EXPEDITIE BOEKENKAST — 17 AFLEVERING 17: LICHT WILLEN ZIJN In een monumentaal pand aan de Oudegracht wonen gepensioneerd zakelijk leider Jetta Ernst (1943), toneeldocent en regisseur Aram Adriaanse (1954) en bariton Anthony Heidweiller (1961) sinds twintig jaar samen. Ze delen de boekenkast in de gezamenlijke ontvangsthal. JETTA ERNST, ARAM ADRIAANSE EN ANTHONY HEIDWEILLER IN DE BINNENSTAD Op iedere verdieping van hun huis staan boekenkasten. Arams kast herbergt - naast proza, poëzie en toneel - mythologie, beeldende kunst en religie. Jetta’s boekenkasten zijn ingebouwd in de nissen waar vroeger ramen zaten en gevuld met literatuur, werk over Utrecht, architectuur en beeldende kunst. ‘Hier staan hele mooie oude uitgaven, van Couperus en Van Eeden, die mijn vader mij nog gaf,’ wijst ze. Anthony’s boeken staan in de middeleeuwse kelder waar hij aria’s repeteert. ‘Anthony leest in de vakantie wel vijftien boeken in twee weken,’ onthult Aram. Blikvanger is de boekenkast in de gezamenlijke ontmoetingsen vergaderruimte: die is van hen allemaal en gevuld met toneelteksten, van Achtenbusch tot Wilde. Aram: ‘Ik gebruik die het meest. Omdat ik nog actief ben en Jetta gepensioneerd.’ Jetta: ‘Toen ik werkte, las ik alles wat met toneel te maken had. Nu kijk ik: wat interesseert me nu eigenlijk? Ik hou erg van biografieën en psychologische romans. Een van de mooiste boeken die ik gelezen heb, is de biografie over psychoanalytica Sabina Spielrein. Ik ben vrij actief in onze buurtvereniging, daardoor lees ik ook veel boeken over Utrecht.’ In de gezamenlijke ontvangsthal gaat het vaak over boeken. Anthony: ‘Elk jaar krijg ik van Jetta een boek, dat áltijd goed is. Een goed boek moet me inspireren om een volgende stap te zetten, het doet je ademen. Williams’ Stoner bijvoorbeeld, je kunt de wereld aan met zo’n boek.’ Hoewel de huisgenoten zich alle drie vanuit professioneel oogpunt bezighouden met voordrachtsteksten, lezen ze elkaar nooit voor. Aram legt uit: ‘Op de Toneelacademie Maastricht ben ik de hele dag bezig met voorlezen. Per regel bekijken we hoe je die zin kunt interpreteren.’ ‘Maar,’ zegt Anthony, ‘er is geen groter plezier dan voorlezen aan kinderen! Dan vindt er een concentratie plaats die ik nergens anders tegenkom. Heerlijk!’ Op de vraag met welk literair personage ze zich identificeren, antwoordt Anthony: ‘Een personage uit Dostojevski’s De gebroeders Karamazov.’ Aram: ‘Daar moet ik ook aan denken’. Anthony verrast: ‘Echt waar, ja? Er is dus een jongetje dat ontzettend gepest wordt, hij gaat dood. En al die vriendjes, die hem altijd pestten, komen bij hem thuis. Tegen zijn vader zegt hij, met zijn laatste adem: “Papa, als ik dood ben, kun je dan kruimels op mijn graf strooien? Dan hoor ik de vogels tegen mijn kist tikken.” Aan dat jongetje moet ik altijd denken. Ik lees het boek vaak, dan verheug ik me op die passage. Ik zie steeds die jongetjes om dat bed heen nadenken hoe zij hun leven vanaf dat moment gaan veranderen. Ik denk dat dat voor ons allen geldt. Dat je nadenkt: heb ik het wel goed gedaan?’ Aram: ‘Ik voel me erg verwant aan de personages in het werk van Lars Norén. Dat gecorrumpeerde, dat licht willen zijn, maar je eigenlijk heel zwaar voelen. Dat wat Edward Albee bijvoorbeeld ook heeft in Who’s Afraid of Virginia Woolf, dat zorgeloos willen zijn.’ Jetta voelt eerder nieuwsgierigheid dan identificatie als ze leest: ‘Het verhaal van Medea intrigeert me enorm. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat je je kinderen doodt.’