Vul hier je tekst in.
b Wat zou jij doen als je bij een cliënt verschijnselen van een TIA herkent? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
7 a Voor cerebrale parese wordt ook wel de term ‘spasticiteit’ gebruikt. Leg uit hoe dit komt.
Vul hier je tekst in.
b Zijn cerebrale parese en spasticiteit ook hetzelfde? Motiveer je antwoord.
Vul hier je tekst in.
c
Cerebrale parese beperkt zich meestal niet tot alleen een motorische beperking. Leg uit hoe dit komt.
Vul hier je tekst in.
8 Waarom is iemand met epilepsie niet te vergelijken met iemand die hersenletsel heeft?
Vul hier je tekst in.
9 Bij de ziekte van Parkinson heeft een cliënt onder andere last van bewegingsstoornissen. Toch is het een heel andere ziekte
dan reuma. Wat is een belangrijk verschil met reuma?
Vul hier je tekst in.
10
Bij niet-aangeboren hersenletsel is de cliënt meestal na een à twee jaar uitgerevalideerd. Is daarna geen verbetering meer
mogelijk?
Vul hier je tekst in.
6
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
Artikel
7
Mensen met een orgaanbeperking
1 a Wat is een hypoglycemisch coma?
Vul hier je tekst in.
b Hoe herken je een dreigend hypoglycemisch coma? En hoe is dan je handelwijze?
Vul hier je tekst in.
2 Wat is het grootste probleem van diabetes?
Vul hier je tekst in.
3 Waarom is het belangrijk te weten dat mensen met astma vaak allergisch zijn?
Vul hier je tekst in.
4 Geef je mening over de volgende stelling: dialyseren is een goede behandeling voor mensen met nierziekten.
Vul hier je tekst in.
5 a Geef drie voorbeelden van hart- en vaatziekten.
Vul hier je tekst in.
b Wat is een belangrijke oorzaak van hart- en vaatziekten?
Vul hier je tekst in.
Artikel
Mensen met spraak- en taalstoornissen
1 Wat is het verschil tussen een spraakstoornis en een taalstoornis?
Vul hier je tekst in.
2 Wanneer iemand stottert, wil dat niet altijd zeggen dat hij in zijn spreken hapert. Op welke manier kan het stotteren nog meer
tot uiting komen?
Vul hier je tekst in.
3 Hier volgen enkele uitspraken die te maken hebben met stotteren. Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is.
a Als iemand stottert, kun je vragen of hij de zin nog een keer wil herhalen, dat helpt.
Maak hier je keuze.
b Het beste is om een stotteraar niet aan te kijken als hij stottert, want dan wordt hij erg onzeker.
Maak hier je keuze.
c
Mensen die stotteren, bewegen niet alleen hun mond, maar ze maken ook wel eens bewegingen
met hun armen en benen.
Maak hier je keuze.
d Als iemand stottert, kun je dat stotteren het beste maar negeren.
Maak hier je keuze.
e Stotteren is als je het goed beschouwt geen spraakstoornis, maar een communicatiestoornis.
Maak hier je keuze.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
8
4 Wat is afasie?
Vul hier je tekst in.
5 Geef van de volgende zinnen aan hoe een afaticus met een stoornis in het taalbegrip deze zinnen (verkeerd) kan opvatten (let
op de kernwoorden):
a Bent u al bij de logopedist geweest?
Vul hier je tekst in.
b Uw vrouw heeft gebeld, ze komt iets later.
Vul hier je tekst in.
6 Kun je volgens jou het hebben van afasie vergelijken met in China op vakantie zijn en geen Chinees kunnen spreken en
begrijpen? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
Artikel
Mensen met ernstige geheugenstoornissen
1 Geef een omschrijving van het begrip ‘dementie’.
Vul hier je tekst in.
2 We kennen drie vormen van oriëntatiestoornissen.
a Noem ze en geef van elke vorm een voorbeeld.
Vul hier je tekst in.
b Welke oriëntatiestoornissen heb jij zelf wel eens aan den lijve ervaren? In welke situatie? Met welke gevoelens ging dat
gepaard?
Vul hier je tekst in.
3 Omschrijf wat we verstaan onder:
a decorumverlies.
Vul hier je tekst in.
b stoornissen in de communicatie.
Vul hier je tekst in.
4 Geef aan of de volgende omschrijvingen te maken hebben met Alzheimerdementie of met vasculaire dementie.
a De oorzaak is een opeenstapeling van kleinere en grotere herseninfarcten.
Vul hier je tekst in.
b Het verloop is onvoorspelbaar. Er is sprake van een stapsgewijze verergering.
Vul hier je tekst in.
c
Deze vorm van dementie komt meer voor bij vrouwen dan bij mannen.
Vul hier je tekst in.
5 a Wat is een belangrijke overeenkomst tussen dementie en de ziekte van Korsakov?
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
9
b Wat is een belangrijk verschil tussen dementie en de ziekte van Korsakov?
Vul hier je tekst in.
6 Waarom is het belangrijk dementerende ouderen te blijven aanspreken op wat ze nog kunnen?
Vul hier je tekst in.
7 Leg uit dat het bij dementerende cliënten beter is geen veranderingen aan te brengen in bijvoorbeeld gewoonten of dagritmen.
Vul hier je tekst in.
Artikel
Mensen met een lichamelijke beperking in de maatschappij
1 Poep aan je schoen is niet leuk, maar met je rolstoel erdoorheen rijden en dus vuile handen krijgen is natuurlijk echt heel
vervelend! Bedenk nog meer situaties waarbij een bepaald ongemak in nog ergere mate voor rolstoelgebruikers geldt.
Vul hier je tekst in.
2 Er zijn nogal wat belemmeringen in de maatschappij die verhinderen dat mensen met een lichamelijke beperking een
volwaardige plaats innemen.
a Noem minstens vier belemmeringen en geef van elk een concreet voorbeeld.
Vul hier je tekst in.
b Stel dat iemand met een lichamelijke beperking lid wil worden van de sportvereniging waar jij lid van bent. Hoe zou je hier
tegenover staan? Waarom?
Vul hier je tekst in.
3 In onze samenleving bestaan nog altijd veel vooroordelen en stereotiepe opvattingen over mensen met een lichamelijke
beperking.
a Noem een aantal verschillende opvattingen over mensen met een lichamelijke beperking.
Vul hier je tekst in.
b Geef bij elke opvatting aan tot welke reactie of benadering deze opvatting leidt in contacten met mensen met een
lichamelijke beperking.
Vul hier je tekst in.
4 Discriminatie en vooroordelen zijn voor mensen met een lichamelijke beperking pijnlijk. Geef enkele voorbeelden van
discriminerende reacties.
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
2
10
Inzichtopdrachten
Opdracht Motorische beperking
Deze opdracht gaat over de ontwikkeling van cliënten met een motorische beperking. Je maakt deze opdracht in tweetallen.
Door het maken van de opdracht verdiep je je in de beperkingen van een specifieke motorische beperking.
Bij de uitvoering van de opdracht maak je gebruik van verschillende bronnen:
– de theorie van het thema ‘Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking’;
– ander studiemateriaal;
– internet.
Het eindproduct is een verslag met daarin overzichtelijk antwoord op de bij vraag 3 gestelde vragen a t/m f.
1 Werk in tweetallen. Bedenk zo veel mogelijk voorbeelden van motorische beperkingen.
Vul hier je tekst in.
2 Kies een bepaalde motorische beperking waarin jullie je willen verdiepen. Maak gebruik van (digitale) folders en informatie van
patiëntenverenigingen, documentatiemappen, boeken, videofilms, enzovoort. Kies een bepaalde leeftijdsgroep: kinderen,
pubers of volwassenen. Dit is ‘jullie cliëntgroep’.
3 Maak een verslag van deze opdracht. Beantwoord hierbij de volgende vragen.
a Wat houdt de beperking precies in? Wat zijn de verschijnselen en de kenmerken?
b Op welke wijze wordt een persoon uit jouw cliëntgroep beperkt in het lichamelijk functioneren?
c Welke andere dan lichamelijke beperkingen brengt deze beperking met zich mee? Wat kan niet, wat gaat moeilijk en
waarom/waardoor?
d Welke gevoelens en ervaringen zullen bij deze cliëntgroep veel voorkomen?
e Hoe ziet een dag uit het leven van een persoon uit jouw cliëntgroep eruit? Op welke momenten ziet zijn dag er anders uit
dan de dag van een leeftijdsgenoot zonder deze beperking?
f Als jij een cliënt uit je cliëntgroep moet begeleiden, waar moet je dan op letten? Noem aandachtspunten voor de
begeleiding.
Opdracht Orgaanbeperking
Deze opdracht gaat over de ontwikkeling van een kind met een orgaanbeperking. Je maakt deze opdracht in tweetallen. Door
het maken van deze opdracht verdiep je je in de beperkingen die een specifieke orgaanbeperking met zich meebrengt.
Bij de uitvoering van de opdracht maken jullie gebruik van verschillende bronnen:
– de theorie van het thema ‘Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking’;
– ander studiemateriaal;
– internet.
Het eindproduct is een PowerPoint-presentatie met daarin overzichtelijk antwoord op de bij vraag 3 gestelde vragen a t/m e.
1 Werk in tweetallen. Bedenk zo veel mogelijk voorbeelden van orgaanbeperkingen.
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
11
2 Kies samen een bepaalde orgaanbeperking uit waarin jullie je willen verdiepen. Richt je daarbij op de doelgroep kinderen.
3 Maak een PowerPoint-presentatie van deze opdracht. Beantwoord hierbij de volgende vragen.
a Wat houdt de gekozen orgaanbeperking precies in?
b Op welke wijze wordt een kind met deze beperking beperkt in zijn lichamelijk functioneren?
c Welke andere dan lichamelijke beperkingen brengt de orgaanbeperking met zich mee?
d Welke gevoelens en ervaringen zullen bij kinderen met deze beperking veel voorkomen?
e Als jij een kind met deze beperking moet begeleiden, waar moet je dan op letten? Noem aandachtspunten voor de
begeleiding.
Opdracht Drie praktijksituaties
Deze opdracht gaat over de praktijksituaties die aan het begin van artikel 1, artikel 2 en artikel 9 (laatste artikel) zijn
opgenomen.
– De praktijksituatie bij het artikel ‘Mensen met een lichamelijke beperking’ gaat over Bram van Putten (zie pag. 260).
– De praktijksituatie bij het artikel ‘Een andere ontwikkeling’ gaat over Sebastiaan (zie pag. 265).
– De praktijksituatie bij het artikel ‘Mensen met een lichamelijke beperking in de maatschappij’ gaat over een vrouw die haar
gedachten uitspreekt over haar positie in de maatschappij (zie pag. 300).
Bij de uitvoering van de opdracht maak je gebruik van de theorie van het thema ‘Ontwikkeling en begeleiding van mensen met
een lichamelijke beperking.’ In het eindproduct geef je antwoord op de vragen. Waar dat gevraagd wordt, geef je een
toelichting.
1 Maak individueel de vragen a t/m n.
2 Vergelijk daarna de antwoorden op de vragen in een groepje van drie of vier deelnemers. Kom door de antwoorden met elkaar
te vergelijken en te bespreken tot één gezamenlijk antwoord.
3 Verwerk de antwoorden in een gezamenlijk eindproduct.
Vragen
Lees nogmaals het praktijkvoorbeeld aan het begin van het artikel ‘Mensen met een lichamelijke beperking’ (p. 260). Hierin
staat Bram van Putten centraal. Hij kreeg een dwarslaesie als gevolg van een noodlottig ongeval.
a Geef aan hoe de dwarslaesie het leven van Bram zal veranderen.
Vul hier je tekst in.
b Bram heeft ook een whiplash. Wat is dit? Wat zijn de gevolgen van een whiplash? Zoek hierover informatie, bijvoorbeeld
op internet.
Vul hier je tekst in.
c
De begeleiders van Bram in het revalidatiecentrum houden Bram soms een spiegel voor. Leg uit wat hiermee bedoeld
wordt.
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
12
d Bram wordt gestimuleerd om zijn emoties en gevoelens op een normale wijze te uiten. Hoe zou jij dit aanpakken als jij
begeleider van Bram zou zijn?
Vul hier je tekst in.
e Zou jij het belangrijk vinden dat Bram zijn emoties en gevoelens uit? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
f
Bram wordt gewaarschuwd dat hij het buiten de muren van het revalidatiecentrum veel moeilijker zal krijgen dan
daarbinnen.
Waarom zal hij het buiten de muren van de het revalidatiecentrum moeilijker krijgen?
Vul hier je tekst in.
g Wat vind jij ervan dat Bram deze waarschuwing krijgt? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
Lees nogmaals het praktijkvoorbeeld aan het begin van het artikel ‘Een andere ontwikkeling’ (p. 265). Hierin staat Sebastiaan
centraal.
h Heeft Sebastiaan een taalstoornis en/of een spraakstoornis? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
i
Zal de beperking van Sebastiaan invloed hebben op zijn verdere ontwikkeling? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
j
Zijn moeder twijfelt: is Sebastiaan beter af op een speciale school of kan hij beter naar een reguliere basisschool gaan?
Wat zou jij haar adviseren? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
Lees nogmaals het praktijkvoorbeeld aan het begin van het artikel ‘Mensen met een lichamelijke beperking in de
maatschappij’ (pag. 300). Hierin komt een vrouw aan het woord die met een open ruggetje geboren is en haar gedachten
uitspreekt over de positie die ze heeft in de maatschappij.
k In het voorbeeld dat deze vrouw geeft, accepteert ze dat anderen haar bevoorrechten omdat ze een beperking heeft. Kun
jij uitleggen wat het nadeel van haar handelwijze is?
Vul hier je tekst in.
l
Wat is jouw mening over haar handelwijze: keur je haar gedrag goed of af? Motiveer je antwoord.
Vul hier je tekst in.
m Wat vind je van de houding van mensen die mensen met een beperking voortrekken of bevoorrechten?
Vul hier je tekst in.
n Deze persoon is van mening dat er een mentaliteitsverandering moet komen, waarin mensen met een beperking serieus
worden genomen en in hun waarde worden gelaten.
Ben jij het met haar eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bij wie moet dan een mentaliteitsverandering plaatsvinden?
Waarom?
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
3
13
Integratieve opdrachten
Opdracht Een medegehandicapte medemens
Het is voor een sociaal-agogisch werker belangrijk om inzicht te hebben in de ontwikkeling en begeleiding van mensen met
een lichamelijke beperking. Hierna volgen twee cases waarbij het belangrijk is over voldoende inzicht te beschikken om de
situatie juist te kunnen beoordelen.
Bij de uitvoering van de opdracht maak je gebruik van de theorie van het thema ‘Ontwikkeling en begeleiding van mensen met
een lichamelijke beperking’. In het eindproduct geef je antwoord op de vragen. Waar dat gevraagd wordt, geef je een
toelichting.
1 Lees beide cases.
2 Maak individueel de vragen a t/m r bij de cases.
3 Vergelijk daarna de antwoorden op de vragen in een groepje van drie of vier deelnemers. Kom door de antwoorden met elkaar
te vergelijken en te bespreken tot één gezamenlijk antwoord.
4 Verwerk de antwoorden in een gezamenlijk eindproduct.
Case 1: Een medegehandicapte medemens
Hierna volgt een fragment uit een boek van Karin Spaink. Karin Spaink heeft MS (multiple sclerose).
Wanneer ik voor iets onbenulligs naar de huisarts moet en de twee bushaltes naar zijn praktijk loop, kom ik uitgeput thuis.
Twee keer een kwartier lopen, met pauze in de wachtkamer, en het is me twee keer tien minuten te veel. De volgende dag
stuur ik een briefje naar de GMD om een rolstoel aan te vragen. (…)
Het duurt maanden voor ik de rolstoel, mijn rolstoel, voor het eerst gebruik: augustus 1989, hij heeft dan een halfjaar in de
gang gestaan. Met Jos ga ik naar Parijs, de stoel gaat mee. Jos duwt. Mijn armen worden snel moe, en ik houd dat niet vol,
zelf duwen. Ik kan meer van de stad zien in een stoel. Ik hoef niet om de tien minuten ergens te gaan zitten zogenaamd voor
een kop koffie omdat ik moe ben. Ik zit al. In Parijs kom ik niemand tegen die ik ken, in Parijs durf ik.
Jos duwt en krijgt blaren op zijn handen. Duwen heeft voordelen. Ik kan eindelijk weer onderweg een sigaret draaien, ik heb
mijn handen immers vrij, normaal is er een bezet door een stok. Ik word niet zo gauw moe en kan de hele dag mee. Duwen
heeft nadelen. Je bent met iemand op stap maar die zie je niet; om Jos aan te kunnen kijken, moet ik me in een bocht
wringen of mijn hoofd achterover kiepen. Soms steek ik mijn hand achter mijn rug om hem even te voelen. En ik zie
iedereen kijken. Naar mij, naar Jos. Naar mijn stoel. Ik zie iedereen kijken, of juist beleefd wegkijken. Dat heet: iemand
ontzien. Ik besta niet meer, ik ben een rolstoel geworden. Een medegehandicapte medemens.
Bron: Karin Spaink, Vallende vrouw, Autobiografie van een lichaam, Van Gennip, Amsterdam, 1993
Case 2: Lyset
Vandaag viert Lyset haar vierde verjaardag. Lyset kwam na 26 weken zwangerschap ter wereld. Omdat Lyset nog niet
zelfstandig kon ademen, moest ze beademd worden. Ze kreeg echter zo veel zuurstof tegelijk toegediend, dat haar netvlies
losliet. De oogarts die erbij werd gehaald, vertelde haar ouders in eerste instantie dat ze zeer slechtziend zou zijn. Maar hij
moest na enkele dagen zijn mening herzien. Lyset was volledig blind. Inmiddels is gebleken dat Lyset haar hele leven blind
zal blijven.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
Toen Lyset eindelijk na zeventien weken mee naar huis mocht, hadden haar ouders geen idee wat hun te wachten stond.
Lyset was hun eerste kind, ze hadden dus geen vergelijkingsmateriaal. Vanuit Theofaan – een centrum voor hulpverlening
aan blinden en slechtzienden – kregen de ouders vroegbegeleiding aangeboden. Er kwam ongeveer eens per maand een
begeleider thuis, aan wie ze allerlei vragen konden stellen. Ook leerde hij hun een aantal dingen over de opvoeding en
omgang met blinde kinderen. De ouders leerden bijvoorbeeld dat ze moesten kijken naar Lysets handjes. Deze vertelden
vaak heel goed hoe Lyset zich voelde. Lyset kreeg ook al snel fysiotherapie. Want ze ontwikkelde zich motorisch anders,
zoals elk blind kind. Lyset had heel veel stimulans nodig om in beweging te komen. Uit zichzelf ondernam ze niets, ze bleef
stil liggen in de box. Ook kroop ze lange tijd achteruit en ging ze erg laat lopen. En ook nu loopt ze nog vaak voorzichtig,
vooral als ze op onbekend terrein is.
Veel aandacht besteden de ouders aan het ‘zich veilig voelen’. Daarvoor is het belangrijk dat Lyset zich in huis goed kan
oriënteren en dat alles zo min mogelijk van plaats verandert. Ook zijn de ouders altijd heel oplettend als Lyset bijvoorbeeld
op haar fiets zit en ergens op af rijdt. ‘Lyset moet ons kunnen vertrouwen, ze moet zich veilig voelen, anders komt ze
nergens,’ aldus haar ouders. Toch zetten haar ouders niet alles aan de kant voor Lyset. Hun motto is dat als Lyset te
beschermd wordt opgevoed, ze niet voorbereid is op het ‘echte’ leven. ‘Als je op de stoep loopt, kom je ook altijd dingen
tegen die er niet horen te staan.’
Omdat haar ouders het zo belangrijk vinden dat Lyset niet te beschermd wordt opgevoed, hebben ze ervoor gekozen Lyset
naar de peuterspeelzaal in de buurt te laten gaan. De kinderen daar reageerden heel spontaan op Lyset. Omdat het op de
peuterspeelzaal zo goed ging, gaat Lyset – in ieder geval de eerste twee jaar – naar de plaatselijke basisschool. Daarna zal
ze worden getest. Als ze op deze school kan blijven, zal ze brailleles krijgen van een ambulante leerkracht. Maar … zover is
het nog niet.
Lysets ouders leven meer van dag tot dag. ‘Anderen maken zich soms veel meer zorgen over de toekomst dan wij. Zij
vragen zich af, hoe dat dan moet als ze naar de middelbare school wil, of ze wel kan gaan studeren of een beroep kan
uitoefenen. Ik heb inmiddels al gezien dat Lyset heel veel kan, net zoveel als andere kinderen. Soms komt het later, maar
uiteindelijk leert ze het toch. Waarom zullen wij ons zorgen maken over de toekomst? Je kunt er een ramp van maken dat ze
blind is, maar wij ervaren dat niet zo en Lyset zeker niet. Ze heeft plezier in haar leven, ze kan van dingen genieten, ze voelt
zich veilig, is gezond. Kortom: ze is een gelukkig kind, ja dat durven wij wel te zeggen.’
Vragen bij case 1: Een medegehandicapte medemens
a MS is een lichamelijke handicap. Wat voor een handicap is dit precies?
Vul hier je tekst in.
b MS is ook een progressieve ziekte. Wat houdt dat in?
Vul hier je tekst in.
c
Uit de case blijkt duidelijk dat een handicap belemmeringen met zich meebrengt. Op welke twee manieren brengt een
handicap belemmeringen met zich mee?
Vul hier je tekst in.
d Hoe komt dit in het verhaal van Karin Spaink tot uiting?
Vul hier je tekst in.
e Het duurt maanden voordat Karin Spaink de rolstoel die ze heeft staan, gebruikt. Wat zou hiervan de reden zijn?
Vul hier je tekst in.
f
Karin Spaink schrijft: ‘Ik ben een rolstoel geworden. Een medegehandicapte medemens.’ Wat wil zij daarmee zeggen?
Vul hier je tekst in.
14
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
15
Vragen bij case 2: Lyset
g Is bij Lyset sprake van een aangeboren of een niet-aangeboren beperking? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
h Toen Lyset mee naar huis mocht, hadden haar ouders geen idee wat hun te wachten stond. Ze hadden geen
vergelijkingsmateriaal. Lyset was hun eerste kind.
Als Lyset hun tweede kind zou zijn geweest, hadden zij dan volgens jou wel geweten wat hun te wachten stond? Licht je
antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
i
De ouders krijgen vroegbegeleiding vanuit Theofaan. Zoek informatie over deze instelling. Wat doen ze en wat is hun
doelstelling? Gebruik bijvoorbeeld een gids met patiënteninformatie of kijk op internet. Andere bronnen zijn natuurlijk ook
mogelijk.
Vul hier je tekst in.
j
Welke vragen zullen ouders bijvoorbeeld stellen aan een begeleider? Noem er ten minste vier.
Vul hier je tekst in.
k
Welk verschil in motorische ontwikkeling is er tussen een blind en een ziend kind?
Vul hier je tekst in.
l
Leg in eigen woorden uit wat de oorzaak is van dit verschil in ontwikkeling.
Vul hier je tekst in.
m Kun jij verklaren waarom Lyset in eerste instantie achteruit ging kruipen?
Vul hier je tekst in.
n In deze case komt naar voren dat Lyset een fietsje heeft en daarop rijdt. Je kunt natuurlijk ook denken: wat een onzin, als
volwassene kan ze toch ook niet zelfstandig fietsen of autorijden. Wat is jouw mening hierover? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
o Lyset gaat als peuter naar de plaatselijke peuterspeelzaal. Stel dat jij daar leidster bent en Lyset in jouw groep wordt
geplaatst.
Zou jij de kinderen van jouw groep voorbereiden op de komst van Lyset? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
p Wat zijn aandachtspunten voor de peuterspeelzaal en de leiding om de plaatsing van Lyset goed te laten verlopen? Noem
ten minste vier aandachtspunten.
Vul hier je tekst in.
q Op de peuterspeelzaal reageerden de kinderen heel spontaan op Lyset. Zal dat op de basisschool ook zo zijn? Licht je
antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
r
Lyset zal niet zonder meer onderwijs kunnen volgen aan een gewone basisschool. Waarom niet?
Vul hier je tekst in.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
16
Opdracht Last van … sinaasappels
Voor een sociaal-agogisch werker is het belangrijk inzicht te hebben in de ontwikkeling en begeleiding van mensen met een
lichamelijke beperking. Nu volgen twee cases waarbij het belangrijk is over voldoende inzicht te beschikken om de situatie juist
te kunnen beoordelen.
Bij de uitvoering van de opdracht maak je gebruik van de theorie van het thema ‘Ontwikkeling en begeleiding van mensen met
een lichamelijke beperking.’ In het eindproduct geef je antwoord op de vragen. Waar dat gevraagd wordt, geef je een
toelichting.
1 Lees de twee cases.
2 Maak individueel de vragen a t/m e bij de cases.
3 Vergelijk daarna de antwoorden op de vragen in een groepje van drie of vier deelnemers. Kom door de antwoorden met elkaar
te vergelijken en te bespreken tot één gezamenlijk antwoord.
4 Verwerk de antwoorden in een gezamenlijk eindproduct.
Case 1: Last van … sinaasappels
Meneer Sluiter is afasiepatiënt. Hij heeft last van de zon en zou daarom graag de zonwering naar beneden willen hebben.
Als er iemand van het personeel bij zijn rolstoel staat, kan hij het gewenste niet kenbaar maken. Het enige wat hij zegt is:
‘sinaasappels’.
Case 2: Mevrouw Eijsen
Els loopt stage in een verpleeghuis op de afdeling voor dagopvang voor demente ouderen. Als ze vandaag binnenkomt, zijn
er nog geen bezoekers aanwezig. Haar stagebegeleidster is bezig koffie te zetten. Ondertussen praten ze wat over koetjes
en kalfjes.
Al snel is het tijd om de bezoekers te gaan ophalen. Els helpt mevrouw Eijsen bij het uitstappen en brengt haar naar de
verblijfsruimte. Mevrouw Eijsen komt nog maar sinds kort op de dagopvang. Zoals ook de andere keren het geval was, wil
mevrouw Eijsen haar jas niet uitdoen en wil ze evenmin gaan zitten. ‘Ik heb echt geen tijd, ik moet echt naar huis. Trouwens
waarom ben ik hier? Ik ken het hier niet. Ik ken jou niet. Moet ik jou kennen?’ Els stelt zich nog eens voor en vertelt mevrouw
dat ze gerust kan gaan zitten en dat ze er nog maar pas is. ‘Des te beter,’ reageert mevrouw Eijsen nogal vinnig. ‘Wat moet
ik hier? Ik ken het hier niet. Ik ken jou ook niet. Toch?’
Els probeert het op een andere manier, namelijk door haar af te leiden. ‘Wilt u niet eerst even hier een kopje koffie drinken, u
bent er nu toch en de koffie is klaar.’ Maar mevrouw Eijsen is vastbesloten: ze klemt haar handtas stevig onder haar arm en
begint te lopen in de richting van waar ze de uitgang vermoedt. Els loopt haar snel achterna. Ze zegt: ‘Mevrouw Eijsen, moet
u eens luisteren. Weet u wat we doen, we bellen uw zoon even, is dat goed?’ Mevrouw Eijsen stemt in.
Els belt de zoon van mevrouw Eijsen, legt hem kort de situatie uit en geeft dan de hoorn aan mevrouw Eijsen. Pas als haar
zoon haar uitlegt dat ze niet naar huis hoeft te komen, wordt mevrouw Eijsen wat rustiger. ‘Hoef ik dan niet naar huis te
komen?’, vraagt ze haar zoon. ‘Moet jij dan niet naar school, en papa, waar is papa dan?’
Die ochtend blijft mevrouw Eijsen om een kopje koffie te drinken, maar ze weigert zeer beslist daar haar jas bij uit te doen.
Als de koffie op is, laat ze een lange, luide boer, waarna ze opstaat en weer gaat rondlopen. Dat blijft ze de hele verdere
ochtend doen.
Ontwikkeling en begeleiding van mensen met een lichamelijke beperking
Vragen bij case 1: Last van … sinaasappels
a Heeft meneer Sluiter een stoornis in het taalbegrip of in het taalgebruik? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
b Hoe zou jij proberen erachter te komen wat meneer Sluiter wil?
Vul hier je tekst in.
Vragen bij case 2: Mevrouw Eijsen
c Mevrouw Eijsen wil zodra ze binnenkomt weer weg. Wat vind jij van de wijze waarop Els deze situatie aanpakt?
Vul hier je tekst in.
d Van welk stadium van dementie is bij mevrouw Eijsen zeer waarschijnlijk sprake? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
e Welke kenmerken van dementie herken je bij mevrouw Eijsen? Licht je antwoord toe.
Vul hier je tekst in.
17
Download