Mensbeelden, stromingen en de plaats van politieke partijen

advertisement
Mensbeelden, stromingen en de plaats van politieke partijen
(dit dictaat dient als vervanging van paragraaf 4.1 t/m 4.6 van je tekstboek (pag. 45
t/m 53)
Mensbeelden
Als we heel diep graven in de motieven van mensen, vinden we mensbeelden. Die
liggen aan de basis van de ideeën die mensen uiteindelijk hebben over:
- hoe sociaal de mens eigenlijk is, en
- hoeveel capaciteiten ieder mens in zich verborgen heeft.
Deze mensbeelden liggen als het ware onzichtbaar in ons achterhoofd. Veel
waarden en normen die mensen hebben, zijn daarvan afgeleid. Heel vaak zijn
mensen zich niet bewust van hun mensbeelden
We kunnen de mensbeelden in twee typen verdelen, die lijnrecht tegenover elkaar
staan:
Optimistisch mensbeeld
Pessimistisch mensbeeld
Het optimistisch mensbeeld gelooft dat mensen sociaal geboren worden en dat
iedereen veel zou kunnen als hij alle kansen kreeg om zich te ontwikkelen. Dit
mensbeeld gaat dus uit van gelijkwaardigheid (= niet gelijk, want de een kan veel op
het ene gebied, terwijl de ander uitblinkt op het andere gebied). Een pessimistisch
mensbeeld gaat ervan uit dat mensen gedreven worden door hun eigenbelang en dat
de talenten heel ongelijk verdeeld zijn. Het is dan vanzelfsprekend dat er een elite is
die boven de massa uitsteekt. De mensen zijn dus ongelijk.
Ieder mens heeft echter elementen van beide mensbeelden in zich verborgen. Wel is
het vaak zo dat een van beide mensbeelden overheerst.
Een voorbeeld:
Als we terugkijken naar de negentiende eeuw, zien we dat de mensen die behoorden
tot de elite van de samenleving een overwegend pessimistisch mensbeeld hadden.
De verschillen tussen mensen waren natuurlijk, vonden ze. De elite, die bestond uit
de besten, had terecht de macht. De mensen in de onderste lagen van de bevolking
daarentegen, hadden baat bij een optimistisch mensbeeld. Het was onrechtvaardig,
vonden ze, dat zij niet op gelijke voet mee telden. Ze zagen dat onder hen veel
intelligente mensen waren. En uit de onderlinge solidariteit in hun kringen bleek dat
de mensen als het er op aan kwam sociaal waren. In hun ogen zouden mensen in
een ideale maatschappij gelijjkwaardig aan elkaar zijn en zou iedereen krijgen waar
hij recht op had. Mensen met een overwegend pessimistisch mensbeeld wilden de
maatschappij toen zo houden zoals zij was. Mensen met een optimistisch mensbeeld
wilden verandering.
1
Opdracht 1:
Welke mensbeelden liggen verscholen in de volgende uitspraken:
a. Het homohuwelijk moet voor de wet gelijkgesteld worden aan het heterohuwelijk.
b. De basisvorming moet er op alle scholen voor alle leerlingen precies gelijk
uitzien.
c. De overheid moet zo min mogelijk ingrijpen in de economische groei.
d. De studiefinanciering zou volledig moeten bestaan uit een lening, die studenten
als ze eenmaal werken in termijnen terug moeten bestalen.
Opdracht 2:
Ga eens bij jezelf na, wat jij belangrijk vindt om na te streven. Zet er twee op papier
en geef daarvan aan of ze behoren tot een pessimistisch of een optimistisch
mensbeeld.
Stromingen
Zoals gezegd liggen mensbeelden dus aan de basis van onze gedachten over de
samenleving. Zij vormen een van de belangrijke bouwstenen van een ideologie. Een
ideologie is: het geheel van samenhangende ideeën over de mens, menselijke
relaties en de inrichting van de samenleving. Er zijn drie bouwstenen te vinden in alle
ideologieën:
- Centrale normen en waarden: wat vind je belangrijke uitgangspunten voor jezelf en
voor de samenleving en hoe gedraag je je daarnaar?
- Belangen: wat heb je verworven of wat wil je krijgen?
- mensbeelden: wat vind je eigenlijk van de mensen in het algemeen: zijn ze sociaal
en wat kunnen ze?
Ideologieën hebben duidelijke standpunten over:
- Normen en waarden die voor iedereen zouden moeten gelden.
- De gewenste sociaal-economische structuur van de samenleving, zoals
bijvoorbeeld in Nederland de wens dat iedereen een bepaald minimum inkomen
moet kunnen hebben.
- De gewenste machtsverdeling in de samenleving, bijvoorbeeld in welke mate
burgers inspraak moeten kunnen hebben bij politieke besluiten.
Net als mensbeelden, houdt ook iedereen er ideologieën op na. Als groepen mensen
er een gelijk ideeënstelsel op nahouden, noemen we ze stromingen. Een stroming
is een grote groep mensen met een verwant ideeënstelsel, oftewel een ideologie.
Mensen in een stroming denken niet allemaal precies hetzelfde. Hun ideeën zijn niet
identiek, ze zijn wel aan elkaar verwant. Stromingen concurreren met elkaar.
Opdracht 3:
Wat is het verschil tussen een ideologie en een stroming?
Progressief en conservatief
Alvorens verder te gaan met de belangrijkste stromingen die er bestaan, gaan we
eerst in op de begrippen progressief en conservatief en in het verlengde daarvan
links, midden en rechts. Progressief heeft in de politiek de betekenis van
vooruitstrevend. Progressieve politici benadrukken de gebreken in de samenleving
en pleiten voor veranderingen. Progressieve partijen gaan ervan uit dat de
samenleving naast positieve ook negatieve veranderingen ondergaat. Op deze
veranderingen probeert met te reageren met bijsturende maatregelen. Wanneer we
2
bijvoorbeeld kijken naar de verslavingsproblematiek, dan proberen progressieve
partijen de situatie in goede banen de leiden door drugshandel te bestrijden, maar
drugsgebruikers hulp te verlenen.
Conservatief heeft de betekenis van behoudend. Conservatieve politici benadrukken
met name datgene wat al is bereikt. Zij hebben daarom meer aandacht voor
traditionele waarden. Conservatieve partijen benadrukken traditionele waarden en
normen als gehoorzaamheid en trouw en houden graag de regelingen in ons land bij
het oude. In het geval van de drugsproblematiek streven conservatieven bijvoorbeeld
vaak naar een zo hard mogelijke aanpak. Soms wordt er door politieke
conservatieven naar gestreefd om oude regels die inmiddels door moderne
bepalingen zijn vervangen, te herstellen. Men noemt dot ook wel reactionair, letterlijk
achteruitstrevend.
Opdracht 4:
Valt een optimistisch mensbeeld samen met een progressief standpunt?leg uit.
Links, midden, rechts
Links benadrukt het principe van gelijk(waardig)heid. Hieruit vloeit voort dat links met
name opkomt voor mensen met een achterstandspositie en leggen daarbij de nadruk
op gelijke kansen voor iedereen op het gebied van onderwijs, inkomen en werk. Het
erom de zwakkeren in de samenleving te beschermen. Zo wil links bijvoorbeeld dat
de overheid vrouwen en allochtonen helpt een baan te vinden om hun zwakkere
positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Links staat daarom vaak in het teken van
verandering waarin de overheid een actieve rol speelt.
Politiek rechts legt vooral de nadruk op (persoonlijke en economische) vrijheid.
Daarom pleit rechts voor een passieve overheid. Individuele burgers en het
bedrijfsleven moeten zoveel mogelijk hun eigen gang kunnen gaan. Ook is rechts
tegenstander van een te grote nadruk op gelijke behandeling van mensen. Wanneer
er bijvoorbeeld de inkomens zo veel mogelijk gelijk zijn, verdwijnt volgens rechts de
prikkel om eigen initiatief te nemen en juist daardoor kunnen mensen zich
onderscheiden van elkaar. Rechts heeft vaak een behoudend karakter en verzet zich
daardoor tegen te grote veranderingen. Traditie speelt daarom ook nog wel eens een
belangrijke rol.
Vroeger waren de verschillen tussen linkse en rechtse politieke partijen erg groot.
Tegenwoordig zijn er echter nog maar weinig partijen waarvan de standpunten alleen
maar links of alleen maar rechts zijn. Politieke partijen schuiven dus langzamerhand
naar het politieke midden. Partijen die zich daarin bevinden, hebben dus zowel
linkse als rechtse ideeën in hun uitgangspunten opgenomen.
Zoals uit het vorige is af te leiden, sluiten linkse ideeën vooral aan bij een
optimistisch mensbeeld en rechtse ideeën voornamelijk bij een pessimistisch
mensbeeld. Het politieke midden verenigt beide mensbeelden met elkaar. De
begrippen kunnen dan ook als volgt in de rechthoek geplaatst worden:
Links
Midden
Rechts
Optimistisch mensbeeld
Pessimistisch mensbeeld
3
Opdracht 5:
Noem de drie verschillen tussen links en rechts.
De linkse stromingen
De drie belangrijkste links-ideologische stromingen, de anarchisten, communisten en
socialisten gaan uit van een optimistisch mensbeeld. De ene stroming gaat daarin
echter verder dan de andere. De anarchisten zijn het meest consequent. Zij willen
meteen beginnen met de ideale maatschappij na een revolutie. De communisten
willen na de revolutie eerst een overgangstijd onder de strakke leiding van hun partij.
Als de mensen dan ver genoeg ontwikkeld zijn, zal de partij de macht opgeven. De
socialisten vindt dat de overheid een blijvend sturende werking moet houden om voor
iedereen gelijke kansen te waarborgen. Alleen dan kan gelijkwaardigheid enige
betekenis hebben.
Wat de drie linkse ideologieën bindt, is dat ze eenzelfde ideaal van een vrije en
gelijke maatschappij hebben.
De anarchisten geloven vanuit hun sterk optimistisch mensbeeld dat mensen al heel
snel zichzelf kunnen besturen. Gezag beknot altijd de vrijheid en die is naast
gelijkwaardigheid hun belangrijkste waarde. Tegelijkertijd geloven de anarchisten dat
mensen bij uitstek sociale wezens zijn. Alleen als je de samenleving slim organiseert,
kan die vrijheid tot haar recht komen. Daarom hebben een aantal anarchisten het
idee van een ‘federatie van basisgroepen’ ontwikkeld. Ze willen de staat (overheid)
afschaffen. Ieder mens is op de plaats waar hij woont of werkt opgenomen in een
kleine overzichtelijke groep: de Basisgroep. Daarin heeft iedereen evenveel te
zeggen, al is het soms nodig om mensen te corrigeren bij asociaal gedrag. Om de
zoveel weken wijst de basisgroep een nieuwe vertegenwoordiger aan die namens de
groep plaatsneemt in een overkoepelende raad. Onderwerpen die daar aan de orde
komen, worden teruggespeeld naar de basisgroep. Zij nemen dan de uiteindelijke
beslissing.
Echte anarchistische partijen zijn er in Nederland niet. Je vindt ze meer in sociale
bewegingen.
De communisten worden vaak marxisten genoemd naar de 19e eeuwse
wetenschapper Karl Marx, die een aantal belangrijke theorieën ontwikkeld heeft. In
1848 publiceerde hij samen met Friedrich Engels het Communistisch Manifest. Zij
riepen de arbeiders op tot omverwerping van de maatschappelijke orde om zo een
eind te maken aan de kapitalistische uitbuiting van de arbeiders. Daarom moesten
alle fabrieken in handen komen van de staat. Dan zou iedereen kunnen werken naar
eigen kunnen en krijgen wat hij nodig had voor zijn dagelijkse levensonderhoud. Op
deze manier zou er gelijkheid ontstaan, want het kapitaal zou eerlijk worden verdeeld
over de samenleving.
Naar aanleiding van zijn ideeën ontstond het communisme, dat er dus naar streefde
om alle productiemiddelen in handen van de gemeenschap te brengen. Op
verschillende plaatsen in de wereld ontstonden communistische landen, zoals in
China, Cuba, Rusland en Oost-Europa. Het communisme werkte in de praktijk
echter minder goed. De staat kreeg namelijk niet alleen de productiemiddelen, maar
ook alle macht in handen Mensen werden nu niet langer uitgebuit door de
4
fabrikanten, maar onderdrukt door de overheid. De gelijkheid en gelijkwaardigheid
als oorspronkelijke idealen waren dus ver te zoeken. In 1989 zorgde de Russische
president Gorbatsjov voor het uiteenvallen van het communistisch systeem in zijn
land. Daarna verdween in de beginjaren negentig het communisme in de meeste
landen van Oost-Europa.
De socialisten zijn wat gematigder dan de communisten. Zij gaan ervan uit dat de
mogelijkheden voor elk individu om zich de ontplooien ongelijk verdeeld zijn. Een
belangrijke oorzaak voor het verschil in mogelijkheden ligt in de ongelijke verdeling
van bezit: rijke ouders kunnen hun kinderen veel meer bieden dan arme ouders. De
begrippen vrijheid en gelijkwaardigheid krijgen pas betekenis als mensen ook gelijke
kansen hebben. Bezittingen moeten daarom eerlijker verdeeld worden. Het
socialisme wordt vooral gekenmerkt door het streven naar gelijkheid.
Het socialisme ontstond in de negentiende eeuw als reactie op het liberale
vrijheidsdenken. Er bestond toen een maatschappij waarin er een sterke ongelijkheid
heerste. Door de industriële revolutie, de vrijheid van ondernemers, en de
rechteloosheid van de arbeiders, werd het alleen maar erger.Massa’s straatarme
plattelandsbewoners en stedelingen konden alleen in leven blijven door hun arbeid
tegen een schamel loon aan fabriekseigenaars te verkopen. De woon- en
werkomstandigheden waren erbarmelijk. Zelfs kleine kinderen werden op
onmenselijke wijze door fabriekseigenaars uitgebuit. Het socialisme trok zich juist wel
het lot van de arbeiders aan.
Opdracht 6:
Waarom sluiten linkse ideologieën aan op een overwegend optimistisch mensbeeld?
Opdracht 7:
Plaats de drie links-ideologische stromingen in de rechthoek van het optimistisch en
het pessimistisch mensbeeld.
Opdracht 8:
Waarom is het communisme in veel Oost-Europese en de voormalige Sovjet-Unie
verdwenen?
De rechtse stromingen
Aan de rechter kant vinden we de stromingen met een overwegend pessimistisch
mensbeeld. De belangrijkste is het fascisme.
De fascisten gaan uit van grote verschillen tussen mensen; sommige volkeren zijn
nog nauwelijks mensen meer te noemen volgens hen. Zij willen met geweld de
‘minderwaardigen’ , oftewel de zwakkeren in de samenleving onderdrukken. Zij
trekken het pessimistische mensbeeld extreem door: volgens hen zijn de mensen
niet alleen meedogenloos egoïstisch, maar ze moeten dat ook zijn.
Fascisten geloven dat er in de samenleving een voortdurende strijd plaatsvindt,
waarbij de zwakkeren het onderspit zullen delven. De belangrijkste waarden zijn:
brute macht, een krachtdadig gezag, een harmonieus gezin en een onoverwinnelijk
nationalisme. Soms, in het geval van de nationaal-socialisten, ook een ‘zuiver ras’.
De vrouw hoort zich in het gezin terug te trekken en kinderen te krijgen, zodat het
eigen volk groot blijft.
5
Nieuwe fascistische partijen willen naar buiten toe een fatsoenlijke indruk maken. Ze
beseffen dat veel mensen weten welke gruweldaden in naam van het fascisme in de
Tweede Wereldoorlog gepleegd zijn.
Opdracht 9:
a. Welke politieke partij in Nederland heeft fascistische ideeën?
b. Heeft deze op dit moment zetels in de Tweede Kamer?
Opdracht 10:
Plaats nu ook het fascisme in de rechthoek van de mensbeelden.
De middenstromingen
midden georiënteerde stromingen zijn gebaseerd op ideeënstelsels met
verschillende mensbeelden die tot gecombineerde afgezwakte ideeën leiden. Een
middenideologie zal over het ene vraagstuk leentjebuur spelen bij links en daar een
afgezwakt idee uit halen, over een ander vraagstuk neemt zij een afgezwakt idee van
rechts over. Linkse ideologieën willen bijvoorbeeld volledig gelijke rechten voor
iedereen, maar de middenideologie sociaal-democraten is voor iets meer gelijke
rechten voor zwakke groepen. Middenstromingen combineren dus eigenlijk ideeën
van links en rechts. Hoe dichter een middenstroming in de rechthoek van
mensbeelden bij een linkse of rechtse ideologie zit, hoe sterker de denkbeelden zijn
die ze daarvan overneemt. De drie belangrijkste zijn het liberalisme, sociaaldemocraten en de christen-democraten.
Het liberalisme is een middenstroming waarvoor de economische en de persoonlijke
vrijheid als belangrijkste waarden gelden. Economische vrijheid betekent dat de
overheid een terughoudende rol in de economie speelt en weinig beperkingen oplegt
aan mensen met veel eigendommen. Liberalen willen dat ieder zo weinig mogelijk
gehinderd wordt door de staat en persoonlijke keuzes kan maken. In de negentiende
eeuw verzetten de liberalen zich nog tegen de elite met haar rechtsideologische
opvattingen. Zij waren toen nog progressieven die los wilden komen van knellende
banden waarin de overheid de maatschappij gevangen hield. Onder hen bevonden
zich ondernemers die meer economische vrijheid wilden. De staat beperkte hen in
hun doen en laten door het verouderde belastingsysteem, bovendien werd de vrije
handel beperkt. Daarnaast maakte een intellectuele elite deel uit van deze stroming:
de vrije beroepen (advocaten, artsen, notarissen). Zij wilden dat de individuele en de
politieke vrijheid minder beperkt werden. Er moest ook een vrije pers komen zodat in
elk geval de ontwikkelde mensen het recht kregen om een eigen politiek weg te
kiezen.
Deze liberalen vormden een bovenlaag in de samenleving. naarmate de
maatschappij zich ontwikkelde in hun richting, werden zij de nieuwe elite. Hun
progressieve ideeën kwamen meer op de achtergrond. Ze verzetten zich al vlug
tegen de gelijkheidsidealen van linkse ideologieën en sociaal-democraten. De
Nederlandse liberalen zijn daarom lange tijd voor ‘censuskiesrecht’ geweest: alleen
mensen met veel eigendom die toen als enigen nog belasting betaalden, mochten
stemrecht krijgen. In de liberale stroming ontwikkelden zich twee richtingen. De linksliberale die nadruk blijft leggen op bescherming tegen de machtigen, zowel op
politiek als economisch gebied. Voor hen is de individuele vrijheid de belangrijkste
waarde. Daarnaast ontwikkelde zich de rechts-liberale richting, die vooral let op
economische belangen. Zij legt de nadruk op de ongelijkheid van mensen in de
6
economie. Initiatief, prestatie, wilskracht zijn volgens haar de waarden waar het op
aankomt.
In Nederland vinden we beide soorten liberalen terug in de VVD (Volkspartij voor
Vrijheid en Democratie). In D66 (Democraten 66) vinden we vooral links-liberalen.
Opdracht 11:
a. Noem een belangrijke overeenkomst tussen het socialisme en het liberalisme.
b. Wat is het belangrijkste verschil?
De sociaal-democraten zijn een middenstroming die binnen de bestaande
maatschappij naar meer gelijkheid en vrijheid streeft. Via de parlementaire
democratie moeten stap voor stap sociale verbeteringen aangebracht worden, Ze wil
dat onder andere doen door de vrije ondernemingsgewijze productie aan de passen.
De sociaal-democraten zitten in de rechthoek van mensbeelden vlak naast de linksideologische stroming. Ze zijn daar ook uit ontstaan. Rond de eeuwwisseling hadden
de sociaal-democraten zich losgemaakt van het socialisme. Zij wilden geen revolutie,
maar vonden dat de samenleving langzaam hervormd moest worden. De sociaaldemocraten zijn niet tegen particulier initiatief, maar vinden wel dat de overheid
sturend moet optreden. De overheid moet ervoor zorgen dat mensen niet worden
uitgebuit en dat de zwakkeren in de samenleving beschermd worden. Verder vinden
zij dat kennis, inkomen en macht meer gespreid moeten worden. Zestellen
bovendien dat deze zaken via de democratische weg moeten worden bereikt.
In Nederland bestaat een sterke sociaal-democratische partij:de PvdA (Partij van de
Arbeid). In de partij is momenteel een discussie bezig over de vraag of ze niet te
liberaal geworden is, omdat ze de markt meer vrijheid wil geven. De critici vragen
zich af of de partij nog genoeg opkomt voor de wakken in de samenleving.
Opdracht 12:
Wat wordt verstaan onder de sociaal-democratische stroming?
De derde stroming die zich in het politieke midden bevindt is de christen-democratie.
Deze richting streeft naar een samenleving op christelijke grondslag. In deze
stroming is niet de mens het belangrijkste, maar God. Binnen de christelijke stroming
is het rentmeesterschap een belangrijk beginsel: de overheid dient de door God aan
de mens ‘in bruikleen’ gegeven aarde op zorgvuldige wijze te beheren. Volgens de
christen-democraten heeft de overheid een aanvullende rol. Ze moet zoveel mogelijk
overlaten aan particuliere organisaties, zoals welzijnsinstellingen en musea. De
overheid geeft alleen subsidie aan deze instanties, verder moet de overheid volgens
de christen-democraten taken verrichten als het handhaven van de penbare orde en
de verdediging van de landsgrenzen. De middenpositie van de christen-democraten
zie je onder ander terug in het feit dat ze niet echt keizen voor de werkgevers of voor
de werknemers. Ze benadrukken juist de gezamenlijke verantwoordelijkheid die
werkgevers en werknemers hebben om samen te zorgen voor welvaart en goede
arbeidsverhoudingen.
Tot aan de jaren ’60 was er in Nederland nog een scherpe scheiding op politiek
gebied tussen protestanten en katholieken. Ze hadden beiden hun eigen partij met
een eigen aanhang. Inmiddels erken veel christelijke groeperingen samen. Dit komt
vooral doordat steeds minder mensen nog gelovig zijn.
7
Opdracht 13:
Welke grote partij in Nederland behoort tot de christen-democratische stroming?
Opdracht 14:
Waarin verschillen de christen-democraten voornamelijk met de sociaal-democraten?
Opdracht 15:
Plaats nu ook de middenstromingen in de rechthoek van de mensbeelden.
Opdracht 16:
Lees nu paragraaf 4.7 uit je tekstboek (pag. 53 t/m 56).
Plaats vervolgens de politieke partijen in Nederland in de rechthoek van
mensbeelden.
8
Download