© NEVI pag.: 1 van 4 code: INP-CON-kre-011-bl.doc versie 1 Wat is recht: definitie en typen Definitie Er zijn talloze definities van recht. Een voorbeeld van een definitie is: ‘recht is een geheel van regels en normen, die door de overheid zijn vastgesteld of erkend en door de overheid worden gehandhaafd ter vreedzame regeling van de samenleving.’ We bespreken hieronder de belangrijke elementen uit deze definitie. Een geheel van regels Om tot een geordend geheel van de samenleving te komen, zijn regels nodig. Het Nederlands recht kent geschreven regels, die in wetten en wettelijke bepalingen staan, en ongeschreven regels, die gewoonterechtelijke regels zijn. De overheid Onder de overheid vallen de centrale overheid (de regering en het parlement) en de lagere overheden: provincies, gemeenten, waterschappen en andere instanties, zoals bedrijfs- en productschappen. Ook de onafhankelijke rechterlijke macht behoort tot de overheid. De taak van de overheid is drieledig: vaststellen, erkennen en handhaven van rechtsregels. Vaststellen Vaststellen kan op verschillende niveaus en op verschillende manieren. Een wet moet worden goedgekeurd door regering en parlement en worden ondertekend door de Koning(in). Bij gemeenten vindt vaststelling plaats door de gemeenteraad (verordeningen), bij waterschappen door het Algemeen Bestuur (keuren). Erkennen Tot ons recht behoort ook het gewoonterecht. Dit is recht dat door de gemeenschap zelf wordt gemaakt: het is ongeschreven recht. Vaak ontstaan zulke regels in de verschillende branches van onze samenleving. Zo bestaat in de papierbranche een regel dat niet de hoeveelheid hoeft te worden geleverd die is besteld of overeengekomen. De leverancier mag een marge aanhouden: vijf procent meer of minder. Willen deze regels tot het recht gaan behoren, dan moeten ze worden erkend door de overheid en wel door de rechter. Handhaven Bij handhaven moet u niet alleen denken aan een bekeuring bij een verkeersovertreding of een veroordeling door de strafrechter tot een boete, een vrijheidsstraf of een vervangende straf. Bij handhaven hoort ook de uitspraak van een civiele rechter, als twee partijen het niet met elkaar eens zijn en het niet met elkaar eens kunnen worden. Er is dan sprake van een civielrechtelijk geschil. Het geschil wordt voorgelegd aan een onafhankelijke rechter. De rechter doet een uitspraak, waarin hij zegt wie er gelijk heeft. Vreedzame regeling van de samenleving Zonder regels wordt onze gemeenschap een chaos en heerst het recht van de sterkste. Door regelgeving en regelhandhaving wordt die chaos voorkomen. © NEVI pag.: 2 van 4 code: INP-CON-kre-011-bl.doc versie 1 Verschillende typen recht Objectief en subjectief recht Objectief recht wordt gevormd door de rechtsregels, zowel geschreven als ongeschreven, die in een bepaalde samenleving gelden. Subjectief recht is het recht dat een subject, een persoon, heeft op basis van het objectieve recht. In het Nederlands zijn er geen aparte woorden voor dit onderscheid in objectief en subjectief recht. Het Engels kent hiervoor wél twee verschillende woorden: • Het recht (objectief recht): ‘the law’. • Mijn recht (subjectief recht): ‘my right’. Geschreven en ongeschreven recht Geschreven recht is te vinden in wetboeken en regelingen van diverse aard. U kunt hiervoor wetboeken raadplegen. Daarnaast kunt u wetten en regelingen vinden op http://wetten.overheid.nl/zoeken. Het ongeschreven recht is in de samenleving ontstaan. Dit is het gewoonterecht. Wil echter het gewoonterecht tot de rechtsregels gaan behoren, dan zal het door de overheid moeten worden erkend. Privaat- en publiekrecht Een belangrijke tweedeling in het recht is dat van privaatrecht en publiekrecht. Privaatrecht is het recht dat de juridische betrekkingen regelt tussen de burgers onderling. Onder burgers verstaan we natuurlijke personen en rechtspersonen. Als de overheid niet optreedt in haar specifieke hoedanigheid, dan wordt zij in dat geval als burger beschouwd. Globaal genomen kunnen we zeggen dat het privaatrecht in enkele wetboeken is te vinden (Burgerlijk Wetboek, Wetboek van Koophandel) en in een aantal bijzondere wetten, zoals Faillissementswet, Auteurswet, Rijksoctrooiwet en Handelsnaamwet. Ook gewoonterecht valt onder privaatrecht. Publiekrecht is het recht dat bestaat uit de rechtsregels met betrekking tot de inrichting van de Staat, de verhouding tussen de overheden onderling en de relatie tussen overheid en burger. Voorbeelden daarvan zijn het Wetboek van Strafrecht, de Wegenverkeerswet, de Algemene wet bestuursrecht en de regels aangaande de belastingen. Vermogensrecht Tot het privaatrecht behoort het vermogensrecht, en tot het vermogensrecht behoren de regels met betrekking tot de (koop)overeenkomst. Vermogensrecht bevat rechtsregels met betrekking tot de relatie tussen personen en goederen die op geld waardeerbaar zijn. Tot het vermogensrecht behoren bijvoorbeeld de regels over eigendom: wat mag een persoon doen met iets dat zijn eigendom is? Mag hij er alles mee doen of wordt hij in die vrijheid beperkt? Art. 3:1 BW bepaalt dat ‘goederen’ alle zaken en vermogensrechten zijn. Dat kan tot misverstanden aanleiding geven. In het spraakgebruik heeft het begrip ‘goederen’ namelijk een andere betekenis. Denk bijvoorbeeld aan een goederentrein. Goederen is dus in het recht een overkoepelend begrip dat zaken en vermogensrechten omvat. © NEVI pag.: 3 van 4 code: INP-CON-kre-011-bl.doc versie 1 Volgens art. 3:2 BW zijn zaken ‘stoffelijke objecten’. Vermogensrechten (art. 3:6 BW) zijn echter niet stoffelijk, maar abstract. Voorbeelden van vermogensrecht zijn rechten op ‘voortbrengselen van de geest’ (zoals octrooirecht, auteursrecht, merkrecht, enzovoort) en vorderingsrechten (zoals het recht van een verkoper, die na levering recht heeft op betaling van de koopprijs). Dwingend en aanvullend recht Van bijzondere betekenis voor de overeenkomst is het onderscheid tussen dwingend recht en aanvullend recht; vooral het aanvullend recht is van belang. Dwingend recht is de wettelijke regeling waarvan niet mag worden afgeweken, ook niet als contracterende partijen het met elkaar eens zijn om van de regeling af te wijken. Regels die dwingend recht bevatten, heeft de wetgever zo belangrijk gevonden dat hij partijen verplicht zich steeds daaraan te houden. Partijen mogen over de onderwerpen waarop dwingend recht van toepassing is géén eigen regeling maken. Deze regels gaan steeds boven eventuele afwijkende afspraken van partijen. Dat betekent dat deze afspraken niet geldig zijn wanneer ze met het dwingend recht in strijd zijn. Dwingende rechtsregels zijn soms te herkennen aan de manier waarop ze zijn geformuleerd en soms omdat de wet dat met zoveel woorden zegt. praktijkvoorbeeld Boek 7A art. 1576a stelt: ‘van de bepalingen van deze titel mag slechts worden afgeweken, indien en voor zover dit daaruit blijkt’ (koop op afbetaling). Dwingende rechtsregels hebben doorgaans betrekking op de openbare orde en goede zeden. Voorbeelden van regels die op de openbare orde betrekking hebben, zijn regels waardoor de zwakkere partij tegen de (economisch) sterkere wordt beschermd, zoals bijvoorbeeld de regels omtrent het ontslagrecht en de regels ter bescherming van huurders van woonruimte. Een overeenkomst die de strekking of de bedoeling heeft een wettelijk verbod te ontduiken, wordt beschouwd in strijd te zijn met de openbare orde (art. 3:40 BW). Aanvullend recht omvat de rechtsregels die van kracht zijn als partijen terzake niets zijn overeengekomen, waardoor die regels de overeenkomst aanvullen (vandaar de term ‘aanvullend’). Zij zijn te vinden in wetboeken (= geschreven recht) en in het gewoonterecht (= ongeschreven recht). Het komt veel voor dat partijen alleen de kernbedingen overeenkomen. Wat zijn dan in zo’n geval de rechten van de ene partij A, als de andere partij B zich niet houdt aan zijn verplichtingen? Heeft A dan recht op schadevergoeding? Daarover hebben A en B geen afspraken gemaakt. Toch kan A schadevergoeding eisen, want op dat punt vult het aanvullende recht de overeenkomst aan. Aanvullend recht is dus bedoeld om het gat op te vullen dat ontstaat als betrokken partijen zelf geen eigen regeling hebben getroffen. Als een bepaling van aanvullend recht is, betekent dit ook dat de partijen mogen afwijken van die bepaling. Ze mogen zélf een regeling maken, op voorwaarde dat zij het met elkaar eens zijn. Kort gezegd hebben bepalingen van aanvullend recht twee aspecten: • Ze vullen de overeenkomst aan. • Ze geven partijen de vrijheid eigen regelingen en afspraken te maken. © NEVI pag.: 4 van 4 code: INP-CON-kre-011-bl.doc versie 1 De inkoper zal met name met de volgende aanvullend rechtelijke onderwerpen in het BW te maken hebben: aansprakelijkheid, boeteregeling, keuze van een rechter, keuze van een rechtstelsel, overmacht, toepasselijkheid van algemene voorwaarden, termijnen en leverdata, verrekeningsverklaring en verzuim. Zou het Nederlands recht uitsluitend bestaan uit dwingend rechtelijke bepalingen, dan zou de vrijheid om zelf de inhoud te bepalen van een overeenkomst grotendeels wegvallen. Absoluut en relatief recht Het onderscheid tussen absoluut recht en relatief recht is van belang omdat uit een overeenkomst zowel relatieve als absolute rechten kunnen ontstaan. Absoluut recht is een recht dat tegenover iedereen kan worden gehandhaafd. Als A zijn horloge kwijtraakt en hij vindt dat bij B terug, dan kan hij van B eisen dat deze het aan hem teruggeeft. De eis tot teruggave van zijn verloren horloge kan A met succes stellen ten opzichte van iedereen bij wie hij het horloge aantreft, en die dus inbreuk maakt op zijn bezit van het horloge. Relatief recht is het recht dat slechts tegen een of meer bepaalde personen kan worden gehandhaafd. Met die persoon of personen moet men dan een relatie hebben of anders gezegd: met die persoon moet men juridisch verbonden zijn. Deze binding ontstaat vaak door een overeenkomst. Als A van B geld leent, dan heeft B een vordering op A. Hij kan uitsluitend van A het bedrag van de lening terugeisen, want met A heeft hij een relatie op basis van een overeenkomst van geldlening.