God Abr(ah)am Lot Sara(i) Hagar Isaak Ismaël Abram leefde met zijn clan in het rijke Mesopotamië tussen de twee rivieren de Tigris en de Eufraat. Het was een prachtig gebied om in te leven. Abram, verlaat jouw land voor een land dat Ik je zal tonen. Ik zal van jou een groot volk maken. Ik zal je zegenen en jouw naam groot maken. Na enig nadenken raakte Abram ervan overtuigd dat hij deze God moest volgen. Abram deed dit omdat hij geloofde dat deze God anders was dan de goden die hij tot dan toe kende. Deze God eist geen offers, maar laat de mensen vrij en spoort hen aan vooruit te kijken. Abram trok met Sarai en met zijn hele hebben en houden weg. Ook Lot trok met hem mee. Na een lange tijd rondzwerven door de woestijn raakte hun voedselvoorraad op. Daarom besloten ze naar Egypte te gaan om daar nieuw voedsel te kopen. Jij bent een mooie vrouw. Zeg tegen de Egyptenaren dat je mijn zus bent. Want als ze weten dat ik je man ben, dan vermoorden ze me. Spaar mijn leven, zodat ik bij je kan blijven. Abram wist dat Egyptenaren de man van een mooie vrouw durfden vermoorden om er met de vrouw vandoor te gaan. Om zichzelf te beschermen bedacht hij een plannetje. Hé, dat is je zus niet! Dat is je vrouw! Maar de Egyptenaren hadden zijn leugentje om bestwil snel ontdekt. Ze merkten dat er iets niet klopte tussen Sarai en Abram. Heer, in uw straten loopt een verdacht koppel rond. Onmiddellijk brachten enkele onderdanen van de farao verslag uit bij de farao zelf. Ik laat jullie ongedeerd vertrekken. Aanvaard de geschenken die ik jullie geef. Ik wens jullie een goede reis. Gelukkig lieten de Egyptenaren zich van hun beste kant zien en vergaven ze Abram dit alles. Abram mocht met zijn familie vertrekken. Samen gingen ze verder op zoek naar het beloofde land van hun nieuwe God. Na een lange wandeltocht kwam de familie in het land Kanaän aan. Maar al snel merkten ze dat er in dat land niet voldoende plaats was voor de hele familie. Laten we uit elkaar gaan, want het land is te klein. Kies maar welke richting je uitgaat, Lot! Ga jij oostwaarts, dan ga ik westwaarts, ga jij westwaarts dan ga ik oostwaarts. Daarom deed Abram een voorstel aan Lot Lot keek naar het oosten en zag hoe groen en vruchtbaar de streek was. Het leek de ideale plaats om verder te leven. Hier zou ik in geen honderd jaar willen wonen. Toen keek Lot naar het westen en zag hoe dor en onvruchtbaar de streek daar was. Ik heb gekozen. Als God ons een land heeft beloofd, dan zal het wel dat vruchtbare deel zijn in het oosten. Ik kies het zekere voor het onzekere. Ik kies het oosten. Lot vertrok dus en ging in het oosten wonen. De streek in het oosten droeg de naam Sodom en Gomorra. Was Abram nu maar hier. Maar Lot had het daar niet getroffen. Velen wilden dat land hebben. Al snel werd hij en een deel van de familie gevangengenomen door een andere stam. Laten we iedereen die gevangen is vrijlaten en al hun bezittingen teruggeven. Toen Abram van een vluchteling te horen kreeg wat er met Lot gebeurd was, twijfelde hij geen seconde. Hij verzamelde zijn mannen en viel ’s nachts het land binnen om Lot en zijn familie te bevrijden.