Bijlage - Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

advertisement
Bijlage
Datum
28 juli 2010
Contact
Mw. mr. T.H.C. (Tineke) Donga
Ons Kenmerk
Bij28072010SA
Telefoon
030- 27 39 624
E-mail
[email protected]
Reactie op concept Interim besluit forensische zorg
Doel van het Interimbesluit.
Met het Interimbesluit worden volgens de toelichting een aantal aldaar genoemde
knelpunten opgelost. U heeft voor deze knelpunten voorlopig een juridische ‘kapstok’
gemaakt onder de AWBZ. Over dit voorlopig juridisch kader hebben wij onderstaande
opmerkingen en wij stellen uw ministerie ook een aantal vragen ter verduidelijking.
Gelijke normen forensische zorg en AWBZ zorg
Artikel 3 lid 1 regelt dat voor de interim-periode gelijke normen gelden voor de aard
inhoud en omvang van de forensische zorg en de reguliere zorg op titel van de AWBZ en
de Zorgverzekeringswet.
Wij lezen deze bepaling in samenhang met artikel 4 lid 4 zo dat ook een eigen bijdrage
van de forensische patiënt gevraagd wordt. Wij verzoeken u dit onderdeel over de eigen
bijdrage te verduidelijken. Indien een eigen bijdrage op forensische zorg van toepassing
is merken wij hierover het volgende op. Een eigenbijdrage past in een vrijwillig kader van
zorgverlening zoals de reguliere AWBZ en Zorgverzekeringswet, maar spoort niet als die
wordt toegepast in een door de overheid opgelegd strafrechtelijk kader.
Artikel 3 lid 3
1.
Dit regelt dat de reguliere bestaande zorg kan doorlopen en ten laste komt van de
desbetreffende verzekering. Alleen het meerdere dat nodig is volgens de
strafrechtelijke titel komt voor vergoeding in aanmerking door de minister van
Justitie. Het uitgangspunt dat de bestaande zorg doorgaat met de daarbij horende
financiering, lijkt duidelijk. Wij hebben echter vragen bij de uitvoerbaarheid van
deze bepaling, omdat achter deze bepaling volgens ons weerbarstige problematiek
schuilgaat. Namelijk er zijn vele zorgvormen en verschillende bekostigingsregimes
daarbij. Er zal helder afgebakend moeten worden welke zorg onder welk regime
valt met de daarbij behorende vergoeding. Bijvoorbeeld: de afbakening met de
‘gewone’ AWBZ zorg en Zorgverzekeringswet voor cliënten die verblijven in een
AWBZ- instelling is nog niet volledig uitgekristalliseerd 1.
1
Op 3 mei 2010 schrijft het ministerie van VWS aan de NZa over besluitvorming ZZP-onderhoud:
Cliënten met een ZZP LG 1 en2, VG 1 en 2, ZG visueel 1 en 2 die verblijven in een instelling die volgens de Wet
toelating zorginstellingen is toegelaten voor de AWBZ functies Verblijf en Behandeling hebben geen recht op
artikel 8 Behandeling en dientengevolge ook geen recht op de daaraan gekoppelde ‘aanvullende zorg’ ex artikel
15 van het BZa. Deze kosten kunnen door instellingen niet gedeclareerd worden ten laste van de AWBZ.
Toelichting VGN: met deze besluitvorming wijkt VWS af van het tot dan gevoerde beleid als omschreven in de
brief van 29 april 2008 aan de Tweede Kamer
Deels is er voor dergelijke cliënten met een zorgzwaartepakket (ZZP) 1 of 2 een
aanspraak op AWBZ verblijfszorg. Dit kan gerealiseerd zijn doordat zij in een
kleinschalige woonvoorziening van de zorgaanbieder van gehandicaptenzorg
begeleid ‘zelfstandig’ wonen. Het komt echter ook voor dat dergelijke cliënten van
oudsher in een grootschalige voorziening wonen. Voor hun functie behandeling
hebben deze cliënten met genoemd zorgzwaartepakket geen aanspraak op zorg ten
laste van de AWBZ, maar aanspraak op grond van de Zorgverzekeringswet. Artikel
24 Zvw zondert echter de geneeskundige zorg in geval van forensische zorg uit.
Met artikel 12 van het Interimbesluit wordt de uitsluiting die in artikel 24 Zvw staat,
voor de forensische zorg geregeld. Pakt hiermee bijvoorbeeld de aanspraak en
vergoeding voor forensische zorg voor de cliënten met de lichte
zorgzwaartepakketten anders uit dan voor hen met een zorgzwaartepakket met
behandeling? Het kan ook zijn dat de AWBZ patiënt/cliënt met een verstandelijke
beperking tijdelijk in een speciale behandelkliniek opgenomen moet worden of
tijdelijk specifieke behandeling van een andere aanbieder in zijn AWBZ
verblijfssetting moet krijgen. Kortom allerlei vormen van zorg en daarbij horende
bekostigingsregimes kunnen door elkaar gaan lopen.
Onze vraag is: door wie en op welke wijze wordt vooraf bepaald wat het ‘meerdere’
in de zin van dit artikel is, met helderheid daarbij over de bekostiging? Hoe wordt
voor de (forensische) patiënt/cliënt met een verstandelijke beperking de
noodzakelijke zorgcontinuïteit gewaarborgd? Indien hierover nadere afspraken
gemaakt moeten worden (al dan niet met het CIZ, het CVZ en/of de
zorgverzekeraars) wil de VGN hierbij betrokken worden.
2.
Artikel 3 lid 4 regelt dat bij ministeriële regeling nadere regels gesteld kunnen
worden etc. Deze regeling is erg ruim en daardoor ook vaag. Wij vragen u een
nadere toelichting hierop te geven.
De verantwoordelijkheid voor de inkoop en uitvoering van de forensische zorg
Artikel 4 regelt dat de minister de forensische zorg inkoopt via contracten. In het
Interimbesluit zijn geen bepalingen opgenomen waaraan de contracten moeten voldoen.
In de huidige praktijk gebeurt de inkoop van forensische zorg via aanbestedingen. In
samenhang met artikel 14 waarin delen van de Wet marktordening gezondheidszorg
buiten toepassing zijn, gelden er vrije tarieven en prestaties.
1.
Wij merken op dat de prestaties en de tarieven zullen moeten ‘corresponderen’ met
de indicatiestellingsadviezen, inclusief het niveau van beveiliging. Door de vrije
prestaties en tarieven ligt nog veel open. Dat brengt enerzijds kansen maar naar
onze mening meer nog onzekerheid teweeg bij zorgaanbieders. Onzekerheid kan
een belemmering vormen om nieuwe investeringen te doen of belemmerend
werken voor nieuwe toetreders (zie verder ook onze opmerkingen bij de
kapitaalslasten bij artikel 16).
2.
De Nederlandse Zorgautoriteit zal volgens de toelichting zwaarwegend advies
uitbrengen omtrent tarieven en prestaties. De VGN wil hierbij graag, op dezelfde
wijze die gebruikelijk is bij de bekostiging voor de AWBZ zorg, betrokken worden.
De aanspraak en omvang van forensische zorg.
Artikel 5 regelt de zorg die aan de forensische patiënt wordt verleend. Het indicatieadvies
bepaalt, gegeven de strafrechtelijke titel, in belangrijke mate de inhoud en omvang van
de zorg.
1.
Wij merken hierbij allereerst op dat het indicatieadvies betreffende de zorgbehoefte
van mensen met een (lichte) verstandelijke beperking en gedrags- of psychiatrische
problemen specifieke expertise bij de drie genoemde adviseurs vereist. Wij vragen
ons af of deze in voldoende mate aanwezig is. Dit omdat bij deze doelgroep vaak
(te) laat de verstandelijke beperking wordt onderkend.
2.
Het indicatiestellingsadvies omvat ook het noodzakelijke beveiligingsniveau. Wij
vragen ons af hoe dit gebeurt. Dit vereist naar onze mening deugdelijke en
objectieve criteria. Immers de zorgaanbieder van forensische zorg aan mensen met
een verstandelijke beperking zal bij aanvang van de zorg moeten weten welke
‘forensische zorgzwaarte’ de patiënt/cliënt heeft.
3.
In lid 5 is de mogelijkheid van een herindicatie geregeld, die ook op verzoek van de
zorgaanbieder kan gebeuren. Deze rol van de zorgaanbieder vinden wij een goede
zaak.
In de bepaling zelf staat niet vermeld dat bij herindicatie mogelijk de
strafrechtelijke titel moet worden aangepast. Dit staat wel beschreven in de
toelichting. Waarom is dit niet in de bepaling zelf opgenomen?
In de praktijk zal met de herindicatie tijd gemoeid zijn en dus speelt hierbij het
vraagstuk van de bekostiging. Dit vergt naar onze mening nadere uitwerking.
4.
Vraag over de duur van de forensische zorg: is de strafrechtelijke titel uitsluitend
bepalend voor de duur van de forensische zorg? Kunt u dit toelichten?
5.
Onder de vigeur van de AWBZ staat voor de verzekerde voor de reguliere
zorgaanspraken een bezwaar- en beroepsmogelijkheid open.
Wij vragen ons af hoe de rechtsbescherming voor de forensische cliënt is geregeld.
Bijvoorbeeld bij een sepot onder voorwaarden, waar geen rechter aan te pas komt.
Zorgtoeleiding
Artikel 6 regelt onder andere de zorgtoeleiding op basis van een beschikking naar een
zorgaanbieder met wie een contractuele relatie bestaat.
1.
Wij lezen deze bepaling zo dat de minister de ‘zorgplicht’ heeft om erin te voorzien
dat de forensische patiënt geplaatst kan worden. In het contract met de
zorgaanbieder wordt ook de capaciteit (het zorgvolume) afgesproken. Dat betekent
dat de zorgaanbieder niet gehouden kan zijn tot het in zorg nemen van
patiënten/cliënten als de overeengekomen capaciteit niet toereikend is.
Wij zien graag dat u de verplichtingen bij de contractuele relatie tussen de minster
en de zorgaanbieder verder toelicht als omschreven.
2.
Hoe is de rechtsbescherming geregeld van de forensische cliënt in geval van een
beslissing als bedoeld in het eerste lid?
Informatie-uitwisseling
In artikel 7 wordt de informatie-uitwisseling geregeld.
1.
Voor de VGN is met name het onderdeel over het strafrechtsketennummer (of het
VIP) niet helder. Is er een rechtsgeldige titel en zijn er voldoende waarborgen met
betrekking tot de privacy van de forensische patiënten voor een rechtmatige
gegevensuitwisseling?
2.
Zorgaanbieders van gehandicaptenzorg vragen zich af waar hun registraties en
applicaties aan moeten voldoen ten behoeve van statistiek en wetenschappelijk
onderzoek.
Kapitaallasten
1.
Uit artikel 13 juncto artikel 16 blijkt dat (nieuwe) initiatieven van zorgaanbieders
die forensische zorg leveren zonder de ‘oude’ AWBZ toelating niet in aanmerking
komen voor de kapitaallastenvergoeding. De VGN heeft er bezwaar tegen dat
instellingen hun kapitaallasten niet meer vergoed krijgen. De VGN wil betrokken
worden bij de uitwerking om tot een verantwoorde oplossing te komen.
2.
In het Interimbesluit wordt naar onze mening te gemakkelijk verondersteld dat er
integrale tarieven (en dus geen problemen meer) zijn vanaf 2012. Dit omdat de
kapitaallasten voor forensische zorg dan gelijk op lopen met de kapitaallasten voor
AWBZ-zorg. Maar wij menen dat de AWBZ-problematiek met betrekking tot de
kapitaallasten pas na een jarenlange overgang geregeld is met integrale tarieven.
Rol van de Nederlandse zorgautoriteit (NZa).
Met artikel 14 wordt de rol van de NZa beduidend anders. Deze heeft, als wij het goed
begrijpen, geen rol als tariefregulator en toezichthouder met bijbehorend AMM
instrumentarium (Aanmerkelijke Markt Macht).
Wij zouden graag in de toelichting meer verduidelijkt zien welke rol de NZa naast de
advisering over de tarieven voor forensische zorg dan nog wel heeft en waar zijn rol als
toezichthouder mogelijk door de Nederlandse Mededingingsautoriteit zal worden
opgepakt.
Tenslotte
In de toelichting wordt voorbijgegaan aan de rechtspositie van de forensische cliënt. Wij
zien graag verhelderd of en hoe er samenhang kan zijn tussen dit Interimbesluit en het
wetsvoorstel verplichte GGZ en het wetsvoorstel Zorg en Dwang.
Download