GEZOND EN MEER: GEZONDHEIDSBELEID 2012 – 2015 Inleiding Definitie, determinanten, visie, uitgangspunten definitie van gezondheid determinanten van gezondheid visie en uitgangspunten Doelen van gezondheidsbeleid Wetten, taken, kaders – landelijk, regionaal, lokaal Wet publieke gezondheid Wet maatschappelijke ondersteuning Landelijke nota’s gezondheidsbeleid Grondwet en Gemeentewet Wetten voor gezondheid en veiligheid Regionale nota’s/beleidskaders Lokale beleidskaders Gezondheid in de peiling Gezondheidssituatie, risicofactoren, risicogedrag, trends, ontwikkelingen. Aangrijpingspunten voor beleid Kaders van uitvoering: programma’s, thema’s, prestatievelden. Programma ‘Gezond en veilig opgroeien’ Thema ‘Gezond en veilig ontwikkelen’ Thema ‘Aanleren gezonde leefstijl’ Thema ‘Competente opvoeders’ - - Programma ‘Zelfstandig en veilig ouder worden’ Thema ‘Gezonde leefstijl’ Thema ‘Ouder worden in een gezonde en veilige omgeving’ - Programma ‘Vertrouwen in gezondheidsbescherming’ Thema Monitoring, beleidsadvisering, afstemming Thema Collectieve gezondheidsbevordering Thema Algemene infectieziektenbestrijding Thema Tuberculosebestrijding Thema Soa-zorg/seksualiteitshulpverlening Thema Technische hygiënezorg Thema Mileu en gezondheid/Medische milieukunde Thema Crisisbeheersing/Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen Thema Forensische geneeskunde Prestatievelden 7,8 en 9 Wmo: maatschappelijke opvang/vrouwenopvang-aanpak huiselijk geweld/collectieve preventie openbare geestelijke gezondheidszorg/verslavingszorg (MO/VO-HG/CP-OGGz/VZ) Programma ‘Vangnet-Wmo’ Regionaal Meld- en Actiecentrum en Maatschappelijke Opvang Preventie en bemoeizorg Huiselijk geweld en kindermishandeling’ Uitvoering Wet tijdelijk huisverbod Verslavingspreventie en verslavingszorg Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGz) Bijlagen Afkortingen en begrippen Gezondheid in de peiling: gezondheidssituatie, trends, ontwikkelingen, risicofactoren en risicogedrag Jaarwerkplannen 2011 en 2012 GGD 1 Integraal Veiligheidsprogramma 2011-2014 (IVP 2011-2014) – Prestatievelden 7, 8, 9 Wmo Regionale beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s MO/VO/VZ/CP-OGGz (Regionaal Kompas-Keerpunt Ketenzorg) Regionale beleidskaders huiselijk geweld en kindermishandeling 2011- 2014 Coffeeshopbeleid Terugblik op beleidsperiode 2004 – 2010 2 ‘GEZOND EN MEER’ EEN NOTA GEMEENTELIJK GEZONDHEIDSBELEID. Wat is gezondheid? Wat hebben we aan gezondheid? Ben je gezond als je niet ziek bent? Gezond zijn met beperkingen. Kan dat? Wie zorgt voor onze gezondheid? Zorgen wij voor onze gezondheid? Kunnen wij er zelf wat aan doen? Hoe wil de gemeente bevorderen dat haar inwoners zich zo gezond mogelijk voelen, zo gezond mogelijk zijn en zo lang mogelijk gezond blijven? Dat kunt u lezen in deze nota ‘Gezond en meer: gezondheidsbeleid 2012 – 2015’. De nota bestrijkt de taakvelden van de Wet publieke gezondheid (Wpg), maar ook de prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gezondheidsbeleid en Wmo-beleid hebben een nauwe relatie en zijn op veel punten met elkaar verweven. De nota ‘Gezond en meer: gezondheidsbeleid 2012-2016’ is daarom gebundeld met de nota ‘Van zorgen voor naar zorgen dat: Wmo-beleid 2012-2015’. Hoe is het beleid ontwikkeld? Beleidskeuzes in de nota zijn gebaseerd op onderzoek naar de gezondheidstoestand van de bevolking en de factoren die de gezondheid van onze inwoners bepalen. Op basis van evaluatie van de afgelopen beleidsperiode. De beleidslijnen en proriteitsstelling in de landelijke nota’s gezondheidsbeleid dienden te worden overgenomen in onze nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. De gemeenten in Noord- en Midden-Limburg en de GGD zijn eind 2010 begonnen met de actualisering van het gezondheidsbeleid en de kaders voor de uitvoering van wettelijke taken. De belangrijkste regionale instellingen en belangenorganisaties op het terrein van gezondheid, zorg en maatschappelijke ondersteuning zijn actief daarbij betrokken. Resultaat: een Meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid 2013-2016/PPG2 dat als blauwdruk dient voor de nota gezondheidsbeleid Maasgouw. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid zijn tegelijkertijd en in samenhang geactualiseerd. Het Wmo-platform, andere belangenorganisaties en professionele instellingen hebben deelgenomen aan de actualisering van het gezondheidsbeleid. Het gezondheidsbeleid is getoetst aan de principes en uitgangspunten van De Kanteling en het Nieuwe Welzijn. Publieke gezondheidszorg Deze nota gaat over publieke gezondheidszorg, ook collectieve preventie genoemd. De Wet publieke gezondheid (Wpg) geeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de publieke gezondheidszorg. De Wet publieke gezondheid omschrijft publieke gezondheidszorg als ‘de gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten'. De gemeente heeft de wettelijke taak de gezondheid van haar inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De tijdige opsporing en het voorkomen (preventie) van ziekten en gezondheidsproblemen zijn belangrijke onderdelen van die taak. De publieke gezondheidszorg beantwoordt niet de individuele hulpvraag van inwoners. Publieke gezondheidszorg gaat uit van een maatschappelijke hulpvraag. De collectieve preventie richt zich niet in de eerste plaats op ziekte en zieken, maar op (nog) gezonde mensen. De Wet publieke gezondheid draagt de gemeente op haar gezondheidsbeleid en de uitvoering van haar wettelijke taken periodiek, per vier jaar, vast te leggen in een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Deze verplichting is in 2003 in de wet opgenomen. Sinds 2003 moet de gemeente haar gezondheidsbeleid periodiek herijken, telkens na verloop van vier jaar en zodra de minister van VWS de landelijke prioriteiten en programma’s voor gezondheidsbeleid heeft bekendgemaakt. De nota gemeentelijk gezondheidsbeleid is daardoor verbonden met de vierjaarlijkse beleidscyclus van het ministerie van VWS. Want ook de minister van VWS dient elke vier jaar een landelijke nota gezondheidsbeleid vast te stellen. Daarin geeft de minister de landelijke beleidslijnen en speerpunten aan. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid moet deze landelijke beleidslijnen volgen. 3 Daarnaast zijn sociaal-economische en demografische ontwikkelingen en eventuele nieuwe visies op gezondheid de aanleiding voor de periodieke bijstelling van het gemeentelijk gezondheidsbeleid en de publieke gezondheidszorg. Op 25 mei 2011 verscheen de nieuwe landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’. Dat was ook voor onze gemeente het sein om te gaan bepalen hoe de gezondheidstaken in de periode 2012-2015 worden uitgevoerd. Onze gemeente doet dat samen met de andere gemeenten in de regio Limburg Noord. De GGD Limburg-Noord coördineert deze gezamenlijke voorbereiding op de komende beleidsperiode. De gemeenten en de GGD zijn al eind 2010 begonnen met de actualisatie van het gezondheidsbeleid en de kaders voor de uitvoering. De belangrijkste regionale instellingen op het terrein van gezondheid, zorg en maatschappelijke ondersteuning zijn actief daarbij betrokken. Het resultaat van deze gezamenlijke inspanning is het meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid 20132016/PPG2. Dit beleidsplan van de GGD werd eind september 2011 gepresenteerd. Het plan bevat een visie op de taken en werkwijze van de GGD en de gezondheidstaken van de gemeente. Deze taken zijn geclusterd in programma’s. De algemene doelstellingen en te bereiken resultaten zijn per programma beschreven. De speerpunten en beleidslijnen uit de landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’ zijn verwerkt in het visiegedeelte en het programmagedeelte van dit regionale beleidsplan. Het meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid 2013-2016/PPG2 is de blauwdruk voor onze gemeentelijke nota gezondheidsbeleid. Maatschappelijke ondersteuning en publieke gezondheidszorg Het gemeentelijk gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid zijn tegelijkertijd en in samenhang geactualiseerd. Het belangrijkste argument voor deze koppeling is de inhoudelijke relatie tussen de taakvelden van publieke gezondheidszorg en de prestatievelden van de Wmo. Deze relatie blijkt ook uit de beide beleidsnota’s. De programma’s en thema’s in deze nota gezondheidsbeleid corresponderen met de programma’s in de nota Wmo-beleid. Beide nota’s verwijzen naar elkaar. Vooral op de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9 moet de gemeente zich bezighouden met ‘de gezondheid’, van voornamelijk kwetsbare inwoners die de regie over hun leven kwijt zijn of dreigen te verliezen. Daarom hebben wij de beleidsuitwerking van de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9 opgenomen in onze nota gezondheidsbeleid. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. En omgekeerd zijn de inwoners die maatschappelijk kunnen meedoen in het algemeen gezonder of zij voelen zich gezonder dan mensen die maatschappelijk aan de zijlijn staan. Beide beleidsterreinen zijn ook in de uitvoeringspraktijk verweven. Publieke gezondheidszorg en maatschappelijke ondersteuning hebben een wisselwerking op elkaar. Publieke gezondheidszorg werkt daarbij preventief voor maatschappelijke ondersteuning. Als inwoners gezond(er) zijn, hebben zij minder hulp en ondersteuning nodig. Gezondheidsbeleid en Wmo-beleid hebben gemeenschappelijke doelgroepen, zoals jeugdigen in probleemsituaties, ouderen met beperkingen, kwetsbare inwoners met psychische of psychosociale problemen (en vaak een ongezonde leefstijl). Dezelfde professionele instellingen en vrijwilligersorganisaties voeren gezondheids- en Wmo-taken uit voor de gemeente. Koppeling en afstemming bevorderen de doelmatige en doeltreffende uitvoering van taken op deze beleidsterreinen. Een koppeling maakt deze beleidsterreinen overzichtelijker voor onze inwoners, de specifieke doelgroepen, de belangenorganisaties en de professionele instellingen die werkzaam zijn in de gemeente. Daardoor kunnen zij nog beter hun bijdragen leveren aan de ontwikkeling van het gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid. Wij vinden het daarom noodzakelijk dat ons gezondheidsbeleid en ons Wmo-beleid qua inhoud en uitvoering goed op elkaar zijn afgestemd. Definities, determinanten, visie en uitgangspunten ‘Gezond en meer’ , de titel van deze nota, vat onze visie op gezondheid en gezondheidsbeleid samen. In onze visie is gezondheid een toestand die niet uitsluitend wordt bepaald door de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken. Gezondheid heeft meer aspecten en gezondheid wordt door allerlei factoren bepaald. 4 Visie Ons gezondheidsbeleid sluit daarom aan bij de sinds 1948 algemeen aanvaarde definitie en visie van de World Health Organisation (WHO). De WHO definieert gezondheid als een toestand van lichamelijk , geestelijk en maatschappelijk welbevinden. Deze visie gaat er van uit dat allerlei factoren (determinanten) in de sociale en fysieke omgeving invloed hebben op de gezondheid. Ons gezondheidsbeleid sluit ook aan bij een recentere definitie van gezondheid als het vermogen tot aanpassen en zelf-management bij maatschappelijke, lichamelijke en emotionele tegenslagen. Deze definitie gaat er van uit dat het bewaken van de gezondheid in de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid is van zelfredzame en veerkrachtige burgers, maar wel in fysieke en sociale omgevingen die gezondheidsbevordering en gezondheidsbescherming bieden. Definitie en determinanten Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekten of andere lichamelijke gebreken. (1948 Preambule Constitutie, World Health Organisation) Gezondheid wordt bepaald door factoren/determinanten: Biologische factoren (leeftijd, geslacht, aanleg, etniciteit, erfelijkheid) Leefstijl (voeding, beweging, alcohol, roken, seksueel gedrag, geestelijke spanningen) Sociale omgeving (voorbeeldgedrag/navolging van gedrag, sociale samenhang, maatschappelijk meedoen/participatie, werk, inkomen, opleiding) Fysieke omgeving (woon- en werkomgeving, milieukwaliteit, groenvoorziening, speelruimte) Gezondheidszorg (beshikbaarheid, bereikbaarheid, toegangkelijkheid, kwaliteit, kosten) (1974 model van Lalonde met determinanten van gezondheid) Gezondheid is het vermogen tot aanpassen en zelf-management bij maatschappelijke, lichamelijke en emotionele tegenslagen. In 1974 presenteerde Marc Lalonde, de toenmalige minister van Gezondheid in Canada, een analysemodel waarmee gezondheid kan worden verklaard met determinanten. Determinanten zijn in dit model de factoren die de gezondheid bepalen: Biologische factoren (leeftijd, geslacht, aanleg, etniciteit, erfelijkheid) Leefstijl (voeding, beweging, alcohol, roken, seksueel gedrag, geestelijke spanningen) Sociale omgeving (voorbeeldgedrag/navolging van gedrag, sociale samenhang, maatschappelijk meedoen/participatie, werk, inkomen, opleiding) Fysieke omgeving (woon- en werkomgeving, milieukwaliteit, groenvoorziening, speelruimte) Gezondheidszorg (beshikbaarheid, bereikbaarheid, toegangkelijkheid, kwaliteit, kosten) 5 Het ‘model van Lalonde’ is onder auspicien van de World Health Organisation wereldwijd ingevoerd middel voor de ontwikkeling van effectief en efficient gezondheidsbeleid. Ook in Nederland is dit model de basis van onderzoek en beleidsontwikkeling. Voor de vierjaarlijkse Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) wordt gebruik gemaakt van een uitwerking en verfijning van het model van Lalonde. De Volksgezondheid Toekomst Verkenning wordt om de vier jaar uitgevoerd. De resultaten en conclusies van de VTV bepalen het landelijk gezondheidsbeleid dat eveneens per vier jaar wordt vastgelegd in de landelijke nota gezondheidsbeleid. In het vak Gezondheidstoestand is aangegeven dat ziekten en aandoeningen gevolgen kunnen hebben in termen van verminderd functioneren, vermindering van kwaliteit van leven, en soms van sterfte. Samen kunnen deze effecten uitgedrukt worden als Gezonde levensverwachting. In het vak Determinanten van gezondheid staan drie groepen determinanten buiten de zorg centraal: omgeving, leefstijl en persoonsgebonden factoren. De drie elementen van Preventie (gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie) hebben hun specifieke relatie met deze drie determinantgroepen. Het vak Zorg omvat aspecten als kwaliteit en toegankelijkheid, die invloed hebben op de gezondheid, maar ook zaken die vooral het gevolg zijn van de gezondheidstoestand, zoals het gebruik van voorzieningen en de kosten. Bij de Externe ontwikkelingen gaat het om zaken die zich buiten het gezondheidsdomein afspelen maar wel, via de determinanten, invloed hebben op de gezondheidstoestand. Het vak Beleid betreft het gezondheidsbeleid dat is gericht op de determinanten van gezondheid, vooral preventie en zorg, maar ook integraal gezondheidsbeleid dat verbanden legt met andere sectoren in het vak Externe ontwikkelingen. Uitgangspunten van ons gezondheidsbeleid De fysieke en sociale omgeving van onze inwoners zijn aangrijpingspunten voor ons gezondheidsbeleid. De gezondheid van onze inwoners wordt positief beinvloed door investeringen in de leefbaarheid, sociale structuren en basisvoorzieningen in de kernen van onze gemeente. De titel ‘Gezond en meer’ geeft aan dat onze gezondheid niet alleen wordt bepaald door de afwezigheid van ziekte of lichamelijke gebreken, maar dat ook andere factoren onze gezondheid bepalen. De nota definieert gezondheid niet uitsluitend als lichamelijk welzijn, maar ook als een toestand van geestelijk en maatschappelijk welbevinden. Allerlei factoren (determinanten) in de sociale en fysieke omgeving hebben invloed op de gezondheid van onze inwoners. Als we het hebben over leefbaarheid en maatschappelijk welbevinden van onze inwoners, dan gaat het ook over hun gezondheid. Een uitgangspunt van ons gezondheidsbeleid is daarom dat een ‘gezonde’ omgeving gezond maakt. Met een gezonde omgeving bedoelen wij een aantrekkelijke woonomgeving, ‘groen’ in de buurt, een goede milieukwaliteit, een verkeersveilige omgeving, speel- en sportvoorzieningen in de buurt, een 6 gezond binnenmilieu van scholen, gemeenschapsvoorzieningen voor ontmoeting en ontspanning, zorg en hulp beschikbaar in eigen omgeving. De fysieke en sociale omgeving van onze inwoners zijn belangrijke aangrijpingspunten voor gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering. Ons gezondheidsbeleid is integraal beleid. Integraal gezondheidsbeleid legt verbindingen met andere beleidsterreinen die kunnen bijdragen aan gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering. Te noemen zijn: Wmo-beleid, sociaal beleid, sportbeleid, jeugdbeleid, onderwijsbeleid, ouderenbeleid, verkeersbeleid, milieubeleid, accommodatiebeleid en leefbaarheid, inrichting woon- en leefomgeving. Ons gezondheidsbeleid gaat uit van de eigen kracht en mogelijkheden van inwoners. Voor veel mensen is gezondheid een kwestie van ‘je goed voelen’ en ‘kunnen doen wat je wilt, ook al heb je een gezondheidsprobleem ’. Daarvoor vertrouwen zij op hun eigen kracht en mogelijkheden. Zo kunnen, bijvoorbeeld, mensen met een beperking, een chronische ziekte of een chronisch psychisch probleem, zich toch redelijk gezond voelen omdat zij blijven meedoen in de samenleving. Ook in Maasgouw tonen veel inwoners die veerkracht. Ondanks hun beperkingen zijn zij toch maatschappelijk actief. Zij zien dagelijks kans om hun beperkingen of gebrek aan zelfredzaamheid te compenseren of daarvoor in de eigen omgeving oplossingen te zoeken. Wij willen ook met ons gezondheidsbeleid bevorderen dat deze inwoners met een beperking zo zelfstandig mogelijk, op eigen kracht kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Ons gezondheidsbeleid is (daarom) inclusief beleid. Met inclusief beleid helpen wij onze inwoners met beperkingen om van hun eigen kracht en mogelijkheden gebruik te maken. Onze publieke gezondheidszorg en dienstverlening bevorderen dat inwoners met een gezondheidsprobleem of beperking zo goed mogelijk zelfstandig kunnen (blijven) functioneren en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Ons gezondheidsbeleid houdt rekening met mensen die een beperking hebben. Chronisch zieken, ouderen met een functiebeperking, mensen met een psychiatrische aandoening, een verstandelijke, motorische of zintuiglijke handicap willen wij gelijke kansen bieden om maatschappelijk mee te doen en ‘gezond’ te leven. Inclusief beleid is integraal beleid. Het raakt álle beleidsterreinen van de gemeente en alle beleidsafdelingen van de gemeente kunnen bijdragen aan de bescherming en bevordering van de gezondheid van onze inwoners. Denk bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid van gebouwen, aanpasbaar bouwen, de inrichting van woonwijken, verkeersmaatregelen, regels voor bijzondere bijstand, sportstimulering, milieubeleid, openbare orde en veiligheid. Gezondheid is kiezen en verantwoordelijk zijn. Het gezondheidsbeleid van de gemeente Maasgouw heeft als uitgangspunt dat mensen ook zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid. Mensen kunnen hun eigen gezondheid bewaken en bevorderen, maar ook beschadigen. Nog steeds hebben te veel inwoners door hun ongezonde leefstijl (onnodige) gezondheidsproblemen. Door een gezonde(re) leefstijl is voor deze inwoners of groepen inwoners gezondheidswinst te behalen. Met ons gezondheidsbeleid willen wij bevorderen dat onze inwoners hun gezondheid bewaken en kiezen voor gezond leven. De belangrijkste aangrijpingspunten voor deze leefstijlbeinvloeding zijn: overgewicht en voeding, diabetes, lichamelijke inactiviteit, roken, schadelijk alcoholgebruik en ongezond seksueel gedrag Publieke gezondheidszorg is lokaal maatwerk waarbij inwoners, vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen actief worden betrokken. Gezondheidstaken worden zoveel mogelijk dichtbij de burgers, op kernenniveau, uitgevoerd. Inwoners, belangenorganisaties, vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen worden daarbij actief betrokken. UITGANGSPUNTEN VAN GEZONDHEIDSBELEID: EEN GEDEELDE REGIONALE VISIE IN NOORD- EN MIDDENLIMBURG Onze visie en uitgangspunten zien wij ook terug in het ‘Meerjaren beleidsplan publieke gezondheid/Producten Publieke Gezondheid2 2013-2016’ van de GGD en de gemeenten in Noord- en Midden-Limburg: “…In de nota’s ‘Missie Publieke Gezondheid’ en ‘Meerjaren beleidsplan publieke gezondheid/PPG2 2013-2016’ wordt een benadering van gezondheid geïntroduceerd die gebaseerd is op nieuwe, aanvullende ideeën over een effectieve aanpak die bijdraagt aan gezondheidswinst. Aanpassing van de fysieke en sociale omgeving is een effectieve aanvulling op individuele leefstijlaanpassingen gebleken. En sterker dan in het verleden is het uitgangspunt dat in beginsel iedereen verantwoordelijk is voor een gezonde levenstijl. 7 … Hoofddoelen van het nieuwe beleidsplan publieke gezondheid/PPG2 zijn ‘het bestrijden van gezondheidsverschillen’ en ‘het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de inwoners in deze regio’. Dit past bij de nieuwste definities van gezondheid: daarin gaat het niet meer alleen om afwezigheid van ziekte of gebrek, maar om het eigen vermogen van individuen zich aan te passen aan veranderende situaties. Dat betekent een andere aanpak in de publieke gezondheidszorg. De GGD ziet hierbij voor zichzelf in de toekomst naast een uitvoerende rol ook een versterkte adviserende en coördinerende rol. … meer samenhang en een integrale aanpak tussen meerdere (beleids)terreinen en partners zijn nodig. …Zo deed het programma-denken zijn intrede als ‘model’ om het nieuwe PPG vorm te geven. Een programma wordt hier gedefinieerd als een samenhangend geheel van activiteiten, middelen en personen die bijdragen aan eenzelfde doel. …Als de programmadoelen zijn bepaald, dan kan worden beschreven wat nodig is om ze te bereiken. In de programma’s zijn bij elk thema dan ook enkele outcome-indicatoren geformuleerd. …Als gemeenten de ambities/resultaten in voorliggend meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid omarmen, is dit te beschouwen als het regionale gezondheidsbeleid van GGD en gemeenten. Het geeft regionaal de richting aan die gemeenten, GGD en partners naar 2016 inslaan. Gemeenten kunnen hier met hun lokale beleid op aansluiten door ambities, resultaten en indicatoren ten behoeve van het gemeentelijke beleid verder te nuanceren, prioriteren en faseren. “ De uitgangspunten van het gemeentelijk Wmo-beleid gelden ook voor het gezondheidsbeleid: Verantwoordelijkheid. Inwoners dragen een eigen verantwoordelijkheid, ook voor hun gezondheidstoestand. Hulp en ondersteuning worden geboden als mensen niet meer zelfstandig kunnen functioneren en niet kunnen terugvallen op een sociale structuur (vangnetprincipe). Integratie. Regulier (collectief) beleid is in beginsel passend beleid, ook voor inwoners met (gezondheids)problemen of beperkingen. Bijzonder beleid en maatwerk worden uitsluitend ingezet als met regulier (collectief) beleid de belangen van inwoners onvoldoende kunnen worden behartigd. Preventie. Door goed preventief beleid moeten inwoners in staat worden gesteld zo lang en zo goed mogelijk zelfstandig te functioneren in de samenleving. Gebruik bestaande structuren en activiteiten. Initiatieven en activiteiten, ook op het terrein gezondheidsbeleid, dienen bij voorkeur aan te sluiten bij bestaande activiteiten en structuren. Maatwerk/Kernenbeleid/Participatie/Vraagsturing. Taken moeten op kernenniveau worden uitgevoerd op basis van de lokale behoefte. Inwoners, hun belangenorganisaties, vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen worden daarbij actief betrokken. DE KANTELING: De maatschappelijke ondersteuning kantelt; publieke gezondheidszorg kantelt mee. Zelfredzaamheid ‘Meedoen’ is het centrale doel van de Wmo. Deze wet maakt bepaalt dat ondersteuning van mensen met beperkingen vorm krijgt vanuit het perspectief van maatschappelijke participatie en minder vanuit het perspectief van zorgverlening. Zelfredzaamheid of het herstel van zelfredzaamheid zijn in de Wmo voorwaarden voor participatie. Regie Voor gemeenten is uitgangspunt dat burgers zoveel mogelijk zélf de regie over hun leven moeten voeren. Ondersteuning moeten mensen met een zorgvraag indien mogelijk zelf organiseren. Wanneer zij – met behulp van hun directe omgeving – daartoe niet in staat zijn, moet zoveel mogelijk worden geprobeerd om de nodige ondersteuning te vinden in de leefomgeving . Alleen waar regie vanuit het sociale systeem van mensen met beperkingen structureel niet mogelijk is, ontstaat op individueel niveau een regierol voor professional of overheid. Kanteling De Kanteling is een belangrijke aanjager van Wmo-ontwikkeling. De Kanteling is de benaming van de geschikte werkwijze die past bij de compensatieplicht. Met de Kanteling verandert het primaire proces in de Wmo van claimbeoordeling (bij een aanvraag van een voorziening) in een gesprek over hoe de beperkingen in redzaamheid en participatie kunnen worden gecompenseerd. De ondersteuningsbehoefte wordt in de Kanteling 8 afgeleid uit de ambitie van inwoners om mee te doen in onze samenleving en de belemmeringen die worden ondervonden bij participeren. Oplossingen worden gezocht met behulp van de ‘verantwoordelijkheidsladder’ van de Wmo: eerst wordt bepaald wat men op eigen kracht kan (of kan leren, organiseren of financieren). Biedt dat onvoldoende soelaas, dan worden de mogelijkheden van informele zorg of sociale netwerken verkend. Zijn de hindernissen daarmee niet volledig uit de weg geruimd, dan wordt gezocht naar oplossingen in collectieve, algemene voorzieningen. Pas in laatste instantie worden individuele, professionele voorzieningen ingezet. In de Kanteling is steeds aandacht voor de vraag wat iemand nog wél kan. Niet alleen om in de eigen ondersteunings en participatiebehoefte te voorzien, maar ook in die van anderen. Door Kanteling kan het accent in de Wmo worden verlegd van persoonlijke redzaamheid naar sociale redzaamheid en participatie. Door deze perspectiefverbreding neemt de kwaliteit van leven toe Doelstellingen van gezondheidsbeleid De algemene doelen, de richtpunten van ons gezondheidsbeleid, zijn bepaald door wettelijke taken en ingekleurd met onze visie en uitgangspunten: De gemeente Maasgouw streeft met haar gezondheidsbeleid naar het behoud en de bevordering van het lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden van alle inwoners. Daarvoor wil de gemeente gezonde en veilige sociale en fysieke omgevingen creeren, gezonde leefstijlen stimuleren en maatschappelijke ondersteuning bieden. Het gezondheidsbeleid houdt in het bijzonder rekening met kwetsbare groepen en inwoners met een beperking. Wetten, taken, kaders – landelijk, regionaal, lokaal Diverse wetten dragen de gemeente op te zorgen voor de gezondheid van haar inwoners. De belangrijkste zijn de Wet publieke gezondheid (Wpg) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Wet publieke gezondheid (Wpg) De meeste taken van de gemeente op het terrein van de publieke gezondheidszorg zijn vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). De Wet publieke gezondheid is op 1 december 2008 in de plaats gekomen van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). De Wet publieke gezondheid verving niet uitsluitend de Wcpv, maar ook de Infectieziektewet en de Quarantainewet. De Infectieziektenwet en de Quarantainewet zijn opgenomen in de Wet publieke gezondheid. Op grond van deze wet moeten gemeenten de totstandkoming en de continuïteit van collectieve preventie bevorderen, evenals de samenhang binnen de collectieve preventie. Gemeenten moeten ook zorgen voor de afstemming tussen de collectieve preventie en de (curatieve) gezondheidszorg. Daarnaast geeft de Wpg expliciet taken aan die de gemeente moet uitvoeren: infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg en ouderengezondheidszorg. De Wpg draagt de gemeente ook op om elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast te stellen. De Wet publieke gezondheid draagt de gemeenten de volgende algemene en specifieke taken op: Het opstellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Gemeentelijk gezondheidsbeleid moet voor perioden van vier jaar worden vastgelegd in een beleidsnota. De bescherming en bevordering van de volksgezondheid door collectieve preventie. Het zorgdragen voor de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming met de curatieve gezondheidszorg. De gemeente dient samen te werken met andere organisaties, maar ook samenwerking en afstemming te bevorderen. De afstemming van collectieve preventie volksgezondheid met het gemeentelijk beleid en de uitvoering op andere terreinen. Gedacht kan worden aan volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, verkeer, milieu, onderwijs, kinderopvang, openbare orde en veiligheid. De gemeente heeft de opdracht om integraal 9 gezondheidsbeleid te voeren en de eventuele gezondheidsaspecten van andere beleidsterreinen te bewaken. Het verrichten van bevolkingsonderzoeken om inzicht te hebben in de lokale gezondheidstoestand. De bevordering van medisch milieukundige zorg. De bevordering van technische hygiënezorg. Zorg voor de uitvoering van de infectieziektenbestrijding. Zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. Zorg voor de uitvoering van ouderengezondheidszorg. Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken draagt de gemeente zorg voor de instelling en instandhouding van een gemeentelijke gezondheidsdienst. De Wpg-taken en rollen van de gemeente in schema: Wet publieke gezondheid > Taken en rollen gemeente Regie extern (netwerken, ketens, processen) Bevorderen van afstemming Uitvoerder Beleid en regie intern Uitvoeren van preventietaken Bevorderen van integraal beleid (GGD) Afstemmen, bewaken continuïteit, coördineren en integreren 1e lijnszorg Ziekenhuis Cure en Care Cliënten/ belangenorganisaties/ professionele instellingen/ -Wmo-platform -Mantelzorgers -Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg -Algemeen Maatschappelijk Werk -Veiligheidshuis -Jeugdzorg -Instelling voor Verslavingszorg -Welzijnsinstelling(en) -Centraal Meld-Actiepunt CMA (MO/VO/VZ/OGGZ) -Kerkelijk werk -RIBW (begeleid wonen) -MEE (begeleiding personen met een beperking) en anderen -Steunpunt Mantelzorg -CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) -Zorgverzekeraars -Zorgkantoor . Maatschappelijke Opvang (dak- en thuislozenzorg) . Huisartsen . Thuiszorginstellingen . Woningcorporaties . Ziekenhuizen . Instellingen voor verpleging en verzorging 1. Medische Milieukunde 2. Technische hygiënezorg 3. Infectieziektebestrijding 4. Jeugdgezondheidszorg 5. Ouderengezondheidszorg 5. Bevorderingstaken: - zicht op lokale gezondheidstoestand - bewaken gezondheidsaspecten - preventieprogramma’s en voorlichting 10 -Publieke gezondheidszorg -CJG -Maatschappelijke ondersteuning -Onderwijs -Sociale Zaken -Welzijn -Ouderen -Gehandicapten -Jeugd -Ruimtelijke Ordening/omgeving -Openbare Ruimte -Integrale Veiligheid -Openbare Orde -Verkeer -Milieu -Sport ∆ ∆ ∆ Afstemming Preventie Integraal beleid De wettelijke taken worden op vier terreinen van gezondheidszorg uitgevoerd: Gezondheidsbescherming Gezondheidsbescherming bestaat uit alle maatregelen die moeten voorkomen dat mensen in contact komen met schadelijke stoffen of in gevaarlijke omstandigheden geraken. Gezondheidsbescherming richt zich vooral op de’ fysieke omgeving’ (verkeer, milieu, handhaving openbare orde en veiligheid, inspectie scholen en kindercentra, horecagelegenheden). De afdelingen VHV en ROER van onze gemeente houden zich in de praktijk het meest bezig met de bescherming van gezondheid en veiligheid in de fysieke leefomgeving van onze inwoners. Met gezondheidsbescherming kan onze gemeente nog (meer) gezondheidswinst behalen als alle ‘vakafdelingen’ van onze gemeente bij de planning en uitvoering van hun werkzaamheden altijd (integraal en inclusief) rekening houden met de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van onze inwoners. Sleutelbegrippen hiervoor zijn samenwerking en afstemming. Gezondheidsbevordering Bij gezondheidsbevordering gaat het vooral om beïnvloeding van gedrag en het scheppen van de sociale en fysieke infrastructuur voor gezond gedrag. Onder de noemer gezondheidsvoorlichting en opvoeding (GVO), kan gezond gedrag worden bevorderd met informatie, voorlichtings- en instructie-activiteiten. De GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin Maasgouw hebben informatie, gezondheidsvoorlichting en –advies in hun takenpakket. De gemeente kan gezond gedrag ook financieel stimuleren. Bijvoorbeeld door sport- en beweegactiviteiten te subsidiëren en daarbij rekening te houden met fysiek en sociaal kwetsbare groepen. Zo subsidieert onze gemeente niet uitsluitend sportverenigingen, maar ook bewegingsactiviteiten voor ouderen (Meer bewegen voor ouderen) en inwoners met een beperking (Vervoersregeling gehandicapte sporters). Onze gemeente heeft ook een financiële vangnetregeling ‘Meedoen voor iedereen’. Deze regeling biedt inwoners die op of rond bijstandsniveau leven, financiële ondersteuning om deel te kunnen nemen aan sportactiviteiten. Het is bewezen dat een fysiek-aantrekkelijke en sociaal-veilige leefomgeving goed is voor de gezondheid. De gemeente Maasgouw ziet het daarom als haar taak om een in alle opzichten aantrekkelijke en veilige leefomgeving te creëren, en met fysieke infrastructuur gezonde leefstijlen bevorderen. Onze gemeente stimuleert gezond gedrag financieel, waardoor kwetsbare en minder draagkrachtige inwoners kunnen deelnemen aan sport- en beweegactiviteiten. Preventieve gezondheidszorg De gemeente moet zorgen dat collectieve preventie permanent punt van aandacht is en kwalitatief verantwoord wordt uitgevoerd. De GGD is voor de gemeente de eerstaangewezen organisatie voor de uitvoering van preventieve gezondheidszorg. Daarnaast zijn andere, niet (geheel) door de gemeente gefinancierde voorzieningen, zoals de thuiszorg, jeugdzorg en verslavingszorg de uitvoerders van preventieve zorg. Op het terrein van de collectieve preventie moet de gemeente samenwerken met veel organisaties. Daarbij moet de gemeente, op grond van de Wpg, zorgdragen voor de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming met de curatieve gezondheidszorg. Het zoeken, bevorderen en regisseren van samenwerking van ‘gezondheidspartners’ in netwerken en ketens van preventie is een continue opgave voor onze gemeente. 11 Curatieve gezondheidszorg Curatieve zorg is de behandeling, verpleging en verzorging van zieken. Deze zorg wordt geboden door de medische professionals en instellingen, zoals artsen en de thuiszorg. De gemeente is (mede)verantwoordelijk voor een goede bereikbaarheid van de zorg. Verder dient te gemeente zorg te dragen voor een goede afstemming tussen preventie en curatie. De gemeente kan die samenwerking en afstemming niet afdwingen, maar moet daarvoor haar regisseursrol overtuigend spelen. Wet maatschappelijke ondersteuning Er bestaat een duidelijke relatie, een inhoudelijke aansluiting en soms overlap tussen de zorgtaken uit de Wet publieke gezondheid en de prestatievelden in de Wmo. Gezien de raakvlakken en wisselwerking tussen Wmoen Wpg-taken, hebben wij ons gezondheidsbeleid gekoppeld aan het Wmo-beleid. Het uitgangspunt van de Wet publieke gezondheid is dat preventiebeleid kan voorkómen of uitstellen dat mensen ziek worden of moeten leven met beperkingen. Preventie bevordert maatschappelijke participatie en spreekt daarbij de mensen aan op de eigen verantwoordelijkheid voor gezond gedrag. Preventie heeft ook een kostenbesparend effect voor onze inwoners. Het uitgangspuntpunt van de Wmo is dat burgers zelfredzaam zijn en zelf mogelijkheden zoeken om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Dat geldt ook voor mensen met gezondheidsproblemen. Pas als mensen niet zelf of met hulp van hun sociaal netwerk aan de samenleving kunnen deelnemen, is een beroep op ondersteuning mogelijk. De raakvlakken tussen de Wmo en de Wpg zijn er op alle prestatievelden en taakvelden. De preventieve gezondheidszorg heeft via voorlichting en advisering raakvlakken met prestatieveld 3 van de Wmo (informatie, advies en ondersteuning) en prestatieveld 4 (mantelzorgers en vrijwilligers). Hier is ook een groot raakvlak met jeugdgezondheidszorg en prestatieveld 2, maar ook met specifieke problematiek rond verslavingszorg: prestatieveld 8 (bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg OGGz) en prestatieveld 9 (bevorderen van verslavingsbeleid). De publieke gezondheidszorg kan een gezonde leefomgeving bevorderen en heeft daardoor raakvlakken met prestatieveld 1 van de Wmo (leefbaarheid in dorpen, kernen en wijken). Ook de relaties tussen preventieve ouderengezondheidszorg en de opdrachten wonen-welzijn-zorg van met name de prestatievelden 5 en 6 van de Wmo (het beschikbaar stellen van algemene en individuele voorzieningen) zijn duidelijk. Ondersteuning op het vlak van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) wordt zowel vanuit gezondheids- als maatschappelijk perspectief, zoals sociale veiligheid, geboden. Dit geldt ook voor huiselijk geweld en vrouwenopvang, prestatieveld 7 (maatschappelijke opvang). De Volksgezondheid Toekomst Verkenning en de Landelijke nota gezondheidsbeleid De minister van VWS stelt elke vier jaar in een landelijke nota gezondheidsbeleid de prioriteiten voor de collectieve preventie. Deze nota wordt daarom ook ‘preventienota’ genoemd. De landelijke nota gezondheidsbeleid is onderdeel van de preventiecyclus . De preventiecyclus is een vierjarige cyclus van onderzoek, evaluatie en beleidsontwikkeling. Elke vier jaar verschijnt een rapport daarover: de Volksgezondheids Toekomst Verkenning (VTV). De Volksgezondheids Toekomst Verkenning beschrijft de stand van de volksgezondheid, signaleert ontwikkelingen en trends, evalueert gezondheidsbeleid en doet aanbevelingen voor beleid. De Volksgezondheid Toekomst Verkenning is de basis waarop het kabinet landelijke prioriteiten en speerpunten van beleid bepaalt. De gemeenten en GGD’en worden geacht de landelijke prioriteiten en speerpunten te vertalen in hun eigen gezondheidsbeleid. De Inspectie voor de Gezondheid ziet er op toe dat gemeenten dat doen. Deze landelijke beleidslijnen zijn de afgelopen jaren ook doorgetrokken in het gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid van onze gemeente. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 (VTV 2010) De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 (VTV 2010) is net als de voorgaande VTV’s een samenvatting van de gezondheidstoestand van de Nederlander, de oorzaken van gezondheidsverlies, de ontwikkeling van behoefte, vraag en gebruik van zorg, en de mogelijkheden tot verbetering van de gezondheidstoestand door preventie en zorg. De Volksgezondheid Toekomt Verkenning levert input voor het landelijk beleid en ons gemeentelijk gezondheidsbeleid. De VTV 2010 laat zien dat wij langer en langer in goede gezondheid leven, maar dat tegelijkertijd het aantal mensen met een chronische ziekte toeneemt. Bovendien blijkt de levensverwachting van Nederlanders nog steeds lager dan die van ons omringende en vergelijkbare landen. De achterstand ten opzichte van landen als IJsland, Zwitserland, Spanje, Zweden, Frankrijk en Italië is de afgelopen jaren niet kleiner geworden, daar waar ons land ooit voorop liep. Vooral de levensverwachting van Nederlandse vrouwen blijft achter. 12 Ook is geconstateerd dat de gezondheidsverschillen eerder toe- dan afnemen en dat de risico’s voor de gezondheid niet zijn verminderd of teruggedrongen. De risicofactoren voor de gezondheid zijn stabiel gebleven. De frequentie van ongezonde leefgewoonten van Nederlanders neemt niet of nauwelijks af, maar de stijgende trend is doorbroken. De VTV stelt dat een verdere verbetering in de gezondheid mogelijk is wanneer anders wordt aangekeken tegen de oorzaak van ziekte en gezondheid en het beleid zich richt op de sociale en fysieke leefomgeving. De nadruk van deze VTV ligt op de maatschappelijke baten van gezondheid. De VTV gaat expliciet in op de verschuiving van aandacht voor ziekten naar een leven met beperkingen. Daarbij is volgens het kabinet, meer dan ooit, de inbedding van gezondheidsbeleid in andere beleidsterreinen noodzakelijk. Leefstijl De leefstijl moet volgens de VTV een belangrijk speerpunt van gezondheidsbeleid blijven. Veel mensen leven nog ongezond, eten (veel) te veel, roken te veel en bewegen te weinig. Die leefwijze leidt tot gezondheidsproblemen in de toekomst. Binnen tien jaar hebben 1,3 miljoen mensen diabetes. Het aantal kinderen met overgewicht stijgt jaarlijks met zes procent. Ongeveer de helft van de bevolking is te zwaar, voldoet niet aan de richtlijnen van gezonde voeding en krijgt minder lichaamsbeweging dan de norm van 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit per dag. Ongeveer 11% kampt met ernstig overgewicht (obesitas) en van de kinderen tot zeven jaar is nu al 14% te zwaar. Gezondheid en lage sociaal-economische status (‘lage ses’) De VTV 2010 constateert een hardnekkig en toenemend gezondheidsverschil tussen hoog- en laagopgeleiden. Laagopgeleiden overlijden gemiddeld bijna zeven jaar jonger dan hoogopgeleiden en het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is met bijna 15 jaar zelfs nog veel groter. En dit verschil neemt eerder toe dan af. De Inspectie voor de Gezondheidszorg adviseert gemeenten het terugdringen van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen tot expliciete en toetsbare doelstelling van beleid te maken. Landelijke nota gezondheidsbeleid 2010: 'Gezondheid dichtbij' In mei 2011 is de nieuwste landelijke nota gezondheidsbeleid 'Gezondheid dichtbij’ verschenen. Deze nota beschrijft de speerpunten voor gezondheidsbeleid. De landelijke nota gezondheidsbeleid is gebaseerd op de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, maar bouwt ook voort op de vorige landelijke preventienota 2007 (‘Kiezen voor gezond leven’). De richtlijnen, de gekozen speerpunten en de uitgangspunten van het landelijk gezondheidsbeleid gelden ook voor ons gemeentelijk gezondheidsbeleid. De nota ‘Gezondheid dichtbij’ in hoofdlijnen: Speerpunten van de vorige landelijke nota zijn gehandhaafd; accent op bewegen De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 laat zien dat het goed gaat met de gezondheid in Nederland, maar dat het nog beter kan. Ook blijkt dat de vijf speerpunten uit de preventienota 2007, de vorige landelijke nota gezondheidsbeleid, belangrijk blijven om de volksgezondheid te verbeteren. Dit zijn overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het kabinet handhaaft deze speerpunten, maar legt daarbij het accent op bewegen. Bewegen is goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid en is verbonden met de andere speerpunten. Hiermee legt het kabinet ook de verbinding tussen het gezondheidsbeleid en de ambitie Vitaal Nederland. Eigen verantwoordelijkheid en eigen krachtzijn uitgangspunt van gezondheidsbeleid Het kabinet staat voor eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. Dat geldt ook voor gezondheid. Dit betekent dat niet de overheid maar de burgers zelf in eerste instantie aan zet zijn. Betrokkenheid van het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, het onderwijs en zorgverleners is belangrijk. En als de overheid een bijdrage moet leveren aan de gezondheidszorg, dan is de gemeenten in veel gevallen als eerste aan zet. Vertrouwen in gezondheidsbescherming Mensen kunnen sommige risicofactoren voor de gezondheid niet of moeilijk zelf beïnvloeden. Op dit terrein moeten de burgers op de overheid kunnen rekenen. Heldere wet- en regelgeving en toezicht op de naleving hiervan zijn noodzakelijk. 13 Zorg en sport dichtbij in de buurt De gezondheidszorg kan zich nog meer richten op het bevorderen van gezondheid, naast het bestrijden van ongezondheid. Herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen in de buurt of digitaal bereikbaar (eHealth) kunnen hieraan bijdragen, net als tijdige signalering van gezondheidsrisico's en toepassing van effectieve interventies en innovatieve behandelwijzen. Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten, bewegen en spelen in de buurt. Hiervoor zijn voldoende en laagdrempelige voorzieningen nodig. Het kabinet geeft hier samen met gemeenten, de sportsector en private partijen een positieve impuls aan. In de beleidsbrief sport wordt hierop concreet ingegaan. Zorg en preventie verbinden Zorg en preventie moeten meer worden afgestemd. Uitgangspunt zijn behoeften en wensen van de mensen en niet de stelsels of sectoren die zorg leveren. Betrokken partijen moeten dan ook werken aan een sterkere fysieke, organisatorische en inhoudelijk verbinding tussen de publieke gezondheid en basiszorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), AWBZ en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Zelf beslissen over leefstijl Als het om leefstijl gaat, schrijft de overheid mensen zo min mogelijk voor wat ze wel of niet mogen. Mensen maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze makkelijk is. Aan die omgeving dragen diverse maatschappelijke sectoren bij. Vanwege de betrokkenheid van diverse sectoren is in de nota ook nadrukkelijk de verbinding van de ministeries van BZK, EL&I, I&M, OCW en SZW met het gezondheidsbeleid terug te vinden. Deze verbondenheid van gezondheidsbeleid met andere beleidsterreinen geldt ook op lokaal niveau. Publiek - private samenwerking Publiek-private samenwerking (PPS) biedt kansen om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken voor onze burgers. Daarnaast is beschikbaarheid van betrouwbare, toegankelijke en doelgerichte informatie essentieel. Maar algemene campagnes vindt het kabinet minder effectief om de leefstijl van burger te beinvloeden. Jeugd Naast bevordering van (het aanleren van) een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico's en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vindt het kabinet dat het stellen van grenzen en het stimuleren van een gezonde basis bij de jeugd gerechtvaardigd is. Gemeenten aan zet De gemeente is de bestuurslaag die het dichtste bij de burger staat. Daarom zijn gemeenten beter in staat om maatwerk te leveren, in te spelen op de leefwereld van de burgers en rekening te houden met de specifieke lokale omstandigheden. Gemeenten hebben dan ook op het gebied van gezondheidsbevordering een grote mate van beleidsvrijheid. Bij infectieziekten, rampen en de jeugdgezondheidszorg is er een sterkere relatie tussen gemeenten en het Rijk noodzakelijk. De wederzijdse verantwoordelijkheden zijn in de Wet publieke gezondheid (Wpg) geregeld. Iedere vier jaar maken gemeenten hun nota gemeentelijke gezondheidsbeleid. De nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld en daar vindt primair de toetsing van het beleid plaats. Weten wat er speelt en wat de behoeften zijn Voor gemeenten is het van belang goed inzicht te hebben in de gezondheidstoestand van hun inwoners. Dat is het startpunt om de zaken op te pakken die aansluiten bij de belevingswereld van mensen. Uitgangspunten van het kabinet te gebruiken door gemeenten Het kabinet wil dat ook gemeenten er voor kiezen om gezondheid meer iets van hun inwoners zelf te maken. De uitgangspunten en aangrijpingspunten van het kabinet zouden overgenomen kunnen worden door de gemeenten. Dat zijn: Inzetten op spelen, bewegen en sporten Jeugd benoemen als belangrijke doelgroep voor het lokaal gezondheidsbeleid Stimuleren van publiek private samenwerking op lokaal niveau Verbindingen leggen tussen verschillende beleidsterreinen en gezondheid: verknopen van gezondheid met ander belangrijke beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op het terrein van jeugdbeleid, ruimtelijke ordening, welzijn en veiligheid Een bijdrage leveren aan het realiseren van 'gezondheid in de buurt' door: o inzicht te krijgen in de lokale gezondheidsproblematiek o in de woonvisies rekening te houden met voorzieningen op gebied van zorg en bewegen in de buurt 14 o afspraken te maken met verzekeraars en zorgverleners: zowel over het vormgeven van voorzieningen en netwerken dicht in de buurt als over afstemming van taken op het gebied van preventie. Ondersteuning De rijksoverheid heeft ondersteuningsprogramma's voor lokaal gezondheidsbeleid opgezet. Deze programma's richten zich zowel direct op de gemeenten als op de lokale professionals in de gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn programma Gezonde Slagkracht, experiment gezonde wijk en Gezond Lokaal-Centraal. Naast partijen zoals de VNG, GGD Nederland en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) spelen de landelijke centra van het RIVM een rol bij het ontsluiten van kennis en goede voorbeelden, zowel op praktisch als beleidsmatig niveau. Specifieke gezondheidsvraagstukken Daarnaast zijn er vier specifieke gezondheidsvraagstukken waar het kabinet aandacht voor vraagt, ook in gemeentelijk gezondheidsbeleid. Gezondheidsrisico’s in de omgeving. Alert blijven op bestaande en nieuwe risico’s zoals straling, binnenmilieu (balansventilatie), rampen en de uitbraak van infectieziekten, bijvoorbeeld Q-Koorts, ziekte van Lyme en antimicrobiële resistentie (zoals MRSA). Perinatale sterfte. De hogere babysterfte in Nederland in verhouding met andere Europese landen is zorgelijk. Toename chronische ziekten. Naast het aantal mensen met diabetes neemt ook het aantal Nederlanders met een andere chronische aandoening flink toe (bijvoorbeeld coronaire hartziekten en beroerte). Verder stijgt het aantal Nederlanders dat meer dan één chronische ziekte tegelijkertijd heeft. Psychische aandoeningen. Een groot deel van de ziektelast wordt veroorzaakt door psychische aandoeningen. Het gaat hier niet alleen om depressie maar ook om dementie, angststoornissen, suïcide en verslavingsproblematiek. Landelijke gezondheidsnota 2007 ‘Kiezen voor gezond leven’ In oktober 2006 verscheen de landelijke gezondheidsnota “Kiezen voor gezond leven”. De speerpunten die binnen deze nota werden benoemd, zijn nog actueel. Deze speerpunten zijn: roken, overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, diabetes en depressie. Ze zijn overgenomen in de Landelijke nota gezondheidsbeleid 2010. De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006 ( VTV 2006) was de basis voor de gezondheidsnota ‘Kiezen voor gezond leven’. De VTV 2006 constateerde het volgende: De Nederlander is weer wat gezonder geworden, maar het kan nog beter. Zo zijn ongezond gedrag en overgewicht, vooral bij de jeugd, een bron van zorg voor de gezondheid in de toekomst. Ook worden binnen Nederland grote verschillen in gezondheid en gezondheidsrisico’s aangetroffen tussen regio’s of buurten. Gezondheidsachterstanden hangen vaak samen met sociaal economische achterstanden en andere ongunstige kenmerken van de leefomgeving. Preventie zal zich daarom niet alleen op hetindividu moeten richten, maar evenzeer op sociale en ruimtelijke aspecten van de omgeving. Ook andere sectoren zoals onderwijs, ruimtelijke ordening en sociaal economisch beleid moeten waar mogelijk betrokken worden bij het gezonder maken van Nederland en zijn inwoners. Het is evident dat de uitgaven voor zorg zijn gestegen, maar de gezondheidszorg heeft in de achterliggende decenniaook veel bijgedragen aan een langer leven in goede gezondheid. En die betere gezondheid betekent ook meer zelfredzaamheid, meer deelname aan de samenleving en uiteindelijk minder beroep op langdurige zorg. Toch is er voor gemeenten vooral op het terrein van preventie en zorg veel winst te halen. De gemeente Maasgouw ent haar gezondheidsbeleid ook op de conclusies en aanbevelingen in de Volksgezondheids Toekomst Verkenningen. Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties) Met de Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties) willen de ministers van VWS en OCW meer beweging en een gezonde leefstijl bij de jeugd te stimuleren, het lokale sportaanbod versterken en cultuurparticipatie bevorderen. Met de inzet van professionals –deels werkzaam voor sport- en welzijnsorganisaties, deels voor het primair of voortgezet onderwijs– moet in de gemeenten de verbinding worden gelegd tussen sportverenigingen en scholen. De Impulsregeling wil ook de cultuurparticipatie in het onderwijs bevorderen. Deze formule blijkt succesvol te zijn. Sinds 2008 zijn ongeveer 1.000 combinatiefunctionarissen aan de slag gegaan. 15 Ook in onze gemeente zullen in 2012 combinatiefunctionarissen sport en cultuur aan het werk gaan. Voor ons gezondheidsbeleid is van belang dat zij de opdracht krijgen het sport- en beweegaanbod te versterken en daardoor met name de jeugd te stimuleren om daarvan gebruik te maken. Sport en bewegen in de buurt - Alle inwoners moeten kunnen sporten en bewegen Het kabinet wil dat er voor iedere burger, jong of oud, met of zonder beperkingen, een passend sport- en beweegaanbod in de eigen omgeving is. Dat sport- en beweegaanbod moet passend, toegankelijk en veilig zijn. Geconstateerd is dat de sportdeelname van mensen met een beperking nog steeds achterblijft, in vergelijking met mensen zonder beperking. Dit terwijl sporten en bewegen juist een grote toegevoegde waarde hebben voor de gezondheid, participatie en integratie van inwoners met een beperking. Ook is geconstateerd dat er voor inwoners financiële belemmeringen kunnen zijn om te gaan sporten. De gemeente Maasgouw wil dat er voor haar inwoners geen fysieke, sociale of financiele barrieres zijn om te gaan sporten of bewegen. Onze gemeente stimuleert gezond gedrag daarom met financiele regelingen waarvan in het bijzonder kwetsbare en minder draagkrachtige inwoners gebruik kunnen maken om deel te nemen aan sport- en beweegactiviteiten. Regeling ‘Meedoen voor iedereen’ Met de regeling ‘Meedoen voor iedereen’ maakt onze gemeente het mogelijk dat minder draagkrachtige inwoners in verenigingsverband kunnen deelnemen aan sportieve, muzikale of kunstzinnige activiteiten. Jeugdsportfonds Limburg Met een bijdrage aan het Jeugdsportfonds Limburg maakt onze gemeente sportvoorzieningen toegankelijk voor kinderen uit ‘arme gezinnen’. Deze kinderen kunnen daardoor contributies, sportkleding en sportattributen bekostigen. Vervoersregeling sportinstuiven Limburg De gemeente Maasgouw subsidieert het vervoer van inwoners met een beperking naar speciaal voor hen georganiseerde sportinstuiven. Sportaccommodatie en speelterreinen De gemeente streeft er met algemeen accommodatiebeleid en bij de inrichting van de openbare ruimte ook naar dat er voldoende bruikbare en toegankelijke sportaccommodatie en speelterreinen in de kernen worden gerealiseerd. Subsidiebeleid In ons algemene subsidiebeleid en subsidieregelingen ‘belonen’ wij sportverenigingen die activiteiten organiseren voor inwoners met beperkingen. Recreatiebeleid En, in overeenstemming met onze visie ‘toerisme en recreatie in balans met leefbaarheid’, biedt de gemeente ook de eigen inwoners allerlei mogelijkheden tot sportieve recreatie en ‘recreatief bewegen’. In 2010 kregen 24 Maasgouwse kinderen een bijdrage uit het Jeugdsportfonds. Daarmee werden hun lidmaatschap van een sportvereniging, sportkleding en sportattributen betaald. Zo brengt de gemeente Maasgouw het Jeugdsportfonds Limburg onder de aandacht: Breng de Maasgouw-jeugd in beweging Om een goede gezondheid te behouden is het gewenst om tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensieve lichaamsbeweging te hebben. Dat kan fietsen of wandelen zijn, maar huishoudelijke klusjes en traplopen tellen net zo goed mee. Voor kinderen geldt zelfs dat zij 60 minuten per dag matig intensief moeten bewegen voor een gezonde levensstijl. En hoewel de meeste kinderen van nature veel bewegen, neemt de bewegingsarmoe onder het jongste deel van de bevolking toe. De (negatieve) gevolgen zijn groot en zeker niet te onderschatten: steeds minder kinderen zijn lid van een sportvereniging, meer kinderen krijgen te maken met overgewicht en het aantal diabetespatiëntjes blijft stijgen. Een ontwikkeling waar de gemeente Maasgouw graag iets tegen wil doen. Want naast het feit dat sporten heel gezond is, is het ook een belangrijk deel van de sociale ontwikkeling en weerbaarheid van onze jeugd. En sporten is natuurlijk ook heel erg leuk om te doen. Bewegen voor de jeugd in de gemeente Maasgouw. De basis voor veel keuzes en gedragspatronen wordt in de jeugd gelegd. Wanneer we onze jeugd laten kennismaken met de plezierbeleving van sport dan hebben zij daar de rest van hun leven profijt van. Veel sportverenigingen bieden aan kinderen de mogelijkheid om een proeftraining of spel mee te maken. 16 Ieder kind moet kunnen sporten Maar wat als je wel wil sporten, maar de contributie niet kunt betalen? Dan is er het Jeugdsportfonds Limburg. Het Jeugdsportfonds is een fonds dat kinderen laat sporten, voor wie dat anders financieel niet haalbaar is. De gemeente Maasgouw staat helemaal achter deze gedachte en neemt daarom deel aan het Jeugdsportfonds. Dat betekent dat inwoners uit de gemeente Maasgouw, die tussen de 4 en 21 jaar zijn, en van wie ouders of verzorgers de contributie niet kunnen betalen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage vanuit het Jeugdsportfonds. Deze bijdrage is maximaal €225,= per kind per jaar en wordt gebruikt om de benodigde contributie en de benodigde sportattributen te betalen. Het geld komt echter nooit in handen van de kinderen of de ouders. Het wordt direct overgemaakt naar de sportwinkel of de sportvereniging. De aanvraag voor de bijdrage wordt gedaan door een intermediair (tussenpersoon) die werkt in de omgeving van het kind. Dit kan bijvoorbeeld een docent op school zijn of een medewerker van het Bureau jeugdzorg. Binnen de gemeente Maasgouw kunt u hiervoor onder andere ook terecht bij de stichting welzijnswerk MENSWEL en bij het team sociale zaken in het Publiekscentrum van de gemeente Maasgouw, Markt 36 in Maasbracht. Programmabegroting gemeente Maasgouw De programmabegroting van onze gemeente is het algemene beleidskader voor gezondheidsbeleid. Gezondheidsbeleid is onderdeel van het programma ‘Sociale structuur’ en heeft relaties met de programma’s ‘Dienstverlening’en ‘Leefbaarheid’ van de programmabegroting. Deze positionering in onze beleidsbegroting is in overeenstemming met onze visie op gezondheid en gezondheidsbeleid: een goede sociale structuur bevordert de goede gezondheid van inwoners; inwoners die gezond zijn, of zich gezond voelen, kunnen bijdragen aan een goede sociale structuur en aan de leefbaarheid. In onze integrale visie op gezondheid en maatschappelijke ondersteuning, hebben de sociale structuur en de leefbaarheid een wisselwerking op elkaar en op de gezondheid van de inwoners. Ons gezondheidsbeleid is er op gericht dat de ‘factoren’ sociale structuur en leefbaarheid een positieve invloed hebben op de gezondheid van onze burgers. Beleidskader Regionaal Kompas - Keerpunt Ketenzorg Noord- en Midden-Limburg (MO/VO/VZ/CP-OGGZ) Het Regionaal Kompas – Keerpunt Ketenzorg Noord- en Midden-Limburg is het regionale beleidskader voor de samenwerking in de keten maatschappelijke opvang – hulpverlening – herstel – uitstroom – nazorg – begeleiding. De centrumgemeente Venlo en de Leidende Coalitie Ketenzorg regisseren en coordineren met dit beleidskader de voorzieningen en taakuitvoering op de prestatievelden 7,8,9 van de Wmo. De portefeuillehouder Wmo van onze gemeente is sinds 2009 lid van de Leidende Coalitie Ketenzorg. Beleidskader 2011-2015 Voorkomen en stoppen van huiselijk geweld Noord- en Midden-Limburg De gemeente Maasgouw heeft ingestemd mét en neemt deel áán de integrale en regionaal samenhangende aanpak van huiselijk geweld zoals beschreven in het ‘Beleidskader 2011-2015 Voorkomen en stoppen van huiselijk geweld Noord- en Midden-Limburg’. Onze gemeente werkt volgens de in dit beleidskader opgenomen samenwerkingsafspraken en handelingsprotocollen voor de aanpak van huiselijk geweld. Het gemeentelijk beleid en met de lopende uitvoeringsprogramma’s van de gemeente Maasgouw. Onze gemeente heeft de integrale en sluitende aanpak van huiselijk geweld opgenomen in: het Integraal Veiligheidplan 2011-2014 inclusief het uitvoeringsplan huiselijk geweld/tijdelijk huisverbod; ‘Zorgsamen’ de Wmo-beleidsnota 2008 - 2011 en de daarbij behorende Wmo-jaarplannen; de jaarlijkse werkplannen voor de jeugdgezondheidszorg. De uitvoeringsregie, voor de aanpak van huiselijk geweld ligt bij de veiligheidshuizen in Noord en Midden Limburg. In het veiligheidshuis vindt de coördinatie van ketensamenwerking en werkprocesafspraken plaats. In het veiligheidshuis vindt casusoverleg plaats, waaraan alle betrokken ketenpartners deelnemen. In dat casusoverleg huiselijk geweld en tijdens de dagelijkse briefing in het veiligheidshuis, komen de meldingen huiselijk geweld van de politie en het Steunpunt Huiselijk Geweld bij elkaar. Bij een huisverbod wordt altijd een casemanager ingezet; de casemanagementzaken worden in het casusoverleg getoetst en gevolgd. Maasgouw en de andere Midden-Limburgse gemeenten hebben casemanagement voor huisverbodzaken ingekocht bij Algemeen Maatschappelijk Werk Midden-Limburg. Preventieoverleg Jeugd Maasgouw: de preventieketen in actie De gemeente heeft een Preventieoverleg Jeugd. Vaste deelnemers aan dit preventieoverleg zijn: VV&H, Welzijn&Onderwijs, politie, MensWel, AMW ML, BJZ en GGZ Vincent van Gogh Verslavingspreventie. Indien nodig, nemen ook vertegenwoordigers van het CJG, het Veiligheidshuis, de bemoeizorg of andere jeugdpartners 17 deel aan het preventieoverleg. Het preventieoverleg jeugd coördineert preventie, hulpverlening en zorg op lokaal niveau, zorgt voor afstemming en bundeling als meer disciplines nodig zijn om een jeugdige (of zijn gezin) te ondersteunen voor zover het geen geïndiceerde zorg betreft op grond van de Wet op de jeugdzorg. Het preventieoverleg houdt zich ook bezig met risicogedrag en gezondheidsproblemen van jongeren. Het preventieoverleg jeugd wil ook deze problemen voorkomen (preventie), tijdig opsporen (signaleren) en tijdig aanpakken (outreachend preventiewerk en integrale benadering). In de praktijk zoekt de outreachende preventiewerker van GGZ Vincent van Gogh op eigen initiatief of op aangeven van een van de ketenpartners (gemeente, politie, MensWel jongerenwerk, BJZ, AMW) contact met jongeren die risicogedrag vertonen, meestal als gevolg van drank- of drugsgebruik. De preventiewerker, jongerenwerkers en de politie houden ook contact met jongeren in een ‘risico-omgeving’ (dancefestivals, feesten, hangplekken). De jongeren worden zo in hun eigen omgeving geïnformeerd over de risico’s van alcohol- en drugsgebruik. De lijnen tussen de ketenpartners in het preventieoverleg zijn kort en er vindt tussen hen makkelijk afstemming plaats over preventieve activiteiten en eventuele handhaving door de politie. Het Preventieoverleg Jeugd bespreekt drank- en drugsgebruik door individuele jongeren en groepen. Als de jonge gebruiker een zorgwekkende zorgmijder is, wordt de bemoeizorg ingeschakeld. De GGZ biedt diverse (individuele) programma’s aan voor preventie, behandeling en begeleiding, die afzonderlijk en gecombineerd ingezet kunnen worden. Het aanbod is zowel ambulant (op afspraak), in deeltijd (enkele dagdelen per week) als ook klinisch (opname). De gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond werken samen aan alcohol- en drugspreventie jeugd De gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond vormen een van de vier samenwerkingsverbanden jeugd(gezondheids)zorg in Noord- en Midden-Limburg. Die samenwerking en afstemming zijn vastgelegd in: De regionale jaarwerkplannen voor de uitvoering van het gezondheidsbeleid (werkplannen GGD Limburg Noord) De Agenda Jeugd(zorg) OOGO Oostelijk Midden-Limburg Het Plan van aanpak gezamenlijke noemers in ontwikkeling en invulling van Centra voor Jeugd en Gezin in de OOGO-Jeugdregio Oostelijk Midden-Limburg Integraal alcohol- en drugsbeleid, onder meer gericht op jeugdigen, is onderdeel van deze samenwerking. Het onderdeel ‘integraal alcohol- en drugsbeleid van het ‘Integrale Veiligheidsprogramma 2011 – 2014’ is de Maasgouwse input voor de afstemming van alcoholpreventie- en drugspreventiebeleid van de gemeenten in Oostelijk Midden-Limburg. Centrum voor Jeugd en Gezin - Coördinatie van zorg De vijf functies binnen de Wmo voor het lokale jeugdbeleid zijn: informatie en advies, signalering, toeleiding naar hulpaanbod, licht pedagogische hulp, coördinatie van zorg op lokaal niveau. Het CJG Maasgouw voert deze jeugdfuncties uit volgens het principe ‘één kind, één plan/geen kind tussen wal en schip’ Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Maasgouw heeft de volgende missie: “Alle jeugdigen tot 23 jaar én (aanstaande) ouders kunnen in het CJG terecht voor vragen en ondersteuning op het gebied van opgroeien en opvoeden. Zij krijgen hier direct antwoord op hun vraag óf er wordt een concrete afspraak gemaakt voor een vervolgstap binnen het CJG of bij een van de ketenpartners. Het CJG faciliteert en organiseert daarnaast de samenwerking en afstemming tussen de verschillende ketenpartners”. Aanpak van het CJG is om de klanten zoveel mogelijk in het loket van het CJG te helpen en, indien de problematiek te complex of intensief is, de bestaande hulpverleningsmogelijkheden in te schakelen. Kernpunten uit de visie op de werkwijze van CJG Maasgouw zijn: vraaggericht, zorgvuldig, kortdurend en flexibel. De consulent ziet er op toe dat vragen om hulp op de goede plek komen, opgepakt worden en tot resultaat leiden; binnen een week een reactie op de vraag. 1. Het CJG levert snel, goed en gecoördineerd advies en hulp op maat: één gezin, één plan; 2. Aanbod lokale laagdrempelige opvoedingsondersteuning, informatie, advies (preventie); 3. Er zijn betere garanties voor risicokinderen door gebruik in jeugdketen van (elektronische) kinddossiers en verwijsindex risicokinderen (adequate alarmering en signalering); De coördinatie van zorg is gewaarborgd, zodat zorg aan ouders en kinderen goed wordt afgestemd. 18 Hart voor hart in maasgouw, gezondheidsbescherming met een AED- en hulpverleningsnetwerk Onder het motto Hart voor Hart in Maasgouw wil de gemeente een grotere overlevingskans bieden aan mensen die in onze gemeente worden getroffen door een plotselinge circulatiestilstand (acute 'hartstilstand'). Dat doel proberen wij in Maasgouw te bereiken: - door in alle kernen en wijken van de gemeente te voorzien in voldoende, permament bruikbare AED's; - door de opzet en instandhouding van een netwerk van vrijwilligers die kunnen worden opgeroepen voor de hulpverlening aan mensen met een circulatiestilstand; - met de medewerking van instellingen en bedrijven in de gemeente, die hun eigen AED’s en getrainde personeelsleden laten opnemen in het hulpverleningsnetwerk. Sinds 2007 is op deze manier een (bijna) kernendekkend netwerk gerealiseerd.Ook heeft een behoorlijk aantal mensen, dat woont of werkt in onze gemeente, zich aangemeld als vrijwillig AED-hulpverlener. Wij blijven in onze gemeente werken aan de instandhouding en uitbreiding van de vrijwillige hulpverlening en aan optimalisering van de AED-dekking. BurgerhulpverleningLimburg De gemeente Maasgouw is aangesloten bij Burger Hulpverlening Limburg. Vrijwillige AED-bedieners kunnen zich bij Burgerhulpverlening Limburg laten registreren. Daardoor kunnen deze AED-bedieners met een smsbericht op hun mobiele telefoon worden opgeroepen. Zo kan sneller hulp worden geboden aan mensen met een circulatiestilstand. Ook kunnen eigenaren van AED-apparaten hun AED's bij Burgerhulpverlening Limburg laten registreren. Deze AED's van bedrijven of instellingen in de gemeente zijn dan ook beschikbaar in het hulpverleningsnetwerk in de gemeente. De gemeente moet kiezen waaraan het geld voor een AED- en hulpverleningsnetwerk wordt besteed. De gemeente koopt zelf AED's en plaatst die in de diverse kernen. De gemeente draagt ook de kosten van onderhoud en beheer van de AED-apparaten. Voor de hulpverlening, de reanimatie en AED-bediening, doet de gemeente een beroep op de vrijwillige inzet van mensen die in Maasgouw wonen of werken. De bedrijven en instellingen die hun AED's beschikbaar stellen in het netwerk, dragen zelf de kosten van onderhoud, beheer en het weer gebruiksklaar maken als hun AED is ingezet voor hulpverlening. Andere wetten voor gezondheid en veiligheid Grondwet en gemeentewet Deze wetten zijn voor de gemeente de algemene grondslag voor de bemoeienis met de gezondheid. In artikel 22 van de Grondwet staat dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de gezondheid. Gemeenten hebben bijvoorbeeld verantwoordelijkheden op het terrein van de preventie, de curatieve sector, de zorg voor jeugd, gehandicapten en ouderen en op terreinen als verslavingsbeleid, maatschappelijke opvang en maatschappelijk werk. De Gemeentewet stelt in artikel 149 dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Dat kunnen ook regels zijn rond de gezondheid. Grondwet en Gemeentewet schrijven dus geen concrete taken of activiteiten voor, maar leggen de gemeente een meer morele plicht op zich te bemoeien met de gezondheid van de bevolking. Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Deze wet belast B&W met het toezicht op de kindercentra, gastouders en peuterspeelzalen. Zij wijzen daarvoor inspecteurs van de GGD aan. Het toezicht moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Wet ambulancezorg Deze wet beschrijft de eisen waaraan de ambulancezorg moet voldoen en de indeling in Regionale Ambulancevoorzieningen. Wet veiligheidsregio's Deze wet beschrijft de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de gemeente bij (de voorbereiding van) de rampen(bestrijding). De wet regelt ook de (verantwoordelijkheid van B&W over de) brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De leiding van deze laatste taken berust bij de directeur publieke gezondheid/directeur GGD. De GGD Limburg-Noord is onderdeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord. 19 Wet op de lijkbezorging In deze wet staat hoe de gemeente moet handelen bij overlijden, begraven en cremeren. Ze moet ook een gemeentelijk lijkschouwer hebben; deze arts legt verklaringen af over een (on)natuurlijke dood. Gezondheidswet Deze wet regelt o.a. de informatieplicht van de gemeente over haar verordeningen, en besluiten rond de volksgezondheid. De wet regelt ook dat inspecteurs van Volksgezondheid de gemeenten informeren en adviseren. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Deze wet geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen acuut en verplicht te laten opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis of instelling, als zij gestoord zijn in hun geestesvermogens en een gevaar zijn voor zichzelf, hun omgeving of de openbare orde. 20 Kaders van uitvoering: programma’s, thema’s, prestatievelden. Programma 1: Gezond en veilig opgroeien Thema ‘Gezond en veilig ontwikkelen’ Thema ‘Aanleren gezonde leefstijl’/Collectieve gezondheidsbevordering Thema ‘Competente opvoeders’ Om gezond en veilig te kunnen opgroeien hebben alle kinderen recht op een basis van zorg, voorlichting en begeleiding. Dat zijn wettelijke taken. Bepaalde kinderen hebben speciale zorg en begeleiding nodig, meestal in een multidisciplinaire aanpak. Die speciale zorg is meestal nodig in verband met vijf gezondheidsrisico’s in het leven van jongeren: psychosociale problematiek, overgewicht, opgroeien in een veilige omgeving (kindermishandeling, huiselijk geweld, pesten), middelengebruik (alcohol, drugs, roken) en seksuele gezondheid en sexuele weerbaarheid. Steeds meer kinderen en hun ouders hebben hulp nodig vanwege opvoeden opgroeiproblemen of vanwege kindermishandeling (huiselijk geweld). Wij willen met dit programma van ons gezondheidsbeleid bevorderen dat onze jeugd zo gezond en veilig mogelijk kan opgroeien. Jeugdgezondheidszorg in de jeugdketen Het integrale karakter van de jeugdgezondheidszorg is geïnspireerd op de keten- en netwerkbenadering. De gemeente is verantwoordelijk voor het systematisch volgen en bewaken van de gezondheid van haar jeugdige inwoners, maar ook van gezondheidsbedreigende en –bevorderende factoren. Gezondheidsproblemen moeten tijdig worden opgespoord en, als het kan, voorkomen (preventie). Ook de eventuele behoefte aan zorg bij de jeugdige moet worden bepaald. d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding, e. het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. De GGD is de uitvoerder van deze gemeentelijke taak. De GGD is daardoor de spil in de jeugdgezondheidszorg; de GGD is de enige organisatie die, periodiek en laagdrempelig alle kinderen –en hun gezinssituatie- ziet, gedurende de leeftijdsperiode -9 maanden tot en met het 18e levensjaar* *Alle gemeenten in Limburg-Noord hebben besloten de jeugdgezondheidszorg 0 – 4 jaar in Noord- en Midden-Limburg samen te voegen en per 1 januari 2012 onder te brengen bij één organisatie: de GGD Limburg-Noord, onderdeel van de Veiligheidsregio Limburg-Noord. De GGD L-N wordt daardoor uitvoerder van de JGZ voor de hele leeftijdsgroep -9mnd tot en met 18 jaar. Thema 1.1: Gezond en veilig ontwikkelen De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het zogenoemde Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Het uniforme deel van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (2003) bestaat voor een groot deel uit individuele contactmomenten. Tijdens deze contactmomenten wordt voorlichting gegeven, de ontwikkeling en de gezondheidstoestand van een kind systematisch gevolgd en factoren in kaart gebracht die de gezondheid bevorderen of bedreigen. Het doel is tweeledig: enerzijds kan op individueel niveau tijdig worden gesignaleerd welke ontwikkelingen de gezondheid bedreigingen, anderzijds kunnen op doelgroep- of populatieniveau gezondheidsprofielen worden opgesteld. Beide doelen kunnen elkaar versterken. Kinderen die opgroeien in ‘rijke’ sociale netwerken ontwikkelen zich beter, zowel op sociaal als cognitief. Waar nodig kunnen ouders - die uiteraard de eerste verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding - worden ondersteund met informatie. Zo is lang niet bij alle ouders bekend dat zij vanaf de geboorte een belangrijke rol kunnen spelen in de preventie van overgewicht: borstgevoede zuigelingen zijn als jongvolwassenen namelijk minder vet. Iedere maand borstvoeding betekent 0,6 centimeter minder buikomvang. Zes maanden borstvoeding scheelt dus al snel twee gaatjes in de rok- of broekriem! Ander recent onderzoek laat de rol van de media op jonge leeftijd zien: deze heeft een levenslang effect. Kinderen aan wie wordt voorgelezen en die worden gestimuleerd tot lezen, doen het - ook op lange termijn beter in het onderwijs. De onderwijsprestaties en het maximaal bereikbare onderwijsniveau van kinderen met ouders die veel tv kijken, ook wanneer de data worden gecorrigeerd voor biologische factoren en afkomst, zijn slechter dan die van vergelijbare kinderen. Bij de opvoeding moeten ouders kunnen vertrouwen op effectieve gezondheidsbescherming. De effectiefste middelen daarvoor zijn screeningen en vaccinaties. Deze worden elk kind aangeboden volgens het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en de landelijke screening op aangeboren gehoorafwijkingen en stofwisselingsziekten. De vaccinatiegraad staat en valt bij de bereidheid tot vaccinatie. Er zijn aanwijzingen dat deze bereidheid enigszins onder druk staat. 21 Ambitie Outcome-indicator (2016) Partners Effectief en efficiënt functionerende JGZ-organisatie Succesvolle integratie van de uitvoeringsorganisaties JGZ 0-19 De gemeente biedt integrale jeugdgezondheidszorg -die effectief en efficient is, -waarin coördinatie en continuïteit van de geboden zorg vooropstaan, - die daarvoor de fysieke, sociale, psychische en cognitieve ontwikkeling van kinderen in beeld heeft, - die stoornissen tijdig signaleert, en tijdig passende zorg kan bieden. Ouders ervaren dat hun kinderen zich gezond en veilig ontwikkelen Gemeenten 1e Lijnzorg Zorginstellingen op gebied van jeugd. Risico’s zijn vroegtijdig in beeld alle kinderen (100%) zijn in beeld en alle kinderen worden bereikt risico-informatie wordt door betrokkenen gedeeld doelgroepen met een verhoogd risico krijgen gerichte aandacht De vaccinatiegraad is minimaal gelijk gebleven Zuigelingen: 98% 4-jarigen: 96% 9-jarigen: 95% RIVM Het bereik en de tijdigheid van de neonatale sreeningen (hielprik en gehoorscreening) is minimaal gelijk gebleven (peil 2010) Gemeenten Kraamzorg Verloskundigen Ziekenhuizen Adelante RIVM Het percentage kinderen dat zes maanden onafgebroken borstvoeding krijgt, is gestegen tot 15% (2009: 13%) Gemeenten Verloskundigen Kraamzorg Ziekenhuizen Thema 1.2 Aanleren van een gezonde leefstijl Een ongezonde leefstijl van jongeren vergroot op langere termijn de kans op ongezondheid. Bij de jeugd is dus veel gezondheidswinst te realiseren. Vandaar onze gerichtheid op psychosociale problematiek, overgewicht, opgroeien in een veilige omgeving (kindermishandeling, huiselijk geweld, pesten), middelengebruik (alcohol, drugs, roken) en seksuele gezondheid en seksuele weerbaarheid. Gezonde leefstijlen kunnen worden aangeleerd en ongezonde afgeleerd. Helaas zijn te weinig ouders zich bewust van de (grote) gezondheidsrisico’s van verkeerde leefstijlen, terwijl zij – zeker op jongere leeftijd van hun kind – behoorlijke invloed hebben. Zij bepalen een aantal cruciale randvoorwaarden voor gezond leven. Overgewicht Overgewicht kan al op jonge leeftijd leiden tot gezondheidsklachten. Gewrichtsproblemen, snurken, kortademigheid, hoofdpijn en slaapstoornissen zijn veelvoorkomende klachten bij kinderen met overgewicht. Verder vergroot overgewicht het risico op artrose, diabetes en hart- en vaatziekten. Overgewicht kan ook leiden tot psychische problemen. Kinderen met overgewicht worden vaak gepest door leeftijdgenootjes, waardoor ze onzeker kunnen worden en hun zelfvertrouwen wordt geschaad. Ze voelen zich vaak buitengesloten en schamen zich voor hun lichaam, wat kan leiden tot een negatief zelfbeeld. Hierdoor worden de sociale contacten minder. Kinderen met overgewicht zijn bovengemiddeld somber. Verder zijn gedragsproblemen en emotionele problemen vaak het gevolg van overgewicht. 22 Er zal veel aandacht moeten worden besteed aan preventie. Het belang van een goede en veilige opvoedingssituatie kan moeilijk worden overgeschat. Dit begint al bij het krijgen van borstvoeding. Het eerder genoemde onderzoek heeft laten zien dat veel tv kijken bij kinderen niet alleen leidt tot lagere schoolprestaties, maar ook tot overgewicht, ook op de langere termijn. Het is daarom van belang signalen en trends te monitoren, maar ook bij gezondheidsbevordering te realiseren dat het voor jongeren belangrijk is een positieve omgeving te creëren waarin het leuk, ‘cool’ en de norm is lekker te bewegen, gezond te eten en niet alle vrije tijd voor een tv of pc door te brengen. Alcohol Alcohol is schadelijk voor jonge hersenen in ontwikkeling! Daar past geen enkele nuancering bij. Daarom zouden jongeren niet moeten drinken. Het beleid is dan ook gericht op tegengaan van vroeggebruik. Toch kunnen jongeren beneden de 16 jaar, ondanks een wettelijk verbod, nog steeds alcoholhoudende dranken krijgen. De GGD West-Brabant meldde dat eigen onderzoek onder 250 verkooppunten leerde dat bij meer dan tweederde van de verkoopunten toch nog steeds alcohol werd verkocht aan jongeren beneden de zestien jaar. De naleving van de wet was bij slijterijen het hoogst en bij supermarkten en horeca het laagst. De attitude van ouders en de omgeving speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het alcoholgedrag van hun kinderen. Diverse studies hebben uitgewezen dat vooral het hanteren van normen en het stellen van regels (geen alcohol drinken!) beginnend alcoholgebruik kan uitstellen en de kans op probleemdrinken verlaagt. Met het stijgen van de leeftijd wordt een deel van de ouders echter (te) snel toleranter. Drugs Ook drugsgebruik brengt ernstige risico’s met zich mee. Het beleid is gericht op bestrijding van overlast en criminaliteit en het bewust maken van de gevolgen van het gebruik van drugs. Door de verkoop van cannabis te gedogen en streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs worden de twee markten uit elkaar getrokken. Hiermee wordt beoogd dat gebruikers van softdrugs moeilijker met harddrugs worden geconfronteerd. Bij jongeren gaat het gebruik van softdrugs vaak gepaard met drinken en roken. Deze jongeren hebben vaker gedragsproblemen, vertonen vaker agressief en delinquent gedrag (stelen, vandalisme, zwartrijden) en hebben vaker schoolproblemen (spijbelen, lage prestaties) dan leeftijdgenoten die niet blowen. Roken In Nederland stierven in 2009 bijna 20.000 mensen aan de gezondheidsgevolgen van roken. Ter vergelijking: veertig jaar geleden bedroeg het aantal verkeerslachtoffers 17% van dit getal: nog geen 3.500 (het hoogste aantal ooit in ons land gehaald). Vanaf dat moment is een grootscheepse campagne opgezet om het aantal verkeersslachtoffers sterk te reduceren. Dit hoge aantal (destijds “tweemaal het aantal van de Titanic” genoemd) werd maatschappelijk niet geaccepteerd. Nu, veertig jaar later is het aantal dodelijke slachtoffers met 75% gedaald, terwijl het aantal auto’s is explosief is toegenomen. Samenwerking - en dat is de boodschap - laat dus zien dat heel veel mogelijk is. Het aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van het roken ligt momenteel 5 x zo hoog als het aantal verkeersslachtoffers in 1973! Bovendien is roken een risicofactor voor veel andere ziekten: van de totale ziektelast is 20% toe te schrijven aan gezondheidsgevolgen van roken. Volgens de Hartstichting draaien vier van de dertien hartcentra in Nederland uitsluitend vanwege de gevolgen van roken. Toch steken veel jongeren al op jonge leeftijd hun eerste sigaret op en blijven daarna regelmatig roken. Om het roken te ontmoedigen en hierdoor het percentage rokers te verminderen, dienen minder jongeren te beginnen met roken en meer rokers te stoppen. Ook het meeroken van (zeer jonge) kinderen moet bij de ouders onder de aandacht gebracht worden. Gamen Uit onderzoek blijkt dat zo’n 1,5% van de jongeren tussen 13 en 16 jaar zegt verslaafd te zijn aan online gamen. Dat zijn 12.000 kinderen. Verslaafde jongeren zijn hier gemiddeld bijna acht uur per dag mee bezig. Het zijn bijna altijd jongens en tweederde van hen zit op het VMBO. Het is denkbaar dat het aantal verslaafden zal toenemen: de spellen en de technologie ontwikkelen zich steeds sneller en zij raken steeds meer verweven met het sociale leven. Seksuele gezondheid Jongeren hebben op steeds jongere leeftijd hun eerste seksuele ervaring. Slechts een minderheid van de jongeren gebruikt hierbij een condoom! Onveilig vrijen kan leiden tot seksueel overdraagbare aandoeningen. Voorbeelden van soa’s zijn chlamydia, syfilis, gonorroe en herpes. Het aantal is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Een derde van alle soa in Nederland komt voor in de leeftijdsgroep 15 - 25 jarigen. Dit onderwerp wordt verder behandeld in programma 3: ‘Vertrouwen in gezondheidsbescherming’. Psychosociale problemen Onder psychosociale problemen worden verstaan: emotionele problemen (zoals angst, depressieve gevoelens of stoornissen, zelfbeeld), gedragsproblemen (zoals driftigheid, onrustig) en sociale problemen (zoals problemen in het maken en onderhouden van het contacten met anderen). Psychosociale problemen komen in toenemende mate voor bij jongeren en kunnen leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren. 23 Psychosociale problemen hebben het gevaar dat zij kunnen leiden tot overmatig gebruik van alcohol en drugs. Ook kunnen lichamelijke problemen leiden tot psychosociale problemen en omgekeerd. Ambitie Kinderen en jongeren Kinderen en jongeren hebben een gezonde leefstijl: ze hebben een gezond voedingspatroon, bewegen voldoende, roken en drinken niet, gebruiken geen drugs en vrijen vrijwillig en veilig. Alle kinderen en jongeren kunnen deelnemen aan sport- en beweegactiviteiten: De activiteiten van combinatiefunctionarissen hebben een positieve invloed op het sport- en beweeggedrag van onze schooljeugd. Gebrek aan geld is in onze gemeente geen belemmering om lid te zijn van een sportvereniging. Door de regeling ‘Iedereen doet mee’ is sport financieel toegankelijk, ook voor onze jeugd. Niemand wordt buitengesloten. Sportverenigingen zijn er voor iedereen. De gemeente stimuleert en beloont sportverenigingen met faciliteiten voor jeugdleden met beperkingen. Er zijn voldoende en geschikte voorzieningen waar onze jeugd kan sporten en spelen. Outcome-indicator (2016) Partners Er is adequaat inzicht in de gezondheidstoestand van jeugdigen en in de factoren die de gezondheid bevorderen en bedreigen. Waar nodig wordt de behoefte aan zorg adequaat geraamd. RIVM 1e lijnzorg Er is een dalende lijn zichtbaar op het gebied van: - overgewicht - roken (2009: 15%) - onveilige seks (2009: 7%) - alcoholgebruik (2009: 16 jaar: 28%) - druggebruik (2009: 16 jaar: softdrugs 9%) - overgewicht (2011 e.v.: nulmeting) Ouders, Jongeren, CJG Gemeente, Onderwijs Verenigingsleven Welzijnsinstellingen Horeca, Politie, OM GGZ, Bureau Halt Midden- en Kleinbedrijf Bureau Jeugdzorg Thema 1.3: Competente opvoeders en verzorgers Kenmerken van competentie van ouders met betrekking tot opvoeding zijn: het gevoel hebben de opvoeding goed aan te kunnen (onderzoek heeft laten zien dat de beleving van de opvoeding kan samenhangen met het opvoedgedrag van ouders) en als er vragen of zorgen zijn ondersteuning weten te vinden. Want als tijdig ondersteuning wordt gevonden, wordt escalatie voorkomen. In Nederland verloopt de opvoeding in de meeste gezinnen goed. De overgrote meerderheid van de ouders heeft het gevoel de opvoeding goed aan te kunnen. Echter, opvoeden is niet altijd even gemakkelijk en kan bij ouders vragen oproepen of zorgen baren. Zij kunnen dan baat hebben bij laagdrempelige ondersteuning in de directe nabijheid. Vaak zoeken ouders in eerste instantie steun binnen hun eigen informele netwerk van bijvoorbeeld familieleden, vrienden en kennissen. Voor formele ondersteuning bij de opvoeding kunnen ouders zich wenden tot professionals zoals de JGZ, leerkrachten, huisartsen, pedagogen. Met de komst van de Centra voor Jeugd en Gezin, wordt het aanbod van ondersteuning van diverse instanties samengebracht. Uit de nulmeting van de monitor ‘Diversiteit in het Jeugdbeleid’ blijkt dat bijna een kwart van de ondervraagde ouders van thuiswonende kinderen (tot en met 17 jaar) het afgelopen jaar hulp of advies heeft gezocht met betrekking tot de opvoeding. Insteek voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is het versterken van de opvoedcompetenties van de ouders (empowerment) en aansluiten bij de context waarin het kind opgroeit. De JGZ heeft daarvoor een plaats gekregen in het Centrum voor Jeugd en Gezin dat iedere gemeente moet hebben. Daar waar opvoedingsspanning ontstaat, is het van belang de ouders te ondersteunen en te leiden naar de meest passende voorziening. JGZ blijft deze gezinnen volgen om te weten of er ook daadwerkelijk resultaten bereikt zijn. 24 Meestal verloopt het dagelijks leven, naar inschatting van zowel de ouders als de kinderen, goed. Soms echter, gaat het ernstig mis. Ongeveer 5% van de kinderen in Nederland heeft te kampen met serieuze en langdurige opgroeiproblemen. Het ontstaan van serieuze problemen hangt onder andere samen met de maatschappelijke positie van de ouders, zoals alleenstaand ouderschap, lage opleiding, armoede en niet-westerse herkomst. Als meerdere van deze factoren spelen binnen één gezin, neemt de kans op opvoed- en opgroeiproblemen naar verhouding toe. Hetzelfde geldt voor de kans dat men een beroep doet op jeugdzorgvoorzieningen. Het landelijke ‘Trendrapport 2010 Landelijke Jeugdmonitor’ geeft aan: “Tijdens hun ontwikkeling heeft een deel van de kinderen te maken met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Het aantal kinderen dat daarvoor een beroep doet op de bureaus jeugdzorg (inclusief het AMK) nam in de afgelopen jaren landelijk sterk toe”. De landelijke overheid streeft in hun nieuwe beleid naar een sterker accent op preventie. Deze ontwikkeling zal door de transitie van de Jeugdzorg naar de gemeenten verder vorm gegeven worden. Ook is er een meldcode kindermishandeling van kracht waaraan de JGZ gehouden is. Ambitie Competent ouderschap draagt bij aan het voorkomen van (ernstige) psychosociale en cognitieve problemen bij kinderen. Outcome indicator (2016) Het percentage ouders dat aangeeft de opvoeding aan te kunnen en op tijd ondersteuning te kunnen vinden bij zorgen/ problemen blijft minimaal 90% (landelijk percentage). Het percentage kinderen dat psychosociale problemen ervaart is niet gestegen (2009: 3%) Partners Onderwijs, ouders, Bureau Jeugdzorg, CJG, GGZinstellingen, welzijninstellingen, huisartsen, opvoedinstituten, jongeren zelf. Bureau Jeugdzorg, Veiligheidshuis, politie, steunpunt huiselijk geweld, woningcorporaties, RAAK Thema 1.4: Opgroeien in een gezonde en veilige omgeving Een veilige leefomgeving is een fysiekveilige, sociaalveilige en ‘psychisch’ veilige omgeving. De psychische leefomgeving is bij de thema’s aanleren van een gezonde leefstijl en competente opvoeders besproken. In Nederland is 3% van de kinderen van 5 - 17 jaar sociaal buiten gesloten. Zij hebben te maken met een combinatie van weinig sociale participatie, materiële achterstelling en het wonen in een onveilige of onprettige buurt. Als de groep waarbij sprake is van een lichtere problematiek wordt meegerekend, is bij 11% van de kinderen sprake van sociale uitsluiting. Sociale uitsluiting wordt veroorzaakt door financieel-economische factoren (zoals ouders die bepaalde uitgaven niet kunnen doen) en sociaal-cognitieve factoren (zoals ouders die zelf weinig participeren). Preventie schooluitval/verzuimbegeleiding en terugkeerbegeleiding van uitvallers naar school zijn hierbij daarom belangrijke thema’s. Ongevalscijfers van de Stichting Consument en Veiligheid spreken duidelijke taal: ongevallen zijn doodsoorzaak nummer één bij kinderen ouder dan één jaar. Kinderen van één of twee jaar oud lopen de grootste kans op een privé-ongeval in of om huis waarvoor een spoedeisende medische hulp nodig is. Tweederde van de SEHbehandelingen na een ongeval in of om huis bij jonge kinderen is het gevolg van een valongeval (15.000). Van de ziekenhuisopnamen is een kwart het gevolg van een vergiftiging (800), een vijfde van de opnamen is het gevolg van een val van trap of stoep (660). Ongeveer 3% van de leerlingen geeft zich thuis onveilig, o.a. door pestgedrag van medeleerlingen. Bij het opgroeien in een veilige leefomgeving kijkt de GGD ook naar peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvangen en gastouders. Veilige en gezonde kinderopvang levert een positieve bijdrage aan de 25 lichamelijke en sociale ontwikkeling van het kind. In 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) in werking getreden Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van de wettelijke regels. De leefomgeving van kinderen wordt ook beïnvloed door maatschappelijke onrust bij zedenzaken en gevallen van (ernstige) kindermishandeling. Om deze onrust te voorkomen, te verminderen of te begeleiden, kunnen tijdelijke multidisciplinaire teams worden opgericht. Het ‘scenarioteam zedenzaken’ kan ook actief worden als er sprake is van de terugkeer van een zedendelinquent waar het gevaar op maatschappelijke onrust in de buurt groot is. Ambitie Een prettige woon- en leefomgeving heeft een positief effect op gezondheid. Ouders en hun kinderen ervaren deze positieve relatie. Outcome indicator (2016) Partners Ouders ervaren dat hun woon- en leefomgeving kindvriendelijk is ingericht en afgestemd op hun leeftijdcategorie. Ouders, jeugd, Gemeente, Nutsinstellingen Ouders ervaren voldoende sociale samenhang in hun directe woon- en leefomgeving Ouders, jeugd, CJG, MEE gemeente,kinderopvang, onderwijs, welzijnsinstellingen, ziekenhuizen, huisartsen, GGZ, Bureau Jeugdzorg, Stichting Consument en Veiligheid Programma 2: Zelfstandig en veilig ouder worden Thema ‘Gezonde leefstijl’ Thema ‘Ouder worden in een gezonde en veilige omgeving’ Vanuit de Wmo en de Wpg hebben gemeenten een verantwoordelijkheid op het gebied van de preventieve zorg voor ouderen. De Wpg kent deze verplichting sinds 2010. De taken van de gemeente hierin zijn in het eerste hoofdstuk genoemd. Onderzoek heeft geleerd dat veel preventieve activiteiten op het gebied van de ouderengezondheidszorg in Nederland nog teveel versnipperd zijn en dat risicogoepen moeilijk worden bereikt. Betrokken organisaties moeten beter samenwerken om gezondheidsproblemen bij ouderen te voorkomen dan wel vroegtijdig te signaleren. Vanuit haar epidemiologische functie kan de GGD hierin een verbindende rol vervullen. Om preventieve ouderenzorg in deze regio verder te ontwikkelen dient in beeld gebracht te worden wat de activiteiten en voorzieningen voor deze doelgroep zijn. Daarbij moet bij de doelgroep en de aanbieders van activiteiten bekend zijn wat hun wenselijk aanbod is van activiteiten en voorzieningen, samenwerkingswensen en mogelijkheden. Voorts moet een overzicht worden opgesteld van welke interventies het beste bereik hebben en het meest effectief zijn. Vervolgens dient een samenhangend en integraal aanbod opgezet te worden. De GGD hanteert 55+ als leeftijdsgrens voor ouderengezondheidszorg: vanaf die verhoudingsgewijs jonge leeftijd kan nog aanzienlijke gezondheidswinst worden geboekt. Thema 2.1: Ouder worden met een gezonde en veilige leefstijl Gezondheid heeft bij ouderen een andere betekenis dan bij jongeren. Bij gezond ouder worden gaat het vooral om het voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren en het bevorderen van de zelfredzaamheid, participatie en een goede kwaliteit van leven. Terwijl preventie en zorg bij jongere leeftijdsgroepen vooral gericht zijn op ziekten, zijn bij ouderen interventies gericht op het functioneren en de kwaliteit van leven steeds belangrijker. Ouderen die ziek zijn, hoeven niet per se beperkt te zijn in hun functioneren. De helft van de zelfstandig wonende ouderen (65+) leeft met één of meer chronische ziekten, maar toch ervaart tweederde van deze groep ouderen geen lichamelijke beperkingen en voelt meer dan de helft zich gezond. Het zijn vooral de veelvoorkomende ziekten, zoals coronaire hartziekten, beroerte, artrose en diabetes, die leiden tot het meeste verlies aan gezonde levensjaren. Met een gezonde leefstijl zijn deze ziekten te voorkomen of te vertragen. 26 Daarom heeft het bevorderen van een gezonde leefstijl als doel ouderen zo lang mogelijk zelfstandig, onafhankelijk en gezond te houden. De doelgroep ouderen zal, gezien de demografische tendensen in noorden midden-Limburg, verder groeien. Het beleid ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren zal gericht moeten zijn op zowel het lichamelijke, sociale als het geestelijke vlak. Gezond en succesvol ouder worden gaat niet alleen om het voorkómen en uitstellen van ziekte en sterfte, maar ook om “de preventie van beperkingen in het functioneren, het voorkomen van verlies van zelfredzaamheid en het terugdringen van afhankelijkheid van de zorg”. Gedragsverandering levert gezondheidswinst op, ook bij senioren: stoppen met roken, gezonder eten, matig alcoholgebruik en meer bewegen, hebben onmiskenbaar positieve effecten op de (ervaren) gezondheid van ouderen, zelfs als ouderen deze gedragsveranderingen pas na 65+ ondergaan. Mannen die op hun 65e stoppen met roken leven gemiddeld 1,4 - 2,0 jaar langer en vrouwen zelfs 2,7 - 3,7 jaar. Voeding Veel gezondheidsproblemen bij senioren zijn mede het gevolg van een ongezonde leefstijl. Een ongezond voedingspatroon scoort met name hoog. In noord- en midden-Limburg kampt 61% met overgewicht. Dit vergroot de kans op coronaire hartziekten, diabetes type 2, kanker, gewrichtsaandoeningen, ademhalingsproblemen, e.d. Dit is niet alleen een medische, maar ook een sociale bedreiging voor de zelfstandigheid en de kwaliteit van leven van ouderen. Lichaamsbeweging Eén van de belangrijkste pijlers van een gezonde leefstijl is beweging. Bijna eenderde van de senioren in noord- en midden-Limbirg beweegt te weinig volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Verminderde mobiliteit en balansproblemen zijn de belangrijkste risicofactoren voor vallen bij ouderen. Psychische problemen Naarmate mensen ouder worden neemt de grootte van hun sociale netwerk af: het werk, het verliezen van een partner of vrienden verhogen de kans op eenzaamheid of psychische klachten. Ongeveer een derde van de ouderen voelt zich matig tot sterk eenzaam. Dit gevoel neemt toe met het stijgen van de leeftijd. Veel ouderen hebben last van psychische problemen, zoals depressies. Ook ouderen die lang in een verpleeghuis verblijven, hebben een verhoogd risico op depressie. Depressie leiden tot vermindering van het sociale, emotionele en lichamelijke functioneren. Depressies behoren tot de ziekten met de hoogste ziektelast! Zij gaan gepaard met hoge zorgkosten. Onderzoek toont echter aan dat effectieve preventie van psychische problemen mogelijk is. Roken Roken veroorzaakt aanzienlijke schade aan de gezondheid. Roken is de belangrijkste risicofactor voor longkanker, slokdarmkanker, coronaire aandoeningen, hartfalen, beroerte en chronische longziekten. Ook is roken een risicofactor voor dementie. Stoppen met roken - zelfs latere leeftijd - levert veel gezondheidswinst op. Van de senioren uit Limburg-Noord rookt 16%. Alcohol Overmatig alcoholgebruik verhoogt de kans op leveraandoeningen, kanker en op klachten zoals incontinentie, somberheid, angsten, geheugenverlies, verminderde eetlust en vallen. Naast gezondheidsproblemen levert het ook risico’s op voor de directe woon- en leefomgeving, maar ook voor de maatschappij. Veel senioren zijn in staat hun alcoholgebruik te camoufleren: ze hebben tijd en vaak voldoende geld. Het is een probleem dat niet overal even goed zichtbaar is. Ongeveer Ongeveer één op elke tien senioren in noord- en midden-Limburg drinkt overmatig. Alcoholpreventie heeft als doel verantwoord alcoholgebruik te stimuleren en de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen. Ambitie Outcome-indicator (2016) Ouderen hebben een gezonde leefstijl. Er is inzicht in: - de gezondheidstoestand van ouderen - de factoren die de gezondheid bevorderen en bedreigen - het bereik en effect van interventies Ouderen ervaren zo lang mogelijk de regie over de balans tussen Behoeften aan zorg kunnen adequaat worden geraamd. 27 Partners RIVM 1e lijnzorg Samenwerkende organisaties Ouderen Ambitie verminderde draagkracht (cognitieve achteruitgang) en oplopende draaglast (multimorbiditeit, spierzwakte, evenwichtsproblemen). Outcome-indicator (2016) Er is een dalende lijn zichtbaar op het gebied van: - overgewicht - roken (2009: 16%) - problematisch alcoholgebruik (2009: 10%) - depressie- en angststoornissen - valincidenten (2009: 3%) Er is een stijgende lijn zichtbaar m.b.t: - bewegen dat voldoet aan NNGB (2009: 61%) - voldoende inname van groenten (2009: 68%) - voldoende inname van fruit (2009: 57%) Partners Gemeente Thuiszorg Sportaanbieders Huisartsen Fysiotherapeuten GGZ Ouderenvereniging en Welzijnsinstellinge n vrijwilligersverenig ingen Diëtisten Thema 2.2: Ouder worden in een veilige en gezonde leefomgeving Naast de individuele, zijn ook fysieke en sociale omgevingsdeterminanten van invloed op de zelfredzaamheid van senioren. Over het algemeen wordt de leefwereld steeds kleiner en beperkt zich uiteindelijk tot de directe woon- en leefomgeving. Om te zorgen dat ouderen zo lang mogelijk deelnemen aan de samenleving en zelfstandig kunnen blijven wonen, is het belangrijk om, naast een geschikte woning, te beschikken over goede zorg aan huis, sociale samenhang in de buurt en toegang tot voorzieningen. Valincidenten zijn de meest voorkomende privé-ongevallen bij ouderen. Naar schatting worden in onze regio 3.000 senioren behandeld op de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis na een valongeval. Van de dodelijke slachtoffers valt 70% in de leeftijdsgroep 75+. Met het bereiken van de seniorenleeftijd neemt de kans op een valongeval toe. Leefstijlfactoren, zoals alcohol- en/of medicijngebruik beïnvloeden de kans op een privéongeval. Ook het woningontwerp en het onderhoud van de woning hebben hier invloed op. Met name op hogere leeftijd betekenen valincidenten een ernstige aanslag op de zelfredzaamheid: één val kan de oorzaak zijn van een sociaal isolement, depressie en versnelling van het verouderingsproces. Door het creëren van een veilige en gezonde leefomgeving, hebben senioren minder angst en minder risico’s om een privé-ongeval te krijgen. Dit heeft een positief effect op verlengd zelfstandig wonen en een verminderde behoefte op ondersteuning. De ernst, omvang en kosten van ongevallen bij senioren en de te verwachte toename van dit probleem, maken het voorkómen van vallen bij senioren in de regio nodig. Ambitie Een prettige woon- en leefomgeving heeft positief effect op gezondheid. Ouderen ervaren deze positieve relatie Outcome-indicator (2016) Partners Ouderen ervaren dat hun woon- en leefomgeving voldoende ‘leeftijd-vriendelijk’ is en rekening houdt met hun mogelijkheden en beperkingen. Ouderen Gemeente Nutsinstellingen Ouderen ervaren voldoende samenhang in hun directe woon- en leefomgeving Ouderen, Gemeente Ouderenbonden Welzijnsinstellingen 1e lijnzorg Programma 3: Vertrouwen in gezondheidsbescherming Thema Algemene infectieziektenbestrijding Thema Tuberculosebestrijding 28 Thema Thema Thema Thema Thema Soa-zorg/seksualiteitshulpverlening Technische hygiënezorg Mileu en gezondheid/Medische milieukunde Crisisbeheersing/Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen Forensische geneeskunde Verschillende risicofactoren voor de gezondheid kunnen mensen zelf niet of moeilijk beïnvloeden. Naast genetische factoren zijn dat externe factoren zoals milieu, infectieziekten (waaronder zoönosen), rampen/crises, en gevaarlijke stoffen invoeding en andere producten. Op dit terrein moeten onze inwoners op de overheid kunnen rekenen. De Wpg vormt ook de belangrijkste wettelijke basis voor de infectieziektebestrijding en medische milieukundige zorg. Gemeenten moeten er voor zorgen dat deze taken worden afgestemd met de curatieve gezondheidszorg, zoals de forensische geneeskunde en de organisatie van de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Thema 3.1: Algemene Infectieziektebestrijding Landelijke, Europese en mondiale ontwikkelingen zorgen ervoor dat de algemene infectieziektebestrijding steeds in beweging blijft. Voorbeelden zijn: Zoönosen, infecties overgebracht van dier op de mens, vormen een toenemende dreiging als gevolg van een hoog antibioticagebruik in de agrarische sector en het veranderende klimaat . Contacten tussen humane en veterinaire gezondheidszorg zijn daarom onontbeerlijk bij de oplossing en monitoring van deze problematiek. De uitbraak van de EHEC-bacterie in Duitsland in 2011 toont aan dat ook afstemming met het buitenland van toenemend belang is. Bovenstaande geeft ook het belang aan van een goed outbreakmanagement, in samenwerking met de GHOR. Grootschalige uitbraken, waarbij infectieziekten een rol spelen, vormen een toenemende zorg. Het is de taak van de GGD hierop voorbereid te zijn. De GGD is hét expertisecentrum met betrekking tot de algehele infectieziektebestrijding in noord- en middenLimburg. Alle meldingen van meldingsplichtige infectieziekten worden door de GGD geregistreerd en waar nodig wordt direct actie ondernomen. De GGD heeft professionele contacten met landelijke organisaties en gelijksoortige organisaties in de buurlanden. Met andere disciplines, zoals zij die zich bezighouden met inspecties in het kader van de Wet kinderopvang, inspecties in het kader van de technische hygiënezorg, jeugdgezondheidszorg en met eerste- en tweedelijns gezondheidszorg, wordt nauw samengewerkt. Deze samenwerking moet er blijvend toe leiden tot een veilige omgeving en vertrouwen van onze burgers in de gezondheidsbescherming door de overheid. Reizigersadvisering in kader van infectieziektenbestrijding Reizigers naar landen waar meer en andere infectieziekten voorkomen dan in Nederland lopen risico een besmettelijke ziekte op te lopen. Buiten het feit dat betrokkene hier zelf ernstig ziek van kan zijn, kunnen op deze manier infectieziekten geïmporteerd en verspreid worden. Reizigers vormen daarom een risico voor de volksgezondheid. Voor de GGD is reizigerszorg daarmee het ‘voorportaal van de algehele infectieziektebestrijding’. Nederlanders gaan gemiddeld 2,85 maal per jaar op vakantie, 55+ers zelfs 4 maal per jaar. Bijna 10% bezoeken hierbij jaarlijks risicogebieden waarvoor vaccinaties en gezondheidsadviezen worden aanbevolen. Ondanks het feit dat veel vakantiegangers aangeven zich zorgen te maken over gezondheidsrisico’s tijdens hun vakantie, gaan veel mensen onvoorbereid op reis. Met adviezen, vaccinaties, het voorschrijven van geneesmiddelen en preventieartikelen worden de risico’s op ziekte sterk verkleind. Meer dan andere aanbieders is de GGD in staat advies op maat te geven, ook aan die groepen die extra aandacht verdienen zoals, naast de 55+ers, allochtonen of chronisch zieken. De GGD heeft hierbij een drieledig resultaat voor ogen: 1. advisering en vaccinatie van reizigers volgens vastgestelde protocollen van het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering; 2. individuele bescherming voor de reiziger; 3. bescherming van de collectieve bevolking tegen de import van (besmettelijke) ziekten door reizigers. Bij reizerigsadvisering gaat het met name over het voorkómen dat mensen onvoorbereid op reis gaan. De GGD is met een marktaandeel van 36% de belangrijkste aanbieder in de regio. Thema 3.2: Tuberculosebestrijding In Nederland worden jaarlijks circa 1.000 tuberculosepatiënten gemeld. De GGD voert na een melding bron- en contactonderzoek uit en geeft voorlichting. Voor een kwart van de patiënten voert de GGD diagnostiek en behandeling uit. Op landsdeel niveau voeren wij de regie over de bestrijding van tuberculose (regio Zuidoost Brabant en Limburg). Het opsporen en succesvol behandelen van tbc-patiënten heeft een direct effect op de het aantal gevallen van tuberculose bij de bevolking en het sterftecijfer. Door de overdacht van de tuberculosebacterie te verminderen neemt uiteindelijk ook het aantal tbc-gevallen af. De behandeling van tbc duurt circa zes tot acht 29 maanden. Om de therapietrouw te bevorderen, ontvangt de patiënt intensieve begeleiding van de sociaal verpleegkundige van de GGD. Kinderen van ouders uit gebieden waar tbc veel voorkomt, lopen meer risico de ziekte op te lopen. Vooral tijdens vakanties naar het land van herkomst. De BCG-vaccinatie geeft het kind bescherming tegen de eerste (mogelijk ernstige) gevolgen van tbc, zoals hersenvliesontsteking. De GGD roept de kinderen op die in aanmerking komenvoor de vaccinatie en voert de vaccinatie uit. Mondiale ontwikkelingen in de tuberculosebestrijding (toe- of afname van tuberculose, van MDR/XDRtuberculose, van de hiv-pandemie) zijn door migratie en internationaal reisverkeer direct van invloed op de Nederlandse (en noord- en midden-limburgse) tuberculosesituatie. Het ziektebeeld van tuberculose en de patiëntengroep is de laatste decennia complexer geworden en veranderd. Factoren die daarbij een rol spelen zijn: het vaker voorkomen bij hiv-infecties en patiënten met immuunverlagende therapieën, de langdurige behandeling van (multi)resistente vormen van tuberculose en de intensieve begeleiding van patiënten die tot specifieke risicogroepen behoren. Op landelijk niveau worden voorstellen uitgewerkt rondom de toekomstige organisatie van de tuberculosebestrijding, onder andere in de vorm van regionale expertisecentra. De huidige werkwijze van de GGD Limburg-Noord (bestaande regionalisering in Zuid-Oost Nederland) en de samenwerking met de longartsen sluit daar goed bij aan. Bundeling van aanwezige kennis en expertise is daarbij, zeker in het licht van de voorspelde afnemende incidenten, van groot belang. Thema 3.3: SOA-zorg / Seksualiteitshulpverlening Preventie van seksueel risicogedrag is een verantwoordelijkheid van GGD en gemeente. Het is gericht op een drietal aspecten: Allereerst veilige seks. Condoomgebruik, het weten van wensen en grenzen en het gebruik van anti-conceptie vormt nog steeds een belangrijke basis voor de seksuele gezondheid. Door voorlichting aan en scholing van jongeren, risicogroepen (bijvoorbeeld mannen die seks hebben met mannen, prostituees) en intermediairen wordt getracht de bereidheid tot veilige seks te vergroten. Voorlichting is met name gericht op het voorkomen en de verspreiding van chlamydia, gonorroe, syfilis, hepatitis B en hiv. Verder zijn het vertonen van risicogedrag en het voorkomen van soa onlosmakelijk met elkaar verbonden. Binnen de soa-poli waar soa’s getest en behandeld worden, wordt dit risicogedrag met cliënten besproken. Dit gebeurt volgens de landelijke richtljinen en het wordt gecoördineerd door het Cib van het RIVM. Cijfers laten zien dat via de soa-poli ruim een kwart van alle soa’s wordt gevonden. Bij positieve soa vindt ook bron- en contactonderzoek plaats. Sense Limburg, het centrum voor Seksuele Gezondheid, is met name bedoeld voor die situaties waarin contact met de huisarts niet mogelijk of niet gewenst is. Er worden gesprekken aangeboden, lichamelijk en aanvullend onderzoek gedaan, behandeladviezen, recepten en/of een doorverwijzing naar een specialist gegeven Mensen van alle leeftijden kunnen bij de GGD terecht voor een soa- & hiv-onderzoek. Voor jongeren tot en met 24 jaar en een aantal landelijk gedefinieerde risicogroepen is dit gratis. Daarnaast kunnen jongeren tot 25 jaar ook gratis terecht bij ‘Sense’ met vragen over onder andere anticonceptie, een mogelijk ongewenste zwangerschap, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa & hiv), seksueel geweld, seksualiteit en seksuele gezondheid. Zie ook het thema aanleren van een gezonde leefstijl in het programma Gezond en veilig opgroeien. Thema: Algemene Infectieziektenbestrijding, Tuberculosebestrijding, SOA-zorg / Seksualiteitshulpverlening Ambitie De kans op uitbraak van infectieziekten en besmettingen is klein en en de negatieve gevolgen voor de gezondheid verminderen. Daarbij hebben wij speciale aandacht voor (instellingen waarin) kwestbare groepen (verblijven) Outcome-indicator (2016) Meldingen worden binnen de wettelijke termijnen afgehandeld. Meldingen krijgen vervolg in de vorm van bron- en contactonderzoek, (begeleiding) van behandeling en voorlichting. Tenminste 85% van alle bij de GGD opgespoorde en gemelde personen maakt de ingestelde preventieve behandeling volgens voorschrift en volgens de vigerende richtlijnen af. Afname van het aantal uitbraken (clusters) bij instellingen met kwetsbare groepen. 30 Partners 1e lijnzorg, 2e lijnzorg AZC’s, Zorginstellingen Penitentiaire Inrichtingen Onderwijs, gemeenten Kinderopvangcentra VWA, VROM RIVM (entadministratie) Provincie / Waterschappen Drinkwaterbedrijven Veterinaire gez.zorg Dierenartsen Scholen Ziekenhuizen; Medische diensten instellingen Huisartsen Soa Aids Nederland Afname van het aantal infectieziekten in Limburg door bewustwording en het voorkomen van risicovol gedrag en het indien noodzakelijk zich laten testen en behandelen op infectieziekten. Vaccinatiegraad BCG bij kinderen >70% Ouders Het team Infectieziektenbestrijding van de GGD Limburg-Noord is hét expertisecentrum voor de bestrijding van infectieziekten in Limburg-Noord. Vragen van zowel burgers als professionals worden binnen twee werkdagen respectievelijk één dag afgehandeld. Ziekenhuizen (longartsen, medisch microbiologen, etc.); medische diensten instellingen Reizigersadvisering Ambitie Alle burgers die op reis gaan krijgen bij de GGD advies op maat afgestemd op de gezondheidssituatie en reis. Outcome-indicator (2016) Het aantal consulten stijgt met 25% ten opzicht van 2010 (2010; 9.405 consulten) Partners Reisbureaus, scholen, huisartsen, bedrijven, contactpersonen maatschappelijke organisaties Thema 3.4: Technische hygiënezorg Technische hygiënezorg is dat onderdeel van de publieke gezondheidszorg dat zich richt op het voorkomen, terugdringen en beperken van besmettelijke ziekten en besmettingsbronnen. Een goede hygiëne voorkomt infectieziekten en draagt bij aan ieders welzijn De GGD voert periodiek inspecties uit en adviseert burgers en instellingen over hygiëne en veiligheid. Door het ontbreken en/of niet naleven van de hygiëneregels kunnen micro organismen zich snel verspreiden. Technische hygiënezorg vindt plaats in situaties waar veel mensen van gemeenschappelijke voorzieningen gebruik maken. Dit zijn vaak specifieke, soms kwetsbare, doelgroepen die op basis van bijvoorbeeld leeftijd en gezondheid extra risico kunnen lopen op infectieziekten. Inspecties bij groepsaccommodaties, seksinrichtingen, AZC’s en tattoo- en piercingstudio’s Vooruitlopend op de nieuwe Wet regulering prostitutie heeft de GGD het voortouw genomen een nieuwe werkwijze van de inspecties te introduceren. Deze nieuwe werkwijze houdt onder andere in dat samen met professionals van de brandweer en gemeentelijke handhavers, inspecties integraal worden uitgevoerd. Daarnaast wordt de nadruk gelegd op handhaving. Het doel hiervan is het op gelijke wijze uitvoeren van de inspecties binnen de diverse gemeenten en de kwaliteit van de inspecties te verhogen. In de praktijk moet dit ook leiden tot een afname van de ervaren regeldruk. Evenementen De GGD adviseert samen met de GHOR aan gemeenten en organisaties van evenementen. Rondom evenementen worden door de organisatie vaak speciale voorzieningen getroffen die meestal tijdelijk van aard zijn. Deze tijdelijke voorzieningen behoeven extra aandacht om de overdracht van schadelijke microorganismen zo beperkt mogelijk te houden. Denk hierbij o.a. aan legionellapreventie. Nieuwe instellingen In de landelijke beleidsrichtlijn ‘Technische Hygiënezorg: prioriteren en financieren’ is op basis van gehanteerde criteria een prioriteringslijst gemaakt van instellingen waar hygiëneadvisering noodzakelijk is. De nieuwe beleidsrichtlijn geeft hoge prioriteit aan het uitvoeren van inspecties bij en het geven van advies aan 31 instellingen die vallen onder de Wet op de jeugdzorg (semi-residentieel) en gehandicaptenzorg, zowel in zorginstellingen als thuiswonend. Door hygiëne-advisering ten behoeve van deze “nieuwe” instellingen kan gezondheidswinst behaald worden. Ambitie Outcome-indicator (2016) Alle als risicovol geïndiceerde bedrijven en instellingen in de regio zijn hygiënisch en veilig. Het aantal bedrijven en instellingen dat voldoet aan alle vastgestelde criteria blijft gelijk of neemt toe: tattoo- & piercingshops 100% (100% vergunningverlening) seksinrichtingen ten minste 80% AZC’s 80% Exploitant Gemeenten AZC, COA Bij alle ‘nieuwe’ instellingen in de regio zijn de hygiënerisico’s in kaart gebracht. Instellingen Gemeenten Bij alle evenementen waarbij een hygiënerisico is onderkend en waarbij een hygiëneadvies is vereist, vindt advisering vanuit de GGD plaats. Gemeente, GHOR, organisator evenement De rol en positie van de GGD is verankerd in regionaal/lokaal vergunningbeleid evenementen. Partners Thema 3.5: Milieu en gezondheid Tussen 2 - 5% van de gezondheidsklachten is toe te schrijven aan milieufactoren. De leefomgeving van de burger heeft invloed op de gezondheid en het welzijn. Luchtverontreining, lawaai, stank, bodemverontreiniging, eikenprocessierups, asbest en vochtige woningen zijn enkele voorbeelden. Fijnstof, asbest en andere milieufactoren kunnen gezondheidsklachten en ziekte veroorzaken en leiden tot een ervaren verminderde gezondheid. Zelfs als de omstandigheden gelijk zijn, heeft niet iedereen evenveel kans ziek te worden door risicofactoren in het milieu. Mensen verschillen door biologische, sociale leefstijl- en omgevingsfactoren. Menen uit kwetsbare groepen (ouderen, kinderen, zwangere vrouwen en mensen met harten vaatziekten of allergie) zijn extra gevoelig voor risicofactoren. Binnenmilieuproblematiek Gemiddeld brengen Nederlanders ongeveer 85% van de tijd in gebouwen door, waarvan ongeveer 70% in de eigen woning. De binnenlucht in gebouwen is over het algemeen minder dan de buitenlucht. Roken is de sterkste vervuiler van binnenlucht. Daarnaast spelen ook andere bronnen van verontreiniging een rol zoals gebruikte materialen, inrichting, geisers, geringe luchtverversing en het houden van huisdieren. Een vochtige woning bevordert de groei van schimmels en huisstofmijten en kan luchtwegklachten veroorzaken en bestaande klachten verergeren. Bij volwassenen neemt de kans op astmaklachten in vochtige woningen toe met een factor 1,5 - 2. In 30% van de woningen in onze regio is sprake van schimmel- of vochtplekken. Door goed te ventileren, wordt het teveel aan vocht en andere aanwezige schadelijke stoffen in de woning afgevoerd. In noord- en middenLimburg wordt de woonkamer en slaapkamer respectievelijk in 70% en ruim 50% van de gevallen onvoldoende geventileerd. Ook op scholen ontbreekt vaak voldoende ventilatie, wat invloed heeft op de leerprestaties. Geluidhinder Geluidhinder geeft aan hoeveel last mensen ondervinden van een bepaald geluid in de leefomgeving. Blootstelling aan geluid kan hinder en slaapverstoring veroorzaken en leiden tot een verminderd prestatievermogen. Ook blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties kan leiden tot een verhoogde bloeddruk en coronaire hartziekten. Van de volwassenen in Limburg-Noord wordt 18% (ernstig) gehinderd door geluid. De belangrijkste bronnen van ervaren geluidshinder zijn in onze regio bromfietsen/scooters, wegverkeer en buren. Ruimtelijke ordening en gezondheid Stedelijke ontwikkeling is het terrein waar ruimtelijke ordening, milieu en gezondheid samenkomen. Het is belangrijk bij de planvorming de mogelijke effecten op de publieke gezondheid in kaart te brengen. Als de GGD in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij planvorming kan een integrale afweging gemaakt worden, 32 waarbij gezondheidsaspecten worden meegenomen. Op basis van dit advies kan de woonomgeving gezonder ingericht worden. Ook de commissie MER en de Inspectie voor de Gezondheidszorg vragen steeds meer aandacht voor de effecten van ruimtelijke plannen op de gezondheid. Ambitie Outcome-indicator (2016) Partners Het aantal woningen met vocht- en schimmelproblematiek in Limburg-Noord wordt tot een minimum beperkt en het ventilatiegedrag in woningen en scholen wordt verbeterd Het percentage vocht- en schimmelproblematiek in Limburg-Noord verlagen naar 20% (2009: 31%). Gemeenten, woningbouwverenigingen, Burgers Onderwijs Het keren van de trend van toenemende geluidhinder. Het percentage ernstige gehinderden door geluid verlagen naar 15% (2009: 18%) Gemeente Provincie Limburg Gezondheid wordt structureel mee gewogen in de besluitvorming bij RO-plannen en ROprojecten Bij alle majeure gemeentelijke RO plannen en – projecten maakt een gezondheidsadvies van de GGD onderdeel uit. Gemeente Brandweer Thema 3.6: Crisesbeheersing Belangrijk binnen de Wpg is de wetswijziging 2e tranche. Deze schrijft voor dat de GGD verantwoordelijk is voor: het via onderzoek verwerven van inzicht in de gezondheidstoestand van de degenen die door een ramp worden getroffen; het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen; het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen. uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, als ook de voorbereiding op de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte. Ambitie De GGD is voorbereid op haar rol bij incidenten en rampen. Outcome-indicator (2016) Er is een Regionaal Crisiplan en intern GGD Rampenopvangplan waarin de rol, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van GGD rondom geneeskundige processen zijn vastgelegd en waar met regelmaat mee wordt geoefend. De uitkomsten leiden tot verbeteringen. Partners GHOR ‘Witte’ ketenpartners Thema 3.7: Forensische geneeskunde Forensische geneeskunde is de medische dienstverlening aan politie en justitie, die belast zijn met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Forensische geneeskunde is verankerd in verschillende wetten. De GGD voert ten behoeve van haar gemeenten de forensische taken uit conform de Wet op de lijkbezorging. Op grond van artikel 4 van deze wet dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten gelegenheid te verschaffen tot het doen schouwen van lijken. De colleges moeten hiervoor één of meer gemeentelijke lijkschouwers benoemen. Bij de laatste aanpassing van deze wet is in artikel 5 bepaald dat uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd als gemeentelijke lijkschouwer. De wetgever heeft in deze wet een overgangsregeling afgekondigd die inhoudt dat deze registratievereiste pas op 1 januari 2013 in werking treedt. 33 In onze regio levert de GGD al sinds 1995 de gemeentelijke lijkschouwers voor alle gemeenten. De artsen van de GGD die deze taak vervullen zijn geregistreerd als forensisch arts dan wel daarvoor in opleiding. Ambitie In alle gevallen waarin gemeentelijk lijkschouwer is benodigd wordt de forensisch arts van de GGD ingeschakeld. Outcome-indicator (2016) Er is een 24-uurs bereikbaarheid forensisch arts 34 Partners Gemeenten Politie Huisartsen Prestatieveld 7, 8 en 9 Wmo: maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, aanpak huiselijk geweld, openbare geestelijke gezondheidszorg en ambulante verslavingszorg (MO/VO-HG/CP-OGGz/VZ) 7 8 9 Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. Het bevorderen van verslavingsbeleid. Samenhang van beleid en uitvoering Deze drie prestatievelden behandelen wij als cluster in deze nota. Deze bundeling is gewenst, gezien de problematiek, de doelgroepen van beleid en de regionale context waarbinnen deze prestatievelden worden opgepakt. De prestatievelden 7,8 en 9 van de Wmo bestrijken de maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang (7), openbare geestelijke gezondheidszorg (8) en het verslavingsbeleid (9). Deze drie prestatievelden 7, 8 en 9 hangen nauw samen en ze overlappen elkaar. De overlap bestaat uit de doelgroepen en de problemen waarop de prestatievelden zich richten. Er is daarom een grote noodzaak tot samenhang in beleid en aanpak. Dat geldt voor het bieden van opvang, hulpverlening en zorg aan de doelgroepen, maar ook voor de organisatie van netwerken en ondersteuningsstructuren en de gewenste ketenbenadering op deze terreinen. Beleid en uitvoering regionaal georganiseerd. Het aanbod en de activiteiten op deze prestatievelden worden bijna volledig regionaal georganiseerd en bekostigd. Voor de beleidsontwikkeling, regionale afstemming en regie van uitvoering op deze drie prestatievelden, zijn centrumgemeenten aangewezen. Venlo is als centrumgemeente in Noord- en MiddenLimburg verantwoordelijk voor het beleid, het opvang- en ondersteuningsaanbod, en de regionale afstemming afstemming daarover. Maatschappelijke Opvang De maatschappelijke opvang bestaat uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding en advies aan personen die door een of meerdere problemen al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Vrouwenopvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding informatie en advies aan vrouwen die al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met relatieproblemen of geweld. In dit verband wordt de term ‘huiselijk geweld’ gebruikt. Dat is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gebruikt. Het kan gericht zijn tegen partner of kinderen. Openbare geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) bestaat uit: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg; het bereiken en begeleiden van kwetsbare persoenen en risicogroepen; het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of signalen van crisis bij kwetsbare groepen en risicogroepen; het tot stand brengen van afspraken tussen de betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. de collectieve preventie van (ernstige) psychosociale problemen. De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) krijgt door groeiende (psycho-sociale) problematiek de laatste jaren steeds meer beleidsaandacht. De doelgroep van OGGz en OGGz-beleid kan in drie subgroepen worden verdeeld: Sociaal kwetsbaren (zorgwekkende) zorgmijders: mensen waar anderen zich zorgen om maken, maar die niet uit zichzelf om zorg vragen, bijvoorbeeld omdat ze zich generen, omdat ze geen ziekte-inzicht hebben of omdat ze in het verleden negatieve ervaringen hebben gehad met hulpverleners, en daardoor zijn afgehaakt; 35 zorgmissers: mensen met complexe, meervoudige problematiek, die binnen het huidige hulpaanbod niet afdoende geholpen kunnen worden en tussen wal en schip vallen. Veel zorgmissers behoren tot multiprobleemgezinnen; overlastgevers: mensen die in hun doen en laten te weinig rekening houden met hun directe omgeving. Risicogroepen Hiertoe behoren mensen die een verhoogd risico lopen sociaal kwetsbaar te worden en maatschappelijk af te glijden. Te denken valt aan mensen met psychische problemen en daders en slachtoffers van huiselijk geweld. De samenleving Deze collectieve benadering bestaat hoofzakelijk uit advisering en voorlichting over de achtergronden van psychische problematiek of over leefstijlen en omstandigheden die zijn voor de psychische gezondheid. Verslavingszorg Verslavingszorg bestaat uit preventieactiviteiten, ambulante hulpverlening, toeleiding naar hulpverlening, ondersteuning van het maatschappelijk functioneren, maar ook overlastbestrijding. Ons gemeentelijk beleid op de prestatievelden 7, 8 en 9van de Wmo Hoewel ze in onze gemeente getalsmatig klein zijn, is ook voor de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en 9 een vangnet en ondersteuningsaanbod nodig. Het ondersteuningsaanbod op deze prestatievelden wordt regionaal georganiseerd en geregisseerd door centrumgemeenten. In Noord- en Midden-Limburg is de gemeente Venlo de centrumgemeente. De centrumgemeente regisseert de maatschappelijke opvang- en hulpverlening voor de specifieke doelgroepen van deze drie prestatievelden. Uitvoering vindt plaats in de grootste regiogemeenten Venlo, Roermond en Weert. Gezien de aantallen en de omvang van de problematiek in Maasgouw, ligt het voor de hand dat onze inwoners gebruik blijven maken van de regionale voorzieningen. Er is geen aanleiding om in Maasgouw voorzieningen voor maatschappelijke opvang te realiseren. Het is niet zo dat we in Maasgouw geen problemen hebben op dit gebied, maar de opvang en hulpverlening kunnen regionaal efficienter en effectiever worden georganiseerd. We willen wel beter zicht krijgen op het regionale aanbod op deze prestatievelden, en op de toegankelijkheid daarvan voor cliënten uit de gemeente Maasgouw. Wij vinden het belangrijk dat een goede toeleiding kan plaatsvinden van cliënten uit Maasgouw naar het regionale aanbod van opvang en ondersteuning. Daarom zal er een goede aansluiting moeten zijn tussen de regionale beleidsinitiatieven en het lokaal Maasgouws beleid op deze prestatievelden. Zo lang mogelijk en zo ‘gewoon’ mogelijk mee kunnen blijven doen aan de samenleving is ook voor deze doelgroepen het doel van ons Wmo-beleid. Voor de maatregelen op lokaal Maasgouws niveau geldt “voorkomen is beter dan genezen”. De speerpunten van ons gemeentelijk beleid zijn preventie en ketensamenwerking. Daarbij horen effectieve vroegsignalering van (dreigende) problemen en efficiënte toeleiding naar netwerken voor opvang, ondersteuning en rehabilitatie. Wij gaan geen opvangaanbod in Maagsouw realiseren, maar geven prioriteit aan: preventie, waartoe ook behoort: een naadloos aanbod van Wmo-activiteiten en AWBZ-voorzieningen; de zorg voor een goede aansluiting van ons lokaal beleid aan regionaal Wmo- en gezondheidsbeleid op de prestatievelden 7, 8 en 9; de zorg voor een goed toegankelijk regionaal ondersteuningsaanbod voor deze specifieke doelgroepen, zoals slachtoffers van huiselijk geweld, verslaafden en GGZ-clienten; goede doorgeleiding in en naar regionale netwerken voor opvang en ondersteuning; de nazorg voor ‘uitstromers’ uit de maatschappelijke opvang of detentie; een integrale aanpak met het taakveld Integrale Veiligheid. Uitgangspunten voor onze lokaal-gemeentelijke aanpak zijn: Inzicht in het aanbod, regionaal en lokaal. Er zal beter inzicht moeten komen in het aanbod dat regionaal beschikbaar is voor deze doelgroepen. Bovendien zal ook continu gevolgd moeten worden in hoeverre cliënten uit Maasgouw gebruik maken van dit aanbod. Goede doorverwijzing. Het (regionaal en lokaal) aanbod zal ook toegankelijk moeten zijn. Het is dus zaak dat er in Maasgouw bij de verschillende eerstelijnsaanbieders, maar zeker ook bij het MAP, een goed zicht is op de regionale opvangstructuur (sociale kaart). 36 Preventieve activiteiten voor de jeugd, waarbij we (gezien de lokale situatie en problematiek) vooral aandacht willen schenken aan preventie-actviteiten met betrekking tot alcohol en drugsgebruik. Goede afstemming tussen ons lokaal algemeen zorgaanbod en het regionaal specifieke ondersteuningsaanbod. Met name voor de preventieve aspecten zal er ook lokaal in Maasgouw een aanbod moeten zijn gericht op deze doelgroepen. Afstemming en gebruik maken van regionale expertise is hierbij vanzelfsprekend. Gedacht moet worden aan: ▪ Beleid ten aanzien van leefbaarheid. Ernstige probleemsituaties moeten in een vroeg stadium worden aangepakt om de leefbaarheid in stand te houden. ▪ Openbare orde, veiligheid en handhaving: verslavingsproblematiek en dakloosheid gaan regelmatig gepaard met criminaliteit en overlast. We treden ongewenst gedrag en overlast tegemoet met een integrale aanpak. ▪ Lokaal gezondheidsbeleid: waarbij we (gezien de lokale situatie en problematiek) vooral aandacht willen schenken aan preventie-actviteiten met betrekking tot alcohol en drugsgebruik. Dit zal ook via het Centrum Jeugd en Gezin een lokale inbedding moeten krijgen. ▪ Volkshuisvesting: Door multi-probleemsituaties kan het wonen onder druk komen te staan. Ook multiproblematiek vereist een integrale aanpak. ▪ Werk en inkomen: voor maatschappelijk herstel is het essentieel dat er weer een inkomen is en dat schulden worden opgelost en voorkomen. Bovendien is het belangrijk dat de OGGz doelgroep een activeringsprogramma aangeboden krijgt om de stap naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid mogelijk te maken. Regionale en lokale ambities in het programma ‘ Vangnet-Wmo’. Onder regie van de centrumgemeente Venlo, zijn de beleidsontwikkeling en uitvoeringsactiviteiten op deze prestatievelden sinds 2009 met nieuw elan ter hand genomen. Onze lokale en regionale ambities op deze prestatievelden zijn opgenomen in het programma ‘Vangnet-Wmo’. - Regionaal Meld- en Actiecentrum en Maatschappelijke Opvang Preventie en bemoeizorg Huiselijk geweld en kindermishandeling’ Uitvoering Wet tijdelijk huisverbod Verslavingspreventie en verslavingszorg Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGz) Ambitie Output/Outcome Partners Ambitie-Visie MO/VO/VZ/OGGz: “Van voorzieningen naar arrangementen” Maatschappelijke Opvang (MO) Output/Outcome MO In de regio Noord- en Midden-Limburg zijn 37 Centrumgemeente Venlo en andere gemeenten, woningcorporaties, Zorgkantoor en Zorgverzekeraars met elkaar een partnership aangegaan. Zij hebben zich verenigd in de Leidende Coalitie Keerpunt Ketenzorg/Regionaal Kompas. Het doel van de samenwerking is: Voorkomen dat mensen dakloos worden en als dat niet lukt ervoor zorgen dat mensen zo kort als mogelijk gebruik hoeven te maken van maatschappelijke opvang. Ambities & doelen Uitgangspunten voor een integrale en duurzame oplossing : 1. 2. Zelfredzaamheid Participatie Zelfredzaamheid Persoonsgerichte, individuele, planmatige aanpak Organisatie van de aanpak van dakloosheid 100% sluitende samenwerking Arrangementen op het gebied van maatschappelijke opvang: (1) Een slaapplek (2) Rust, regelmaat , geborgenheid, structurele aanpak. (3) Een afkoelperiode (4) Een nieuwe start Dit betekent dat de hulpvrager niet alleen opvang krijgt maar ook hulp die nodig is op de andere leefgebieden: Arrangementen VEILIGHEID DAGELIJKSE BEZIGHEDEN (werk, onderwijs, sport, activering) INKOMEN (incl schuldhulpverlening) 5. Uitvoering van integrale trajecten WONEN 4. Minder dakloosheid Stabiele mix van wonen, zorg, inkomen en dagbesteding ZORG & WELZIJN 3. Klant centraal: mét de hulpvrager hulpverlening in zetten in plaats van over waarbij het systeem rondom de klant wordt meegenomen (gezin, sociale omgeving). Probleem in al zijn facetten vastpakken (alle domeinen erbij betrekken): eerste aanspreekpunt /contact waar de hulpvrager mee te maken krijgt, pakt het probleem op en houdt het vast tot er een oplossing is, of tot er (warme) overdracht heeft plaatsgevonden naar degene die wél het totaalbeeld heeft. Eigen kracht: mobiliseren van eigen hulpbronnen, evenwichtige verdeling tussen focus op problemen en de eigen kracht. Oplossingsgericht: simpel doen wat simpel kan en de oplossing regelen waarbij regels en beperkingen die de eigen organisatie oplegt worden losgelaten. Organisatieoverstijgende beslissingsbevoegdheid: sterke sturing in de keten met, indien nodig, doorzettingsmacht. Weert) Kwaliteit van leven Veiligheid op straat Deze ambitie en het inhoudelijk kader van MO in de regio Noord- en Midden-Limburg zijn samengevat met het motto: ‘Van voorzieningen naar arrangementen’. Centraal staat de gedachte dat de behoefte en problematiek van de gebruikers van Maatschappelijke opvang vertrekpunt dienen te zijn en de focus op meer dan wonen zou moeten liggen. Deze visie vereist een gezamenlijke aanpak waarin niet de voorzieningen, het budget of de doelgroep bepalend zijn, maar de persoon, zijn omgeving en de variëteit aan problemen die hem weerhouden van wat anderen een 'normaal leven´ noemen. De doelstellingen en het aanbod van de dienstverlener en de bepaalde doelgroep zijn hiervoor niet het vertrekpunt, maar de klant en zijn problemen en de mogelijkheden om de regie en zelfredzaamheid te herstellen. Maatschappelijke opvang houdt ook in dat problemen op meerdere gebieden moeten worden aangepakt. gemeenten waar voorzieningen MO zijn gevestigd (Venray, Roermond, HET SYSTEEM: PARTNER(S) KIND(EREN) 1. Een slaapplek Een goed opgezette ´slaapplek met bed, bad en brood´ die kan gaan fungeren als opstap naar traject en passend arrangement. 2. Rust, regelmaat, geborgenheid en een structurele aanpak Onder de daklozen bevinden zich in toenemende mate mensen met specifieke en gecompliceerde problematiek, waarvoor nu nog onvoldoende op-maatgesneden-aanbod voorhanden is. Bijvoorbeeld: daklozen met een dubbele diagnose of zelfs triple diagnose (psychiatrische stoornis, verstandelijke beperking, psychiatrie en/of 38 verslaving). daklozen met een (licht) verstandelijke beperking (jeugd en volwassenen). Veel- en meerplegers kampen vaak met deze multiproblematiek. Deze mensen hebben vooral behoefte aan rust, regelmaat en geborgenheid. Aan een eigen plek zonder daarmee geïsoleerd te worden. Daartoe behoort ook een structureel geregelde samenwerking tussen de MO enerzijds en de instellingen voor GGz, Vz en zorg voor mensen met een (licht)verstandelijke beperking (VG) . Onder meer door integrale bemoeizorg. 3. Een afkoelperiode Er is opvangcapaciteit voor de daders van huiselijke geweld. Het gaat hier niet om een strafrechtelijke maatregel, maar een bestuursrechtelijke maatregel, waarbij de dader tijdelijk uit huis gehaald wordt om verder escalatie van huiselijk geweld te voorkomen. Uitgangspunt is dat daders zelf zorgen voor onderdak. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt men opgevangen binnen de maatschappelijke opvang. 4. Begeleiding bij een nieuwe start Er zijn diverse groepen daklozen die een nieuwe start zouden moeten maken. Bijvoorbeeld: dakloze jongeren met multiproblematiek dakloze (tiener)ouders en gezinnen andere daklozen die hulp nodig hebben om het leven weer op de rit te zetten. Voor deze groepen, en in het bijzonder zwerfjongeren, is er specifieke zorg , onder meer vanuit de psychiatrie en verslavingszorg . Centraal Meld en Actiepunt (CMA) Consolidatie van het CMA De regio Noord- en Midden-Limburg heeft een goed functionerend en goed gehuisvest centraal meld en actiepunt. Het CMA beschikt over de middelen om zijn taak te vervullen Centrumgemeente Venlo en de Leidende Coalitie Voorzien het CMA van de middelen om een spilfunctie te vervullen in de ketenzorg voor de doelgroep MO/VO/VZ/OGGz. Visie Centraal Meld en Actiepunt CMA Het CMA draagt zorg voor een betere doorstroom van dak- en thuislozen en bevordert dat betrokken ketenpartners samen zorgen voor een sluitend traject uitgaande van de mogelijkheden van de cliënt. De cliënt staat centraal, waarbij uiteindelijk ook de burger minder overlast op straat ervaart door dak- en thuislozen. Het CMA beschikt over een registratiesysteem: om de toelating in de MO-instellingen te screenen; de voortgang van de trajectplannen te bewaken; beleidsinformatie te genereren. Taken CMA: Bewaken van de toegang van cliënten naar de maatschappelijke opvang Regie voeren over de in-, door- en uitstroom naar en vanuit de maatschappelijke opvanginstellingen naar de hoogst haalbare woonsituatie van een individu of systeem Consultfunctie voor preventie en herstel van cliënten .Het CMA ziet toe op 39 daadwerkelijke uitvoering van een traject en heeft doorzettingsmacht waar nodig. Niet alleen de cliënt is hiermee gebaat, maar ook de burger merkt dit door minder overlast op straat door dak- en thuislozen. Coördinatie van de monitor Regionaal Kompas Signaleren van hiaten in de ketensamenwerking Doelgroep CMA: Het CMA richt zich vooralsnog op de doelgroep thuisen daklozen (maatschappelijke opvanginstellingen, zwerfjongeren en vrouwenopvang). In de toekomst zal het CMA zich ook richten op preventie (dreigende dakloosheid) en de herstelgroep (rehabilitatie vanuit MO/vrouwenopvang, zorginstellingen en detentie). Bij het CMA zijn tot nu toe ruim vijfhonderd cliënten aangemeld. Regionaal convenant voorkoming huisuitzetting De regio Noord- en Midden- Limburg heeft met het Regionaal Kompas / Keerpunt Ketenzorg, ambities vastgesteld voor de aanpak van dakloosheid en het voorkomen van (verder) sociaal verval van kwetsbare groepen. Er zijn functionerende ketens en netwerken van preventieve (gemeentelijk) en curatieve voorzieningen (regionaal/sub-regionaal) voor het traject van Maatschappelijke Opvang (preventieopvang-herstel-uitstroom-nazorg-begeleiding). De doelstelling is dat dakloosheid ten gevolge van huisuitzetting (vrijwel) niet meer zal voorkomen. Preventie, opvang en herstel worden in de regio als een samenhangend systeem ingericht en geregisseerd. De woningcorporaties en de gemeenten willen samen optrekken om deze doelstelling te bereiken. Partijen erkennen dat een aantal zaken dan geregeld moet worden. Bij de corporaties gaat het om interne procedures, bij de gemeenten om de organisatie van de zorgnetwerken c.q. vangnetoverleggen en de schuldhulpverlening. Om de samenwerking goed vorm te geven is een raamovereenkomst in ontwikkeling. Daarnaast is er een registratiesysteem ontwikkeld. Dat is nog in de testfase. Er is een regionaal uitvoeringsprogramma 20112014, voor de keten preventie-opvang- hersteluitstroom. Om uitval te voorkomen (preventie) en uitstroom uit de Maatschappelijke opvang mogelijk te maken (herstel), is een integrale aanpak essentieel. Lokale en sub-regionale partners werken samen om de preventieve en curatieve voorzieningen De partners in deze netwerken en ketens werken volgens Regionale Uitvoeringsafspraken 2011-2014. In deze werkwijze worden op lokaal (subregionaal) niveau plannen op gebied van preventie en herstel van maatschappelijke opvang geïnventariseerd en geclusterd. Vervolgens worden de lokale plannen samengebracht met de regionale plannen van maatschappelijke partners. De centrumgemeente Venlo en de Leidende Coalitie Ketenzorg vertalen deze initiatieven/activiteiten in een beleids- en uitvoeringsprogramma. Inkoopcommissie MO/VO/VZ/OGGz Voor de regio Noord- en Midden-Limburg is een inkoopcomissie werkzaam. De commissie staat onder leiding van centrumgemeente Venlo. Aan de inkoopcommissie Regionaal nemen deel: (1) Ambtena(a)r(en) MO/Vz/OGGz van Venlo als centrumgemeente; (2) Zorginkoper/accountmanager GGz van het zorgkantoor (3) zorginkoper van UVIT. Taken inkoopcommissie De inkoopcommissie heeft als taak het stroomlijnen en realiseren van voorzieningen en activiteiten op het terrein van MO/VO/VZ/OGGz, met als jaarlijks 40 goed op elkaar te laten aansluiten. resultaat een subsidieprogramma/inkoopplan. De gemeenten regelen de integrale preventie en het herstel na opname in Maatschappelijke Opvang: instellingen vragen om concrete voorstellen in te dienen, voor de voorzieningen en activiteiten die in het De inkoopcommissie heeft als taak het stroomlijnen en realiseren van voorzieningen en activiteiten op het terrein van MO/VO/VZ/OGGz. a. meerjarenplan (voor het volgende jaar) in de planning staan; Gemeenten regie, bijzondere bijstand, inhouding op de uitkering, activeringstrajecten naar werk, schuldhulpverlening Financiële instellingen budgetbeheer, schuldensanering, Algemeen maatschappelijk werk /OGGz psychosociale hulpverlening b. kritisch beoordelen van voorstellen/initiatieven van de instellingen, op vastgestelde en bekende criteria. c. input en advies vragen aan de betrokken regiogemeenten; d. beoordelingen van initiatieven/subsidieaanvragen verwerken tot een advies voor de Leidende Coalitie, die vervolgens adviseert welke voorzieningen daadwerkelijk door welke instelling zullen worden gerealiseerd (B&W van Venlo nemen formeel besluit over uitvoering en subsidieverlening ) e. toezien op de realisatie van de voorzieningen/activiteiten en terugkoppeling naar cnetrumgemeente en Leidende Coalitie Ketenzorg. Ambulante woonbegeleiding door regionale instellingen Samenwerking Veiligheidshuizen Het doel van de veiligheidshuizen is het verminderen van overlast en criminaliteit in de regio door middel van de coördinatie van de samenwerking tussen de justitie- en zorgketen. De veiligheidshuizen richten zich daarbij op veelvoorkomende criminaliteit zoals huiselijk geweld, maar ook veel- en meerplegers en jeugdigen die met justitie in contact komen. De persoonsgerichte aanpak richt zich op de preventie, curatie en repressie, waarbij verschillende justitie- en zorgorganisaties samenwerken om te komen tot een positieve gedragsverandering bij de cliënt. De doelgroepen van het veiligheidshuis en die van het Regionaal Kompas overlappen elkaar op verschillende gebieden. Er wordt daarom samengewerkt met het CMA en andere initiatieven van het Regionaal Kompas op het gebied van de doelgroepen. Voor de doelgroep (ex)gedetineerden heeft het veiligheidshuis ten doel gesteld om een actieve bijdrage te leveren aan het voorkomen van recidive bij (ex)gedetineerden, het Regionaal Kompas heeft tot doel dat huisuitzetting ten gevolge van detentie niet meer voorkomt. Om beide doelstellingen te halen is ervoor gekozen samen te werken, aangezien effectieve zorg niet enkel gericht is op huisvesting, maar ook in sommige gevallen dwang en drang, zorg, dagactiviteiten met zich mee moet brengen. De uitvoering van de nazorg aan ex gedetineerden vindt plaats in het veiligheidshuis. Procesmanagers in beide veiligheidshuizen geven de nazorg van deze doelgroep verder vorm. Geweld achter de voordeur Huiselijk geweld/Kindermishandeling) In de twee veiligheidshuizen in Noord en Midden Limburg komt de integrale aanpak van huiselijk geweld tot uiting in de casusoverleggen huiselijk geweld onder regie van een gemeentelijke procesmanager. 41 Er is een regionale visie en een regionaal kader bestrijding van huiselijk geweld. Er is een goed functionerend steunpunt Huiselijk Geweld in Noord en Midden Limburg. Er is een integrale meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling in Noord en Midden Limburg. De kwaliteit van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Noorden Midden Limburg is gewaarborgd. Er is een integraal en eenduidig beleidskader huiselijk geweld voor Noord en Midden Limburg. Bemoeizorg De bemoeizorg biedt, als onderdeel van de OGGz, sociaal-psychiatrische hulpverlening. De bemoeizorg richten zich op de zorgmijders, de mensen die in behoeftige of anderszins verkommerde omstandigheden leven maar de stap naar de reguliere hulpverlening (nog) niet kunnen of willen maken. Bemoeizorg wordt preventief ingezet aan het begin van de keten (signalering, melding, casefinding en hulpverlening). Bemoeizorg werkt conform de handreiking OGGz en zet de daarin benoemde activiteiten in bij het vinden en toeleiden van zorgwekkende zorgmijders die verslaafd en psychiatrisch zijn en/of extreme overlast veroorzaken. Bemoeizorg wordt niet ingezet daar waar gaten vallen en biedt geen hulpverlening waarvoor bemoeizorg niet is bedoeld. De bemoeizorgteams van Midden-Limburg en NoordLimburg intensiveren en uniformeren hun samenwerking. De verbeteringen van de registratie moet een nog beter inzicht geven in de omvang van de problematiek van zorgmijders en overlastgevers in Noord en Midden Limburg. 42 Bijlage Afkortingen AED AIDS AMK AMW AWBZ AZC BIND BJZ CB CBS Cib CJG COA Communitybenadering DHV DKTP EHBO EHEC EKD GAGS GES GGD GGZ GHOR Grip GVO GVS HIV IGZ JGZ KNCV LSD MBvO MDL-arts MEE MER MKB MMK NML NNGB OGGz Pandemie PPG1 PPG2 PSH RAAK RIAGG RIVM RMO RO RVP SEH SES Sense SMART SES SOA SCP TBC THZ Vilans Vmbo automatische externe defibrillator Acquired Immune Deficiency Syndrome Advies en Meldpunt Kindermishandeling Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten Asielzoekerscentrum Bewegen in een nieuwe dimensie Bureau JeugdZorg Consultatiebureau Centraal Bureau voor Statistiek Centrum infectieziektebestrijding Centrum voor Jeugd en Gezin Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers Intensieve netwerkbenadering en samenwerking met lokale organisaties en de bevolking zelf Districts Huisartsen Vereniging Difterie Kinkhoest Tetanus Poliomyelitis Eerste Hulp bij Ongelukken Enterohemorragische Escherichia coli Elektronisch Kind Dossier (Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg) Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen Gezondheidseffectscreening Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geestelijke gezondheidszorg Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen rampen Gecoördineerde Regionale Incidentsbestrijdings Procedure Gezondheids Voorlichting en –Opvoeding Gezonde en Veilige School Humaan Immunodeficiëntie Virus Inspectie GezondheidsZorg Jeugdgezondheidszorg Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der Tuberculose Lysergeenzuurdi-ethylamide Meer bewegen voor Ouderen Maag-darm-leverarts Organisatie voor ondersteuning bij leven met een beperking Milieueffectrapportage Midden en Kleinbedrijf Medische milieukundige zorg Noord- en Midden-Limburg Nederlandse norm gezond bewegen Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Infectie met een virus van een onbekend type waarvan geen vaccin voorradig is Productenaanbod Publieke Gezondheid Programma Publieke Gezonheid Psychosociale hulpverlening Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling/ Regionale Aanpak Kindermishandeling Regionale Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu Raad voor maatschappelijke ontwikkeling Ruimtelijke ordening Rijks Vaccinatie Programma Spoedeisende hulp Sociaal Economische Status Centrum voor sexuele gezondheid Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht, Tijdsgebonden Sociaal Economische Status Seksueel overdraagbare aandoeningen Sociaal en Cultureel Planbureau Tuberculose Technische hygiënezorg Kenniscentrum voor langdurige zorg Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs 43 VROM VTV VWS Wcpv WHO Wmo Wpg WWZ XTC ZAT Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu Volksgezondheid Toekomst Verkenningen Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid World Health Organization (wereld gezondheidsorganisatie) Wet maatschappelijke ondersteuning Wet publieke gezondheidszorg (opvolger van Wcpv) Wonen-Welzijn-Zorg straatnaam voor tabletten of poeders die onder meer de stof 3,4methyleendioxymethamfetamine (MDMA) bevatten Zorg Advies Team 54 44 Bijlage Gezondheid in de peiling: gezondheidssituatie, trends, ontwikkelingen, risicofactoren en risicogedrag Een beeld van de gezondheidstoestand van onze inwoners kan worden gevormd door gegevens over onze gemeente te vergelijken met gegevens over de regio Noord- en Midden-Limburg, de provincie Limburg en de rest van Nederland. De lokale en regionale cijfers kunnen niet altijd worden vergeleken met de landelijke omdat er sprake is van andere methoden van onderzoek en diverse indicatoren op een andere wijze zijn bepaald. Gezondheidsprofiel Uit de Gezondheidsenquête 2003 en de gezondheidsmonitoren 2009 van de GGD Noord- en Midden-Limburg bleek dat de gezondheid van de inwoners van Maasgouw op bepaalde gebieden positief en op andere gebieden negatief afsteekt ten opzichte van de rest van Limburg en van Nederland. Met de mate van voorkomen van aandoeningen en de sterftecijfers bij deze belangrijkste aandoeningen, in relatie tot de landelijke en regionale cijfers, kunnen wij een gezondheidsprofiel van onze bevolking schetsen. Aanleiding Aantallen Hart en vaatziekten Kanker Ziekte ademhalingsorganen Suikerziekte Psychische gezondheid Aandoeningen bewegingsapp araat Belangrijkste doodsoorzaak : 34 % van de sterfte wordt hierdoor veroorzaakt Belangrijkste doodsoorzaak na hart- en vaatziekten. Iets meer dan 25 % van de sterfte wordt hierdoor veroorzaakt. Cara en astma zijn ziekten die voor een belangrijk deel verantwoordelijk zijn voor de sterfte. Belangrijkste risicofactor is roken, Uit regionale cijfers blijkt dat het hebben van diabetes in 2003 (2%) is verdubbeld tov 1999 (4%). Op provinciaal en regionaal niveau is een toenemende trend in het aantal mensen met persoonlijke gegevens met persoonlijke problemen en problemen met sociale trends Aandoeningen aan het bewegingsapp araat veroorzaakt een groot deel van de ziektelast. Uit regionale cijfers blijkt dat 3 op de 10 mensen last heeft van aandoeningen aan het bewegingsgap paraat. 6 % van de bevolking lijdt aan een of meerdere van deze aandoeningen . 1 op de 16 mensen heeft een indicatie voor een depressie. Verge-lijking regionaal/landelijk Sterfte is bij mannen in Maasgouw en de regio NML gelijk aan Nederland. Voor mannen in Maasgouw en de regio is de sterfte gelijk aan Nederland Vrouwen: lichte oversterfte in regio. Niet terug te zien in Maasgouw. In de kern Maasbracht sterfte vrouwen iets verlaagd. In Maasgouw en de regio overlijden gemiddeld minder vrouwen dan in de rest van Nederland. Naar verhouding zijn in Maasgouw evenveel mensen overleden als in Nederland. Wel is er sprake van oversterfte bij mannen in de regio. De sterfte in Maasgouw wijkt niet af van het cijfer in Nederland. 45 Dit percentage mensen met een depressie is iets lager dan het regionale en provinciale percentage. Het betreft vooral mensen van boven de 40 en mensen met een lagere sociaal economische status. Conclusies belangrijkste gezondheidsproblemen Ruim 1 op de 6 inwoners ervaart zijn/haar gezondheid als matig tot slecht. In de rest van Limburg en in Nederland ervaart bijna 1 op de 5 inwoners dit. Uit provinciale cijfers blijkt dat mensen met een lagere sociaaleconomische status (SES) en ouderen, hun gezondheid vaker als matig tot slecht beoordelen. Uit landelijke cijfers blijkt dat mensen met een lagere SES ook vaker een mindere gezondheid hebben dan degenen met een hogere SES. Naar verwachting geldt dit ook voor Maasgouw. Dat men de eigen gezondheid ‘goed’ noemt, wil nog niet zeggen dat er geen gezondheidsproblemen zijn. In Maasgouw blijkt in de maanden voorafgaand aan het moment van de Gezondheidsenquête dat de helft van volwassen bevolking contact heeft gehad met de huisarts. Bijna één op de vijf inwoners heeft contact gehad met een medisch specialist. Deze resultaten komen overeen met provinciale gegevens. Hierin is ten opzichte van de vorige Gezondheidsenquête uit 1998 geen verandering te zien. De sterfte voor zowel voor mannen als vrouwen aan hart- en vaatziekten, ziekten van de ademhalingswegen en suikerziekte is in Maasgouw naar verhouding gelijk aan die in Nederland. Wat betreft de kankersterfte bij vrouwen in Maasgouw is deze naar verhouding lager dan die in Nederland. Dat geldt niet voor de kankersterfte bij de mannen. Toch zal op den duur door een verouderde bevolking en ‘slechtere’ leefwijzen van burgers het aantal patiënten met hart- en vaatziekten, kanker of andere aandoeningen zoals suikerziekte in Nederland en ook in Maasgouw toenemen. Verder hebben de inwoners van Maasgouw over het algemeen wat minder problemen met de psychische gezondheid dan de rest van de Limburgers. Wel is er bij de lager opgeleiden vaker sprake van depressie en eenzaamheid dan bij personen die een hoge opleiding hebben genoten. Het aantal mensen waarvan bekend is dat ze lijden aan depressie is de laatste 10 jaar sterk toegenomen. Conform de landelijke trend zal ook in Maasgouw het aantal mensen met een depressie stijgen. Daarnaast blijkt uit regionale cijfers dat 3 op 10 mensen last heeft van aandoeningen aan het beweginsgapparaat, wat een groot deel van de ziektelast veroorzaakt. Risicogedrag Zoals ongezond gedrag in het verleden sterk van invloed is op de ziektelast van nu, zo zal het huidige gedrag voor een deel de volksgezondheid van de toekomst bepalen. Naast geslacht en leeftijd speelt ook de sociaaleconomische status (gebaseerd op opleidingsniveau) een rol bij het voorkomen van deze risicofactoren. Als gekeken wordt naar het voorkomen van risicofactoren voor zowel volwassenen in de leeftijd van 20 tot en met 75 jaar als jongeren, in het bijzonder 2e klassers (12 t/m 15 jaar) en 4e klassers (14 t/m 18 jaar) van het voortgezet onderwijs, in relatie tot de landelijke en regionale cijfers, dan geeft dat het volgende beeld. 46 Aanleiding Roken Alcohol en druggebruik Roken levert de meeste gezondheidsschade op van alle risicogedragingen en is medeverantwoordelijk voor hoge sterfte aan kanker en hart en vaatziekten. Overmatig alcohol- en drugsgebruik zijn schadelijk voor de gezondheid Lichamelijke inactiviteit Na roken de belangrijkste risicofactor voor hart en vaatziekten. De Nederlandse norm gezond bewegen stelt dat volwassenen gedurende vijf dagen per week tenminste een half uur per dag intensief moeten bewegen Volwassenen Percentage rokers in Maasgouw = 25 %. Dit is gelijk aan het regionale percentage en lager dan het provinciale percentage (28%). 9 op de 10 volwassenen drinkt wel eens alcohol. 12 % drinkt wekelijks zwaar (minstens eenmaal per week op 1 dag zes of meer glazen). De beweegnorm voor jongeren is 5 dagen per week een uur sporten/ bewegen. In Maasgouw haalt 66 % de beweegnorm niet. Dit percentage is gestegen tov 2003. Overmatig alcoholgebruik komt meer voor bij mannen. Ouderen Een op de vijf ouderen rookt. Er is een daling tov 2003 en 2005 te zien. Stoppen met roken is, ook op ouderen leeftijd, zeer zinvol. Een jaar nadat iemand is gestopt met roken is de kans op hart en vaatziekten al enorm gedaald. Ook stijgt de kwaliteit van leven. 1 op de 5 mannen en vrouwen van 55-75 drinkt overmatig alcohol ( bij mannen meer dan 21 glazen per week en bij vrouwen meer dan 14 glazen per week). Het Nationaal Instituut voor gezondheidsbevordering constateert dat bij ouderen sprake is van een zorgelijke ontwikkeling die gezien de vergrijzing veel aandacht verdient. Van de ouderen 55-75 jaar beweegt 2/3 niet volgens de aanbevolen landelijke norm. 47 Groente en fruit consumptie Het eten van voldoende groente en fruit (2 ons groente en 2 stuks fruit per dag) kan het ontstaan van diverse vormen van kanker reduceren. Overgewicht en hoge bloeddruk Overgewicht en hoge bloeddruk zijn belangrijke risicofactoren voor de gezondheid In Maasgouw en de overige Limburgse gemeenten haalt ruim 90% volwassen deze norm niet. Landelijk en regionaal is sprake van een lichte stijging van het aantal mensen dat niet aan de norm voldoet. Dit is een zorgelijke situatie. In Maasgouw is er bij 47 % van de volwassen sprake van overgewicht. Dit percentage komt overeen met landelijke en regionale percentages. Er is sprake van een stijgende trend. In de voeding van ouderen ontbreken vaak belangrijke voedingsmiddelen. 87 % van de ouderen voldoet niet aan de groente en fruit norm. De trend van de groente en fruitconsumptie blijft negatief. In Maasgouw heeft 13 % van de inwoners een te hoge bloeddruk. Ook hier is sprake van een stijgende trend. 62 % van de mannen en 54 % van de vrouwen heeft overgewicht. Er is sprake van een toenemende trend. Jeugd Jongeren in het VO in de tweede klas 8 % rookt en in de vierde klas rookt 23 %. Percentages wijken niet af van de provinciale percentages. Er roken meer meisjes dan jongens. Er is in 2005 sprake van een daling tov 2001 en 1996. Op Limburgs niveau betekent dit voor de tweede klassen een verloop van 22% - 17 % - 10 % en voor de vierde klassen een verloop van 38 % - 32% - 23%. In de tweede klas VO geeft 10 % van de leerlingen aan dronken of aangeschoten te zijn geweest in de 4 weken voorafgaand aan de monitor. In de vierde klas is dit 41 %. Van de tweede klas VO voldoet 63 % niet aan de beweegnorm. Van de vierde klas VO voldoet 59 % niet aan deze norm. Drugsgebruik klas 2 VO: 1,9 % cannabis 0,2 % XTC 0,5 % overige harddrugs 60 % van de leerlingen uit de klassen 2 en 4 eten niet dagelijks fruit. Op 5 jarige leeftijd heeft 1/5 kinderen last van overgwicht. Op 14 jarige leeftijd heeft 1/ 6 jongens en 1/ 5 meisjes overgewicht. 3 % van de jongeren heeft te maken met ernstig overgewicht. Drugsgebruik klas 4 VO 10 % cannabis 1% XTC 1% overige harddrugs In 2001 is er sprake van een daling van alcohol en druggebruik tov 1996. 48 Conclusies risicogedrag: Over het algemeen scoren de inwoners uit Maasgouw in vergelijking met Limburg en Nederland gelijk op de diverse risicofactoren. Ook in Maasgouw is onder de doelgroepen ouderen, volwassenen en jeugd sprake van een aantal negatieve trends. Volwassen Net als in de rest van Limburg is sprake van een dalende trend in het aantal rokers. Om deze daling door te laten zetten, is het wenselijk hiervan een speerpunt te maken in nieuwe lokaal gezondheidsbeleid van de gemeente Maasgouw. Het alcoholgebruik in Maasgouw is vergelijkbaar met de rest van de provincie. Bij mannen komt overmatig alcoholgebruik meer voor dan bij vrouwen. Onder inwoners met een laag en gemiddeld opleidingsniveau bevinden zich de meeste zware drinkers. In vergelijking met de overige Limburgers voldoet ook in Maasgouw tweederde van de inwoners niet aan de “beweegnorm”. Aangezien de trend ongunstig is en steeds meer mensen minder gaan bewegen, is dit ook een aandachtspunt. De inwoners van Maasgouw eten naar verhouding wekelijks even vaak groente en fruit als de bevolking in de hele provincie, maar ze eten dit wel onder de aanbevolen norm. In Maasgouw kampen naar verhouding evenveel mensen met overgewicht als elders in de provincie en het land. Echter aangezien de landelijke trend ongunstig is, en steeds meer mensen, ook de inwoners van Maasgouw overgewicht ontwikkelen, is dit ook een speerpunt voor het nieuwe lokaal gezondheidsbeleid. Ouderen Net als bij de volwassenen zien we ook bij ouderen een daling in het rookgedrag. Omdat stoppen met roken ook op oudere leeftijd nog zin heeft, is dit ook een aandachtsgebied voor lokaal gezondheidsbeleid. Relatief gezien drinken in de regio meer ouderen alcohol dan gemiddeld in Nederland. Alcoholproblemen bij ouderen worden vaak slecht en laat herkend. Landelijk wordt geconstateerd dat er bij ouderen een zorgelijke ontwikkeling gaande is in de alcoholproblematiek die veel aandacht verdient. Tweederde van de ouderen beweegt niet volgens de beweegnorm. Daarbij kampen 3 van de 5 ouderen met overgewicht. Als de huidige trend zich voorzet neemt het percentage ouderen met overgewicht toe. In de voeding van ouderen ontbreken vaak belangrijke voedingsmiddelen. Bijna 90% voldoet niet aan de richtlijnen voor groenten en fruit. Voor ouderen geldt vooral: blijf op gewicht. Om overgewicht te voorkomen kunnen de ouderen het beste meer bewegen en niet minder gaan eten. Zodat ze toch de juiste en voldoende voedingstoffen binnen krijgen. Overgewicht, en daarmee ook voeding en beweging is een van de speerpunten van het gezondheidsbeleid voor de komende jaren. Bij ouderen is echter ook het voorkómen van ondervoeding een aandachtspunt voor preventie. Jeugd Net als de rest van Limburg is er in Maasgouw een daling van het percentage rokers onder jongeren te zien. Aangezien roken een ernstige bedreiging is voor de gezondheid, in het bijzonder als men daar op jonge leeftijd al mee begint, is dit zeker een speerpunt. De grootste groep “drinkers” is onder de doelgroep jongeren te vinden. Leerlingen uit het voortgezet onderwijs zijn even inactief als hun leeftijdsgenoten uit de rest van Limburg. Aangezien de trend ongunstig is, is dit ook een aandachtspunt. Ook zou de groente- en fruitconsumptie van jongeren zou zeker verbeterd kunnen worden, dat is van belang, aangezien zowel ongezonde als gezonde eetgewoonten al jong worden aangeleerd. Milieuhinder Hinder of overlast door geluid, stof, rook, roet en stank in de directe woonomgeving worden steeds vaker ervaren als aantasting van de kwaliteit van leven. Het ondervinden van hinder kan leiden tot stress en hierdoor een negatieve invloed op de gezondheid hebben. Wegverkeer is in Limburg de belangrijkste bron van zowel geluidshinder als geurhinder. In geheel Limburg worden alle vormen van milieuhinder (geluid, stank, stof/roet, wegverkeer, vliegverkeer en industrie) in 2003 aanzienlijk vaker gerapporteerd dan in 1998. De mate waarin inwoners van Maasgouw milieuhinder ervaren zal in grote lijnen overeenkomen met de ervaren hinder in de rest van de Provincie. Afhankelijk van het gebied (stad of dorp) zijn er verschillen, met name in de bronnen die de milieuhinder veroorzaken. Gebruik van gezondheidszorgvoorzieningen Uit resultaten van de Gezondheidsenquête blijkt dat 77% van de inwoners van Maasgouw in de 3 maanden voorafgaand aan het onderzoek gebruik heeft gemaakt van één of meerdere gezondheidsvoorzieningen. Van de volwassenen is de helft bij een huisarts geweest. Drie op de 10 van alle ondervraagde volwassenen is voor behandeling bij de tandarts geweest en 18% van hen is bij een medisch specialist geweest. Vier procent van de inwoners is bij het RIAGG of de GGZ geweest. Daarnaast maakt bijna 3% gebruik van de Thuiszorg. Over het geheel genomen is er (in vergelijking met 1998) een afname in het gebruik van gezondheidsvoorzieningen. Vrouwen maken meer gebruik van gezondheidsvoorzieningen dan mannen. 49 50 Bijlage Terugblik gezondheidsbeleid 2004 – 2011 51