in ld - - a a T l bee extra e ANTWOORDEN Wat ga je doen? Je oefent met de vormen van het werkwoord. Uitleg illustraties: Fleur van der Weel, Ingrid van der Sleen Een werkwoord kan drie vormen hebben: de persoonsvorm, de deelwoordvorm en de woordenboekvorm. Ik ga In elke zin staat een persoonsvorm. Dit is de vorm van het werkwoord die bij het onderwerp hoort. Als het onderwerp verandert, kan ook de persoonsvorm veranderen. Een werkwoord kan staan: - in de tegenwoordige tijd: ik fiets, jij fietst, wij fietsen. - in de verleden tijd: ik fietste, wij fietsten. - in de voltooide tijd: wij hebben gefietst. is. op re Wij gaan op reis. In de voltooide tijd staan er twee werkwoorden in de zin. Je ziet een persoonsvorm van het werkwoord hebben of zijn: Wij hebben gefietst. Wij zijn gekomen. Het andere werkwoord is het voltooid deelwoord. Dit staat in de deelwoordvorm: Wij hebben gefietst. Wij zijn gekomen. Je zet een werkwoord dus in de voltooide tijd met behulp van de werkwoorden hebben of zijn. Er zijn drie groepen werkwoorden. groep 1 - In de verleden tijd zet je achter de ik-vorm te(n) of de(n): dans – danste(n); teken – tekende(n) - De deelwoordvorm eindigt op een t of een d: gedanst, getekend. groep 2 - In de verleden tijd verandert de klinker: lopen – liepen; zitten – zaten. - De deelwoordvorm eindigt op (e)n: gelopen; gezeten. groep 3 - In de verleden tijd veranderen soms meer letters: brengen – brachten; zoeken – zochten; moeten – moesten. - De deelwoordvorm eindigt op een d, een t of (e)n: kunnen – kon – gekund; denken – dacht – gedacht; komen - kwam - gekomen. Aan de slag 1 Schrijf alle vormen van het werkwoord doen op. nuvroeger ik doe ik deed jij doet jij deed hij doet hij deed wij doenwij deden jullie doen jullie deden doen zij deden zij © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg Voltooid deelwoord: Ik heb gedaan jaargroep 8 blok 3 les 3 . blad 1 van 2 in ld - - Taal bee extra ANTWOORDEN e Aan de slag 2 Zet de vormen van de verleden tijd in de goede rij. - ten verleden tijd - den andere letters bijten maaien gemaaid vielengevallen lokken lokten gelokt blaffen blaften geblaft vegen veegden blazen passen speelden hangen Bekijk de werkwoorden uit opdracht 2. Zet een kruisje bij het goede antwoord. geveegd bliezengeblazen pasten spelen 3 betengebeten maaiden vallen voltooide tijd gepast gespeeld hinggehangen waar niet waar Werkwoorden die in de verleden tijd -den krijgen, eindigen in de voltooide tijd op een d. QQ ✘ Werkwoorden die in de verleden tijd een andere ✘ klinker krijgen, eindigen in de voltooide tijd op -en. QQ Werkwoorden die in de verleden tijd -ten krijgen, eindigen in de voltooide tijd vaak op een -t. 4 ✘ QQ Kleur de letters voor de zinnen. tegenwoordige tijd = groen, verleden tijd = geel, voltooide tijd = rood. a. Een man wilde een tegelpaadje in zijn tuin aanleggen. b. Hij had bij de opslagplaats van de gemeente een aantal tegels gezien. c. Op een zaterdagmiddag ging hij die tegels halen. d. Terwijl hij ze inlaadde, stopte er een politieauto. e. ‘Wat doet u?’ vraagt de agent. f. ‘Ik heb bij het aanleggen van het tuinpad tegels overgehouden. g. Die tegels wil ik hier neerleggen’, zegt de man. h. ‘Niks ervan’, zegt de agent. i. ‘U moet die tegels allemaal weer meenemen. j. We wachten hier, totdat alle tegels in de auto liggen.’ © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg jaargroep 8 blok 3 les 3 blad 2 van 2