Eén naam onder de hemel Gezang 1:1 Stil gebed Votum en groet Psalm 43: 2/3 Geloofsbelijdenis Psalm 43: 4/5 Gebed Schriftlezing Genesis 12: 4-9 Psalm 135: 1/2 NB Preek Psalm 135: 8/10 NB Lezen formulier Zingen psalm 103: 1/2 Uitnodiging I Zingen psalm 103: 3 Maaltijd I Tekst Hebreeën 11:8-10 Zingen psalm 103: 4 Uitnodiging II Zingen psalm 103: 5 Maaltijd II Tekst Hebreeën 11: 11-13 Zingen psalm 103: 6 Uitnodiging III Zingen psalm 103: 7 Maaltijd III Tekst Zingen psalm 103: 10 Gebed Collecte Zingen psalm 103: 11 Zegen Hebreeën 12:1-2 Preek Gemeente van Christus, Intro Vorige week hebben we met elkaar de stem gehoord die Abram heeft aangesproken. Ga uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u wijzen zal. We hebben stilgestaan bij het feit dat Abram daadwerkelijk ging. Maar hoe het hem verder is vergaan op zijn reis, daar hebben we het niet over gehad. Het vreemde is, dat ons daar ook niets over wordt verteld. In vers vier wordt ons verteld dat Abram vertrekt. En het eerste wat we vervolgens lezen over de reis is dat hij aankomt in Kanaän. Dat is het enige wat ons wordt verteld over deze reis. Vervolgens neemt de verteller uitgebreid de tijd om te vertellen over de eerste kennismaking met het beloofde land. Als Abram aankomt in het beloofde land worden de koffers niet uitgepakt, hij blijft aan het reizen, het is alsof hij het hem beloofde land aan een inspectie onderwerpt, maar of dat de reden is van de onrust weet ik niet. De verklaring voor zijn onrust zou dit kunnen zijn dat Abram waarschijnlijk een nomade was. En het reizen zit nomaden in het bloed. Ze zijn constant in beweging. Ze zijn altijd op zoek naar groen gras voor hun kudden. Een paar verhalen verderop lezen we over groen gras als het gaat over de vruchtbare vlakten bij Sodom en Gomorra. Maar juist in dat verhaal wordt ons duidelijk dat je het reizen van Abram daarmee niet kunt verklaren. Abram is niet alleen een reiziger omdat hij op zoek is naar groen gras. Volgens de verteller heeft zijn onrust hiermee te maken dat Kanaän vooralsnog bezet gebied is. Er wonen Kanaänieten in het land. En als het gaat over Kanaänieten dan gaat het onherroepelijk ook over hun goden. Het wemelt er van tempels en heilige plaatsen. Abram blijft een reiziger omdat hij het niet bij die goden kan vinden. Bezet gebied Vreemd is dat eigenlijk, als je er goed over nadenkt. Je gaat op weg omdat je de stem hebt gehoord. Maar juist als je luistert naar die ene stem kom je tot de ontdekking dat je omringd bent door andere stemmen. Juist als je gehoorzaam bent aan die ene God wordt je geconfronteerd met een onvoorstelbare hoeveelheid andere goden. Die goden waren er natuurlijk ook al voordat je op reis ging. Maar je ziet de goden pas echt goed als je de stem hebt gehoord. De afgoden springen je dan tegemoet in de krantenkoppen. Ze schreeuwen om je aandacht op de billboards. Ze roeren zich in je eigen hart. Wat er al niet loskomt als we oren krijgen voor de ene stem. Als Abram aankomt in het beloofde land dan komt hij aan in een gebied dat beheerst wordt door vreemde machten. Vorige week zondagavond was professor Van de Beek hier. Hij gebruikte een mooie uitdrukking toen hij zij dat het er ritselde van de goden. In Kanaän zijn er evenveel goden als dat er blaadjes zijn aan de bomen. In het kleine stukje dat we hebben gelezen wemelt het ervan. Sichem was een heilige plaats. Een plaats waar de goden werden aangeroepen. De eik waar we over lezen was een plaats waar je de toekomst kon laten voorspellen. De naam van de stad Bethel betekent letterlijk: huis voor de godheid. En met het huis voor de godheid werd zeker niet de god van Abram, Isak en Jacob genoemd. Juist door de belofte komt Abram terecht in een gebied dat betoverd is door vreemde machten. De stem Maar in het land dat betoverd is door vreemde machten klinkt opnieuw de stem. Het is alsof Abram ervan verzekerd moet worden dat hij zich niet heeft vergist. Hij heeft geen verkeerde afslag genomen onderweg. Hij is hier niet per ongeluk terecht gekomen. Dit is de plaats waar hij moet wezen. Dit is het land ik aan uw nageslacht zal geven. Opnieuw is er de stem en het is de stem die hier het verschil maakt. Nog voor we een strategie hebben kunnen bedenken om de machten te weerstaan is er opnieuw de stem. Dit is het land ik aan uw nageslacht zal geven. Tegen de afgoden is geen kruid gewassen. Alleen de stem kan ons redden van de betovering. Het is de stem die de banden breekt waarin de goden ons gevangen houden. Het is de stem die hier ruimte maakt voor een antwoord van geloof. Want pas nadat de stem geklonken heeft lezen we dat Abram een altaar bouwt. In de tekst wordt dit benadrukt want eerst lezen we over het verschijnen van de HERE aan Abram. En pas daarna over het bouwen van een altaar. En nadat we hebben gelezen dat hij een altaar bouwt, wordt ons nog een keer gezegd dat hij dit altaar bouwt, voor de HERE die hem vlak daarvoor verschenen was. Een altaar Abram bouwt een altaar in antwoord op de stem. Van het altaar zelf moeten we ons trouwens niet teveel voorstellen. Het werd gemaakt van aarde en op elkaar gestapelde stenen. Al met al stelt het niet zo heel veel voor maar het is wel een statement. Te midden van de goden richt Abram een altaar op voor degene die hem riep. Het is een vorm van kleur bekennen. Hij passeert de goden die men in Kanaän dient om deze ene God te dienen. En zo is het vanmorgen ook als we avondmaal vieren. Als we opstaan en naar voren komen is dat in zekere zin ook een statement. Daar moeten we niet teveel van maken want het is nooit meer dan een antwoord. Maar dat neemt niet weg dat mensen die opstaan van hun zitplaats kleur bekennen. Opstaan is belijden dat al die andere goden ons niet kunnen redden. Ik kan het ook nog anders zeggen, met woorden aan het Nieuwe Testament ontleend. Opstaan is belijden dat er geen andere naam is gegeven onder de hemel door wie wij worden gered dan de naam van Jezus onze Heer. In Kanaän aanbad men het stierkalf want dat zou vruchtbaar zijn en sterk. Wij aanbidden het lam dat naar de slachtbank werd geleid om de zonden van de wereld weg te dragen. Sta daarom op en erken het dat alleen hij ons redt. Amen