worden

advertisement
EUROPEES PARLEMENT
 






 
1999
2004
Zittingsdocument
DEFINITIEVE VERSIE
A5-0301/2000
17 oktober 2000
VERSLAG
over de normalisering van huishoudelijk werk in de informele economie
(2000/2021(INI))
Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen
Rapporteur: Miet Smet
RR\423335NL.doc
NL
PE 287.012
NL
PE 287.012
NL
2/16
RR\423335NL.doc
INHOUD
Blz.
PROCEDUREVERLOOP .......................................................................................................... 4
ONTWERPRESOLUTIE ........................................................................................................... 5
TOELICHTING ......................................................................................................................... 9
RR\423335NL.doc
3/16
PE 287.012
NL
PROCEDUREVERLOOP
Op 2 februari 2000 deelde de Voorzitter van het Parlement mede dat de Commissie rechten
van de vrouw en gelijke kansen toestemming was verleend tot opstelling van een
initiatiefverslag, overeenkomstig artikel 163 van het Reglement, over de normalisering van
huishoudelijk werk in de informele economie en dat de Commissie werkgelegenheid en
sociale zaken was aangewezen als medeadviserende commissie.
De Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen benoemde reeds op haar vergadering
van 26 januari 2000 Miet Smet tot rapporteur.
Zij behandelde het ontwerpverslag op haar vergaderingen van 14 september en 10 oktober
2000.
Op laatstgenoemde vergadering hechtte zij met algemene stemmen bij 2 onthoudingen haar
goedkeuring aan de ontwerpresolutie.
Bij de stemming waren aanwezig: Maj Britt Theorin, voorzitter; Marianne Eriksson, Anne
E.M. Van Lancker en Jillian Evans, ondervoorzitters; Miet Smet, rapporteur; María Antonia
Avilés Perea, Armonia Bordes, Geneviève Fraisse, Fiorella Ghilardotti, Koldo Gorostiaga
Atxalandabaso, Lissy Gröner, Christa Klaß, Christa Prets, Amalia Sartori, Elena Valenciano
Martínez-Orozco en Sabine Zissener.
De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken heeft op 15 februari 2000 besloten geen
advies uit te brengen.
Het verslag werd ingediend op 17 oktober 2000.
De termijn voor de indiening van amendementen wordt bekendgemaakt in de ontwerpagenda
voor de vergaderperiode waarin het verslag wordt behandeld.
PE 287.012
NL
4/16
RR\423335NL.doc
ONTWERPRESOLUTIE
Resolutie van het Europees Parlement over de normalisering van huishoudelijk werk in
de informele economie (2000/2021(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien artikel 137, lid 1, vijfde streepje van het Verdrag tot oprichting van de Europese
Gemeenschappen,
– gezien de conventie van de IAO C 177 over huishoudelijk werk,
– gezien de internationale classificering van beroepen CITP-88 van het Internationaal
arbeidsbureau,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 november 1999 1 over het gezamenlijk verslag
over werkgelegenheid 1999 van de Commissie (SEC(1999)1386 - C5-0215/1999),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 september 20002 over de mededeling van de
Commissie over niet-gedeclareerd werk (COM(1998) 219 - C5-0566/1998),
–
gelet op artikel 163 van zijn Reglement,
–
gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gelijke kansen
(A5-0301/2000),
A. overwegende dat het begrip huishoudelijk werk niet duidelijk omschreven is,
B. overwegende dat de participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt nog steeds
toeneemt,
C. overwegende dat het zeer moeilijk is om de omvang te meten van de grijze economie en
onregelmatig huishoudelijk werk,
D. overwegende dat niet-gedeclareerd werk aanzienlijke gevolgen heeft voor de boekhouding
van de staten en de inkomens van de bewoners,
E. overwegende dat huishoudelijk werk zich van nature gemakkelijk leent voor flexibele,
verbrokkelde werktijden voor verscheidene werkgevers tegen een minimumloon, meestal
zwart,
F. overwegende dat er vele huishoudens zijn waar beide ouders een volledige baan hebben,
G. overwegende dat het aantal eenoudergezinnen toeneemt,
H. overwegende dat de vraag naar huishoudelijk werk toeneemt door gewijzigde familiale
omstandigheden, werkomstandigheden, tijdsbesteding en interesses van zowel mannen als
vrouwen,
1
2
PB C 158 van 7.6.2000, blz. 43.
Zie notulen van die vergadering, deel II, punt 13.
RR\423335NL.doc
5/16
PE 287.012
NL
I. overwegende dat deze vraag net als het verschijnsel zwartwerken alleen maar toeneemt,
J. overwegende dat het aantal alleenstaande ouderen dat hulp in de huishouding nodig heeft,
steeds meer toeneemt,
K. overwegende dat de regelgeving met betrekking tot huishoudelijk werk van lidstaat tot
lidstaat verschilt of dat regelgeving soms gewoon ontbreekt,
L. overwegende dat ook op het niveau van diplomatieke missies geregeld misbruik gemaakt
wordt van de status van de werkgever tegenover het personeel,
M. overwegende dat er een adequate juridische structuur nodig is die alle huishoudelijk
personeel laat deelhebben aan de arbeidswetgeving en de hieruit voortvloeiende
persoonlijke rechten,
N. overwegende dat sommige lidstaten lofwaardige inspanningen hebben geleverd om door
het creëren van plaatselijke of regionale organen vraag en aanbod van huishoudelijk werk
te reguleren,
O. overwegende dat de bestrijding van niet-gedeclareerd huishoudelijk werk voor veel
vrouwen gelijk is aan bestrijding van werkloosheid,
P. overwegende dat Frankrijk en België resultaten hebben bereikt met de invoering van de
zogenaamde "dienstencheques",
Q. overwegende dat de migrantenbevolking voor een groot deel uit vrouwen bestaat,
R. overwegende dat vrouwelijke migranten voor het merendeel als werkster werkzaam zijn,
1. vraagt om een Europese definitie van huishoudelijk werk;
2. verzoekt de lidstaten om statistieken over het verschijnsel zwart huishoudelijk werk die
regelmatig moeten worden aangepast zodat men een beter inzicht krijgt in de omvang van
de problematiek;
3. verzoekt de lidstaten een diepgaand onderzoek in te stellen naar niet-gedeclareerde
huishoudelijk arbeid alsook naar de kosten en gevolgen voor de inkomsten van de staat, de
arbeidsmarkt en de particulieren;
4. wil deze activiteit erkend zien als volwaardig beroep;
5. meent dat de sector huishoudelijk werk in beginsel valt onder bestaande richtlijnen die
betrekking hebben op werkgelegenheid en beroep en in aanmerking dient te komen voor
nog op te stellen richtsnoeren - op te nemen in de werkgelegenheidsrichtsnoeren - opdat
men een Europese regelgeving tot stand kan brengen inzake de sociale rechten van de
werknemer, regulering van vraag en aanbod in de sector, mogelijkheid tot scholing en
medefinanciering van de lasten door de overheid;
6. vraagt bij de opstelling van richtlijnen en andere regelgeving dienaangaande rekening te
houden met de specifieke werksituatie en werkverhouding waarin huishoudelijk werkers
zich bevinden, waaronder hun geïsoleerde positie en hun a-typische relatie tot hun
werkgever(s);
PE 287.012
NL
6/16
RR\423335NL.doc
7. verzoekt de lidstaten de sociale partners nauw te betrekken bij het opstellen van
richtsnoeren voor de sector huishoudelijke arbeid;
8. beveelt de lidstaten aan de volgende maatregelen te nemen om het imago van
huishoudelijk werk en de status van dit beroep te verbeteren:
- een definiëring van de te verrichten taken, en kwantificering en duidelijke beperking
van het maximale aantal werkuren,
- een maatschappelijke overkoepeling die rekening houdt met de diversiteit van de taken
en het gevaar dat men bij sommige taken loopt, en die de werknemer recht geeft op
sociale verzekeringen en overige rechten, waaronder een behoorlijk pensioen,
- het creëren van de nodige voorwaarden voor kwalitatief werk door het organiseren van
beroepsopleiding,
- het creëren van opvangvoorzieningen om de maatschappelijke integratie van deze
werknemers te bevorderen,
- bewustmakings- en voorlichtingscampagnes voor werkgevers en werknemers om hen
over hun rechten en plichten te informeren;
9. beveelt de lidstaten teneinde de organisatie van de markt van betaalde huishoudelijke
arbeid te structureren, aan een omkadering tot stand brengen door middel van bijvoorbeeld
bedrijven voor het verrichten van huishoudelijk werk, NGO's en plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen;
10. vraagt dat op nationaal niveau de volgende maatregelen worden genomen om de
toenemende hoeveelheid zwartwerk in deze sector tegen te gaan:
- aanpassing van prijzen en kosten aan de financiële mogelijkheden van particulieren,
- vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten betreffende het declareren door
particulieren,
- belastingaftrek voor huishoudelijk werk, zodat het verschil tussen de kosten voor
zwartwerkers en gedeclareerde werkers kleiner wordt;
11. legt de nadruk op het belang om in alle lidstaten het principe door te voeren dat bepaalt
dat elke arbeidsovereenkomst wordt gedeclareerd;
12. onderstreept het belang van voorlichting aan zowel werknemers als werkgevers over hun
rechten en plichten met betrekking tot arbeidsovereenkomsten,
13. legt de nadruk op het belang van een sectoriële sociale dialoog als het
onderhandelingsniveau dat het dichtst bij de werkelijkheid staat en dus het meest geschikt
is om maatregelen voor te stellen voor de bestrijding van niet-gedeclareerde arbeid en
voor het scheppen van nieuwe duurzame arbeidsplaatsen, en wijst tevens op de noodzaak
om huishoudelijk werk onder te brengen bij de algemene arbeidswetgeving en de hiermee
verbonden cao's;
14. beveelt aan om voor vrouwelijke migranten opvangcentra in het leven te roepen waar zo
nodig psychologische en psychiatrische hulp kan worden verleend bij psychisch, fysiek en
seksueel misbruik van vrouwelijke migranten en waar tevens de nodige hulp kan worden
geboden bij het aanleggen van een dossier in het kader van de procedure om een tijdelijke
verblijfsvergunning te regelen, alsmede hulp bij wettelijke maatregelen tegen personen die
vrouwen aan seksuele of psychische intimidatie blootstellen;
RR\423335NL.doc
7/16
PE 287.012
NL
15. beveelt aan om deze centra informatiebrochures te laten verspreiden met alle nuttige
gegevens en adressen in het kader van hun verblijf in de lidstaat;
16. meent dat in het kader van de erkenning van huishoudelijk werk als beroepssector
vrouwelijke migranten in aanmerking dienen te komen voor reguliere
tewerkstellingsvergunningen;
17. beveelt aan dat de bevoegde instanties in de lidstaten zich uitvoerig buigen over de
specifieke situatie van als huishoudelijk personeel werkzame migranten;
18. verzoekt de lidstaten om minimale arbeidsvoorwaarden te verbinden aan het afleveren van
visa voor huishoudelijk personeel bij diplomaten;
19. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie,
alsmede aan de lidstaten, de sociale partners en de Internationale Arbeidsorganisatie.
PE 287.012
NL
8/16
RR\423335NL.doc
TOELICHTING
Inleiding
De bedoeling van dit verslag is om binnen de EU te analyseren welk wetsbestek er bestaat
voor huishoudelijk werkers die wel beloning ontvangen, maar niet gedeclareerd zijn en die
dus een aanzienlijke bijdrage leveren aan de zwarte arbeidsmarkt. Dit verborgen werk dat
moeilijk in kaart kan worden gebracht, wordt voor het overgrote deel verricht door vrouwen;
het is een bron van inkomsten die zich geheel en al onttrekt aan controle door de overheid.
Het gaat niet om een onderzoek naar niet-gedeclareerde arbeid in zijn algemeenheid (daar zou
een groot aantal beroepen onder vallen met heel specifieke problemen), maar het gaat enkel
en alleen om werksters. Vanzelfsprekend gaat het niet om de huisvrouw die ervoor heeft
gekozen zich aan het huishouden te wijden. Zij is namelijk niet in loondienst.
Dit onderzoek is bedoeld om een aantal voorstellen te doen gebaseerd op positieve ervaringen
die in sommige lidstaten zijn opgedaan, opdat deze sector op Europees niveau op uniforme
wijze geregeld kan worden en, wat belangrijker is, volledig benut kan worden door de
lidstaten als aanzwengelaar van nieuwe werkgelegenheid. Op dinsdag 19 september 2000
werd een openbare hoorzitting gehouden om bepaalde voorstellen te bestuderen. Op deze
hoorzitting waren diverse nationale deskundigen uitgenodigd om diverse regelingen en
aspecten met betrekking tot de sector van de huishoudelijke arbeid toe te lichten, onder wie
Bridget Anderson, wetenschappelijk onderzoeker aan de universiteit van Warwick en
vertegenwoordiger van Kalayaan, Marinella Meschieri, nationaal vertegenwoordiger van de
sector huishoudelijk personeel FILCAMS-CGIL in Italië, Georges Carlens, directeur-generaal
bij de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in België en Walter Actis Mazzola, socioloog en
onderzoeker bij Colectivo Ioé in Spanje.
Er is een heel groot aantal migrerende vrouwen werkzaam als werkster. Daar kunnen wij niet
omheen. Het laatste deel van dit verslag zal ingaan op hun situatie als niet-gedeclareerde
werkster.
1. Kort overzicht van door vrouwen verricht huishoudelijk werk
Huishoudelijke arbeid is van alle beroepen het werk dat zich het best leent voor verbrokkelde
werktijden, voor verscheidene werkgevers gedurende enkele uren per week; het is het meest
kwetsbaar, want kan gemakkelijk onzichtbaar worden gehouden. Het ontbreekt aan getallen,
statistieken en kwantificering: het is niemands eerste keuze; vaak kennen de werknemers
absoluut hun rechten niet. Zij opereren los van elkaar zonder enige mogelijkheid zich aan te
sluiten bij de wereld van de arbeid en zonder te kunnen profiteren van contacten of onderlinge
hulp.
Over de bezoldiging wordt op vriendschappelijke voet onderhandeld volgens vraag en aanbod
van de plaatselijke markt en vanwege de multi-inzetbaarheid en het diffuus begrip
huishoudelijke arbeid is het mogelijk dat de werkgever allerlei bizarre eisen kan stellen. De
nationale arbeidsinspectie kan niet controlerend optreden, want dat zou huisvredebreuk
betekenen. De werkster is dus afhankelijk van de grillen van de werkgever, vaak is zij sociaal
niet beschermd en kan zij op elk moment worden ontslagen.
RR\423335NL.doc
9/16
PE 287.012
NL
De vraag naar werksters neemt nog steeds toe door de veranderingen in de economische
wereld en de groei van het aantal huishoudens waar beide ouders een volledige baan hebben,
het kleiner worden van de gezinnen of de constante behoefte in verband met de vergrijzing
van de bevolking.
Voor dit werk is een juridisch kader nodig zodat het als volwaardig beroep kan worden
erkend en de werkneemsters door de arbeidswet kunnen worden beschermd tegen
discriminatie, kunnen worden beschermd op het terrein van veiligheid en gezondheid op de
werkplek, een redelijke bezoldiging kunnen genieten en kunnen worden beschermd door de
wettelijke regels voor maatschappelijke zekerheid.
2. Niet-gedeclareerde huiselijke arbeid
Niet-gedeclareerde arbeid is q.q. moeilijk in kaart te brengen. Op Europees niveau bestaat er
geen uitputtende definitie die rekening houdt met de verschillende kenmerken in elke lidstaat.
Zo veel te minder bestaat er een definitie die precies het doel van ons onderzoek omschrijft.
De Commissie definieert in haar mededeling COM(1998) 219 illegaal werk als alle
bezoldigde bezigheid met een legaal karakter die niet wordt gedeclareerd bij de overheid, met
verdiscontering van de verschillen tussen de regelgevingen van de lidstaten. Maar daar zullen
wij ons verder niet mee bezighouden.
Uitgaande van het acquis op Europees niveau zullen wij proberen ons onderzoek te beperken
tot niet-gedeclareerde arbeid van vrouwen die huishoudelijk werk verrichten. Er zijn
verschillende terminologieën: "huishoudelijk werk", "huishoudelijke arbeid", "werkster",
"poetsvrouw", maar dekken deze termen dezelfde functie? Welke taken vallen onder deze
functie? Waar kunnen wij de grens trekken? Kunnen wij spreken van een beroep of mogen
wij alleen maar spreken van taken?
De IAO definieert in haar conventie C 177 over huiselijke arbeid artikel 1 als volgt:
a) huiselijke arbeid betekent arbeid die een persoon - aan te duiden als verrichter van arbeid
binnenshuis - verricht:
I) thuis of op een andere plek die niet de werkplek van de werkgever is,
II) tegen betaling,
III) om een product of een dienst te leveren die voldoet aan de eisen van de werkgever,
onverschillig de herkomst van het materiaal of andere hulpmiddelen.
De definitie door de IAO van "huishoudelijke hulp en schoonmakers" brengt ons het dichtst
bij een definitie van deze baan.
Huishoudelijke hulpen en schoonmakers vegen, stofzuigeren, wassen en wrijven de vloer,
zorgen voor de was, doen inkopen en schaffen voor het huishouden noodzakelijke producten
aan, bereiden het eten, dienen de maaltijden op en verrichten allerlei andere huishoudelijke
functies.
Hun taken bestaan uit:
a) vegen, stofzuigeren, wassen en boenen van de vloer en meubelen of het wassen van
ramen en andere voorwerpen,
b) het wassen, strijken en opbergen van wasgoed,
c) afwassen,
PE 287.012
NL
10/16
RR\423335NL.doc
d)
e)
f)
g)
voorbereiden en koken van maaltijden, opdienen en drank serveren,
boodschappen doen en huishoudelijke artikelen kopen,
de hierbij behorende taken verrichten
toezicht houden op andere werkers1.
In dit verslag zal het niet gaan om huishoudelijke arbeid die wordt verricht door
schoonmaakbedrijven die in dienst zijn van overheids- of semi-overheidsorganen of van
particuliere ondernemingen. Deze categorie werknemers is vanzelfsprekend gedeclareerd,
geniet sociale rechten en valt onder de nationale arbeidswetgeving.
Wij zullen ons dus vooral richten op een tweede categorie die zwartwerkers betreft zonder
sociale bescherming of arbeidscontract die hun diensten verlenen bij verschillende
particulieren, elk voor een paar uur per week.
De derde categorie betreft gedeclareerde huishoudelijke hulpen met een arbeidscontract die
werk verrichten bij particulieren; hun positie zal worden genoemd wanneer dit de positie van
de tweede categorie kan helpen verduidelijken.
3. Analyse van sommige landen
Wij hebben ons in ons onderzoek beperkt tot de volgende landen: Frankrijk, België,
Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Portugal. Dit onderzoek is niet uitputtend, want
uw rapporteur heeft uitsluitend gespeurd naar speciale situaties en de vernieuwende
oplossingen die in sommige landen zijn gevonden.
Frankrijk
Volgens het Institut de retraite complémentaire des employés de maison (IRCEM) is het
aantal werknemers in deze sector gestegen van 467.000 in 1991 tot 837.000 in 1997 waarvan
90% poetsvrouw. Deze werknemers worden vaak slecht betaald met tijdelijke
arbeidscontracten onder slechte werkomstandigheden.
De innoverende aanpak om de onregelmatigheid van de beroepssituatie in deze categorie te
bestrijden en om iets te doen aan de administratieve rompslomp wanneer men een
werknemers wil declareren, heet chèque emploi service. Deze cheque is ingevoerd met
artikel 5 van de vijfjarenwet van 20 december 1993 over werkgelegenheid. Er is met deze
cheque geëxperimenteerd tussen 1 december 1994 en 31 maart 1996. Vervolgens is hiervoor
in de plaats gekomen artikel L.129-2 van de Code du Travail en opgenomen in de wet van
29 januari 1996 voor de ontwikkeling van diensten aan particulieren.
Deze cheque is een manier van betaling voor diensten die in het huishouden van particulieren
zijn verricht, en sluit aan bij de formaliteiten. De cheque staat niet op naam. De cheque geldt
voor alle diensten met een gezins- of huishoudelijk karakter, van welke duur ook, mits zij
worden verricht in het huis van de chequegebruiker. Het gaat om ziekteoppassen, babysitten,
bijles, kleine werkzaamheden in de tuin en activiteiten die vallen onder de nationale
collectieve arbeidsovereenkomst (september 1998) voor degenen die huishoudelijk arbeid
verrichten.
1
Groep 9131, Classification internationale type des professions, CITP-88, BIT, Genève.
RR\423335NL.doc
11/16
PE 287.012
NL
De werknemer is dus gedeeltelijk in loondienst. Het loon (per uur) dat hij ontvangt, mag niet
onder het wettelijk minimumloon liggen; hij valt onder de bepalingen van de Code du Travail
en geniet alle sociale rechten.
De werkgever vult de administratieve formaliteiten in, want hij vervangt het arbeidscontract
(voor mensen die minder dan acht uur en minder dan vier achtereenvolgende weken per jaar
in dienst zijn), de werkgever moet binnen acht dagen declareren; de maandelijkse
salarisstrookjes en de sociale premies worden aan de hand hiervan vastgesteld. De betaling
van het nettosalaris geschiedt via de cheque, terwijl de berekening van de premie wordt
verricht door de CNTCES (Centre National de Traitement du Chèque Emploi Service) en de
maandelijkse heffingen automatisch plaatsvinden bij de betalingsinstelling die beschikt over
de boekhouding van de werkgever. De werkgever kan 50% van het totale loon en de
afgedragen sociale premies per jaar tot een bedrag van 45.000 FRF aftrekken van de
belasting.
In 1996 zijn 50.328.422 uren betaald met dit systeem. In december 1996 ging het om
220.000 gesalarieerden. Voor het jaar 1997 rekende men op 254.695 gesalarieerden in mei
met een continue regelmatige groei in de orde van 25.000 nieuwe toetredingen per maand1.
De huishoudens genieten hetzelfde belastingvoordeel wanneer zij gebruikmaken van een
organisatie van werknemers die diensten verleent aan personen. Deze status is in 1996
toegekend aan particuliere ondernemingen nadat zij in 1992 was opgezet voor verenigingen
zonder winstoogmerk.
België
In België is al in 1987 getracht om door het opzetten van plaatselijke
werkgelegenheidsagentschappen (PWA) de werkgelegenheid te regulariseren om daarmee
werklozen de mogelijkheid te bieden te werken met behoud van uitkering. Deze plaatselijke
agentschappen helpen de werklozen contact te houden met de wereld van de arbeid en werk te
verrichten in hun omgeving (werk dat vroeger in het geniep door werklozen werd verricht).
De werklozen die zich vrijwillig inschrijven, worden geholpen om opnieuw regelmatig werk
te vinden.
Dit stelsel is maar een beperkt succes geworden; daarom is het aanzienlijk gewijzigd en
algemeen ingevoerd voor alle gemeentes in 1994 (de wet van 30 maart 1994). Alle langdurig
werklozen worden automatisch ingeschreven bij deze agentschappen. Sedert 1 januari 2000
(de wet van 7 april 1999) zijn de werklozen die in zo'n schema werkzaam zijn, gebonden door
een specifiek arbeidscontract van dit agentschap.
Zij ontvangen een nettoloon van 150 BEF per uur bovenop hun werkloosheidsuitkering. Zij
mogen maximaal 45 uur per maand werkzaam zijn bij particulieren, verenigingen of
plaatselijke autoriteiten alsook bij landbouwers en tuinbouwers voor seizoenarbeid. De bij
particulieren verrichte activiteiten zijn vanzelfsprekend anders: huishoudelijk werk,
babysitten, oppassen op zieken, hulp zonder administratieve formaliteiten en kleine
hovenierswerkzaamheden. De werknemers vallen geheel en al onder de sociale zekerheid en
vallen onder alle arbeidswetgeving. De werkgever betaalt de werknemer middels
PWA-cheques waarvoor hij tussen de 200 en 300 BEF per uur betaalt. Als tegenprestatie mag
de werkgever een gedeelte van de belasting aftrekken: 30-40% van de waarde van de cheques
1
Antwoorden aan de Senaat van de minister voor Werkgelegenheid en Solidariteit van 24.7.1997, nr. 1628,
blz. 2469.
PE 287.012
NL
12/16
RR\423335NL.doc
tot een bedrag van 80.000 BEF. De PWA-cheques komen dus minder duur uit dan een
niet-gedeclareerde werknemer. De agentschappen hebben de verplichting een deel van hun
begroting te besteden aan scholing van hun werknemers.
In juni 2000 stonden 128.613 gebruikers ingeschreven bij deze agentschappen en
47.883 werknemers hebben diensten verricht. In 1999 bedroeg het gemiddelde per werknemer
gewerkte uren 29 uur per maand. N.B.: 75% van de bij de agentschappen gewerkte uren
betreffen huishoudelijk werk in de brede zin van het woord.
Er is een experiment verricht met cheques voor het thuis schoonmaken in Charleroi en Luik.
Dit project valt onder de hoede van ASBL Sens (Solidarité Emploi Novateur de Services),
gesteund uit het Cockerill-fonds en het Europees Sociaal Fonds. In november 1998 is het
Sens-project uitgekozen voor een bijdrage uit het ESF van 15 miljoen BEF. Dit is gestart op
28 januari 2000. Ook in dit geval verschaft de particulier zich een chequeboek van 250 BEF,
uit te betalen voor arbeidsuren. De kosten per uur bedragen 900 BEF; 650 BEF komen voor
rekening van Sens. Bovendien ontvangt de werknemer een opleiding van een week.
Dit tweede experiment met cheques in België is gericht op het creëren van effectieve
werkgelegenheid bij door het project geselecteerde schoonmaakbedrijven. Vanaf 19 uur werk
per week gedurende drie opeenvolgende weken geldt de verplichting voor het bedrijf een
parttime arbeidscontract af te geven.
Na drie maanden alleen in Luik en Charleroi uitgeprobeerd te zijn, zijn er 410 cheques
uitgereikt; 28 klanten hebben van dit systeem gebruik gemaakt; er zijn acht mensen opgeleid
en er zijn drie arbeidsplaatsen gecreëerd.
Duitsland
Volgens ramingen uit 1994 hebben 2,8 miljoen huishoudens regelmatig hulp in de
huishouding; daar komen nog 1,4 miljoen bij die onregelmatig hulp krijgen.
In 1997 is in Duitsland gestart met cheques plus fiscale prikkels voor diegenen die voor
huiselijk werk iemand in dienst nemen die wordt gedeclareerd en normaal salaris ontvangt.
Om voor deze cheques in aanmerking te komen moet de particuliere werkgever alle sociale
lasten voor zijn rekening nemen. Vervolgens mag hij van de belasting aftrekken wanneer het
uitbetaalde salaris boven een bepaald plafond ligt en het om meer dan tien uur per week gaat.
De fiscale aftrekpost is proportioneel aan de inkomens. De meest welvarende huishoudens
worden bevoordeeld; daar bestaat ook de grootste behoefte aan huiselijk werk.
Slechts enkele honderden mensen hebben tot nog toe van dit systeem gebruikgemaakt.
Met een ander experiment is meer succes geboekt. Het gaat om de "bemiddelingsbureaus" die
voor elk van de partijen voordeel opleveren. Degene die een beroep wil doen op deze
dienstverlening, wendt zich tot de bemiddelingsbureaus die zich bezighouden met het
rekruteren en de betaling van sociale lasten en de vervanging van de werknemer wanneer dat
nodig is. De werknemer geniet dezelfde financiële voorwaarden als iemand in loondienst met
een vast arbeidscontract. N.B.: via het bemiddelingsbureau geniet hij tevens de mogelijkheid
RR\423335NL.doc
13/16
PE 287.012
NL
contact te houden met collega's en zodoende sociaal isolement te voorkomen. In 19971 zijn er
in Duitsland 15 van deze bureaus. Zij worden uit de algemene middelen medegefinancierd.
Verenigd Koninkrijk
In Engeland ligt de problematiek anders dan in de andere Europese landen. Het Engelse
systeem kent geen minimumloon. Het socialebeschermingsstelsel draagt een universeel
karakter. De strijd tegen clandestiene arbeid richt zich meer op de werknemer dan op de
werkgever. Het bestrijden van zwartwerken valt samen met de bestrijding van misbruik van
sociale voorzieningen, werkloosheidsuitkeringen en compensering van lage salarissen
(income support). De regering heeft maatregelen ingevoerd die laten zien dat de situatie in
Engeland heel anders ligt.
In oktober 1999 is de "Working Family Tax Credit" ingevoerd. Deze is bedoeld om de
armoede te bestrijden in de vorm van compenserende hulp aan gezinnen (1 of 2 ouders met
kinderen) met een laag inkomen (3,60 GBP per uur). De WFTC draagt voor de helft bij aan
het minimumsalaris van een werknemer die huiselijke arbeid verricht en een gezin tot zijn of
haar last heeft. De werkgever betaalt het gebruikelijke bedrag en de staat vult de helft aan.
Italië
In Italië is de rechtspositie van de huiselijke hulp geregeld in wet nr. 339 van 2 april 1958.
Deze wetstekst regelt tot in de kleinste details de bepalingen voor het aangaan van een
arbeidscontract. De nationale c.a.o. regelt een aantal rechten: vrije dagen, een dertiende
maand, ziektekostenverzekering (beperkte dekking ten laste van de gezinnen). Het systeem
van sociale premies wordt niet berekend naar het effectief salaris, maar naar een
conventioneel salaris met alle gevolgen van dien: de werknemers krijgen slechts een pensioen
dat nauwelijks boven het minimum ligt en de moederschapsuitkering gedurende 5 maanden is
lager dan wanneer deze op basis van het reële loon zou worden berekend.
Om hier iets aan te doen zou de sociale premie voor de belasting aftrekbaar moeten worden
gemaakt van het inkomen van de werkgever. Wetsontwerp nr. 4.233 bij de Kamer en
nr. 2.966 bij de Senaat over de inkomstenbelasting zou ervoor moeten zorgen dat
huishoudelijke arbeid op één lijn wordt gesteld met andere categorieën. De bepalingen die
gelden voor het aftrekken van de belasting van de uitgaven van particulieren zouden nu ook
van toepassing worden voor de kosten die worden gemaakt voor huishoudelijke hulp. Degene
die huishoudelijk werk verricht, zou tevens zijn recht op ziektegeld erkend krijgen. Het
pensioen zou worden berekend op basis van het effectief genoten salaris.
De particuliere werknemer alsook de schoonmaakindustrie vallen onder een collectieve
arbeidsovereenkomst van juli 1996. In deze overeenkomst worden drie categorieën
werknemers genoemd met de vereiste bekwaamheden: de eerste categorie zijn
werkzaamheden die volstrekt autonoom en met grote verantwoordelijkheid worden verricht,
waar een hoge vakbekwaamheid voor nodig is, zoals gouvernante, verpleegster of chef de
cuisine; de tweede categorie omvat werkzaamheden in het gezin waar een specifieke
vakbekwaamheid voor vereist is, zoals babysitter, serveerster of conciërge; de derde categorie
geldt huishoudelijk werk met de handen zoals schoonmaken of keukenhulp.
1
European Colloquium on new sources of employment, georganiseerd door FENI, EURO-FIET en DG V,
9-10.10.1997, blz. 28.
PE 287.012
NL
14/16
RR\423335NL.doc
Portugal
De wet van 24 oktober 1992 voert in Portugal voor het eerst een juridische regeling in voor
huiselijke arbeid. Het is de eerste poging om een beroep in kaart te brengen dat niet is
geëvalueerd ondanks de ingrijpende veranderingen in de meeste arbeidscontracten.
Regulering was dus nodig omdat het levenspeil beter was geworden en de
arbeidsbetrekkingen waren geëvalueerd, maar vooral omdat de bepalingen van het oude
burgerlijk wetboek uit 1867 geheel waren verouderd. Die waren nog bepalend voor dit soort
arbeidsovereenkomst.
De nieuwe wet van 1992 erkent het specifieke karakter van huiselijke arbeid; het gaat om een
bijzonder sterke vertrouwensband; en staat apart van andere arbeidscontracten. In artikel 2
definieert de wet huishoudelijke arbeid met een lange lijst van allerlei taken die de werknemer
kan gevraagd worden te verrichten in het kader van dit contract. Vervolgens worden tot in
details alle gevallen geregeld, bijvoorbeeld het afbreken van het contract, ziekteverlof,
zwangerschapsverlof, betaald verlof, ongevallen, de proeftijd, opdat geen van beide partijen
aan het kortste eind trekt.
4. Concrete voorstellen
Uit het voorafgaande komen drie overwegingen naar voren: de omvang van de vraag naar
huishoudelijke arbeid, te verrichten door al of niet communautairen. De rijke schakering van
situaties waarbinnen dit werk wordt verricht, toont de noodzaak aan de markt en de
arbeidsomstandigheden te reguleren. Daarom is het van het grootste belang dat deze categorie
als baan wordt erkend op communautair niveau.
De tweede overweging geldt de mate van onregelmatigheid waar deze categorie op stuit. In
geen enkel beroep is dat zo gemakkelijk. Uit de ervaringen die in de lidstaten zijn opgedaan,
blijkt dat er een begin van bewustwording is. Dit is slechts een begin, vooral nu de immigratie
naar Europa toeneemt en er een groter aanbod van zwartwerk is dan wij tot dusverre gekend
hebben.
Ook de vraag van huishoudens neemt nog steeds toe. Het gaat om een vraag die onoplosbaar
is: niemand is bereid voor deze diensten tegen kostprijs te betalen, met andere woorden: deze
werknemers op een regelmatige wijze te bezoldigen.
Daar het percentage zwartwerkende verrichters van huiselijke arbeid buitengewoon hoog is,
verdient de sector dat men er aandacht aan besteedt. De twee soorten geplande maatregelen
bestaan uit het onaantrekkelijker maken van de grijze markt enerzijds en het vergroten van de
pakkans anderzijds. In sommige landen is gekozen voor financiering van sociale premies en
belastingen via cheques, in andere zijn controles en sancties opgevoerd.
5. Migrerende verrichters van huiselijke arbeid
Dit verslag is niet volledig wanneer geen melding wordt gemaakt van de vele migrerende
vrouwen die in deze sector werkzaam zijn. Hun positie is onregelmatig en vaak gaan zij
gebukt onder buitengewoon zware en onrechtvaardige arbeidsomstandigheden. Aangezien
deze groep nog steeds toeneemt en daarmee steeds minder duur wordt, lijdt het geen twijfel
dat bij elke poging deze sector op Europees niveau te reguleren rekening moet worden
RR\423335NL.doc
15/16
PE 287.012
NL
gehouden met deze nieuwe realiteit.
Natuurlijk maakt de onregelmatigheid waaronder dit werk wordt verricht, het buitengewoon
lastig dit verschijnsel in kaart te brengen. Het lijdt geen enkele twijfel dat huiselijke arbeid bij
particulieren een van de voornaamste activiteiten is van in Europa gevestigde migrerende
vrouwen.
In Italië waar voor deze sector een collectieve overeenkomst bestaat, laten de gegevens van de
Filcams-CGIL (vakbond) zien dat op één miljoen verrichters van huishoudelijke arbeid er
480.000 migrant zijn. In 1995 namen de huiswerkers bijna eenderde van de verleende
arbeidsvergunningen voor hun rekening.
In 1997 is in Barcelona een onderzoek1 gepubliceerd dat het aantal Filippino's op 15.000
schat; zij waren bijna allemaal in deze sector werkzaam. Van de 7.000 in Spanje levende
inwoners van de Dominicaanse Republiek zijn er 85% vrouw en voor het merendeel
werkzaam in de huishoudelijke sector.
Ook in Frankrijk is huishoudelijke arbeid een belangrijke bron van werkgelegenheid voor
vrouwen: onderzoek uit 1984 laat zien dat bijna 53,8% van de migrerende werknemers
onregelmatige werkzaamheden in huizen verricht2.
Ondanks het belang van dit verschijnsel is het tot dusverre onzichtbaar en veronachtzaamd. In
1997 heeft de Europese Commissie onderzoek laten verrichten in een aantal Europese steden.
Hieruit bleek hoe vaak er misbruik wordt gemaakt van migrerende werkneemsters die
huiselijk werk verrichten. Terwijl huiselijke arbeid vaak niet hoog staat aangeschreven en niet
wordt beschouwd als echt werk, doen zich daarnaast nog de problemen van racisme en
afhankelijkheid voor die samenhangen met de onregelmatigheid van het werk. De werkgevers
verkeren maar al te vaak in een machtspositie en kunnen de werknemers uitbuiten. De
arbeidsomstandigheden zijn sterk afhankelijk van de vraag of de werknemer bij de werkgever
thuis woont of niet.
De in verschillende steden van Europa verzamelde gegevens lieten zien dat deze uitbuiting
van hun werk (zeer lage, zelfs ontbrekende bezoldiging en lange werkdagen), daarnaast
stootte vrouwelijk huispersoneel dagelijks op geweld en waren zij vaak slachtoffer van
ongewenste intimiteiten3. Dit soort misbruik blijft over het algemeen ongestraft. De vrouwen
zijn volledig geïsoleerd en hun werkgevers verkeren in een machtspositie, omdat zij vaak niet
legaal zijn. De werkneemsters die wel over een arbeidsvergunning beschikken, zijn juridisch
gebonden aan hun werkgever van wie de vernieuwing van de verblijfsvergunning afhankelijk
is. Wanneer men zich aan deze exploitatie onttrekt, volgt vaak onmiddellijke uitzetting.
De arbeidsomstandigheden zijn dus afhankelijk van de legale status. De onregelmatige
werkneemsters worden over het algemeen minder betaald en werken langer, want de meeste
wonen bij de werkgever thuis en worden daarom verplicht langere werkdagen te maken, soms
tot diep in de nacht. Degenen die wel over een werkvergunning beschikking, zijn vaak
slachtoffer van chantage in verband met het al of niet verlengen van hun werkvergunning.
1
Anderson, B. en Phizacklea, A. (1997) Migrant Domestic Workers: A European Perspective, Report to DG V
of the European Commission, blz. 52-54.
2
Marie, C.V. (1984) De la clandestinité à l'insertion professionelle régulière, in Travail et Emploi, nr. 22,
december 1984, blz. 21-29.
3
"Doing the Dirty Work? The Global Policy of Domestic Labour", B. Andersson, University of Warvick,
januari 2000.
PE 287.012
NL
16/16
RR\423335NL.doc
Download