Curriculum Geschiedenis Havo OSG Westfriesland

advertisement
Vakwerkplan Geschiedenis Havo
Invulling voor de leerjaren 1 t/m 5
Voor u ligt het curriculum van de sectie Geschiedenis voor de leerjaren 1 t/m 5 van de HAVO.
Algemene doelstellingen van het onderwijs
De sectie geschiedenis stelt zich ten doel een leerling kennis over het verleden aan te leren. Dat wil de sectie doen op een moderne, innovatieve en toekomstgerichte
wijze. Modern door de didactiek van het geschiedenisonderwijs aan te passen aan voortschrijdende inzichten. Innovatief door optimaal gebruik van moderne leermiddelen
en toekomstgericht door de leerling een historische attitude mee te geven voor de rest van zijn loopbaan.
De basis voor de onderbouw vormen de kerndoelen voortgezet onderwijs zoals vastgesteld door de Rijksoverheid in onderdeel E: mens en maatschappij
Onderdeel E: mens en maatschappij
In de twaalf kerndoelen van het onderdeel mens en maatschappij is een enigszins vergelijkbare structuur te herkennen als bij de kerndoelen van het onderdeel mens en
natuur: vragen stellen en onderzoek doen (36, 39), verschijnselen in tijd en ruimte plaatsen (37, 38), gebruik van bronnen (40, 41, 42) en de inhoudelijke thema's (42 tot
47) geordend van dichtbij en kleinschalig naar verder weg of grootschalig. Verschillende kerndoelen concretiseren de opdracht aan elke school
om aandacht te besteden aan burgerschap. Het gaat vooral om de kerndoelen 43 en 44, maar ook met andere kerndoelen wordt invulling gegeven aan deze opdracht: te
denken valt aan de kerndoelen 6, 35, 36 en 56. 36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een
beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.
37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om
gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling
leert hierbij over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:
- tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.);
- tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr. – 500 na Chr.);
- tijd van monniken en ridders (500 – 1000);
- tijd van steden en staten (1000 – 1500);
- tijd van ontdekkers en hervormers (1500 – 1600);
- tijd van regenten en vorsten (1600 – 1700);
- tijd van pruiken en revoluties (1700 – 1800);
- tijd van burgers en stoommachines (1800 – 1900);
- tijd van wereldoorlogen (1900 – 1950), en
- tijd van televisie en computer (1950 – heden).
De leerling leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de
gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de
Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse ontwikkelingen. De
vensters van de canon van Nederland dienen als inspiratiebron voor de
behandeling van de tijdvakken.
38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland,
Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun
omgeving te plaatsen.
39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueel
maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren.
40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een
tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de
eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.
41. De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en
te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen
of antwoorden op vragen te vinden.
42. De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te
herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren,
consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.
43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur
en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze
daarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving te
zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.
44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke bestel als
democratie functioneert en leert zien hoe mensen op verschillende manieren
bij politieke processen betrokken kunnen zijn.
45. De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de Europese
Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld.
46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij
leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties
te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen
tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan op individuen en
samenleving (nationaal, Europees en internationaal), de grote onderlinge
afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis
van internationale samenwerking te zien.
De basis voor de bovenbouw HAVO vormen de Domeinen
Het eindexamen
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:





Domein A Historisch besef (historisch denken en redeneren)
Domein B Oriëntatiekennis
Domein C Thema's
Domein D Geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie
Domein E Oriëntatie op studie en beroep
Het centraal examen
Het centraal examen heeft betrekking op domein A en B.
De CEVO maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.
Het schoolexamen heeft betrekking op domein A, C en D, en:
- ten minste de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;
- indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft;
- indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
Bij de invulling van de lessen voor leerjaar 1 t/m 5 is gelet op de volgende uitgangspunten:
- Beschikbare lesmateriaal, hulpmiddelen, te behandelen delen, excursies etc. dragen bij aan de te behalen doelen.
- Er is binnen de sectie overeenstemming over de didactiek, methode, kennis en vaardigheden
- De verschillende lessen sluiten bij elkaar aan, of kunnen na(ast) elkaar gegeven worden (samenhang).
- De lessen zijn in logische (chronologische) volgorde opgenomen in het overzicht, er is rekening gehouden met een bepaalde opbouw in de lessen.
- Er is gekeken naar de spreiding van excursies over de verschillende leerjaren.
- Er is rekening gehouden met verschillende werkvormen: de verschillende lessen bieden diversiteit in competenties (kennis, vaardigheden en attitude).
- Er is actief gezocht naar samenwerking met partners buiten de school.
- Het vak geschiedenis levert een voldoende bijdrage aan vakoverstijgende onderwijsdoelen, zoals algemene vaardigheden en kennis, loopbaan en oriëntatie en
burgerschapsvorming.
- De visie van de OSG Westfriesland
De eindexamenresultaten van de sectie geschiedenis zijn al geruime tijd bevredigend.
Hebben wij hiervan een overzicht?
2. Inrichting van het onderwijs
2.1.1 Havo leerjaar 1 t/m 5
2.1.2 Omschrijving Lesstof, werkvormen en hulpmiddelen per leerjaar
Onderbouw Havo
Leerjaar 1
Lesstof
Tijd van Jager
en Boeren
Tijd van Grieken
en Romeinen
Tijd van Ridders
en Monniken
Tijd van steden
en Staten
Praktische
opdracht
Wereldgodsdiensten
Excursie
Archeon
Lesmateriaal/werkvorm
Geschiedenis Werkplaats met
werkboek en diverse
opdrachten/Leerlingen weten:
- Verschillende tijdvakken;
- Begrippen;
Leerlingen begrijpen:
- Hoe een tijdbalk werkt en
kunnen deze zelf ook maken; Werken met perioden, tijdvakken
en soorten samenlevingen
Leerjaar 2
Kerndoelen
37, 38, 40
ICT/Leerlingen leggen verbanden
en maken werkstuk
43
Onderzoeksformulieren,
ICT/Leerlingen doen onderzoek,
leren presenteren van
onderzoek, passen kennis uit
school toe
40
Totaal aantal lesuren
80
Lesstof
Tijd van
Ontdekkers
en
Hervormers
Tijd van
Vorsten en
Regenten
Tijd van
Pruiken en
revoluties
Tijd van
Burgers en
Stoommachines
Praktische
Opdracht
Lesmateriaal/werkvorm
Geschiedenis Werkplaats met
werkboek en diverse
opdrachten/Leerlingen weten:
- Verschillende tijdvakken;
- Begrippen;
Leerlingen begrijpen:
- Hoe een tijdbalk werkt en
kunnen deze zelf ook maken; Werken met perioden, tijdvakken
en soorten samenlevingen
ICT/Leerlingen leggen verbanden
en, samenwerken en presenteren
Totaal aantal lesuren
80
Leerjaar 3
Kerndoelen
Lesstof
37, 38,
40
Tijd van
wereldoorlogen
Tijd van
televisie en
computer
40
Praktische
Opdracht
Conflicten
Lesmateriaal/werkvorm
Geschiedenis Werkplaats met
werkboek en diverse
opdrachten/Leerlingen weten:
- Verschillende tijdvakken;
- Begrippen;
Leerlingen begrijpen:
- Hoe een tijdbalk werkt en kunnen
deze zelf ook maken;
- Werken met perioden, tijdvakken
en soorten samenlevingen
ICT/Leerlingen leggen verbanden
en, samenwerken en presenteren
Totaal aantal lesuren
80
Kerndoelen
37, 38,
40
40, 47
Bovenbouw Havo
Leerjaar 4
lesstof
Tijd van Jager
en Boeren
Tijd van Grieken
en Romeinen
Tijd van Ridders
en Monniken
Tijd van steden
en Staten
Tijd van
Ontdekkers en
Hervormers
Tijd van Vorsten
en Regenten
Tijd van Pruiken
en revoluties
Praktische
Opdracht
Oriëntatie
Stadswandeling
Amsterdam
Praktische
opdracht
regionale
Geschiedenis
Lesmateriaal/werkvorm
Geschiedenis Werkplaats met
werkboek en diverse opdrachten
Leerjaar 5
Domein
lesstof
AB
Geschiedenis
van de
rechtsstaat en
van de
parlementaire
democratie
ICT en de tien tijdvakken
ABC
ICT en presentaties
ABC
ICT en Banner
ABC
Totaal aantal lesuren
160
Extra
Lesmateriaal/werkvorm
Katern Rechtsstaat en
Democratie.
Klassikaal met diverse
opdrachten
Domein
D
Tijd van
Wereldoorlog
Tijd van
televisie en
computer
Geschiedenis Werkplaats met
werkboek . Klassikaal met diverse
opdrachten
AB
Examenstof
Centraal
Examen
Examenkatern met werkboek.
Klassikaal met diverse
opdrachten
AB
Totaal aantal lesuren
90
Lesmateriaal
Kerndoelen
2.1.2 Omschrijving leerstof, werkvormen en hulpmiddelen per leerjaar
a. Doorlopende leerlijn
Brede basis in de onderbouw
De onderbouw van de havo behandeld naast de historische onderdelen van de in 2006 vastgestelde
kerndoelen 36 tot en met 48. De in kerndoel 37 genoemde tien tijdvakken zijn over de eerste drie leerjaren
verdeeld, met - naar het advies van de commissie De Rooy - duidelijke aandacht voor de 37 kenmerkende
aspecten. Ook worden alle 50 vensters van de Canon van Nederland behandeld. Deze twee verplichte lijsten
zijn efficiënt in de lesstof met elkaar vervlochten.
In de onderbouw leren leerlingen expliciet over de historische tijdsindelingen: in vijf periodes, tien tijdvakken
en vijf soorten samenlevingen.
Naast de verplichte lesstof wordt ook aandacht besteed aan onderzoek doen, presentatievormen en
verschillede toepassingsopdrachten. Hiermee ontwikkelen leerlingen een brede basis aan kennis en inzicht.
Daarnaast worden er in de eerste drie leerjaar de tien tijdvakken concentrisch behandeld, met telkens meer
kenmerkende aspecten tot in totaal 37 in onderbouw.
Hoger niveau in de bovenbouw
In de bovenbouw wordt dieper op de lesstof ingegaan. Het aantal kenmerkende aspecten wordt uitgebreid
naar 49 en systematisch op een hoger abstractieniveau dan in de onderbouw behandeld, gericht op de in het
examen vereiste domein A en B.
2 Historische vaardigheden
Expliciet benoemd en apart uitgelegd
Bij geschiedenis ontwikkelen leerlingen hun kennis, inzicht, vaardigheden en houding. Historische
vaardigheden ontwikkelen leerlingen het beste als ze de vaardigheden niet alleen regelmatig beoefenen, maar
daarbij ook steeds meer gaan inzien waarmee ze bezig zijn. Hiervoor is nodig dat vaardigheden expliciet
worden benoemd en apart worden uitgelegd, los van de diverse historische inhouden. Zowel in de lessen als
bij praktische opdrachten worden de vaardigheden expliciet resp. benoemd en toegepast. Zo leren ze steeds
beter historisch te denken en ontwikkelen ze het in het examenprogramma vereiste historisch besef.
Vakvaardigheden en historisch denken
De sectie heeft een start gemaakt met diachrone thema’s zoals bijvoorbeeld wereldgodsdiensten in de eerste
klas. Doel van diachrone thema’s is dat leerlingen inzien dat er ontwikkelen zijn die door de tijdvakken
heenlopen en op grond van situaties in de verschillende tijdvakken ontwikkelingen op langere termijn
(kunnen) beschrijven. (examenprogramma domein C)
Vijftien vakvaardigheden
Tien vormen van historisch
denken
5 Historische indelingen gebruiken
a Indelen in tijdvakken
b Indelen in tijdvakken, perioden
en soorten samenlevingen
c Tijdsindelingen gebruiken
7 Situaties en verschijnselen uit verschillende tijdvakken met elkaar en met het heden
vergelijken
d Verandering en continuïteit
onderscheiden
8 In ontwikkelingen verandering en continuïteit onderscheiden
13 Uitleggen wat historische situaties en verschijnselen te maken hebben met het
heden en het eigen leven
e De betekenis van het verleden
voor het heden aangeven
4 Historische informatie kritisch beoordelen, zoals onderscheid maken tussen feiten,
verzinsels en meningen
f Het verleden beoordelen
11 Ermee rekening houden dat gedrag en ideeën van mensen bepaald worden door
hun plaats, tijd en achtergrond
9 Soorten oorzaken en gevolgen onderscheiden, zoals oorzaken van meer en minder
belang
g Heden en verleden verklaren
12 Ermee rekening houden dat hedendaagse en toekomstige verschijnselen worden
beïnvloed door historische verschijnselen
8 In ontwikkelingen verandering en continuïteit onderscheiden
h Ontwikkelingen op langere
termijn beschrijven
1 Diverse onderzoeksvragen bedenken en gebruiken
i Historisch onderzoek doen
2 De bruikbaarheid van bronnen vaststellen
3 Informatie uit diverse bronnen halen
10 Historische gegevens verwerken, bijvoorbeeld in teksten, en niet met opzet
misleidend of verdraaid weergeven
14 Conclusies trekken
6 Historische gegevens in hun context plaatsen
15 Een standpunt innemen en met argumenten uitleggen
j De betekenis van tijdvakken
uitleggen
oriëntatiekennis
c. standaard lesopbouw
Binnen de sectie is overeenstemming over de standaard lesopbouw. Een standaard les ziet er als volgt uit:
introductie, nadere uitleg, activerende werkvormen en een evaluatie.
d. huiswerk
Huiswerk wordt alleen gegeven in de volgend gevallen:
-de opdrachten tijdens het lesuur niet af zijn
-bij toetsen
-bij onderzoek en presentaties
e. didactiek inclusief rol projectonderwijs
De sectie geschiedenis maakt actief gebruik van een digitale leeromgeving, verrijkende ICT opdrachten en inzet
van instructiefilmpjes. De sectie volgt de standaard zorgprocedure zoals die is afgesproken op de OSG.
Nog in te vullen
Eerste leerjaar
Excursies
Archeon
Tweede
leerjaar
Derde leerjaar
Vierde leerjaar
Vijfde leerjaar
Stadswandelingen
Reizenweek
voorjaar
f. gebruik hulpmiddelen inclusief gebruikte methode(n), te behandelen delen en wijze waarop dit bijdraagt
aan de te behalen doelen
De gebruikte methode is Geschiedenis Werkplaats.
g afstemming didactiek, methode, kennis en vaardigheden op (verwante)vakken binnen de afdeling
Er is nog geen afstemming met de maatschappijvakken
H bijdrage aan vakoverstijgende onderwijsdoelen
-algemene vaardigheden en kennis, loopbaanoriëntatie en burgerschapsvorming
Bij geschiedenis is een goede uitdrukkingsvaardigheid in woord en geschrift noodzakelijk. Het vak draagt bij tot
relativering van ons leven. Tevens draagt het vak bij aan burgerschapsvorming en impliciet levert het vak levert
een bijdrage aan de algemene kennis van leerlingen en dus aan hun toekomstperspectieven.
i. samenwerking met organisaties buiten school
De sectie werkt samen met de bibliotheek van Hoorn, diverse erfgoedinstellingen en musea.
2.1.3
Zie bijlagen
3. Kwaliteitscontrole
Het vakwerkplan wordt jaarlijks door de sectie geëvalueerd en bijgesteld.
Een toets moet voldoen aan de volgende basiseisen:
1. De toets moet valide zijn. Een toets moet meten wat men bedoelt te meten.
2. De toets moet betrouwbaar zijn. De uitkomsten moeten ‘waar’ zijn, dat wil zeggen zo min mogelijk
beïnvloed zijn door toevalsfactoren.
3. De toets moet transparant zijn. Het moet de leerling duidelijk zijn wat van hem verwacht wordt.
4. De toets moet bruikbaar zijn. De vorm van de toets moet niet alleen aansluiten op de leerstof en de
leerdoelen, maar ook passen bij de groepsgrootte.
5. De verschillende toetsgelegenheden voor een vak moeten vergelijkbaar zijn, zowel qua inhoud als naar
moeilijkheidsgraad.
ad 1) De toets moet valide zijn
De toets moet representatief zijn voor het beoogde beheersingsniveau (bijvoorbeeld kennis,
inzicht, toepassing) en voor alle onderwerpen in de leerstof die een docent belangrijk vindt
gezien de leerdoelen van het vak. Voor het samenstellen van een toets gelden daarom de
volgende eisen:
- stel de vragen gespreid over de stof;
- bepaal het aantal vragen aan de hand van het aantal te bevragen onderwerpen (en uiteraard de beschikbare
tijd);
- neem alleen vragen op over stof die terug te vinden is in de verplichte schriftelijke leerstof.
Een belangrijk hulpmiddel om ervoor te zorgen dat een toets de geleerde stof goed weerspiegelt en de
beoogde beheersingsniveaus meet, is de specificatietabel (toetsmatrijs) worden gezet. De tabel kan zowel
gebruikt worden bij het samenstellen van de toets als bij de controle of de eenmaal samengestelde toets
evenwichtig is.
Onderwerpen
Kennis vragen
Inzicht vragen
Toepassingvragen
Totaal
Onderwerp 1
Onderwerp 2
Onderwerp 3
Onderwerp 4
Totaal
5%
10%
10%
10%
35%
5%
10%
5%
20%
20%
15%
10%
45%
30%
25%
20%
25%
100%
Voorbeeld van een specificatietabel/toetsmatrijs
ad 2) De toets moet betrouwbaar zijn
De betrouwbaarheid van een toets hangt af van de kwaliteit van de afzonderlijke vragen. Via (statistische)
analyses kan achteraf worden nagegaan in hoeverre een bepaalde toets betrouwbaar is.
ad 3) De toets moet transparant zijn
Vooraf moet de student weten wat op de toets van hem verwacht wordt. Dit betekent onder
meer dat:
-sterk wordt aanbevolen om een proeftoets af te nemen of (een deel van) een oude toets beschikbaar te
stellen die representatief is voor de eigenlijke toets. De toets mag
voor een leerling die zich goed heeft voorbereid geen verrassing zijn;
-de leerling tijdens het maken van de toets inzicht moet hebben in de normering, en in de onderlinge weging
van de samenstellende delen van de toets.
Het eerste impliceert dat de leerling moet weten waaraan het antwoord precies moet voldoen om goed te
worden gerekend ‐ dit geldt vooral voor ‘open’ toetsen. Dit punt is ook van belang voor de betrouwbaarheid
van de toetsvragen.
Het laatste houdt in dat het de leerling bekend moet zijn hoeveel elke vraag ‘waard’ is, hoeveel punten hij
moet halen voor een voldoende resultaat en (indien van toepassing) wat het gewicht is van de toets bij de
bepaling van het eindcijfer wanneer dat eindcijfer mede afhankelijk is van (bijvoorbeeld) gemaakte
werkstukken, gehouden presentaties en dergelijke.
ad 4) De toets moet bruikbaar zijn
Het gaat hier vooral om de efficiëntie. Gezien de eraan verbonden constructietijd is het bijvoorbeeld niet
zinvol om meerkeuze tentamens in te voeren bij minder dan 10 studenten. Zo is het ook inefficiënt om bij
honderden studenten essaytentamens af te nemen.
ad 5) Vergelijkbaarheid van toetsgelegenheden
Dit is een voor de hand liggende maar niet zo makkelijk te realiseren eis. Voor wat betreft de inhoud van de
toets (dat wil zeggen de onderwerpen waarover vragen worden gesteld, en het vraagniveau) kan de
specificatietabel (toetsmatrijs) weer behulpzaam zijn. Voor wat betreft de moeilijkheidsgraad ‐ die vooral bij
meerkeuze toetsen vooraf erg moeilijk is in te schatten ‐ is er daarnaast het probleem dat studenten die aan
de eerste gelegenheid meedoen niet zonder meer vergelijkbaar zijn (qua capaciteiten) met de ‘herkansers’.
Om toch een zekere constantie te bewerkstelligen in de hoogte van de grensscore kan daarom een deel
(hooguit 30%) van de
vragen bij de herkansing identiek zijn aan die van de eerste gelegenheid. Stel die vragen dan wel in een andere
volgorde, wijzig ook de volgorde van de alternatieven. Aan de hand van de score op de identieke delen kan
voor de ‘herkansers’ een cesuur voor de hele toets worden vastgesteld die vergelijkbaar is met die van de
‘eerste kansers’. Hiermee wordt voorkomen dat, onbedoeld, de slaagkans van leerlingen bij de herkansing
groter is dan bij de eerste gelegenheid.
Download