Beademing via een tracheacanule met behulp van een Integra Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia Juli 2010 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia Dr. Molewaterplein 60 3015 GJ Rotterdam 1 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Beademing via een tracheacanule met behulp van een Integra Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC – Sophia Dit boek is samengesteld door Trudi Taat Met medewerking van: Christa Rozeboom Bob de Raadt Cees den Hoedt Marijke de Vos De inhoud is goedgekeurd door: Mw. L.J.A. Corel 2 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Inhoudsopgave 1.0 Inleiding 5 2.0 Telefoonnummers en e-mail adressen 6 3.0 Werkwijze Centrum voor Thuisbeademing 7 4.0 Chronische ademhalingsondersteuning 9 4.1 Inleiding 9 4.2 De ademhaling 9 4.3 Tekort schieten van de ademhaling 11 4.4 Chronische ademhalingsondersteuning 12 5.0 De tracheacanule 14 5.1 Een tracheotomie 14 5.2 Soorten canules 14 6.0 Het verzorgen van de tracheacanule 17 7.0 Het uitzuigen van de tracheacanule 18 8.0 Het wisselen van de tracheacanule 21 9.0 Het noodpakket 24 10.0 Calamiteiten 25 10.1 De canule is niet doorgankelijk 25 10.2 Dispositie van de canule 25 10.3 Canule wissel lukt niet 25 10.4 Blijvende lage saturatie 26 Schema calamiteiten 27 11.0 Beademen 28 11.1 Volumegestuurd beademen 28 11.2 Drukgestuurd beademen 28 12.0 De handbeademingsballon en sprayen 29 12.1 De handbeademingsballon 29 12.2 Sprayen 29 13.0 Werkwijze Integra – beademingsmachine 31 13.1 Slangensysteem 31 13.2 Werkwijze aansluiten 32 13.3 Werkwijze afkoppelen 33 13.4 Bevochtiging 33 3 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 13.5 Stroomvoorziening 35 13.6 Zuurstoftoediening 35 13.7 Alarmering 36 14.0 Saturatiemeting 37 15.0 Onderhoud en reiniging 38 16.0 Kapotte apparatuur 41 17.0 Materialen 42 18.0 Scholing en toetsing 43 19.0 Thuisbeademing en de wet BIG 44 20.0 Aansprakelijkheid en verzekering 46 21.0 Vakantie met tracheostomale beademing 47 22.0 Medisch maatschappelijk werk 48 23.0 Toetsvragen 50 4 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 1.0 Inleiding Dit informatieboek geeft u de belangrijkste informatie om een kind met een tracheacanule en een Integra - beademingsmachine thuis te kunnen verzorgen. Voorwaarde hiervoor is dat u weet waarom het kind ademhalingsondersteuning nodig heeft, wat het betekent een tracheacanule te hebben, via de canule beademd te worden, deze te verzorgen en bij calamiteiten te kunnen handelen. Er moet namelijk altijd een bevoegd en bekwaam persoon bij het kind met een tracheacanule, (die beademd wordt) aanwezig zijn! Er is voor gekozen om degene die beademd wordt ‘het kind’ te noemen, terwijl het kind natuurlijk ook een jongere kan zijn. U vindt in dit informatieboek algemene informatie over de werkwijze van het Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC – Sophia (CTB), informatie over ademhaling en tekort schieten van de ademhaling en informatie over chronische ademhalingsondersteuning. Daarnaast staat in deze reader informatie over een tracheacanule, welke calamiteiten er voor kunnen komen en hoe u hierop moet reageren. Verder vindt u informatie welke van belang is voor de verzorging van een kind dat gebruik maakt van ademhalingsondersteuning met een Integra – beademingsmachine via een tracheacanule. Vragen kunt u altijd stellen aan de verpleegkundige of de arts van het CTB. Als u de theoretische scholing van de thuisbeademingsverpleegkundige heeft gevolgd kunt u onder begeleiding de handelingen stap voor stap in de praktijk gaan uitvoeren. U kunt dat doen volgens het bijgevoegde stappenplan. Nadat u het stappenplan heeft afgewerkt kunt u een afspraak maken met de thuisbeademingsverpleegkundige voor de bevoegdheidsverklaring. Voor informatie verwijzen wij u ook naar de volgende websites: www.erasmusmc.nl/thuisbeademing www.vsca.nl www.vsn.nl 5 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 2.0 Telefoonnummers en e-mailadressen Diensdoende verpleegkundig consulent CTB&A (ma-vrij tijdens kantoortijden) 06- 537 834 41 Afdeling IC Kinderen, unit 4 (na kantoortijden) 010 - 70 36 429 Afdeling IC Kinderen, binnen kantooruren [balie] 010 - 70 36 044 Trudi Taat (verpleegkundig specialist) [email protected] 06 - 537 847 38 Jacoba Kats (verpleegkundig consulent) [email protected] 06 – 1846 3911 Sandra Dimmendaal (verpleegkundig consulent) [email protected] 06-3333 0930 Sonja de Groot(secretaresse) [email protected] 010 - 70 36 307 010 - 70 31 774 kamer thuisbeademing (SP 1590) 010 - 70 363 07 Cees den Hoedt (technicus) [email protected] 010 - 70 365 33 Arie Koedood (technicus) [email protected] 010 - 70 363 52 Bob de Raadt (maatschappelijk werk) [email protected] 010 - 70 361 69 VIVISOL (onderhoud apparatuur) 013 - 52 310 20 Emdamed (bestellen materialen) 010-5192230 Ambulance 112 6 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 3.0 Werkwijze Centrum voor Thuisbeademing Groningen In Nederland zijn vier centra voor Thuisbeademing: Maastricht Rotterdam Utrecht In het Erasmus MC is een apart centrum voor kinderen. Als uw kind rond de leeftijd van 18 jaar is wordt hij / zij overgedragen aan het Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC – Centrumlocatie, waarmee ons centrum samenwerkt. Ons team bestaat uit: Arts: Nurse Practitioner: Verpleegkundige: Maatschappelijk werker: Technici: Secretaresse: Mw. L.J.A. Corel Trudi Taat Christa Rozeboom Bob de Raadt Cees den Hoedt en Arie Koedood Marijke de Vos Polikliniek / Groot onderzoek / Huisbezoek Elke patiënt wordt in principe minimaal 1 maal per jaar voor groot onderzoek gezien en wordt 1 tot 2 maal per jaar thuis bezocht. Als de patiënt of zijn ouders vaker op de polikliniek gezien- of vaker thuis bezocht willen worden is dit mogelijk. De patiënt of zijn ouders moeten dan contact opnemen met één van de thuisbeademingsverpleegkundigen. Als de patiënt of zijn ouders bellen om eerder op de polikliniek gezien te worden, wordt dit binnen één week gerealiseerd. Groot onderzoek CTB Eenmaal per jaar krijgt elke patiënt een uitnodiging voor een 24 uur opname op een eenpersoonskamer van de afdeling ICK. In de ochtend zal de patiënt de nodige onderzoeken krijgen, zoals longfunctie blazen en echo van het hart. In de middag komen de verschillende behandelaars, die met de patiënt te maken hebben, bij de patiënt langs. Tevens wordt een hartfilmpje gemaakt en een onderzoek verricht waarbij het energieverbruik berekend wordt. ‘s Nachts wordt een slaapregistratie en een bloedgasanalyse gedaan. Eén van de ouders kan bij het kind blijven slapen Huisbezoek Als uw kind is ingesteld op de thuisbeademing komt de thuisbeademingsverpleegkundige 1 a 2 maal per jaar en zo nodig vaker op huisbezoek. Telefonisch wordt de afspraak voor dit huisbezoek gemaakt Tijdens een dergelijk huisbezoek wordt de beademing en alles wat daarmee samenhangt besproken. 7 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Telefonische consultfunctie Binnen kantooruren zijn de verpleegkundigen telefonisch bereikbaar via de mobiele telefoon. Afspraak is dat berichten voor 12 uur ingesproken via de voicemail, dezelfde dag worden beantwoord. Buiten kantooruren kunnen de patiënt of zijn ouders voor dringende vragen contact opnemen met de ICK unit 4. Scholing De ouders en / of verzorgers van een kind die via een tracheacanule beademd wordt met een Integra beademingsmachine krijgen van de thuisbeademingsverpleegkundigen een scholing / instructie. Vervolgens worden via het stappenplan de handelingen in de praktijk geoefend, dit onder toezicht van een reeds bevoegd verklaard persoon. Na het volgen van het stappenplan kunt u contact opnemen voor de bevoegdheidsverklaring met één van de thuisbeademingsverpleegkundigen. De bevoegdheidsverklaring bestaat uit: - een theoretische toetsing; - het benoemen van de handelingen bij de diverse calamiteiten; - het uitzuigen van de canule; - balloneren via de tracheacanule; - het wisselen van de canule. Iedere maand wordt door de thuisbeademingsverpleegkundigen een les over deze beademingstechniek gegeven in het Erasmus MC-Sophia. U kunt zich hiervoor via de thuisbeademingsverpleegkundige of secretaresse inschrijven. Het verdient aanbeveling om deze les éénmaal per jaar te volgen zodat de kennis actueel blijft. 8 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 4.0 Chronische ademhalingsondersteuning 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op chronische ademhalingsondersteuning. Een aantal feiten over de ademhaling, problemen met de ademhaling en de toepassing van chronische ademhalingsondersteuning worden uitgelegd. 4.2 De ademhaling Ademen gebeurt bijna ongemerkt dag en nacht. Om in en uit te kunnen ademen zijn het zenuwstelsel en de ademhalingsspieren nodig. Het ademcentrum in de hersenen regelt de ademhaling. Het is een soort meet- en regelkamer die voortdurend de hoeveelheid zuurstof en koolzuur in het bloed meet. Via het zenuwstelsel geeft dit ademcentrum signalen aan de ademhalingsspieren wanneer in- of uitgeademd moet worden. Bij inademen zijn onder andere het middenrif, de tussenribspieren en de spieren in de hals actief. Uitademen gaat vanzelf onder invloed van de zwaartekracht bij ontspannen van de ademhalingsspieren. De buikspieren spelen ook een rol, vooral bij het hoesten. Als wij ademen komt de lucht door de neus of de mond naar binnen. Daarna gaat de lucht door de keelholte in de luchtpijp De luchtpijp vertakt zich in twee luchtpijptakken, een tak naar de linker en de ander naar de rechter long. De vertakkingen van de luchtwegen gaan steeds verder en worden kleiner. De kleinste vertakkingen van de luchtpijp eindigen in de longblaasjes. De wand van de longblaasjes is zo dun dat het bloed dat daar langs stroomt met de ingeademde lucht in aanraking komt. Al onze longblaasjes samen hebben een totale oppervlakte van ongeveer 200 m2. Ze zouden dus een schoolplein kunnen bedekken dat 20 meter lang en 10 meter breed is. 9 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 De longen zitten in de borstholte. Deze lijkt op een kooi. Je voelt duidelijk de ribben die rondom de longen liggen. Alleen ons hart vindt ook nog een plaats in de borstholte. De linkerlong is kleiner dan de rechterlong omdat het hart met de punt naar links ligt. De longen rusten op het middenrif. Het middenrif is een sterk vlies tussen de borstholte en de buikholte. Volwassenen ademen 15 tot 18 keer per minuut in en uit. Bij elke inademing ademt een volwassene ongeveer een halve liter lucht in. Kinderen ademen sneller en nemen een kleinere teug lucht tijdens de inademing. De borstholte zet tijdens een inademing uit terwijl het middenrif daalt. De lucht wordt zo in de longen gezogen. Bij de uitademing wordt de borstholte kleiner en het middenrif gaat omhoog. Daardoor wordt dezelfde hoeveelheid lucht uitgeademd. In de lucht zit een mengsel van gassen. Eén van die gassen is zuurstof. (21% van de buitenlucht bevat zuurstof) Ons bloed bevat rode bloedlichaampjes. Deze halen de zuurstof uit de lucht die in de longblaasjes is gekomen Het bloed stroomt door heel het lichaam waardoor de zuurstof overal kan komen. Zuurstof is nodig voor de verbranding van voedingsstoffen waarbij energie vrij komt. Een lichaam kan maar heel kort zonder zuurstof. Bij de verbranding van voedingsstoffen komt koolzuur vrij, dit wordt door het bloed weer aan de longblaasjes afgegeven. Dit koolzuur ademen we uit. In de lucht zit veel stof die in de longen kan komen. In onze neus zitten haartjes die het stof tegenhouden. Via de neus wordt de ingeademde lucht tevens verwarmd en bevochtigd. 10 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 4.3 Tekort schieten van de ademhaling Bij mensen met een spierziekte kunnen de ademhalingsspieren verzwakken. Hierdoor verslechtert het ademen. Als de spieren verzwakken kan minder diep ingeademd worden. De lucht in de longen wordt dan onvoldoende ververst. In eerste instantie is de opname van zuurstof nog redelijk, maar de afgifte van koolzuur wordt al snel een probleem. Om het teveel aan koolzuur kwijt te raken gaan mensen sneller ademen dan normaal. Doordat ze minder diep kunnen ademen kunnen ze geen lange zinnen meer in één keer uitspreken. Tussendoor moeten ze ademhalen. Als de situatie verder verslechtert, ontstaat uiteindelijk ook een probleem met de opname van zuurstof in het lichaam. Als de buikspieren verzwakken wordt het hoesten steeds minder krachtig. Slijm blijft hierdoor in de longen achter. Dit vormt een voedingsbodem voor bacteriën die infecties kunnen veroorzaken. Als de borstkas vervormd en daardoor verkleind is (scoliose) kan minder lucht worden ingeademd, ook als er voldoende spierkracht is. Scoliose kan ook optreden als complicatie bij een neuromusculaire aandoening. Dit wordt veroorzaakt doordat de verzwakte spieren de borstkas niet meer goed kunnen ondersteunen. De ademhaling wordt dan snel en oppervlakkig, door verminderde longinhoud. Op den duur leidt dit alles tot tekort schieten van de ademhaling, ook wel hypoventilatie genoemd. Er ontstaat dan een te hoog koolzuurgehalte in het bloed, wat zich uit in klachten als: (ochtend)hoofdpijn; (ochtend) misselijkheid; vermoeidheid; concentratiestoornissen; slaperig, moeilijk wakker worden; duizeligheid; slechte eetlust, met name ontbijt; transpireren tijdens slaap; nachtmerries; uiteindelijk coma. Met name ’s nachts, als de ademhaling (ook bij gezonde mensen) het meest oppervlakkig is, kan het koolzuur oplopen. Soms lijkt het wel of deze kinderen ‘’schoolziek’’ zijn, want in de loop van de ochtend (als de ademhaling niet meer oppervlakkig is) verdwijnen de klachten. Later kan ook een laag zuurstofgehalte in het bloed ontstaan. Verschijnselen van een laag zuurstofgehalte zijn: blauwe nagels; blauw rond de mond; onrustig; snelle ademhaling; lage saturatie (is zuurstofgehalte in het bloed). Hypoventilatie is aan te tonen door het zuurstofgehalte en het koolzuurgehalte te bepalen in het bloed. Daarnaast kan de capaciteit van de longen bepaald worden door een test die 11 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Longfunctietest heet. Deze wordt gemeten via het volume van de uitademing. Door verzwakking van de ademhalingsspieren kunnen daarbij problemen met het ophoesten van slijm ontstaan. Bij een verkoudheid of luchtweginfectie kunnen acuut ademhalingsproblemen ontstaan. Als niet wordt ingegrepen bij al deze ademhalingsproblemen zal de persoon in kwestie naar alle waarschijnlijkheid op den duur bewusteloos raken en na korte of langere tijd overlijden. 4.4 Chronische ademhalingsondersteuning Sinds de jaren vijftig worden in Nederland mensen chronisch beademd. Deze eerste "beademden" waren meestal getroffen door het poliovirus dat onder andere hun ademhalingsspieren had verlamd. Omdat zelfstandig ademhalen niet meer mogelijk was werd hun ademhaling met behulp van een beademingsapparaat ondersteund. De apparatuur was groot en nauwelijks verplaatsbaar, zoals de ‘ijzeren long’. Door de jaren heen is gebleken dat ademhalingsondersteuning ook gebruikt kan worden bij andere ziektebeelden. De beademingsapparatuur is tegenwoordig klein, compact en kan over het algemeen voor een langere periode zonder stroom. Momenteel heeft circa 85% van de mensen die gebruik maken van ademhalingsondersteuning een progressieve neuromusculaire aandoening (een ernstige spierziekte). Bij tekort schieten van de ademhaling kan besloten worden tot chronische ademhalingsondersteuning. Met behulp van een beademingsapparaat wordt bij deze therapie de ademhaling ondersteund. Bij beademing wordt de totale hoeveelheid lucht die ingeademd wordt groter, waardoor de longen meer zuurstof opnemen en meer koolzuur afgeven. Bij mensen met een neuromusculaire aandoening (spierziekte) kunnen de ademhalingsspieren tijdens de ademhalingsondersteuning uitrusten. In de meeste gevallen zal begonnen worden met ademhalingsondersteuning tijdens de nacht. Er zijn overdag minder klachten van een hoog koolzuur en de ademhalingsspieren zijn dan overdag voldoende uitgerust om op eigen kracht de ademhaling te onderhouden. Daarbij is de ademhaling overdag gemakkelijker omdat dan meestal een zittende houding wordt aangenomen. Zittend gaat ademhalen namelijk makkelijker dan liggend. Daarnaast kan de ademhaling als je wakker bent bewuster beïnvloed worden door dieper en/of sneller te ademen. Lang niet iedereen met een neuromusculaire aandoening komt met ademhalingsondersteuning in aanraking. Bij mensen met een neuromusculaire aandoening zullen wanneer de ziekte ernstiger wordt steeds langere perioden van ademhalingsondersteuning nodig zijn. Bij sommige spierziekten is het noodzakelijk dat de ademhaling dag en nacht wordt ondersteund. 12 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Er zijn verschillende vormen van ademhalingsondersteuning: Ademhalingsondersteuning via de neus of mondneus Ademhalingsondersteuning via de neus of mond - neus vindt plaats met behulp van een masker of kapje. Op de neus en / of mond wordt een kapje geplaatst dat via een slangensysteem gekoppeld is aan het beademingsapparaat. Er wordt lucht in de longen geblazen. Bij een neuskap is het een voorwaarde dat de mond tijdens de inademing gesloten kan worden. Ademhalingsondersteuning via de neus / mond neus vindt meestal 's nachts plaats. Ademhalingsondersteuning via mondstuk Beademen met een mondstuk is een methode om de ademhaling overdag te ondersteunen. Er wordt aan de slang van de beademingsmachine een mondstuk bevestigd. Dit mondstuk kan in de mond worden geplaatst, zo kan dan naar behoefte een ‘hap’ lucht genomen worden. De beademingsmachine kan op de rolstoel worden bevestigd en het mondstuk wordt via een ‘arm’ zo dicht mogelijk bij de mond geplaatst. Tijdens de slaap wordt dan de mond- neuskap gebruikt. Ademhalingsondersteuning via een tracheostoma Als er problemen zijn met het ophoesten van slijm of als bijna continue gebruik gemaakt moet worden van ademhalingsondersteuning, wordt vaak gekozen voor ademhalingsondersteuning via een tracheostoma. Een tracheostoma is een opening in de luchtpijp die operatief wordt gemaakt aan de voorzijde van de hals. Door deze opening wordt een buisje (tracheacanule) ingebracht in de luchtpijp. Op dit buisje kan via een slangensysteem een beademingsapparaat worden aangesloten waardoor lucht in de longen wordt geblazen. Als de persoon in kwestie gebruik maakt van een rolstoel kan het beademingsapparaat achter op de rolstoel worden geplaatst en aangesloten worden op de rolstoelaccu. Ademhalingsondersteuning via een tracheostoma levert in de meeste gevallen geen problemen op bij het spreken. Via het tracheostoma kan met behulp van een uitzuigapparaat en een zuigkatheter het slijm uit de longen worden gezogen. 13 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 5.0 De tracheacanule Een tracheacanule is een kunststof buisje dat via de hals in de luchtpijp wordt geplaatst. Een tracheacanule kan om verschillende redenen geplaatst worden. Bij thuisbeademing wordt de canule gebruikt om beademing op aan te kunnen sluiten. 5.1 Een tracheotomie Een tracheotomie is een kleine operatie waarbij een opening (tracheostoma) in de voorzijde van de luchtpijp (trachea) wordt gemaakt. Dit gebeurt onder in het midden van de hals. Door deze opening, stoma, wordt een buisje (canule) in de luchtpijp geplaatst. 5.2 Soorten canules Er zijn vele soorten en maten canule’s, het thuisbeademingsteam kijkt samen met de KNO arts welke canule geschikt is voor een bepaalde patiënt. Canule zonder voerder en cuff Canule zonder voerder en cuff. Tracheacanule met een voerder Deze tracheacanules worden ingebracht met een voerder, deze zit dan standaard in de verpakking. De voerder verstevigt de canule tijdens het inbrengen van de canule in het tracheostoma. Na het inbrengen van de canule, wordt de voerder meteen verwijderd, zodat de luchtweg weer ‘open’ is. voerder 14 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Canule zonder cuff Bij een canule zonder cuff wordt de luchtweg niet geheel afgesloten. Er lekt altijd lucht langs de canule via de stembanden naar boven weg, waardoor gesproken kan worden. Als een beademing op deze canule wordt aangesloten, wordt er lekkend beademd, er lekt altijd lucht weg. Hierdoor zal er mogelijk meer lucht door de beademingsmachine aan het kind moeten worden aangeboden. canule zonder cuff Canule met cuff Een cuff is een opblaasbaar ballonnetje aan de buitenkant en uiteinde van de canule. Dit ballonnetje wordt met lucht via een slangetje aan de buitenzijde opgeblazen. De hoeveelheid lucht die in de cuff moet worden geblazen wordt door het CTB afgesproken. Als de cuff wordt opgeblazen wordt de normale luchtweg afgesloten en is de enige luchtweg de canule. Op deze manier kan er tijdens het beademen geen lucht langs de canule naar boven lekken. Met een opgeblazen cuff kan er geen lucht langs de stembanden stromen tijdens het uitademen, waardoor spreken niet mogelijk is. Overdag is de cuff meestal leeg, zodat spreken mogelijk is. ’s Nachts is de cuff meestal opgeblazen, waardoor optimale beademing kan plaats vinden. Als de cuff 24 uur per dag opgeblazen is, wordt deze 3 maal op een dag even geleegd om drukplekken te voorkomen. opgeblazen cuff 15 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Let op: Voor het wisselen van de canule moet de cuff altijd leeg zijn. Dit kunt u zien / voelen aan het corresponderende ballonnetje aan de buitenzijde. De cuff mag nooit harder opgeblazen als afgesproken, hierdoor zou schade aan de trachea, luchtpijp, kunnen ontstaan. Canule met een binnencanule Dit is een canule die eigenlijk uit twee delen bestaat, de canule zelf en daarin nog een iets dunnere canule, de zogenaamde binnencanule. Het voordeel hiervan is dat de binnencanule gemakkelijk verwisseld en schoongemaakt kan worden. Vanwege de grotere diameter van deze canule wordt deze zelden bij jonge kinderen gebruikt. Zilveren canule Dit is een canule van zilver, met een binnencanule en een voerder. Deze kan bij een noodsituatie worden gebruikt als de standaard canule niet in het stoma is in te brengen. Dan wordt een noodwissel met een zilveren canule gedaan. Doordat de zilveren canule een stevige canule is, is het mogelijk dat deze canule wel in het stoma in te brengen is. Na inbrengen voerder direct verwijderen. Er is een opzetstukje bij deze canule nodig om de beademing of handbeademingsballon op de canule te kunnen aansluiten. 16 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 6.0 Het verzorgen van de tracheacanule De zorg bestaat uit 2 aspecten: Het fixeren van de canule Inspectie en schoonhouden van de huid rondom het tracheostoma Het fixeren van de canule Het fixeren van de canule gebeurt met behulp van een klittenbandje rond de hals dat door de openingen in het schildje van de canule gehaald kan worden. Dit bandje wordt eenmaal daags verschoond. Het bandje moet droog en schoon zijn, om smetten van de nek te voorkomen. Het canulebandje moet zo strak zitten dat er één vinger onder het bandje past. Inspectie en schoonhouden van de huid rondom het tracheostoma Rond het tracheostoma kunnen ook infecties ontstaan. De insteekopening moet daarom zo droog mogelijk worden gehouden. Dit gebeurt met behulp van een metaline gaasje, wat rond de canule, onder het schildje wordt geschoven. Dit metaline gaasje moet minstens tweemaal daags verschoond worden, zonodig vaker. Benodigdheden voor het verschonen: Schoon bandje, puntjes schuin afgeknipt waardoor het makkelijker door de gaatjes in het schildje kan worden geschoven Metaline gaasje Schaar Rolletje voor onder de schouders Drie onsteriele gaasjes met bodylotion Wattenstokjes gedrenkt in steriel water Werkwijze verschonen bandje en het metalinegaasje Leg alle benodigdheden binnen handbereik klaar; Leg het rolletje onder de schouders; Verwijder het oude metaline gaasje; Inspecteer de huid rondom het tracheostoma op infectie en aanwezigheid van ‘wild’ vlees; Reinig de huid rondom het tracheostoma met wattenstokjes met steriel water. Strijk het wattenstokje vanaf het stoma over de huid weg. Gebruik elk wattenstokje eenmaal; Inspecteer de huid onder het bandje op smetplekken en / of irritatie; Reinig de huid van de hals onder het bandje met de gaasjes met bodylotion; Bevestig het schone bandje aan de canule, de canule zit nu vast met twee bandjes; Verwijder het oude bandje, houd met één hand de canule vast totdat je zeker weet dat de canule goed gefixeerd is; Schuif het metaline gaasje met de grijze zijde op de huid onder het schildje van de canule; Controleer de ruimte tussen het bandje en de hals, deze moet één vinger zijn. Als het bandje te los zit, kan de canule er makkelijk uitvallen. Als het bandje te strak zit kunnen de bloedvaten in de hals afgeklemd worden. NB bij een ouder kind kan het verschonen ook zittend gedaan worden. 17 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 7.0 Het uitzuigen van de tracheacanule Wanneer uw kind een tracheacanule heeft en wordt beademd zal er altijd sputum (slijm) productie zijn. Dit is normaal, de luchtpijp reageert met slijmvorming door de prikkeling van de canule. Als er (te)veel slijm in de canule zit kan dit de ademhaling verstoren, de lucht kan dan niet allemaal naar binnen geblazen worden omdat de doorgang van de canule verstoord is. Wanneer moet de canule uitgezogen worden: Er ontstaat dan een specifiek geluid van sputum in de canule; Er ontstaat een lichte trilling van de borstkas, wat je kunt voelen door je hand op de borstkas te leggen; De saturatie (zuurstofgehalte) daalt; Het kind krijgt het benauwd; De beademingsmachine krijgt minder lucht via de canule naar binnen geblazen. Er ontstaat een hoge druk en later een laag volume alarm (hierop wordt in het hoofdstuk beademing dieper ingegaan); Het kind geeft zelf aan dat hij / zij wil worden uitgezogen. Sputum Het sputum is het slijm dat uit de canule wordt gezogen. Als het sputum taai is kunt u het dunner maken door wat NaCl 0,9% in de canule te spuiten. De hoeveelheid is afhankelijk van de grootte van het kind, dit kunt u met de thuisbeademingsverpleegkundige overleggen. Normaal is het sputum wit van kleur en is makkelijk weg te zuigen. Als het sputum geel wordt duidt dit op een beginnende infectie, het sputum wordt dan meestal ook wat dikker. U moet dan extra bij bevochtigen met NaCl 0,9%. Als het sputum groen van kleur is duidt dit op een infectie. U moet dan contact opnemen met uw huisarts of het CTB. Het sputum is dan erg taai, dus extra bevochtigen om verstopping van de canule te voorkomen. Naast het druppelen van NaCl 0,9% kunt u dan ook sprayen met NaCl 0,9%. Het sputum kan ook roze zijn, dan zitten er wat spoortjes bloed bij, dit kan door irritatie van de luchtwegen komen door het uitzuigen of door de canule zelf. Als dit roze sputum na een paar maal uitzuigen nog niet over is dan moet u contact opnemen met het Centrum voor Thuisbeademing. Let op: bloed vormt stolsels, dit kan de canule verstoppen, dus hier geldt ook extra bevochtigen met NaCl 0.9%. Als er helder bloed uit de canule komt moet u direct 112 bellen en naar het ziekenhuis komen. Benodigdheden voor het uitzuigen Uitzuigapparaat; Uitzuigsonde, er zijn verschillende maten uitzuigsondes. De sonde die u moet gebruiken is afhankelijk van de diameter van de canule, de thuisbeademingsverpleegkundige zal u vertellen welke maat zuigsonde u moet gebruiken; Vingertip, dit is een tussenstukje tussen slang van uitzuigapparaat en de zuigsonde, via deze vingertip kunt u het vacuüm creëren; 18 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Beker water; Spuitje; Ampul NaCl 0,9%; Zonodig onsteriele handschoen, alleen verplicht voor hulpverleners. Werkwijze uitzuigen van de tracheacanule Reinig uw handen. Als deze zichtbaar verontreinigd zijn door middel van handen wassen, anders door uw handen met handalcohol in te wrijven; Zet het uitzuigapparaat aan; Controleer voor het uitzuigen de zuigkracht van het uitzuigapparaat, door de verbindingsslang (tussen uitzuigapparaat en uitzuigslang) dubbel te knijpen; Stel de zuigkracht in op –200 kPa, met behulp van de zuigregel knop; NB: Als het uitzuigapparaat niet werkt komt dit meestal omdat het vacuümsysteem onderbroken is. Dit is te verhelpen door het deksel en de slangen goed aan te drukken. Ook zou de filter nat kunnen zijn, deze moet u dan vervangen. Open de verpakking van de zuigsonde; Sluit de zuigsonde aan op de vingertip van de verbindingsslang van het uitzuigapparaat; Haal de zuigsonde zodanig uit de verpakking, dat het gedeelte waarmee gezogen moet worden steriel blijft; Meet de lengte van het in te brengen deel van de zuigsonde af, meestal via het meetlatje op het uitzuigapparaat; NB: De zuigsonde wordt ingebracht tot halve centimeter na het einde van de canule, deze lengte is door de thuisbeademingsverpleegkundige afgesproken. Zou de zuigsonde telkens ingebracht worden tot er weerstand ontstaat, kan er mogelijk schade in de trachea ontstaan. Bij weerstand sonde niet zuigend stukje terug trekken. Verwijder de beademingsslang van de canule; Breng de zuigsonde snel en niet zuigend in de canule (met de opening van de vingertip niet afgesloten); Sluit het tussenstukje af met uw duim, nu ontstaat er in de zuigsonde een vacuüm; Haal de zuigsonde met een draaiende beweging uit de canule, zodat rondom al het sputum wordt weggezogen; Sluit de beademingsmachine weer aan op de canule; Als al het sputum nog niet is verwijderd herhaal deze handeling dan nog een keer, totdat al het sputum uit de canule is verwijderd; NB: Dit mag met de zelfde zuigsonde als deze niet in aanraking is geweest met andere omgeving als de binnenzijde van de canule. Spoel het zuigsysteem door met water. Let tussen het uitzuigen goed op de kleur en saturatie van het kind. Als er meerdere malen achter elkaar uitgezogen moet worden is het beter om tussen twee zuigsessies even te wachten zodat het kind tussendoor beademd kan worden, dit kan natuurlijk alleen als de canule nog goed doorgankelijk is. Wanneer het sputum dik en moeilijk is uit te zuigen kunt u het wat dunner maken door met een spuitje NaCl 0,9% in de canule te spuiten. 19 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Uitzuigapparaat Diverse uitzuigapparatuur Van het CTB ontvangt u 2 uitzuigapparaten in bruikleen. Een mobiele: de Tracheoport of de Askea. Let op: de tracheoport zonder adapter gebruiken! ’s Nachts kunt u de accu van de mobiele apparatuur opladen. En een Accuvac uitzuigapparaat, deze wordt over het algemeen ingezet als vaste unit binnenshuis. Defecte uitzuigapparatuur Voor als het uitzuigapparaat niet werkt heeft u altijd een mondslijmzuiger bij de hand. Deze is steriel verpakt. De slijmzuiger bestaat uit een opvangpotje met 2 slangetjes eraan. Het slangetje met het groene uiteinde is om aan te zuigen. Het andere slangetje is de zuigsonde. Er is een beveiliging op het opvangpotje, zodat het slijm niet in de mond kan worden gezogen. Uitzuigen met behulp van mondslijmzuiger Haal de slijmzuiger uit de verpakking; Breng de zuigsonde, met de juiste lengte in de canule; Zuig aan het slangetje met het groene uiteinde; Trek ondertussen de zuigsonde draaiend uit de canule terug. mondslijmzuiger 20 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 8.0 Het wisselen van de tracheacanule De canule moet regelmatig gewisseld worden, de canule moet dan vervangen worden door een schone canule. Hoe vaak de canule gewisseld moet worden hangt af van de soort canule. De thuisbeademingsverpleegkundige spreekt met u af hoe vaak u de canule moet verwisselen. Bij het wisselen van de canule moeten 2 mensen die bevoegd zijn om de handeling uit te voeren aanwezig zijn. Als de canule in een noodsituatie gewisseld moet worden is dit uiteraard niet altijd mogelijk. NB het kind moet 2 uur voor de canule wissel nuchter gehouden worden. Benodigdheden: Schone canule, in juiste maat (evt met voerder); Schone canule, één maat kleiner (mag in verpakking blijven); Zilveren canule met opzetstukje (bij standaardcanule zonder voerder); Ampul steriel water; Evt spuitje (bij canule met cuff); Metaline gaasje; Schoon bandje; Schaar; Uitzuigbenodigdheden; Handbeademingsballon; Mondkapje voor handbeademingsballon; Mayo tube; Opgerolde handdoek; Saturatiemeter. Werkwijze bij het verwisselen van de tracheacanule Was uw handen; Leg alle benodigdheden binnen handbereik; Sluit de saturatiemeter aan; Open de verpakking van de juiste maat canule, zichtbaar op het hals-plaatje; Controleer bij een canule met cuff het ballonnetje van de in te brengen canule op lekkage, door deze op te blazen m.b.v. het spuitje; Knip schuine puntjes aan de beide uiteinden van het bandje; Bevestig het bandje aan die zijde van de canule waar u zelf niet staat; Maak het in te brengen deel van de canule nat met steriel water; NB: Raak het deel van de canule wat in het stoma gaat niet met de handen aan. Leg de opgerolde handdoek onder de schouders van het kind; Laat de persoon die u helpt aan de andere kant van het kind staan; NB: Indien wenselijk kan de canule gewisseld worden als het kind in de stoel zit. Verwijder kleding rondom de canule; Zuig de canule uit; Leeg indien van toepassing de cuff of controleer of de cuff echt leeg is; Verwijder het metaline gaasje; 21 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Houd de canule goed vast of laat de helpende persoon dit doen, zodat de canule niet kan dispositioneren; Knip het bandje aan één kant van de canule door en verwijder het onder de nek vandaan; Pak zelf de canule in situ met uw niet dominante hand; Pak de in te brengen canule in uw dominante hand; Laat de helpende persoon de beademing van de canule verwijderen; Verwijder de canule in situ met uw niet dominante hand, door de canule eerst omhoog en dan in de richting van de tenen van het kind te bewegen; Leg oude canule direct neer; Breng direct de nieuwe canule in met uw dominante hand in tegengestelde beweging waarmee u de oude canule verwijderd heeft; Houd de canule goed met één hand vast; Verwijder met de andere hand de voerder; Laat de helpende persoon de beademing aansluiten op de canule; Maak het bandje vast; Controleer saturatie en kleur van het kind; Controleer of de borstkas bij iedere ademhaling omhoog komt; Plaats het metaline gaasje; Controleer of het bandje niet te los of te strak zit. Hoe te handelen als de canule niet door het stoma gaat? Het kan zijn dat de canule niet in het stoma past, er dient dan snel gehandeld te worden, want het kind kan zonder canule niet worden beademd. Spreid met de vingers het stoma; Pak de kleinere canule dan de gebruikte canule en plaats deze in het stoma zoals hierboven beschreven; Als dit ook niet lukt, probeer de zilveren canule met voerder in te brengen; Verwijder voerder na inbrengen, plaats opzetstukje op de canule; Sluit hierop beademing of handbeademingsballon aan; Laat iemand 112 bellen als dit niet lukt; Zeg dat de canule wissel niet lukt en dat het om een beademd kind gaat; Pak de mayotube en plaats deze in de mond om te voorkomen dat de tong naar achteren zakt en de luchtweg afsluit; Sluit het kapje aan op de handbeademingsballon; Plaats het kapje over de neus en mond druk dit goed aan; Plaats het hoofd iets naar achteren; Knijp regelmatig de handbeademingsballon in, overeen komend met de snelheid waarop de frequentie van de beademing staat ingesteld; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing met de hand beademingsballon; Laat iemand het stoma afsluiten (het stoma is het gaatje waar zich normaal de canule bevindt), anders verdwijnt de beademingslucht via dit stoma weer naar buiten; Sluit het stoma in eerste instantie met de hand af, daarna zo mogelijk met een pleister; Neem de beademingsmachine met toebehoren en de thuisbeademingsmap mee naar het ziekenhuis. 22 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 NB als het gelukt is om een zilveren canule in te brengen moet u daarna ook direct naar het ziekenhuis komen om de canule te laten vervangen voor de reguliere canule. Handbeademingsballon met kapje Mayo In hoofdstuk 12.1 wordt verdere uitleg over de handbeademingsballon gegeven. Als het wisselen van de canule niet lukt bij een kind dat alleen gedurende de nacht beademd wordt en die niet benauwd is zonder canule moet u wel direct contact opnemen met het ziekenhuis, maar hoeft u niet 112 te bellen. Als de canulewissel om wat voor reden dan ook niet vlot verlopen is of als u een kleinere canule heeft moeten plaatsen neem dan altijd contact op met de thuisbeademingsverpleegkundige of de afdeling ICK. 23 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 9.0 Het noodpakket Het noodpakket moet altijd bij de patiënt aanwezig zijn. Het is handig om al de onderdelen in een tas of rugzak te bewaren die altijd met de patiënt meegaat. Inhoud noodpakket Tracheacanule in de juiste maat; Tracheacanule één maat kleiner; Zilveren canule met opzetstukje; Bandje; Metalinegaasje; Siliconen doekje; NB: als canule wissel niet lukt kan de canule hiermee gladder gemaakt worden; Schaar; Mondslijmzuiger; Mayo tube; Handbeademingsballon; Kapje, in juiste maat, voor handbeademingsballon; Ampul NaCl 0,9%; Spuitje. 24 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 10.0 Calamiteiten Het is bij de diverse calamiteiten van groot belang dat u handelend kunt optreden. In dit hoofdstuk worden de diverse handelswijzen bij de calamiteiten benoemd. Tijdens de training worden deze ook geoefend. Daarnaast moet u tijdens de theorietoets om uw bevoegdheid te behalen, aan het eind van het stappenplan, deze handelingen kunnen benoemen. 10.1 De canule is niet doorgankelijk De beademingsmachine krijgt minder lucht via de canule naar binnen geblazen. Er ontstaat een hoge druk en later een laag volume alarm (hierop wordt in het hoofdstuk beademing dieper ingegaan); Kind wordt onrustig, saturatie zakt en kind kan wat (blauw) verkleuren. U gaat uitzuigen en u krijgt de zuigsonde niet in de canule opgevoerd. Dit kan betekenen dat er een (slijm)prop in de canule zit. Handelswijze: Druppel met behulp van een spuitje de voorgeschreven hoeveelheid NaCl 0,9% in de canule; Zuig opnieuw uit; Lukt dit nog niet: Druppel opnieuw met behulp van een spuitje de voorgeschreven hoeveelheid NaCl 0,9% in de canule; Beadem via de canule met de handbeademingsballon; Nog geen effect: Wissel de canule met de inhoud van het noodpakket; Sluit de beademing aan op de nieuwe canule; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing; Controleer of het kind weer de eigen kleur krijgt; Controleer of saturatie normaliseert. 10.2 Dispositie van de canule De canule bevindt zich niet meer in het stoma, dit is soms moeilijk te zien. Je kunt dit controleren door onder het metaline gaasje bij het stoma te kijken of de canule nog goed op zijn plaats zit. Is dit niet het geval plaats dan zo snel mogelijk de canule weer terug. Wissel de canule voor een schone canule als het kind weer tot rust is gekomen. 10.3 Canule wissel lukt niet Pak de kleinere canule dan de gebruikte canule en plaats deze in het stoma; Als dit ook niet lukt, probeer de zilveren canule met voerder in te brengen; Verwijder voerder na inbrengen, plaats opzetstukje op de canule; Sluit hierop beademing of handbeademingsballon aan; Laat iemand 112 bellen als dit niet lukt; Zeg dat de canule wissel niet lukt en dat het om een beademd kind gaat; Pak de mayotube en plaats deze in de mond om te voorkomen dat de tong naar achteren zakt en de luchtweg afsluit; Sluit het kapje aan op de handbeademingsballon; Plaats het kapje over de neus en mond druk dit goed aan; Plaats het hoofd iets naar achteren; 25 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Knijp regelmatig de handbeademingsballon in, overeen komend met de snelheid waarop de frequentie van de beademing staat ingesteld; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing met de hand beademingsballon; Laat iemand het stoma afsluiten (het stoma is het gaatje waar zich normaal de canule bevindt), anders verdwijnt de beademingslucht via dit stoma weer naar buiten; Sluit het stoma in eerste instantie met de hand af, daarna zo mogelijk met een pleister; Neem de beademingsmachine met toebehoren en de thuisbeademingsmap mee naar het ziekenhuis. 10.4 Blijvende lage saturatie Als het kind blauw verkleurt en de saturatie daalt: Zuig de canule uit; Als het slijm taai is bevochtigen met NaCl 0,9% en nogmaals zuigen; NB Op deze manier heeft u meteen gecontroleerd dat de canule doorgankelijk is. U hebt namelijk de zuigsonde door de canule kunnen inbrengen. Controleer tevens borstkas beweging, dit is ook een teken dat de lucht de longen bereikt en de canule dus doorgankelijk is. Als de SO2 blijft dalen: Sluit de canule op de handbeademing aan; Sluit zo mogelijk zuurstof op de handbeademingsballon aan; Knijp regelmatig de handbeademingsballon in, overeen komend met de snelheid waarop de frequentie van de beademing staat ingesteld; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing met de hand beademingsballon; Als de SO2 blijft dalen: Bel 112; Zeg dat het om een benauwd kind met een canule die beademd wordt gaat; Blijf ondertussen het kind met de handbeademingsballon, evt. met zuurstof aangesloten, beademen; U hebt al het nodige gedaan en kunt verder geen diagnose stellen. NB Bij aspiratie van voeding, canule uitzuigen, zuigsonde zuigend inbrengen. NB Bij zand in de canule, canule direct wisselen, niet uitzuigen. NB Bij langdurige stroomstoring handelen volgens protocol in zorgmap. 26 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Wat te doen bij calamiteiten: Kind is benauwd / heeft lage saturatie uitzuigen Canule niet doorgankelijk Canule doorgankelijk Bevochtigen en uitzuigen Controleren of canule goed in het stoma zit Bevochtigen en uitzuigen blazen met ambuballon canule zit niet goed Canule wisselen canule wisselen canule probleem opgelost canule probleem opgelost Als er geen canuleprobleem is en kind blijft toch benauwd / lage saturatie Beademen met de ambuballon en 112 bellen 27 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 11.0 Beademen De beademingsmachine blaast via een beademingskap of canule lucht in de longen. Dit kan op verschillende manieren, in deze reader worden 2 vormen behandeld: volume gestuurd beademen; druk gestuurd beademen. 11.1 Volumegestuurd beademen Bij een volumegestuurde beademing wordt een hoeveelheid lucht die in de longen geblazen wordt ingesteld. Bij iedere slag van de machine komt dezelfde hoeveelheid lucht in de longen. De druk die in de longen ontstaat kan variëren, dit hangt af van de weerstand van de longen. De weerstand van de longen kan toenemen wanneer er slijm in de longen zit. 11.2 Drukgestuurd beademen Bij een drukgestuurde beademing wordt een druk ingesteld. De machine blaast lucht naar binnen totdat de ingestelde druk bereikt is. Het volume wat in de longen aankomt, zal variëren met de weerstand die in de longen heerst. Dat betekent dat als de weerstand in de longen hoog is, de druk sneller bereikt zal worden. De hoeveelheid lucht die in de longen geblazen wordt zal kleiner zijn. Dit is het geval als er slijm in de canule of in de longen zit. De Integra beademingsmachine is een drukgestuurde beademingsmachine. Bij een kind met een canule beademing wordt de Integra in de PSV mode (pressure support ventilation) gezet. Dit is een drukgestuurde instelling, waarbij het kind door een klein teugje een extra slag van de machine kan krijgen (trigger). Wat inhoudt dat het kind dus meer kan ademen dan de vooraf ingestelde frequentie. De druk wordt ingesteld naar de behoefte van het kind. Als het kind veel slijm in de longen heeft, bijvoorbeeld bij een longontsteking zal de druk verhoogd moeten worden om toch voldoende lucht in de longen te blazen. Als het kind weer beter is kan de ingestelde druk weer aangepast worden. Het veranderen van de druk zal altijd via het CTB of de afdeling ICK gaan. 28 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 12.0 De handbeademingsballon en sprayen In de hoofdstukken hiervoor is al diverse malen over het beademen met de handbeademingsballon gesproken. Deze ballon wordt ook wel Ambu ballon genoemd. 12.1 De handbeademingsballon Deze ballon heeft u met mondkapje en mayo tube altijd bij u in het noodpakket. Er zijn 2 maten. Kinderen tot 25 a 30 kg gebruiken de kleine ballon, 250 ml. Grotere kinderen gebruiken de ambu met een volume van 1 liter. Op de ballon bevindt zich een overdrukventiel. Dit ventiel opent zich als de druk te hoog wordt. Hierdoor wordt voorkomen dat er een te hoge druk gegeven kan worden. Aan de achterzijde van de ballon kan zonodig extra zuurstof gegeven worden. Sluit de zuurstof slang op de nippel aan de onderzijde aan. Stel de zuurstof in op 1 tot 4 liter, afhankelijk van de saturatie. De handbeademingsballon kan in 3 situaties gebruikt worden: Defecte beademingsapparatuur; Bij een calamiteit; Om te sprayen. Werkwijze bij defecte beademingsapparatuur: Sluit de canule op de handbeademing aan; Sluit zo nodig zuurstof op de handbeademingsballon aan; Knijp regelmatig de handbeademingsballon in, overeenkomend met de snelheid waarop de frequentie van de beademing staat ingesteld; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing met de hand beademingsballon; Controleer of de saturatie binnen de normaalwaarden blijft; Controleer of de kleur van het kind ‘goed’ blijft; Verwissel de defecte machine voor de andere beademingsmachine; Neem contact op met het CTB om de kapotte beademingsmachine te laten vervangen. Werkwijze zie hoofdstuk 16. Werkwijze bij een calamiteit: Zie hoofdstuk 10.3 en 10.4. 12.2 Sprayen Sprayen is een manier om extra te bevochtigen. Deze techniek wordt uitgevoerd in het geval dat het kind taaier slijm heeft, als het kind een luchtweginfectie heeft en het slijm dus geel of groen van kleur is. Ook als het sputum roze van kleur is kunt u sprayen om te voorkomen dat dit sputum een obstructie in de canule veroorzaakt. U sprayt in deze gevallen 2 tot 4 maal per dag, tot het slijm weer dun en wit van kleur is. Het is mogelijk om te sprayen met fysiologisch zout of met medicijnen. Sprayen met fysiologisch zout kunt u altijd (bij indicatie) op eigen initiatief starten. Sprayen met medicatie gebeurt altijd op voorschrift van de arts. 29 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Werkwijze sprayen: Sluit het spraysetje op het spray apparaat aan; Spuit 5 ml fysiologisch zout of de medicatie in het reservoir; Plaats het spraysetje op de swiffel (verbindingsslang tussen bevochtigingsfilter en canule); Bevestig aan de andere zijde de handbeademingsballon; Zet het sprayapparaat aan; Controleer of het fysiologisch zout of de medicatie vernevelt; Knijp regelmatig de handbeademingsballon in, overeenkomend met de snelheid waarop de frequentie van de beademing staat ingesteld; Controleer of de borstkas omhoog komt bij de inademing met de hand beademingsballon; Controleer of de saturatie binnen de normaalwaarden blijft; Controleer of de kleur van het kind ‘goed’ blijft; Spray gedurende een kwartier of tot het fysiologisch zout of medicatie verneveld is. Verschonen spray set Bij 3 maal daags gebruik spray set 1 maal per 2 weken wisselen. Bij 6 maal daags gebruik spray set 1 maal per week wisselen. 30 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 13.0 Werkwijze Integra - beademingsmachine De Integra is een drukgestuurde beademingsmachine. Dit betekent dat bij elke ademhaling een hoeveelheid lucht naar binnen geblazen wordt totdat de ingestelde druk is bereikt. U ontvangt van het CTB 2 Integra beademingsmachines in bruikleen. 13.1 Slangensysteem De lucht wordt uit de opening aan de voorkant van de machine geblazen en komt via machine – bacterie filter (ter bescherming van het kind), de slang en de canule in de longen terecht, de uitgeademde lucht verlaat het systeem via de uitademingsklep. Uitademingsklep 31 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Altijd eerst de slang aan de machine doen daarna pas apparaat aanzetten. 13.2 Werkwijze aansluiten Sluit eerst het voorgeschreven slangensysteem aan; Steek de stekker in het stopcontact; Druk op de aan/uit knop (rechts onder); Het apparaat start op; In het scherm verschijnt de ingestelde beademingsvorm en de slope (de slope is de snelheid waarmee de lucht naar binnen geblazen wordt); Controleer of er lucht uit de slang komt; Sluit de slang aan op de canule; Controleer of uitademingslucht uit de uitademingsklep komt; Controleer of de borstkas op en neer gaat; Controleer de saturatie; Controleer of het kind comfortabel is. De machine werkt nu volgens de ingestelde beademingsinstellingen. Het menu waarin de beademingswaarden staan ingesteld, staat elektronisch op slot en kan door u niet veranderd worden. U krijgt een lijst met alle beademingsinstellingen, hier staan ook de instellingen op die u niet in de display kan aflezen. Het is belangrijk om dit lijstje in de zorgmap bij de beademingsmachine te bewaren. Neem deze map altijd mee. Als de machine kapot is moet de vervangende machine op dezelfde manier ingesteld worden. Op de display zijn sommige waarden af te lezen, deze kunt u bekijken. Echter vooral info voor het CTB of een (IC) verpleegkundige. Onderin verschijnt een balkje met daarop de ingestelde druk. Rechts onderin verschijnt de numerieke waarde van de druk. U kunt controleren of dit de juiste druk is dit noemen we de IPAP of inademingsdruk; Na de uitademing wordt er wat druk in de longen achter gelaten, dit noemen we de EPAP deze is te zien in het druk balkje links onderin het scherm; Druk kort op de knop met het boekje; Links ziet u het Vti, in liters. Dit is de hoeveelheid ingeademde lucht per ademhalingsslag, teugvolume, deze kan elke ademhaling verschillend zijn, het hangt af van: de houding waarin uw kind slaapt, of uw kind slaapt of wakker is, hoe de conditie van de longen is, of er evt. lekkage is, dit kan bij een canule zonder cuff, of als bij een canule met cuff, de cuff niet is opgeblazen. Rechts ziet u f /min. Dit geeft aan de hoeveelheid ademhalingsslagen die de machine geeft. De machine staat op een vast aantal slagen per minuut ingesteld, als het kind sneller wil ademen kan dit. Als een klein beetje lucht aangezogen wordt “ziet” 32 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 de machine dit en volgt met een hoeveelheid lucht totdat de ingestelde druk is bereikt; Druk nogmaals op de knop met het boekje; Links ziet u I / E dit is de verhouding tussen de in- en uitademing; Rechts ziet u Vi dit is de hoeveelheid lucht die per minuut wordt afgegeven, ademminuutvolume. Knop met boekje Alarmknop Aan /uit knop 13.3 Werkwijze afkoppelen Deze procedure geldt als het kind een deel van de dag zonder beademing kan. Verwijder de slang van de canule; Zet de Integra uit door op de knop rechtsonder te drukken. Er gaat een alarm af, u moet bevestigen dat u de machine uit wilt zetten door op de alarmknop te drukken; Zet de bevochtiger uit; Sluit een bevochtigingsfilter, een kunstneus, aan op de canule; Koppel de beademingsslangen af en hang deze te drogen; Leeg het bevochtigingspotje en laat deze drogen. 13.4 Bevochtiging Het is natuurlijker om de ingeademde lucht te bevochtigen en te verwarmen. Dit gebeurt ook via de neus als wij ‘normaal’ ademhalen. Bij beademing kan worden bevochtigd door een pot met water dat verwarmd wordt tussen het slangensysteem te plaatsen. In sommige gevallen wordt de slang ook verwarmd door een verwarmingsdraad in de slang. De bevochtiger wordt gebruikt als het kind slaapt, bij de nachtmachine. Zo is het kind namelijk minder mobiel. Overdag plaatst u een bevochtigingsfilter tussen de beademingslang, zodat het kind mobieler is. Deze filter zorgt er als het ware voor dat kind zich zelf bevochtigd. Extra bevochtigen door fysiologisch zout in de canule te druppelen kan dan nodig zijn als het sputum dik is. Werkwijze: Vanaf de machine gaat een korte slang naar de pot. Deze pot staat op een verwarmingsplaatje dat ervoor zorgt dat het water in de pot wordt verwarmd. Een langere slang gaat vanaf de pot naar de canule. Let op: De pot met water moet altijd lager staan dan het beademingsapparaat; 33 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Vul de bevochtigingspot ‘s avonds tot aan de zwarte rand met afgekoeld gekookt water of geen koolzuurhoudend bronwater; Sluit de bevochtiger aan op 230 V; Schakel de bevochtiger in m.b.v. de aan / uit schakelaar; Bij HC 150: Zet het grijze knopje aan de voorkant op de gewenste stand (meestal 2 tot 3); Bij HC 550: De bevochtingspot staat ingesteld op de ‘kap’ stand of ‘canule’ stand; Altijd slangencircuit met verwarmingsdraad gebruiken; Schuif de bevochtigingspot vanaf de voorkant op het apparaat; HC 550 Temperatuursensor Verbind de blauwe stekker van de temperatuursensor met het blauwe aansluitpunt aan de rechterzijde van de bevochtiger; Steek de blauwe flow- en temperatuursensor voorzichtig in de V-opening van de elleboog welke zich bevind boven de bevochtigingskamer; Steek de blauwe enkele temperatuursensor in de opening van de blauwe slang vlakbij de patiënt. Verwarmingsdraad adapter Verbind de gele stekker van de verwarmingsdraad adapter met het gele aansluitpunt aan de rechterzijde van de bevochtiger; Verbind de T-vormige stekker met het aansluitpunt van de inspiratieslang; NB De temperatuursensor moet volledig in het circuit geduwd worden; De sensor bij het Y-stuk moet steeds naar boven gericht zijn; Uitschakelen: Zet het plaatje uit, m.b.v. de aan / uit schakelaar; Plaats overdag een bevochtigingsfilter tussen de beademingslang (tussen de uitademingsklep en de swiffel; Gooi het water weg en spoel de pot goed schoon en laat deze drogen. 34 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Stilstaand warm water is een bron voor bacteriën. Gooi daarom het potje ’s morgens altijd leeg. 13.5 Stroomvoorziening De Integra werkt op 230 volt en heeft een interne batterij. Deze batterij laadt op als de machine in het stopcontact zit. De interne batterij is voldoende voor ongeveer 3 tot 5 uur stroom, afhankelijk van de beademingsinstellingen. Als de machine in het stopcontact zit, ziet u in de display rechts boven een stekker. Daaronder ziet u hoe ver de interne batterij is opgeladen. De batterij is in ongeveer 8 uur weer opgeladen. Daarnaast is er een mogelijkheid om een externe batterij aan te sluiten. Zekering zekering Aan de achterkant onder de stekkeraansluiting zit een zwart plaatje met daarachter een zekering. Als het apparaat het niet doet moet u eerst de zekering vervangen. 13.6 Zuurstof toedienen Zuurstof kan via een speciale aansluiting aan de zijkant van de Integra aangesloten worden. De hoeveelheid zuurstof die gegeven wordt gaat op geleide van de saturatie (zuurstofgehalte) volgens de afgesproken waarden. Via de zuurstofconcentrator kan maximaal 5 liter zuurstof gegeven worden. Als blijkt dat het kind zuurstof nodig heeft neem dan altijd contact op met het Centrum voor Thuisbeademing. 35 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 13.7 Alarmering Er komt bij ieder alarm een bel in de display met een tekentje dat knippert waarom het alarm is afgegaan. Om het geluidssignaal te onderdrukken kunt u op de knop met de bel en het rode kruis drukken. Er blijft dan een rood lichtje knipperen om aan te geven dat de reden waarom het alarm is afgegaan nog steeds aanwezig is. Als het probleem verholpen is gaat dit lichtje weer uit en staat het teken van de alarmering in de display stil, knippert niet meer. In de display blijft staan wat voor alarm is afgegaan, ook al is het probleem al opgelost. Als u op de alarmknop drukt verdwijnt deze melding. U moet dus bevestigen dat u weet dat er een alarm is geweest. De mogelijk bestaat om een extern alarm aan te sluiten, waardoor er met een harder geluid gealarmeerd wordt. Diverse alarmen: Lekkage alarm: P↓ Lage druk alarm, de Integra kan de ingestelde druk niet bereiken. Gevolgd door: ITV ↑ Er moet te veel lucht door de machine afgegeven worden. Er is ergens een lekkage in het systeem, de canule is los van de beademing, er is een beademingsslang los geschoten of er is een kapotte beademingsslang. Obstructie alarm P↑ Hoge druk alarm, druk die bereikt wordt is te hoog. Gevolgd door: ITV ↓ Er is door de machine te weinig lucht afgegeven om de ingestelde druk te bereiken.Er is ergens een obstructie in het systeem, er zit slijm in de canule of er zit een knik in de slang. Verandering van stroomvoorziening / gebruik interne batterij Als de machine overgaat op de interne batterij (b.v. bij uitval van de stroom) gaat een alarmsignaal en er gaat een geel lichtje knipperen. In de display verschijnt een alarmbel met een stekker. Als u op de knop met het belletje drukt geeft u aan dat u daarvan op de hoogte bent. De Integra gaat door met beademen via de interne batterij. Als de batterij leeg is geeft de machine opnieuw een alarmsignaal. Uitzetten van de Integra Als u de Integra uitzet gaat er een alarmsignaal en verschijnt er een aan / uit symbool in het display. Als u de machine daadwerkelijk uit wilt zetten moet u dit bevestigen door op de alarmknop te drukken. De machine zal nu echt uit gaan. Technisch alarm Bij een technisch alarm verschijnt ‘TEC’ in het display. Neem contact op met de technicus van het CTB. 36 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 14.0 Saturatiemeting Een kind dat beademd wordt moet altijd bewaakt worden met een saturatiemeter. Met name als u het kind niet (continue) ziet! De alarmering van de Integra is onvoldoende om het kind mee te bewaken. Saturatiemeter Met de saturatiemeter bewaakt u de saturatie, zuurstofgehalte en de hartslag frequentie van het kind. De saturatie ondergrens staat over het algemeen ingesteld op 92% en de bovengrens (100%) staat uit. De instelling van de onder- en bovengrens van de hartslag is afhankelijk van de leeftijd van het kind. De alarmgrenzen worden door het CTB ingesteld. Werkwijze saturatiemeter: Zet de saturatiemeter m.b.v. de aan / uit knop aan; Bevestig de saturatiesensor, evt. m.b.v. de verlengkabel aan op de zijkant van de saturatiemeter; Bevestig de saturatiesensor m.b.v. een pleister of de klip (bij grotere kinderen) aan een teen of vinger; Na korte tijd verschijnt de saturatie en de hartslag op het beeldscherm. 37 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 15.0 Onderhoud en reiniging De firma Vivisol komt 2 maal per jaar voor onderhoud van de machine. Integra Kan aan de buitenzijde huishoudelijk gereinigd worden. Stoffilter Aan de achterkant van de Integra bevindt zich een rooster met een zwart stof filter. Hier zuigt de machine de lucht aan. De filter kunt u verwijderen. Eén maal per week moet u de filter schoon maken door het goed onder de kraan schoon te spoelen en te laten drogen alvorens het weer in het apparaat te doen. filter plaats van filter Beademingsslangen De beademingsslangen na gebruik ophangen zodat het eventuele vocht eruit kan lopen en de slangen kunnen drogen. De slangen bij zichtbare vervuiling en anders minimaal 1 maal per maand in een sopje met een klein beetje vloeibare Biotex zetten. Slangen daarna goed doorspoelen met water en laten drogen. NB slangen met verwarmingsdraad kunnen niet in een sopje worden gereinigd. Als de slangen daarna nog niet schoon zijn vervangen voor nieuwe slangen. Uitademingsklep Deze klep één maal per maand vervangen voor een nieuwe klep. 38 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Swiffel (tussen canule en beademingsslang) Eenmaal per week vervangen voor een schone. Of bij zichtbare verontreiniging eerder. Bevochtigingspot Pot na gebruik legen, omspoelen met schoon water en goed laten drogen. Als erge kalk aanslag ontstaat, vervangen voor een nieuwe pot. Bevochtigingsfilter Iedere dag verschonen. Zowel een evt. ‘kunstneus’ direct op de canule, als het bevochtigingsfilter wat overdag tussen de beademingsslang wordt geplaatst. Machine – bacterie filter Eenmaal per maand verschonen. Tracheacanule De tracheacanule op afspraak om een bepaalde tijd wisselen. Dit wordt met u door het CTB afgesproken. Werkwijze bij niet disposable canule: De canule en de voerder onder de kraan goed schoonspoelen en reinigen met swabs; Canule controleren op defecten of niet meer te verwijderen verontreiniging. In deze gevallen de canule vervangen voor een nieuwe; De canule en de voerder, los van elkaar een half uur in een bakje met gekookt water leggen. Let op: het water mag niet meer koken; Canule en voerder uit het water halen en goed laten drogen; Plaats de voerder weer in de canule; Bewaar de canule in een schoon zakje of doosje. Saturatiemeter Kan aan de buitenzijde huishoudelijk gereinigd worden. Saturatiesensor Snoertje kan huishoudelijk gereinigd worden. Sensor zelf, waarmee saturatie gemeten wordt, alleen met een droog doekje reinigen. Uitzuigapparatuur Kan aan de buitenzijde huishoudelijk gereinigd worden. Opvangbokalen Iedere dag legen en huishoudelijk schoon maken Verbindingsslang (Tussen bokaal en vingertip) Eenmaal per week vervangen. 39 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Vingertip Dagelijks vervangen voor een schone vingertip. Zuigsonde Eenmalig gebruiken per zuigsessie. Filter Verschonen als deze nat of zichtbaar verontreinigd is. NB: Als de filter nat is werkt het uitzuigapparaat niet. Ambuballon Kan alleen aan de buitenzijde huishoudelijk gereinigd worden. Bij zichtbare verontreiniging aan de binnenzijde overleggen met CTB. Sprayset Bij 3 maal daags gebruik spray set 1 maal per 2 weken wisselen. Bij 6 maal daags gebruik spray set 1 maal per week wisselen. 40 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 16.0 Kapotte apparatuur Indien binnen kantooruren de beademingsapparatuur of andere apparatuur kapot gaat, kunt u de technicus van het Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC – Sophia bellen. Indien buiten kantooruren de beademingsapparatuur kapot is kunt u de afdeling ICK van het Erasmus MC – Sophia bellen. U moet de volgende gegevens doorgeven: naam van het kind soort apparatuur instellingen van het beademingsapparaat (staan in de map) adres waar het kind op dat moment verblijft. De verpleegkundige van de afdeling ICK regelt dat de monteur van de firma Vivisol het apparaat binnen 4 uur komt repareren of omruilen voor een leenmachine. De volgende dag dient u dit door te geven aan de thuisbeademingsverpleegkundige of de technicus van het Centrum voor Thuisbeademing. 41 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 17.0 Materialen U ontvangt een inlogcode voor de webshop van de firma Emdamed. U kunt via de webshop of telefonisch de materialen bestellen die u voor de thuisbeademing nodig heeft. Deze materialen worden bij u thuis bezorgd door de firma Emdamed. Het heeft de voorkeur dat u de materialen via de webshop besteld. Probeert u de bestelling van de materialen te clusteren met het oog op reduceren van de bezorgkosten. NB De volgende materialen kunt u alleen via het CTB bestellen: handbeademingsballon; saturatiesensoren. Zorg ervoor dat u van al het materiaal één of meerdere exemplaren op voorraad heeft. Hebt u vragen over de voorraad neem dan contact op met één van de thuisbeademingsverpleegkundigen. De firma Emdamed zal alleen materialen aan u leveren die op de lijst van de webshop staan. Wilt u andere materialen bestellen, dan moet u dit eerst met het centrum voor thuisbeademing overleggen. Als er andere problemen zijn met het bestellen van de materialen horen wij dat graag van u. 42 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 18.0 Scholing en toetsing De theoretische scholing over de canule zorg en beademing met de Integra wordt gegeven door een thuisbeademingsverpleegkundige en vindt in groepsverband plaats. Deze les wordt gecombineerd met een praktisch gedeelte waarbij de diverse handelingen en calamiteiten op ‘een pop’ worden geoefend. Iedere maand vindt in het Erasmus MC-Sophia een scholing plaats waar u op in kunt tekenen Wij adviseren u om één maal per jaar de scholing te volgen om zo goed geïnstrueerd te blijven. U krijgt een bewijs dat u hebt deelgenomen aan de scholing. Na het volgen van de scholing kunt u de handelingen stap voor stap oefenen in de praktijk, volgens het stappenplan wat aan u uitgereikt wordt tijdens de theoretische scholing. Hierbij moet altijd een reeds bekwaam verklaard persoon aanwezig zijn. Nadat u het stappenplan heeft afgewerkt en de theorie beheerst kunt u een afspraak maken met de thuisbeademingsverpleegkundige voor de bevoegdheidsverklaring. Deze bestaat uit: Theoretische toetsing. Praktische toetsing: uitzuigen van de canule beademen met de handbeademingsballon wisselen van de canule In hoofdstuk 22 vindt u toetsvragen, deze kunt u thuis na het bestuderen van de theorie beantwoorden. Heeft u hier vragen over, dan kunt u contact opnemen met één van de thuisbeademingsverpleegkundigen. 43 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 19.0 Thuisbeademing en de wet BIG In oktober 1993 is de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) aangenomen. In deze wet worden bevoegdheden binnen de geneeskunde geregeld en een aantal voorbehouden en risicovolle handelingen beschreven. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandig bevoegden en niet zelfstandig bevoegden. Zelfstandig bevoegden: dit zijn o.a. artsen. Dit houdt in dat zij zelfstandig (op eigen gezag) en zonder toezicht voorbehouden en risicovolle handelingen mogen uivoeren. De zelfstandig bevoegde kan de handelingen overdragen aan een niet zelfstandig bevoegde via een uitvoeringsverzoek. Deze kunt u terug vinden in de thuisbeademingsmap. Niet zelfstandig bevoegden: dit zijn o.a. verpleegkundigen, fysiotherapeuten, verzorgenden en helpenden. Dit houdt in dat zij niet zelfstandig de indicatie stellen en altijd handelen in opdracht van een arts. De niet zelfstandig bevoegde moet bevoegd zijn (verklaard) en zich daarnaast bekwaam voelen om een voorbehouden of risicovolle handeling uit te voeren. Daarnaast moet de niet zelfstandig bevoegde handelen volgens de protocollen en procedures zoals deze zijn opgesteld door het CTB Sophia. Bevoegd verklaring Deze kunt u ontvangen na het volgen van de theoretische en praktische scholing van het CTB Sophia. Gevolgd door de handelingen te oefenen in de praktijk volgens het stappenplan. Nadat u het stappenplan heeft afgewerkt en de theorie beheerst kunt u een afspraak maken met de thuisbeademingsverpleegkundige voor de bevoegdheidsverklaring. Bekwaam Alleen de betrokkene zelf bepaalt of hij / zij zich bekwaam voelt om de handelingen uit te voeren. Wij adviseren om de scholing jaarlijks te volgen om zo goed op de hoogte te blijven van de protocollen en procedures van het CTB. Voorbehouden handelingen bij de thuisbeademing: Uitzuigen via een tracheacanule; Het verwisselen van de tracheacanule. Risicovolle handelingen bij de thuisbeademing: Beademen met de handbeademingsballon; Verzorgen van het tracheostoma; Het aan en afkoppelen van het beademingsapparaat; Het opblazen en legen van de cuff, bij gecuffte beademing. 44 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Mantelzorgers Mantelzorgers vallen niet onder de wet BIG. Deze groep valt onder het burgerrecht en / of strafrecht. Zij mogen wel voorbehouden en risicovolle handelingen uitvoeren. Het CTB Sophia heeft als voorwaarde gesteld dat ook zij de scholing moeten volgen en de bevoegdheidsverklaring moeten behalen om de handelingen te mogen verrichten. 45 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 20.0 Aansprakelijkheid en verzekering De door het Centrum voor Thuisbeademing aan u geleverde apparatuur, valt onder verantwoording van het Erasmus MC – Sophia. U hoeft deze apparatuur niet zelf te verzekeren. Deze apparatuur is u in bruikleen gegeven, maar blijft het eigendom van het Centrum voor Thuisbeademing. Indien er sprake is van opzettelijke vernieling aan en / of diefstal van de apparatuur, dient u zo spoedig mogelijk aangifte te doen bij de politie. Tevens vragen wij u het Centrum voor Thuisbeademing zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van deze schade aan en / of diefstal van de apparatuur, zodat zo snel mogelijk een ander apparaat aan u geleverd kan worden. Bij deze stelt het Centrum voor Thuisbeademing u ervan op de hoogte dat uw adresgegevens en directe gegevens aangaande de bij u geplaatste apparatuur zoals type en nummering worden doorgegeven aan de leverancier van deze apparatuur, zodat periodiek onderhoud aan de apparatuur kan plaatsvinden. Uw gegevens worden tevens verstrekt aan de leverancier van de materialen, zodat deze na uw bestelling bij u thuis bezorgd kunnen worden. Het Centrum voor Thuisbeademing heeft bij u beademingsapparatuur geplaatst met door het Centrum voor Thuisbeademing ingestelde beademingswaarden. Deze instellingen mogen door niemand anders dan door het Centrum voor Thuisbeademing daartoe aangestelde personen worden veranderd of gewijzigd. Indien dit toch gebeurt zonder overleg met het Centrum voor Thuisbeademing is het Centrum voor Thuisbeademing niet verantwoordelijk en aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende gevolgen. Tevens brengt het Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC -Sophia u op de hoogte van het feit dat medewerkers van het Centrum voor Thuisbeademing vallen onder de aansprakelijkheid van het Erasmus MC - Sophia. 46 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 21.0 Vakantie met tracheostomale beademing Als u in Nederland op vakantie gaat, met uitzondering van de Waddeneilanden, hoeft u geen extra voorzorgsmaatregelen te nemen. Denkt u er wel aan om altijd reservemateriaal mee te nemen. Als u naar het buitenland of één van de Waddeneilanden op vakantie gaat moet u dit ruim van te voren bekend maken bij het Centrum voor Thuisbeademing. U krijgt dan reserveapparatuur mee. Als het eigen apparaat stuk gaat kunt u op het reserveapparaat overschakelen. U dient deze apparatuur zelf op te halen en na de vakantie zo spoedig mogelijk terug te brengen. Tevens krijgt u een brief mee met de medische gegevens en de beademingsgegevens van het kind en een brief met de gegevens over de apparatuur. Het verdient aanbeveling om voor vertrek via Internet http://www.vivisol.it een steunpunt van de firma Vivisol (de leverancier van de Integra beademingsmachine) op te zoeken in de buurt van uw vakantieadres. Als u gaat vliegen dient u bij het boeken van de vlucht door te geven dat medische apparatuur mee gaat. De beademingsmachines en andere apparatuur moeten in de handbagage mee genomen worden. Het gewicht en de afmetingen van de beademingsmachine moeten doorgegeven worden. Het is belangrijk om te vermelden dat het niet om zuurstofapparatuur gaat. Als de beademing tijdens de vlucht gebruikt moet worden moet u dit bij het boeken doorgeven. Het Centrum voor Thuisbeademing geeft u een brief mee waarin staat dat de apparatuur in de handbagage moet worden meegenomen en dat het niet om zuurstof gaat. Ook de afmetingen van de apparatuur worden in deze brief vermeld. Deze brief moet u bij de hand houden tijdens het inchecken en bij controle door de douane. Ook krijgt u een brief mee met de medische gegevens en de beademingsinstellingen van het kind. Deze brief kunt u gebruiken als u eventueel een arts moet consulteren tijdens de vakantie. Hierin staat het telefoonnummer van de afdeling ICK, waar een behandelend arts eventueel naar kan bellen voor informatie. Samenvattend: als u met vakantie gaat naar het buitenland of de Waddeneilanden moet u dit ruim op tijd aan ons doorgeven zodat wij de reserveapparatuur en de brieven voor u kunnen regelen. Indien er problemen zijn bij het boeken van de vlucht of als de vliegtuigmaatschappij aanvullende informatie nodig heeft helpen wij u graag. Via de VSN (http://www.vsn.nl) is een brochure te bestellen waarin handige informatie staat over vliegen en beademen. 47 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 22.0 Medisch maatschappelijk werk Het medisch maatschappelijk werk maakt deel uit van het thuisbeademingsteam. Thuisbeademing kent een aantal facetten: medische aspecten (behandeld door de kinderarts-intensivist of longarts); verpleegkundige aspecten (behandeld door de gespecialiseerde verpleegkundige voor de thuisbeademing); technische aspecten (behandeld door de technicus i.v.m. de benodigde apparatuur voor de ademhalingsondersteuning); psychosociale aspecten (behandeld door de medisch maatschappelijk werker). Arts, gespecialiseerde verpleegkundige, technicus en maatschappelijk werker vormen samen een multidisciplinair team. De maatschappelijk werker kijkt naar psychosociale factoren, die een rol spelen in het leven van de patiënt die ademhalingsondersteuning ontvangt. Daarbij wordt gelet op de effecten van de thuisbeademing zoals die door het hele gezin beleefd worden. De activiteiten vanuit het medisch maatschappelijk werk richten zich op de volgende aspecten: Lichamelijke aspecten: Het bespreekbaar maken van wat het ziek zijn voor het kind en het gezin betekent. Wat betekent lichamelijke achteruitgang voor de patiënt en diens omgeving. Wat hebben de ouders van het ziektebeeld begrepen? Wat kunnen de ouders opbrengen als de afhankelijkheid van het kind eerder groter wordt dan afneemt. Het bespreekbaar maken van belangrijke behandelmomenten: de rolstoelgebondenheid, de scoliose-operatie, beademingsaspecten, het getraind worden om voorbehouden handelingen te kunnen uitvoeren, de weg naar zelfstandig wonen, het toekomstperspectief. Emotionele aspecten: Begeleiding van het emotionele proces van patiënt en diens omgeving. Verwerking van teleurstellingen. Leren omgaan met beperkingen en leren zien van nieuwe, andere mogelijkheden. Het ontdekken en benutten van humor, creativiteit, affectie, geestelijke veerkracht en het eerlijk en open praten met elkaar. Sociale aspecten: Effectief leren zorgen voor elkaar. Ruimte geven aan de gezonde kant, aan de aanwezige capaciteiten. Proberen de onderlinge band te versterken. Proberen andere interactiemogelijkheden aan te boren: bijv. via Internet, lotgenotengroepen, inschakeling van de mantelzorg. Het is belangrijk te voorkomen dat de bestaande relaties onder de druk van het ziekteproces verslechteren en dat relaties opbranden (burn-out-preventie). Materieelfinanciële aspecten: Het steun bieden bij het aanvragen en/of afhandelen van reeds ingediende aanvragen m.b.t. bepaalde wettelijke voorzieningen (bijv: Wet Maatschappelijke Ondersteuning (W.M.O.), Persoons Gebonden Budget (P.G.B.), Tegemoetkoming 48 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Onderhoudskosten thuiswonende Gehandicapte kinderen (T.O.G.) Het verstrekken van advies en informatie m.b.t. arbeid, huisvesting en sociale zekerheid. Maatschappelijke aspecten: Begeleiding bieden bij het inschakelen van vormen van thuiszorg, patiëntenverenigingen, lotgenotengroepen. Overleg plegen met scholen, revalidatiecentra, gemeentelijke instellingen, ziektekostenverzekeraars e.d. Indien nodig: het voeren van bemiddelingsgesprekken t.b.v. patiënten/cliënten Levensbeschouwelijke en ethische aspecten: Het verhelderen van ethische problemen tijdens het behandelproces. Aandacht schenken aan de religieuze overtuiging van patiënten. Welke steun biedt het geloof en welke ondersteuning kan de geloofsgemeenschap bieden? Mantelzorgaspecten: Het (op- en uit)bouwen van een steunend netwerk met de ouders als centrale personen, zodat de patiënt en zijn gezin op zo’n team kunnen terugvallen. Wie zijn degenen die ondersteuning bieden (professioneel en niet-professioneel). Hoe organiseer je een groep mensen die de ouders een steun in de rug bieden, aan wie de ouders taken kunnen en willen delegeren, met wie willen ze samen plannen maken om de draaglast te verdelen en wie zijn de personen die zich bij het gezin betrokken voelen? Opvangaspecten: Het scheppen en organiseren van momenten om de eigen accu weer op te laden: oppas regelen (bijv. via de leden van het steunende netwerk), een logeeradres (bijv. bij een logeerhuis, een instelling, familie en/of kennissen) structureren, aangepaste vakanties opzoeken en voorbereiden. 49 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 23.0 Toetsvragen Canule en uitzuigen 1. Waarom heeft het kind dat u verzorgt een trachea canule? 2. Waarom wordt het kind dat u verzorgt beademd? 3. Kan het kind dat u verzorgt ook zelf ademen? 4. Wat is een tracheacanule? 5 Waar is de tracheacanule ingebracht? 6. Kan je met een tracheacanule nog praten? 7. Wat voor soort canule heeft het kind waar u voor zorgt? a b c d Een canule met binnen en buitencanule; Een canule met een cuff; Een canule met een voerder; Een canule zonder cuff. 8. Welke materialen heeft u nodig om een canule in te brengen? 9. Waarom moet een canule regelmatig uitgezogen worden? 10. Wat is een logische volgorde tijdens het zuigen? Trek met een draaiende beweging de sonde terug; Trek handschoenen aan; Controleer de zuigapparatuur; Bevestig de zuigsonde aan de uitzuigslang; Ontkoppel de beademing van de canule; 50 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Breng de zuigsonde in de canule; Spoel het uitzuigsysteem met water. 11. Als u de zuigsonde inbrengt doet u dit zuigend of niet zuigend? 12. Hoe diep brengt u de zuigsonde in? 13. Waar kijkt u naar als u het sputum controleert? 14. Wat doet u als het sputum taai is? 15. Wat doet u als het sputum groen / geel is, het kind heeft koorts en voelt zich niet zo lekker? 16. Wat is de reden dat u een klein beetje bloederig sputum kan opzuigen? 17. Hoe merkt u dat de canule verstopt zit? 18. Wat doet u als de canule verstopt zit? 19. Wat zit er in het noodpakket? 20. Waarom zit er een canule van een kleinere maat in het noodpakket? 21. Wat doet u als een canule wissel helemaal niet lukt? 51 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 22. Waar is siliconen spray voor? 23. Wat is belangrijk als de canule ingespoten wordt met siliconen spray? 24. Als u canule gaat wisselen, wat is dan de handgreep? 25. Wat is de juiste volgorde: Pak canule met de juiste maat; Pak het noodpakket; Sluit beademingsslang aan; Zuig de canule uit; Verwijder de canule in situ met uw niet dominante hand, door de canule eerst omhoog en dan in de richting van de tenen van het kind te bewegen; Verwijder de voerder; Observeer thorax excursies (beweging van borstkas) en kleur; Breng de nieuwe canule in met uw dominante hand in tegengestelde beweging waarmee u de oude canule verwijderd heeft; Beadem het kind met de ambu ballon als het niet direct roze kleurt. 26. Op welk moment zou u 112 bellen? 27. Wat zegt u tegen de ambulance dienst ? 28. Als het kind een gecuffte canule heeft (canule met een ballon) wanneer blaast u dan het ballonnetje op? 29. Waar, waarmee en met welke hoeveelheid blaast u het ballonnetje op? 30. Wat is het gevaar van een te hard opgeblazen cuff (ballonetje)? 31. Waar dient een cuff voor? 52 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 32. Waarom is de cuff niet altijd opgeblazen? 33. Wat moet u niet vergeten als u een noodwissel uit moet voeren bij een gecuffte canule? 34. Wat moet u doen als het uitzuigapparaat niet werkt? 35. Hoe moet u de canule schoonmaken? 36. Stel het kind krijgt een saturatie daling en is benauwd. Wat zouden dan 2 redenen kunnen zijn als het met de canule te maken heeft? Beademen met de handbeademingsballon, ambu 37. Wat observeert u tijdens het beademen met de handbeademingsballon? 38. Hoeveel keer per minuut beademt u met de handbeademingsballon? 39. Hoe ver knijpt u de beademingsballon leeg, waar hangt dit mee samen? 40. In welke situaties gebruikt u de handbeademingsballon? 41.` Waar dient het overdrukventiel op de handbeademingsballon voor? 42. Als een kind wat niet zelf kan ademen en de beademingsmachine en handbeademingsballon zijn kapot, wat kunt u dan nog doen? 53 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 43. Wanneer gebruik je de beademingsballon met de kap? 44. Waar dient de mayotube voor? 45. Hoe moet je de kap vasthouden? Waar let u speciaal op? 46. Wat doet u als de borstkas niet omhoog komt? 47. Wat doet u met het canulegat? De ademhaling 48. Welke stof ademen we in? 49. Welke stof ademen we uit? 50. Wat zijn de verschijnselen van een hoog koolzuurgehalte? 51. Wat zijn de verschijnselen van een laag zuurstofgehalte? 52. Wat zijn normale waarden voor de saturatie? 53. Waaraan kunt u zien of de saturatiemeter een juist signaal geeft? 54. Wat is goed? Het middenrif is de belangrijkste ademhalingsspier; De borstkas wordt groter tijdens de inademing; 54 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 Kinderen ademen sneller dan volwassenen; Het ademhalingscentrum in de hersenen stuurt de ademhaling aan; Alle boven genoemden. 55. Wat is goed? Een beademingsmachine blaast de lucht tot een bepaalde druk naar binnen; Een beademingsmachine blaast een hoeveelheid lucht naar binnen. De Integra 56. Wat betekent PSV mode bij de Integra? 57. Goed of fout: De beademingsmachine blaast lucht in de longen totdat de ingestelde druk, IPAP gehaald is. 58. Hoeveel lucht dit is hangt af van: 59. Verkoudheid, slijm in de longen; Doorgankelijkheid van de canule; Lekkage langs de canule; Houding van het kind; Het kind wakker is of slaapt; Alle boven genoemde aspecten. Goed of fout: Als er veel lekkage is blaast de machine meer lucht naar binnen om toch de druk te bereiken; Als het kind verkouden is wordt het nog altijd goed beademd; Als er slijm in de canule zit kan je dit horen; De enige manier om verstopping van de canule te ontdekken bij deze beademingsvorm is door bewaking met de saturatiemeter; Er gaat een alarm af bij de Integra als het kind uitgezogen moet worden; Er gaat een alarm af als de slangen los geraakt zijn. 60. Waar vindt de uitademing plaats? 61. Ademt het kind tijdens de uitademing alle lucht uit of blijft er wat in de longen achter? 62. Hoe wordt dit genoemd? 55 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 63. Als u het kind na uitzuigen of een periode van zelf ademen opnieuw aansluit aan de beademingsmachine, wat moet u dan observeren? 64. Wat is de trigger? Wat is de slope? 65. Wat is Vti? 66. Is het mogelijk om zuurstof te geven via de Integra? Hoe? 67. Wat voor accu mogelijkheden heeft de Integra? Bevochtigen 68. Waarom wordt de inademingslucht bevochtigd en verwarmd? 69. Als er zich veel condens water in de beademingsslangen bevindt, wat doet u dan met de temperatuur van de bevochtigingspot? 70. Waar moet de bevochtigingspot staan? 71. Wat is een alternatief als de bevochtigingspot kapot is? 72. Waarmee kunt u extra bevochtigen? 73. Hoe wordt meestal overdag bevochtigd? 56 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010 74. Met wat voor water vult u de bevochtigingspot? 75. Wat doet u met de bevochtigingspot als deze overdag niet gebruikt wordt? 57 Centrum voor Thuisbeademing Erasmus MC - Sophia juli 2010