Prejudiciële vragen 1) Kan de bepaling dat de - EUR-Lex

advertisement
6.8.2011
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Prejudiciële vragen
1) Kan de bepaling dat de minimumeisen inzake draagkracht
en bekwaamheden in artikel 44, lid 2, van richtlijn
2004/18/EG (1) overeenkomstig artikel 47, lid 1, sub b,
van deze richtlijn worden gesteld, aldus worden uitgelegd
dat de aanbestedende diensten de minimumeisen inzake
draagkracht en bekwaamheden mogen verbinden aan één
enkele indicator in het boekhoudkundige document (balans)
welke zij in aanmerking nemen ter verificatie van de eco­
nomische en financiële draagkracht?
2) Zo ja, voldoet aan het in artikel 44, lid 2, van de richtlijn
gestelde verenigbaarheidsvereiste een bij de beoordeling van
de minimumeis inzake draagkracht en bekwaamheden in
aanmerking genomen gegeven (resultaat van het boekjaar)
dat een verschillende inhoud heeft al naargelang de boek­
houdkundige voorschriften van elke lidstaat?
3) Volstaat het ter correctie van de verschillen die tussen de
lidstaten ongetwijfeld bestaan, dat de aanbestedende dienst,
afgezien van de bescheiden die in aanmerking worden ge­
nomen ter verificatie van de economische en financiële
draagkracht, de mogelijkheid waarborgt om een beroep te
doen op externe referenties (artikel 47, lid 3) of dient hij,
om te voldoen aan het verenigbaarheidsvereiste voor alle
door hem aangeduide bescheiden, te waarborgen dat die
draagkracht op een andere wijze kan worden aangetoond
(artikel 47, lid 5)?
(1) Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004
betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van
overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134,
blz. 114).
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door
het Bundesgerichtshof (Duitsland) op 11 mei 2011 —
BrainProducts GmbH/Bio Semi V.O.F. e.a.
(Zaak C-219/11)
(2011/C 232/24)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesgerichtshof
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: BrainProducts GmbH
Verwerende partijen: Bio Semi V.O.F., Antonius Pieter Kuiper,
Robert Jan Gerard Honsbeek, Alexander Coenraad Metting van
Rijn
lid 2, sub a, derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG (1) indien
het op een medisch doel is gericht?
(1) Richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende
medische hulpmiddelen (PB L 169, blz. 1), zoals laatstelijk gewijzigd
bij richtlijn 2007/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van
5 september 2007 (PB L 247, blz. 21).
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het
Oberverwaltungsgericht Berlin-Brandenburg (Duitsland) op
11 mei 2011 — Leyla Ecem Demirkan/Bundesrepublik
Deutschland
(Zaak C-221/11)
(2011/C 232/25)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Oberverwaltungsgericht Berlin-Brandenburg
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Leyla Ecem Demirkan
Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland
Prejudiciële vragen
1) Valt onder het begrip vrij verrichten van diensten in de zin
van artikel 41, lid 1, van het aanvullend protocol van 23
november 1970 (1) bij de overeenkomst waarbij een associ­
atie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economi­
sche Gemeenschap en Turkije, ook de passieve vrijheid van
dienstverrichting?
2) Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beant­
woord: Geldt de bescherming van de passieve vrijheid van
dienstverrichting waarin artikel 41, lid 1, van het aanvullend
protocol voorziet in het kader van de associatie-overeen­
komst, ook voor Turkse staatsburgers die — zoals verzoek­
ster — de Bondsrepubliek Duitsland niet willen binnen­
komen om concrete diensten te ontvangen, maar voor fa­
miliebezoek in het kader van een verblijf van ten hoogste
drie maanden, en zich op de loutere mogelijkheid om dien­
sten in Duitsland te ontvangen beroepen?
(1) PB 1972, L 293, blz. 4.
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de
Administrativen Sad Varna (Bulgarije) op 16 mei 2011 —
TETS Haskovo AD/Direktor na Direktsia „Obzhalvane i
upravlenie na izpalnenieto”, gr. Varna, pri Sentralno
Upravlenie na Natsionalna Agentsia po Prihodite
(Directeur van de Directie „Betwisting en beheer van de
tenuitvoerlegging”, Varna, bij het centrale bestuur van het
Nationaal Agentschap voor Inkomsten)
(Zaak C-234/11)
(2011/C 232/26)
Prejudiciële vraag
Is een artikel dat door de fabrikant is bestemd om bij de mens
te worden aangewend voor het onderzoek van een fysiologisch
proces, slechts een medisch hulpmiddel in de zin van artikel 1,
C 232/15
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Administrativen Sad Varna
Download