gezond en meer: actualisatie gezondheidsbeleid

advertisement
GEZOND EN MEER: GEZONDHEIDSBELEID 2012 – 2015
Inleiding
Definitie, determinanten, visie, uitgangspunten
definitie van gezondheid
determinanten van gezondheid
visie en uitgangspunten
Doelen van gezondheidsbeleid
Wetten, taken, kaders – landelijk, regionaal, lokaal
Wet publieke gezondheid
Wet maatschappelijke ondersteuning
Landelijke nota’s gezondheidsbeleid
Grondwet en Gemeentewet
Wetten voor gezondheid en veiligheid
Regionale nota’s/beleidskaders
Lokale beleidskaders
Gezondheid in de peiling
Gezondheidssituatie, risicofactoren, risicogedrag, trends, ontwikkelingen.
Aangrijpingspunten voor beleid
Kaders van uitvoering: programma’s, thema’s, prestatievelden.
Programma ‘Gezond en veilig opgroeien’
Thema ‘Gezond en veilig ontwikkelen’
Thema ‘Aanleren gezonde leefstijl’
Thema ‘Competente opvoeders’
-
-
Programma ‘Zelfstandig en veilig ouder worden’
Thema ‘Gezonde leefstijl’
Thema ‘Ouder worden in een gezonde en veilige omgeving’
-
Programma ‘Vertrouwen in gezondheidsbescherming’
Thema Monitoring, beleidsadvisering, afstemming
Thema Collectieve gezondheidsbevordering
Thema Algemene infectieziektenbestrijding
Thema Tuberculosebestrijding
Thema Soa-zorg/seksualiteitshulpverlening
Thema Technische hygiënezorg
Thema Mileu en gezondheid/Medische milieukunde
Thema Crisisbeheersing/Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen
Thema Forensische geneeskunde
Prestatievelden 7,8 en 9 Wmo: maatschappelijke opvang/vrouwenopvang-aanpak huiselijk
geweld/collectieve preventie openbare geestelijke gezondheidszorg/verslavingszorg
(MO/VO-HG/CP-OGGz/VZ)
Programma ‘Vangnet-Wmo’
Regionaal Meld- en Actiecentrum en Maatschappelijke Opvang
Preventie en bemoeizorg
Huiselijk geweld en kindermishandeling’
Uitvoering Wet tijdelijk huisverbod
Verslavingspreventie en verslavingszorg
Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGz)
Bijlagen

Afkortingen en begrippen

Gezondheid in de peiling: gezondheidssituatie, trends, ontwikkelingen, risicofactoren en risicogedrag

Jaarwerkplannen 2011 en 2012 GGD
1





Integraal Veiligheidsprogramma 2011-2014 (IVP 2011-2014) – Prestatievelden 7, 8, 9 Wmo
Regionale beleidskaders en uitvoeringsprogramma’s MO/VO/VZ/CP-OGGz (Regionaal Kompas-Keerpunt
Ketenzorg)
Regionale beleidskaders huiselijk geweld en kindermishandeling 2011- 2014
Coffeeshopbeleid
Terugblik op beleidsperiode 2004 – 2010
2
‘GEZOND EN MEER’ EEN NOTA GEMEENTELIJK GEZONDHEIDSBELEID.
Wat is gezondheid?
Wat hebben we aan gezondheid?
Ben je gezond als je niet ziek bent?
Gezond zijn met beperkingen. Kan dat?
Wie zorgt voor onze gezondheid?
Zorgen wij voor onze gezondheid? Kunnen wij er zelf wat aan doen?
Hoe wil de gemeente bevorderen dat haar inwoners zich zo gezond mogelijk voelen, zo gezond mogelijk zijn en
zo lang mogelijk gezond blijven?
Dat kunt u lezen in deze nota ‘Gezond en meer: gezondheidsbeleid 2012 – 2015’.
De nota bestrijkt de taakvelden van de Wet publieke gezondheid (Wpg), maar ook de prestatievelden van de
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gezondheidsbeleid en Wmo-beleid hebben een nauwe relatie en
zijn op veel punten met elkaar verweven. De nota ‘Gezond en meer: gezondheidsbeleid 2012-2016’ is daarom
gebundeld met de nota ‘Van zorgen voor naar zorgen dat: Wmo-beleid 2012-2015’.
Hoe is het beleid ontwikkeld?

Beleidskeuzes in de nota zijn gebaseerd op onderzoek naar de gezondheidstoestand van de bevolking
en de factoren die de gezondheid van onze inwoners bepalen.

Op basis van evaluatie van de afgelopen beleidsperiode.

De beleidslijnen en proriteitsstelling in de landelijke nota’s gezondheidsbeleid dienden te worden
overgenomen in onze nota gemeentelijk gezondheidsbeleid.

De gemeenten in Noord- en Midden-Limburg en de GGD zijn eind 2010 begonnen met de actualisering
van het gezondheidsbeleid en de kaders voor de uitvoering van wettelijke taken. De belangrijkste
regionale instellingen en belangenorganisaties op het terrein van gezondheid, zorg en
maatschappelijke ondersteuning zijn actief daarbij betrokken. Resultaat: een Meerjarenbeleidsplan
Publieke Gezondheid 2013-2016/PPG2 dat als blauwdruk dient voor de nota gezondheidsbeleid
Maasgouw.

Het gemeentelijk gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid zijn tegelijkertijd en in samenhang
geactualiseerd.

Het Wmo-platform, andere belangenorganisaties en professionele instellingen hebben deelgenomen
aan de actualisering van het gezondheidsbeleid.

Het gezondheidsbeleid is getoetst aan de principes en uitgangspunten van De Kanteling en het Nieuwe
Welzijn.
Publieke gezondheidszorg
Deze nota gaat over publieke gezondheidszorg, ook collectieve preventie genoemd. De Wet publieke
gezondheid (Wpg) geeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de publieke
gezondheidszorg.
De Wet publieke gezondheid omschrijft publieke gezondheidszorg als ‘de gezondheidsbeschermende en
gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen
het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten'.
De gemeente heeft de wettelijke taak de gezondheid van haar inwoners te beschermen, te bewaken en te
bevorderen.
De tijdige opsporing en het voorkomen (preventie) van ziekten en gezondheidsproblemen zijn belangrijke
onderdelen van die taak.
De publieke gezondheidszorg beantwoordt niet de individuele hulpvraag van inwoners. Publieke
gezondheidszorg gaat uit van een maatschappelijke hulpvraag.
De collectieve preventie richt zich niet in de eerste plaats op ziekte en zieken, maar op (nog) gezonde mensen.
De Wet publieke gezondheid draagt de gemeente op haar gezondheidsbeleid en de uitvoering van haar
wettelijke taken periodiek, per vier jaar, vast te leggen in een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Deze
verplichting is in 2003 in de wet opgenomen.
Sinds 2003 moet de gemeente haar gezondheidsbeleid periodiek herijken, telkens na verloop van vier jaar en
zodra de minister van VWS de landelijke prioriteiten en programma’s voor gezondheidsbeleid heeft
bekendgemaakt. De nota gemeentelijk gezondheidsbeleid is daardoor verbonden met de vierjaarlijkse
beleidscyclus van het ministerie van VWS. Want ook de minister van VWS dient elke vier jaar een landelijke
nota gezondheidsbeleid vast te stellen. Daarin geeft de minister de landelijke beleidslijnen en speerpunten
aan. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid moet deze landelijke beleidslijnen volgen.
3
Daarnaast zijn sociaal-economische en demografische ontwikkelingen en eventuele nieuwe visies op
gezondheid de aanleiding voor de periodieke bijstelling van het gemeentelijk gezondheidsbeleid en de publieke
gezondheidszorg.
Op 25 mei 2011 verscheen de nieuwe landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’. Dat was ook
voor onze gemeente het sein om te gaan bepalen hoe de gezondheidstaken in de periode 2012-2015 worden
uitgevoerd. Onze gemeente doet dat samen met de andere gemeenten in de regio Limburg Noord. De GGD
Limburg-Noord coördineert deze gezamenlijke voorbereiding op de komende beleidsperiode. De gemeenten en
de GGD zijn al eind 2010 begonnen met de actualisatie van het gezondheidsbeleid en de kaders voor de
uitvoering. De belangrijkste regionale instellingen op het terrein van gezondheid, zorg en maatschappelijke
ondersteuning zijn actief daarbij betrokken.
Het resultaat van deze gezamenlijke inspanning is het meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid 20132016/PPG2. Dit beleidsplan van de GGD werd eind september 2011 gepresenteerd. Het plan bevat een visie op
de taken en werkwijze van de GGD en de gezondheidstaken van de gemeente. Deze taken zijn geclusterd in
programma’s. De algemene doelstellingen en te bereiken resultaten zijn per programma beschreven. De
speerpunten en beleidslijnen uit de landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’ zijn verwerkt in
het visiegedeelte en het programmagedeelte van dit regionale beleidsplan.
Het meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid 2013-2016/PPG2 is de blauwdruk voor onze gemeentelijke nota
gezondheidsbeleid.
Maatschappelijke ondersteuning en publieke gezondheidszorg
Het gemeentelijk gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid zijn tegelijkertijd en in samenhang geactualiseerd.
Het belangrijkste argument voor deze koppeling is de inhoudelijke relatie tussen de taakvelden van publieke
gezondheidszorg en de prestatievelden van de Wmo. Deze relatie blijkt ook uit de beide beleidsnota’s.
De programma’s en thema’s in deze nota gezondheidsbeleid corresponderen met de programma’s in de nota
Wmo-beleid. Beide nota’s verwijzen naar elkaar. Vooral op de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9 moet de
gemeente zich bezighouden met ‘de gezondheid’, van voornamelijk kwetsbare inwoners die de regie over hun
leven kwijt zijn of dreigen te verliezen. Daarom hebben wij de beleidsuitwerking van de Wmo-prestatievelden
7, 8 en 9 opgenomen in onze nota gezondheidsbeleid.
Gezondheid is een belangrijke voorwaarde om maatschappelijk te kunnen ‘meedoen’. En omgekeerd zijn de
inwoners die maatschappelijk kunnen meedoen in het algemeen gezonder of zij voelen zich gezonder dan
mensen die maatschappelijk aan de zijlijn staan.
Beide beleidsterreinen zijn ook in de uitvoeringspraktijk verweven. Publieke gezondheidszorg en
maatschappelijke ondersteuning hebben een wisselwerking op elkaar. Publieke gezondheidszorg werkt daarbij
preventief voor maatschappelijke ondersteuning. Als inwoners gezond(er) zijn, hebben zij minder hulp en
ondersteuning nodig.
Gezondheidsbeleid en Wmo-beleid hebben gemeenschappelijke doelgroepen, zoals jeugdigen in
probleemsituaties, ouderen met beperkingen, kwetsbare inwoners met psychische of psychosociale problemen
(en vaak een ongezonde leefstijl).
Dezelfde professionele instellingen en vrijwilligersorganisaties voeren gezondheids- en Wmo-taken uit voor de
gemeente. Koppeling en afstemming bevorderen de doelmatige en doeltreffende uitvoering van taken op deze
beleidsterreinen.
Een koppeling maakt deze beleidsterreinen overzichtelijker voor onze inwoners, de specifieke doelgroepen, de
belangenorganisaties en de professionele instellingen die werkzaam zijn in de gemeente. Daardoor kunnen zij
nog beter hun bijdragen leveren aan de ontwikkeling van het gezondheidsbeleid en het Wmo-beleid.
Wij vinden het daarom noodzakelijk dat ons gezondheidsbeleid en ons Wmo-beleid qua inhoud en uitvoering
goed op elkaar zijn afgestemd.
Definities, determinanten, visie en uitgangspunten
‘Gezond en meer’ , de titel van deze nota, vat onze visie op gezondheid en gezondheidsbeleid samen. In onze
visie is gezondheid een toestand die niet uitsluitend wordt bepaald door de afwezigheid van ziekte of andere
lichamelijke gebreken. Gezondheid heeft meer aspecten en gezondheid wordt door allerlei factoren bepaald.
4
Visie
Ons gezondheidsbeleid sluit daarom aan bij de sinds 1948 algemeen aanvaarde definitie en visie van de World
Health Organisation (WHO). De WHO definieert gezondheid als een toestand van lichamelijk , geestelijk en
maatschappelijk welbevinden. Deze visie gaat er van uit dat allerlei factoren (determinanten) in de sociale en
fysieke omgeving invloed hebben op de gezondheid.
Ons gezondheidsbeleid sluit ook aan bij een recentere definitie van gezondheid als het vermogen tot aanpassen
en zelf-management bij maatschappelijke, lichamelijke en emotionele tegenslagen. Deze definitie gaat er van
uit dat het bewaken van de gezondheid in de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid is van zelfredzame
en veerkrachtige burgers, maar wel in fysieke en sociale omgevingen die gezondheidsbevordering en
gezondheidsbescherming bieden.
Definitie en determinanten
Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de
afwezigheid van ziekten of andere lichamelijke gebreken.
(1948 Preambule Constitutie, World Health Organisation)
Gezondheid wordt bepaald door factoren/determinanten:
Biologische factoren (leeftijd, geslacht, aanleg, etniciteit, erfelijkheid)
Leefstijl (voeding, beweging, alcohol, roken, seksueel gedrag, geestelijke spanningen)
Sociale omgeving (voorbeeldgedrag/navolging van gedrag, sociale samenhang, maatschappelijk
meedoen/participatie, werk, inkomen, opleiding)
Fysieke omgeving (woon- en werkomgeving, milieukwaliteit, groenvoorziening, speelruimte)
Gezondheidszorg (beshikbaarheid, bereikbaarheid, toegangkelijkheid, kwaliteit, kosten)
(1974 model van Lalonde met determinanten van gezondheid)
Gezondheid is het vermogen tot aanpassen en zelf-management bij maatschappelijke, lichamelijke en
emotionele tegenslagen.
In 1974 presenteerde Marc Lalonde, de toenmalige minister van Gezondheid in Canada, een analysemodel
waarmee gezondheid kan worden verklaard met determinanten.
Determinanten zijn in dit model de factoren die de gezondheid bepalen:
Biologische factoren (leeftijd, geslacht, aanleg, etniciteit, erfelijkheid)
Leefstijl (voeding, beweging, alcohol, roken, seksueel gedrag, geestelijke spanningen)
Sociale omgeving (voorbeeldgedrag/navolging van gedrag, sociale samenhang, maatschappelijk
meedoen/participatie, werk, inkomen, opleiding)
Fysieke omgeving (woon- en werkomgeving, milieukwaliteit, groenvoorziening, speelruimte)
Gezondheidszorg (beshikbaarheid, bereikbaarheid, toegangkelijkheid, kwaliteit, kosten)
5
Het ‘model van Lalonde’ is onder auspicien van de World Health Organisation wereldwijd ingevoerd middel
voor de ontwikkeling van effectief en efficient gezondheidsbeleid. Ook in Nederland is dit model de basis van
onderzoek en beleidsontwikkeling. Voor de vierjaarlijkse Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) wordt
gebruik gemaakt van een uitwerking en verfijning van het model van Lalonde.
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning wordt om de vier jaar uitgevoerd. De resultaten en conclusies van de
VTV bepalen het landelijk gezondheidsbeleid dat eveneens per vier jaar wordt vastgelegd in de landelijke nota
gezondheidsbeleid.
In het vak Gezondheidstoestand is aangegeven dat ziekten en aandoeningen gevolgen kunnen hebben in termen van
verminderd functioneren, vermindering van kwaliteit van leven, en soms van sterfte. Samen kunnen deze effecten
uitgedrukt worden als Gezonde levensverwachting. In het vak Determinanten van gezondheid staan drie groepen
determinanten buiten de zorg centraal: omgeving, leefstijl en persoonsgebonden factoren. De drie elementen van Preventie
(gezondheidsbescherming, gezondheidsbevordering en ziektepreventie) hebben hun specifieke relatie met deze drie
determinantgroepen. Het vak Zorg omvat aspecten als kwaliteit en toegankelijkheid, die invloed hebben op de gezondheid,
maar ook zaken die vooral het gevolg zijn van de gezondheidstoestand, zoals het gebruik van voorzieningen en de kosten.
Bij de Externe ontwikkelingen gaat het om zaken die zich buiten het gezondheidsdomein afspelen maar wel, via de
determinanten, invloed hebben op de gezondheidstoestand. Het vak Beleid betreft het gezondheidsbeleid dat is gericht op
de determinanten van gezondheid, vooral preventie en zorg, maar ook integraal gezondheidsbeleid dat verbanden legt met
andere sectoren in het vak Externe ontwikkelingen.
Uitgangspunten van ons gezondheidsbeleid

De fysieke en sociale omgeving van onze inwoners zijn aangrijpingspunten voor ons
gezondheidsbeleid.
De gezondheid van onze inwoners wordt positief beinvloed door investeringen in de leefbaarheid,
sociale structuren en basisvoorzieningen in de kernen van onze gemeente.
De titel ‘Gezond en meer’ geeft aan dat onze gezondheid niet alleen wordt bepaald door de
afwezigheid van ziekte of lichamelijke gebreken, maar dat ook andere factoren onze gezondheid
bepalen. De nota definieert gezondheid niet uitsluitend als lichamelijk welzijn, maar ook als een
toestand van geestelijk en maatschappelijk welbevinden. Allerlei factoren (determinanten) in de
sociale en fysieke omgeving hebben invloed op de gezondheid van onze inwoners. Als we het hebben
over leefbaarheid en maatschappelijk welbevinden van onze inwoners, dan gaat het ook over hun
gezondheid.
Een uitgangspunt van ons gezondheidsbeleid is daarom dat een ‘gezonde’ omgeving gezond maakt.
Met een gezonde omgeving bedoelen wij een aantrekkelijke woonomgeving, ‘groen’ in de buurt, een
goede milieukwaliteit, een verkeersveilige omgeving, speel- en sportvoorzieningen in de buurt, een
6
gezond binnenmilieu van scholen, gemeenschapsvoorzieningen voor ontmoeting en ontspanning, zorg
en hulp beschikbaar in eigen omgeving. De fysieke en sociale omgeving van onze inwoners zijn
belangrijke aangrijpingspunten voor gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering.

Ons gezondheidsbeleid is integraal beleid.
Integraal gezondheidsbeleid legt verbindingen met andere beleidsterreinen die kunnen bijdragen aan
gezondheidsbescherming en gezondheidsbevordering. Te noemen zijn: Wmo-beleid, sociaal beleid,
sportbeleid, jeugdbeleid, onderwijsbeleid, ouderenbeleid, verkeersbeleid, milieubeleid,
accommodatiebeleid en leefbaarheid, inrichting woon- en leefomgeving.

Ons gezondheidsbeleid gaat uit van de eigen kracht en mogelijkheden van inwoners.
Voor veel mensen is gezondheid een kwestie van ‘je goed voelen’ en ‘kunnen doen wat je wilt, ook al
heb je een gezondheidsprobleem ’. Daarvoor vertrouwen zij op hun eigen kracht en mogelijkheden.
Zo kunnen, bijvoorbeeld, mensen met een beperking, een chronische ziekte of een chronisch
psychisch probleem, zich toch redelijk gezond voelen omdat zij blijven meedoen in de samenleving.
Ook in Maasgouw tonen veel inwoners die veerkracht. Ondanks hun beperkingen zijn zij toch
maatschappelijk actief. Zij zien dagelijks kans om hun beperkingen of gebrek aan zelfredzaamheid te
compenseren of daarvoor in de eigen omgeving oplossingen te zoeken. Wij willen ook met ons
gezondheidsbeleid bevorderen dat deze inwoners met een beperking zo zelfstandig mogelijk, op eigen
kracht kunnen blijven deelnemen aan de samenleving.
Ons gezondheidsbeleid is (daarom) inclusief beleid.
Met inclusief beleid helpen wij onze inwoners met beperkingen om van hun eigen kracht en
mogelijkheden gebruik te maken. Onze publieke gezondheidszorg en dienstverlening bevorderen dat
inwoners met een gezondheidsprobleem of beperking zo goed mogelijk zelfstandig kunnen (blijven)
functioneren en deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.
Ons gezondheidsbeleid houdt rekening met mensen die een beperking hebben. Chronisch zieken,
ouderen met een functiebeperking, mensen met een psychiatrische aandoening, een verstandelijke,
motorische of zintuiglijke handicap willen wij gelijke kansen bieden om maatschappelijk mee te doen
en ‘gezond’ te leven.
Inclusief beleid is integraal beleid.
Het raakt álle beleidsterreinen van de gemeente en alle beleidsafdelingen van de gemeente kunnen
bijdragen aan de bescherming en bevordering van de gezondheid van onze inwoners. Denk
bijvoorbeeld aan de toegankelijkheid van gebouwen, aanpasbaar bouwen, de inrichting van
woonwijken, verkeersmaatregelen, regels voor bijzondere bijstand, sportstimulering, milieubeleid,
openbare orde en veiligheid.


Gezondheid is kiezen en verantwoordelijk zijn.
Het gezondheidsbeleid van de gemeente Maasgouw heeft als uitgangspunt dat mensen ook zelf
verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid. Mensen kunnen hun eigen gezondheid bewaken en
bevorderen, maar ook beschadigen. Nog steeds hebben te veel inwoners door hun ongezonde leefstijl
(onnodige) gezondheidsproblemen. Door een gezonde(re) leefstijl is voor deze inwoners of groepen
inwoners gezondheidswinst te behalen. Met ons gezondheidsbeleid willen wij bevorderen dat onze
inwoners hun gezondheid bewaken en kiezen voor gezond leven. De belangrijkste aangrijpingspunten
voor deze leefstijlbeinvloeding zijn: overgewicht en voeding, diabetes, lichamelijke inactiviteit,
roken, schadelijk alcoholgebruik en ongezond seksueel gedrag

Publieke gezondheidszorg is lokaal maatwerk waarbij inwoners, vrijwilligersorganisaties en
professionele instellingen actief worden betrokken.
Gezondheidstaken worden zoveel mogelijk dichtbij de burgers, op kernenniveau, uitgevoerd.
Inwoners, belangenorganisaties, vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen worden daarbij
actief betrokken.
UITGANGSPUNTEN VAN GEZONDHEIDSBELEID: EEN GEDEELDE REGIONALE VISIE IN NOORD- EN MIDDENLIMBURG
Onze visie en uitgangspunten zien wij ook terug in het ‘Meerjaren beleidsplan publieke gezondheid/Producten
Publieke Gezondheid2 2013-2016’ van de GGD en de gemeenten in Noord- en Midden-Limburg:
“…In de nota’s ‘Missie Publieke Gezondheid’ en ‘Meerjaren beleidsplan publieke gezondheid/PPG2 2013-2016’
wordt een benadering van gezondheid geïntroduceerd die gebaseerd is op nieuwe, aanvullende ideeën over
een effectieve aanpak die bijdraagt aan gezondheidswinst. Aanpassing van de fysieke en sociale omgeving is
een effectieve aanvulling op individuele leefstijlaanpassingen gebleken. En sterker dan in het verleden is
het uitgangspunt dat in beginsel iedereen verantwoordelijk is voor een gezonde levenstijl.
7
… Hoofddoelen van het nieuwe beleidsplan publieke gezondheid/PPG2 zijn ‘het bestrijden van
gezondheidsverschillen’ en ‘het bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van
de inwoners in deze regio’. Dit past bij de nieuwste definities van gezondheid: daarin gaat het niet meer
alleen om afwezigheid van ziekte of gebrek, maar om het eigen vermogen van individuen zich aan te passen
aan veranderende situaties. Dat betekent een andere aanpak in de publieke gezondheidszorg.
De GGD ziet hierbij voor zichzelf in de toekomst naast een uitvoerende rol ook een versterkte adviserende
en coördinerende rol.
… meer samenhang en een integrale aanpak tussen meerdere (beleids)terreinen en partners zijn nodig.
…Zo deed het programma-denken zijn intrede als ‘model’ om het nieuwe PPG vorm te geven. Een
programma wordt hier gedefinieerd als een samenhangend geheel van activiteiten, middelen en personen
die bijdragen aan eenzelfde doel.
…Als de programmadoelen zijn bepaald, dan kan worden beschreven wat nodig is om ze te bereiken. In de
programma’s zijn bij elk thema dan ook enkele outcome-indicatoren geformuleerd.
…Als gemeenten de ambities/resultaten in voorliggend meerjarenbeleidsplan Publieke Gezondheid omarmen,
is dit te beschouwen als het regionale gezondheidsbeleid van GGD en gemeenten. Het geeft regionaal de
richting aan die gemeenten, GGD en partners naar 2016 inslaan. Gemeenten kunnen hier met hun lokale
beleid op aansluiten door ambities, resultaten en indicatoren ten behoeve van het gemeentelijke beleid
verder te nuanceren, prioriteren en faseren. “
De uitgangspunten van het gemeentelijk Wmo-beleid gelden ook voor het gezondheidsbeleid:

Verantwoordelijkheid. Inwoners dragen een eigen verantwoordelijkheid, ook voor hun
gezondheidstoestand. Hulp en ondersteuning worden geboden als mensen niet meer zelfstandig
kunnen functioneren en niet kunnen terugvallen op een sociale structuur (vangnetprincipe).

Integratie. Regulier (collectief) beleid is in beginsel passend beleid, ook voor inwoners met
(gezondheids)problemen of beperkingen. Bijzonder beleid en maatwerk worden uitsluitend ingezet als
met regulier (collectief) beleid de belangen van inwoners onvoldoende kunnen worden behartigd.

Preventie. Door goed preventief beleid moeten inwoners in staat worden gesteld zo lang en zo goed
mogelijk zelfstandig te functioneren in de samenleving.

Gebruik bestaande structuren en activiteiten. Initiatieven en activiteiten, ook op het terrein
gezondheidsbeleid, dienen bij voorkeur aan te sluiten bij bestaande activiteiten en structuren.

Maatwerk/Kernenbeleid/Participatie/Vraagsturing. Taken moeten op kernenniveau worden
uitgevoerd op basis van de lokale behoefte. Inwoners, hun belangenorganisaties,
vrijwilligersorganisaties en professionele instellingen worden daarbij actief betrokken.
DE KANTELING: De maatschappelijke ondersteuning kantelt; publieke gezondheidszorg kantelt mee.
Zelfredzaamheid
‘Meedoen’ is het centrale doel van de Wmo. Deze wet maakt bepaalt dat ondersteuning van mensen met
beperkingen vorm krijgt vanuit het perspectief van maatschappelijke participatie en minder vanuit het
perspectief van zorgverlening. Zelfredzaamheid of het herstel van zelfredzaamheid zijn in de Wmo
voorwaarden voor participatie.
Regie
Voor gemeenten is uitgangspunt dat burgers zoveel mogelijk zélf de regie over hun leven moeten voeren.
Ondersteuning moeten mensen met een zorgvraag indien mogelijk zelf organiseren. Wanneer zij – met behulp
van hun directe omgeving – daartoe niet in staat zijn, moet zoveel mogelijk worden geprobeerd om de nodige
ondersteuning te vinden in de leefomgeving . Alleen waar regie vanuit het sociale systeem van mensen met
beperkingen structureel niet mogelijk is, ontstaat op individueel niveau een regierol voor professional of
overheid.
Kanteling
De Kanteling is een belangrijke aanjager van Wmo-ontwikkeling. De Kanteling is de benaming van de geschikte
werkwijze die past bij de compensatieplicht. Met de Kanteling verandert het primaire proces in de Wmo van
claimbeoordeling (bij een aanvraag van een voorziening) in een gesprek over hoe de beperkingen in
redzaamheid en participatie kunnen worden gecompenseerd. De ondersteuningsbehoefte wordt in de Kanteling
8
afgeleid uit de ambitie van inwoners om mee te doen in onze samenleving en de belemmeringen die worden
ondervonden bij participeren. Oplossingen worden gezocht met behulp van de ‘verantwoordelijkheidsladder’
van de Wmo: eerst wordt bepaald wat men op eigen kracht kan (of kan leren, organiseren of financieren).
Biedt dat onvoldoende soelaas, dan worden de mogelijkheden van informele zorg of sociale netwerken
verkend. Zijn de hindernissen daarmee niet volledig uit de weg geruimd, dan wordt gezocht naar oplossingen in
collectieve, algemene voorzieningen. Pas in laatste instantie worden individuele, professionele voorzieningen
ingezet.
In de Kanteling is steeds aandacht voor de vraag wat iemand nog wél kan. Niet alleen om in de eigen
ondersteunings en participatiebehoefte te voorzien, maar ook in die van anderen.
Door Kanteling kan het accent in de Wmo worden verlegd van persoonlijke redzaamheid naar sociale
redzaamheid en participatie. Door deze perspectiefverbreding neemt de kwaliteit van leven toe
Doelstellingen van gezondheidsbeleid
De algemene doelen, de richtpunten van ons gezondheidsbeleid, zijn bepaald door wettelijke taken en
ingekleurd met onze visie en uitgangspunten:
De gemeente Maasgouw streeft met haar gezondheidsbeleid naar het behoud en de bevordering van het
lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden van alle inwoners. Daarvoor wil de gemeente gezonde en veilige
sociale en fysieke omgevingen creeren, gezonde leefstijlen stimuleren en maatschappelijke ondersteuning
bieden. Het gezondheidsbeleid houdt in het bijzonder rekening met kwetsbare groepen en inwoners met een
beperking.
Wetten, taken, kaders – landelijk, regionaal, lokaal
Diverse wetten dragen de gemeente op te zorgen voor de gezondheid van haar inwoners. De belangrijkste zijn
de Wet publieke gezondheid (Wpg) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Wet publieke gezondheid (Wpg)
De meeste taken van de gemeente op het terrein van de publieke gezondheidszorg zijn vastgelegd in de Wet
publieke gezondheid (Wpg). De Wet publieke gezondheid is op 1 december 2008 in de plaats gekomen van de
Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv).
De Wet publieke gezondheid verving niet uitsluitend de Wcpv, maar ook de Infectieziektewet en de
Quarantainewet. De Infectieziektenwet en de Quarantainewet zijn opgenomen in de Wet publieke gezondheid.
Op grond van deze wet moeten gemeenten de totstandkoming en de continuïteit van collectieve preventie
bevorderen, evenals de samenhang binnen de collectieve preventie. Gemeenten moeten ook zorgen voor de
afstemming tussen de collectieve preventie en de (curatieve) gezondheidszorg. Daarnaast geeft de Wpg
expliciet taken aan die de gemeente moet uitvoeren: infectieziektebestrijding, jeugdgezondheidszorg en
ouderengezondheidszorg. De Wpg draagt de gemeente ook op om elke vier jaar een nota gemeentelijk
gezondheidsbeleid vast te stellen.
De Wet publieke gezondheid draagt de gemeenten de volgende algemene en specifieke taken op:
 Het opstellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. Gemeentelijk gezondheidsbeleid moet
voor perioden van vier jaar worden vastgelegd in een beleidsnota.
 De bescherming en bevordering van de volksgezondheid door collectieve preventie.
 Het zorgdragen voor de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming
met de curatieve gezondheidszorg. De gemeente dient samen te werken met andere organisaties,
maar ook samenwerking en afstemming te bevorderen.
 De afstemming van collectieve preventie volksgezondheid met het gemeentelijk beleid en de uitvoering
op andere terreinen. Gedacht kan worden aan volkshuisvesting, ruimtelijke ordening, verkeer, milieu,
onderwijs, kinderopvang, openbare orde en veiligheid. De gemeente heeft de opdracht om integraal
9
gezondheidsbeleid te voeren en de eventuele gezondheidsaspecten van andere beleidsterreinen te
bewaken.
 Het verrichten van bevolkingsonderzoeken om inzicht te hebben in de lokale gezondheidstoestand.
 De bevordering van medisch milieukundige zorg.
 De bevordering van technische hygiënezorg.
 Zorg voor de uitvoering van de infectieziektenbestrijding.
 Zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg.
 Zorg voor de uitvoering van ouderengezondheidszorg.
 Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken draagt de gemeente zorg voor de
instelling en instandhouding van een gemeentelijke gezondheidsdienst.
De Wpg-taken en rollen van de gemeente in schema:
Wet publieke gezondheid > Taken en rollen gemeente
Regie extern
(netwerken, ketens, processen)
Bevorderen van afstemming
Uitvoerder
Beleid en regie intern
Uitvoeren van preventietaken
Bevorderen van integraal
beleid
(GGD)
Afstemmen, bewaken continuïteit,
coördineren en integreren
1e lijnszorg
Ziekenhuis
Cure en Care
Cliënten/
belangenorganisaties/
professionele instellingen/
-Wmo-platform
-Mantelzorgers
-Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
-Algemeen Maatschappelijk
Werk
-Veiligheidshuis
-Jeugdzorg
-Instelling voor Verslavingszorg
-Welzijnsinstelling(en)
-Centraal Meld-Actiepunt CMA
(MO/VO/VZ/OGGZ)
-Kerkelijk werk
-RIBW (begeleid wonen)
-MEE (begeleiding personen met een
beperking) en anderen
-Steunpunt Mantelzorg
-CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg)
-Zorgverzekeraars
-Zorgkantoor
. Maatschappelijke Opvang (dak- en
thuislozenzorg)
. Huisartsen
. Thuiszorginstellingen
. Woningcorporaties
. Ziekenhuizen
. Instellingen voor verpleging en
verzorging
1. Medische Milieukunde
2. Technische hygiënezorg
3. Infectieziektebestrijding
4. Jeugdgezondheidszorg
5. Ouderengezondheidszorg
5. Bevorderingstaken:
- zicht op lokale gezondheidstoestand
- bewaken gezondheidsaspecten
- preventieprogramma’s en voorlichting
10
-Publieke gezondheidszorg
-CJG
-Maatschappelijke
ondersteuning
-Onderwijs
-Sociale Zaken
-Welzijn
-Ouderen
-Gehandicapten
-Jeugd
-Ruimtelijke
Ordening/omgeving
-Openbare Ruimte
-Integrale Veiligheid
-Openbare Orde
-Verkeer
-Milieu
-Sport
∆
∆
∆
Afstemming
Preventie
Integraal beleid
De wettelijke taken worden op vier terreinen van gezondheidszorg uitgevoerd:
Gezondheidsbescherming
Gezondheidsbescherming bestaat uit alle maatregelen die moeten voorkomen dat mensen in contact komen
met schadelijke stoffen of in gevaarlijke omstandigheden geraken. Gezondheidsbescherming richt zich vooral
op de’ fysieke omgeving’ (verkeer, milieu, handhaving openbare orde en veiligheid, inspectie scholen en
kindercentra, horecagelegenheden). De afdelingen VHV en ROER van onze gemeente houden zich in de praktijk
het meest bezig met de bescherming van gezondheid en veiligheid in de fysieke leefomgeving van onze
inwoners.
Met gezondheidsbescherming kan onze gemeente nog (meer) gezondheidswinst behalen als alle ‘vakafdelingen’
van onze gemeente bij de planning en uitvoering van hun werkzaamheden altijd (integraal en inclusief)
rekening houden met de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van onze inwoners. Sleutelbegrippen hiervoor
zijn samenwerking en afstemming.
Gezondheidsbevordering
Bij gezondheidsbevordering gaat het vooral om beïnvloeding van gedrag en het scheppen van de sociale en
fysieke infrastructuur voor gezond gedrag.
Onder de noemer gezondheidsvoorlichting en opvoeding (GVO), kan gezond gedrag worden bevorderd met
informatie, voorlichtings- en instructie-activiteiten. De GGD en het Centrum voor Jeugd en Gezin Maasgouw
hebben informatie, gezondheidsvoorlichting en –advies in hun takenpakket.
De gemeente kan gezond gedrag ook financieel stimuleren. Bijvoorbeeld door sport- en beweegactiviteiten te
subsidiëren en daarbij rekening te houden met fysiek en sociaal kwetsbare groepen. Zo subsidieert onze
gemeente niet uitsluitend sportverenigingen, maar ook bewegingsactiviteiten voor ouderen (Meer bewegen
voor ouderen) en inwoners met een beperking (Vervoersregeling gehandicapte sporters). Onze gemeente heeft
ook een financiële vangnetregeling ‘Meedoen voor iedereen’. Deze regeling biedt inwoners die op of rond
bijstandsniveau leven, financiële ondersteuning om deel te kunnen nemen aan sportactiviteiten.
Het is bewezen dat een fysiek-aantrekkelijke en sociaal-veilige leefomgeving goed is voor de gezondheid. De
gemeente Maasgouw ziet het daarom als haar taak om een in alle opzichten aantrekkelijke en veilige
leefomgeving te creëren, en met fysieke infrastructuur gezonde leefstijlen bevorderen.
Onze gemeente stimuleert gezond gedrag financieel, waardoor kwetsbare en minder draagkrachtige inwoners
kunnen deelnemen aan sport- en beweegactiviteiten.
Preventieve gezondheidszorg
De gemeente moet zorgen dat collectieve preventie permanent punt van aandacht is en kwalitatief
verantwoord wordt uitgevoerd. De GGD is voor de gemeente de eerstaangewezen organisatie voor de uitvoering
van preventieve gezondheidszorg. Daarnaast zijn andere, niet (geheel) door de gemeente gefinancierde
voorzieningen, zoals de thuiszorg, jeugdzorg en verslavingszorg de uitvoerders van preventieve zorg. Op het
terrein van de collectieve preventie moet de gemeente samenwerken met veel organisaties. Daarbij moet de
gemeente, op grond van de Wpg, zorgdragen voor de continuïteit en samenhang binnen de collectieve
preventie en de afstemming met de curatieve gezondheidszorg.
Het zoeken, bevorderen en regisseren van samenwerking van ‘gezondheidspartners’ in netwerken en ketens
van preventie is een continue opgave voor onze gemeente.
11
Curatieve gezondheidszorg
Curatieve zorg is de behandeling, verpleging en verzorging van zieken. Deze zorg wordt geboden door de
medische professionals en instellingen, zoals artsen en de thuiszorg.
De gemeente is (mede)verantwoordelijk voor een goede bereikbaarheid van de zorg. Verder dient te
gemeente zorg te dragen voor een goede afstemming tussen preventie en curatie. De gemeente kan die
samenwerking en afstemming niet afdwingen, maar moet daarvoor haar regisseursrol overtuigend spelen.
Wet maatschappelijke ondersteuning
Er bestaat een duidelijke relatie, een inhoudelijke aansluiting en soms overlap tussen de zorgtaken uit de Wet
publieke gezondheid en de prestatievelden in de Wmo. Gezien de raakvlakken en wisselwerking tussen Wmoen Wpg-taken, hebben wij ons gezondheidsbeleid gekoppeld aan het Wmo-beleid.
Het uitgangspunt van de Wet publieke gezondheid is dat preventiebeleid kan voorkómen of uitstellen dat
mensen ziek worden of moeten leven met beperkingen. Preventie bevordert maatschappelijke participatie en
spreekt daarbij de mensen aan op de eigen verantwoordelijkheid voor gezond gedrag. Preventie heeft ook een
kostenbesparend effect voor onze inwoners.
Het uitgangspuntpunt van de Wmo is dat burgers zelfredzaam zijn en zelf mogelijkheden zoeken om volwaardig
deel te nemen aan de samenleving. Dat geldt ook voor mensen met gezondheidsproblemen. Pas als mensen
niet zelf of met hulp van hun sociaal netwerk aan de samenleving kunnen deelnemen, is een beroep op
ondersteuning mogelijk.
De raakvlakken tussen de Wmo en de Wpg zijn er op alle prestatievelden en taakvelden. De preventieve
gezondheidszorg heeft via voorlichting en advisering raakvlakken met prestatieveld 3 van de Wmo (informatie,
advies en ondersteuning) en prestatieveld 4 (mantelzorgers en vrijwilligers). Hier is ook een groot raakvlak
met jeugdgezondheidszorg en prestatieveld 2, maar ook met specifieke problematiek rond verslavingszorg:
prestatieveld 8 (bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg OGGz) en prestatieveld 9 (bevorderen
van verslavingsbeleid).
De publieke gezondheidszorg kan een gezonde leefomgeving bevorderen en heeft daardoor raakvlakken met
prestatieveld 1 van de Wmo (leefbaarheid in dorpen, kernen en wijken). Ook de relaties tussen preventieve
ouderengezondheidszorg en de opdrachten wonen-welzijn-zorg van met name de prestatievelden 5 en 6 van de
Wmo (het beschikbaar stellen van algemene en individuele voorzieningen) zijn duidelijk.
Ondersteuning op het vlak van de openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) wordt zowel vanuit
gezondheids- als maatschappelijk perspectief, zoals sociale veiligheid, geboden. Dit geldt ook voor huiselijk
geweld en vrouwenopvang, prestatieveld 7 (maatschappelijke opvang).
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning en de Landelijke nota gezondheidsbeleid
De minister van VWS stelt elke vier jaar in een landelijke nota gezondheidsbeleid de prioriteiten voor de
collectieve preventie. Deze nota wordt daarom ook ‘preventienota’ genoemd. De landelijke nota
gezondheidsbeleid is onderdeel van de preventiecyclus . De preventiecyclus is een vierjarige cyclus van
onderzoek, evaluatie en beleidsontwikkeling. Elke vier jaar verschijnt een rapport daarover: de
Volksgezondheids Toekomst Verkenning (VTV).
De Volksgezondheids Toekomst Verkenning beschrijft de stand van de volksgezondheid, signaleert
ontwikkelingen en trends, evalueert gezondheidsbeleid en doet aanbevelingen voor beleid.
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning is de basis waarop het kabinet landelijke prioriteiten en speerpunten
van beleid bepaalt. De gemeenten en GGD’en worden geacht de landelijke prioriteiten en speerpunten te
vertalen in hun eigen gezondheidsbeleid. De Inspectie voor de Gezondheid ziet er op toe dat gemeenten dat
doen. Deze landelijke beleidslijnen zijn de afgelopen jaren ook doorgetrokken in het gezondheidsbeleid en het
Wmo-beleid van onze gemeente.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 (VTV 2010)
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 (VTV 2010) is net als de voorgaande VTV’s een samenvatting
van de gezondheidstoestand van de Nederlander, de oorzaken van gezondheidsverlies, de ontwikkeling van
behoefte, vraag en gebruik van zorg, en de mogelijkheden tot verbetering van de gezondheidstoestand door
preventie en zorg. De Volksgezondheid Toekomt Verkenning levert input voor het landelijk beleid en ons
gemeentelijk gezondheidsbeleid.
De VTV 2010 laat zien dat wij langer en langer in goede gezondheid leven, maar dat tegelijkertijd het aantal
mensen met een chronische ziekte toeneemt. Bovendien blijkt de levensverwachting van Nederlanders nog
steeds lager dan die van ons omringende en vergelijkbare landen. De achterstand ten opzichte van landen als
IJsland, Zwitserland, Spanje, Zweden, Frankrijk en Italië is de afgelopen jaren niet kleiner geworden, daar
waar ons land ooit voorop liep. Vooral de levensverwachting van Nederlandse vrouwen blijft achter.
12
Ook is geconstateerd dat de gezondheidsverschillen eerder toe- dan afnemen en dat de risico’s voor de
gezondheid niet zijn verminderd of teruggedrongen. De risicofactoren voor de gezondheid zijn stabiel
gebleven.
De frequentie van ongezonde leefgewoonten van Nederlanders neemt niet of nauwelijks af, maar de stijgende
trend is doorbroken. De VTV stelt dat een verdere verbetering in de gezondheid mogelijk is wanneer anders
wordt aangekeken tegen de oorzaak van ziekte en gezondheid en het beleid zich richt op de sociale en fysieke
leefomgeving. De nadruk van deze VTV ligt op de maatschappelijke baten van gezondheid. De VTV gaat
expliciet in op de verschuiving van aandacht voor ziekten naar een leven met beperkingen. Daarbij is volgens
het kabinet, meer dan ooit, de inbedding van gezondheidsbeleid in andere beleidsterreinen noodzakelijk.
Leefstijl
De leefstijl moet volgens de VTV een belangrijk speerpunt van gezondheidsbeleid blijven. Veel mensen leven
nog ongezond, eten (veel) te veel, roken te veel en bewegen te weinig. Die leefwijze leidt tot
gezondheidsproblemen in de toekomst. Binnen tien jaar hebben 1,3 miljoen mensen diabetes. Het aantal
kinderen met overgewicht stijgt jaarlijks met zes procent. Ongeveer de helft van de bevolking is te zwaar,
voldoet niet aan de richtlijnen van gezonde voeding en krijgt minder lichaamsbeweging dan
de norm van 30 minuten matig intensieve lichamelijke activiteit per dag. Ongeveer
11% kampt met ernstig overgewicht (obesitas) en van de kinderen tot zeven jaar is nu al 14%
te zwaar.
Gezondheid en lage sociaal-economische status (‘lage ses’)
De VTV 2010 constateert een hardnekkig en toenemend gezondheidsverschil tussen hoog- en laagopgeleiden.
Laagopgeleiden overlijden gemiddeld bijna zeven jaar jonger dan hoogopgeleiden en het verschil in
levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is met bijna 15 jaar zelfs nog veel groter. En dit verschil
neemt eerder toe dan af.
De Inspectie voor de Gezondheidszorg adviseert gemeenten het terugdringen van de sociaaleconomische
gezondheidsverschillen tot expliciete en toetsbare doelstelling van beleid te maken.
Landelijke nota gezondheidsbeleid 2010: 'Gezondheid dichtbij'
In mei 2011 is de nieuwste landelijke nota gezondheidsbeleid 'Gezondheid dichtbij’ verschenen. Deze nota
beschrijft de speerpunten voor gezondheidsbeleid. De landelijke nota gezondheidsbeleid is gebaseerd op de
Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010, maar bouwt ook voort op de vorige landelijke preventienota 2007
(‘Kiezen voor gezond leven’).
De richtlijnen, de gekozen speerpunten en de uitgangspunten van het landelijk gezondheidsbeleid gelden ook
voor ons gemeentelijk gezondheidsbeleid.
De nota ‘Gezondheid dichtbij’ in hoofdlijnen:

Speerpunten van de vorige landelijke nota zijn gehandhaafd; accent op bewegen
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 laat zien dat het goed gaat met de gezondheid in Nederland,
maar dat het nog beter kan. Ook blijkt dat de vijf speerpunten uit de preventienota 2007, de vorige landelijke
nota gezondheidsbeleid, belangrijk blijven om de volksgezondheid te verbeteren. Dit zijn overgewicht,
diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik. Het kabinet handhaaft deze speerpunten, maar legt
daarbij het accent op bewegen. Bewegen is goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid en is
verbonden met de andere speerpunten. Hiermee legt het kabinet ook de verbinding tussen het
gezondheidsbeleid en de ambitie Vitaal Nederland.

Eigen verantwoordelijkheid en eigen krachtzijn uitgangspunt van gezondheidsbeleid
Het kabinet staat voor eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van mensen. Dat geldt ook voor gezondheid.
Dit betekent dat niet de overheid maar de burgers zelf in eerste instantie aan zet zijn. Betrokkenheid van het
bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, het onderwijs en zorgverleners is belangrijk. En als de overheid
een bijdrage moet leveren aan de gezondheidszorg, dan is de gemeenten in veel gevallen als eerste aan zet.

Vertrouwen in gezondheidsbescherming
Mensen kunnen sommige risicofactoren voor de gezondheid niet of moeilijk zelf beïnvloeden. Op dit terrein
moeten de burgers op de overheid kunnen rekenen. Heldere wet- en regelgeving en toezicht op de naleving
hiervan zijn noodzakelijk.
13

Zorg en sport dichtbij in de buurt
De gezondheidszorg kan zich nog meer richten op het bevorderen van gezondheid, naast het bestrijden van
ongezondheid. Herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen in de buurt of digitaal bereikbaar (eHealth)
kunnen hieraan bijdragen, net als tijdige signalering van gezondheidsrisico's en toepassing van effectieve
interventies en innovatieve behandelwijzen. Het kabinet wil dat iedereen veilig kan sporten, bewegen en
spelen in de buurt. Hiervoor zijn voldoende en laagdrempelige voorzieningen nodig. Het kabinet geeft hier
samen met gemeenten, de sportsector en private partijen een positieve impuls aan. In de beleidsbrief sport
wordt hierop concreet ingegaan.

Zorg en preventie verbinden
Zorg en preventie moeten meer worden afgestemd. Uitgangspunt zijn behoeften en wensen van de mensen en
niet de stelsels of sectoren die zorg leveren. Betrokken partijen moeten dan ook werken aan een sterkere
fysieke, organisatorische en inhoudelijk verbinding tussen de publieke gezondheid en basiszorg vanuit de
Zorgverzekeringswet (Zvw), AWBZ en Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Zelf beslissen over leefstijl
Als het om leefstijl gaat, schrijft de overheid mensen zo min mogelijk voor wat ze wel of niet mogen. Mensen
maken zelf keuzes. Die keuzes worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze makkelijk is. Aan die
omgeving dragen diverse maatschappelijke sectoren bij. Vanwege de betrokkenheid van diverse sectoren is in
de nota ook nadrukkelijk de verbinding van de ministeries van BZK, EL&I, I&M, OCW en SZW met het
gezondheidsbeleid terug te vinden. Deze verbondenheid van gezondheidsbeleid met andere beleidsterreinen
geldt ook op lokaal niveau.

Publiek - private samenwerking
Publiek-private samenwerking (PPS) biedt kansen om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te
maken voor onze burgers. Daarnaast is beschikbaarheid van betrouwbare, toegankelijke en doelgerichte
informatie essentieel. Maar algemene campagnes vindt het kabinet minder effectief om de leefstijl van burger
te beinvloeden.

Jeugd
Naast bevordering van (het aanleren van) een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico's en inzet op
weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vindt het kabinet dat het stellen van grenzen en het
stimuleren van een gezonde basis bij de jeugd gerechtvaardigd is.

Gemeenten aan zet
De gemeente is de bestuurslaag die het dichtste bij de burger staat. Daarom zijn gemeenten beter in staat om
maatwerk te leveren, in te spelen op de leefwereld van de burgers en rekening te houden met de specifieke
lokale omstandigheden. Gemeenten hebben dan ook op het gebied van gezondheidsbevordering een grote mate
van beleidsvrijheid. Bij infectieziekten, rampen en de jeugdgezondheidszorg is er een sterkere relatie tussen
gemeenten en het Rijk noodzakelijk. De wederzijdse verantwoordelijkheden zijn in de Wet publieke
gezondheid (Wpg) geregeld. Iedere vier jaar maken gemeenten hun nota gemeentelijke gezondheidsbeleid. De
nota wordt door de gemeenteraad vastgesteld en daar vindt primair de toetsing van het beleid plaats.

Weten wat er speelt en wat de behoeften zijn
Voor gemeenten is het van belang goed inzicht te hebben in de gezondheidstoestand van hun inwoners. Dat is
het startpunt om de zaken op te pakken die aansluiten bij de belevingswereld van mensen.

Uitgangspunten van het kabinet te gebruiken door gemeenten
Het kabinet wil dat ook gemeenten er voor kiezen om gezondheid meer iets van hun inwoners zelf te maken.
De uitgangspunten en aangrijpingspunten van het kabinet zouden overgenomen kunnen worden door de
gemeenten. Dat zijn:





Inzetten op spelen, bewegen en sporten
Jeugd benoemen als belangrijke doelgroep voor het lokaal gezondheidsbeleid
Stimuleren van publiek private samenwerking op lokaal niveau
Verbindingen leggen tussen verschillende beleidsterreinen en gezondheid: verknopen van gezondheid
met ander belangrijke beleidsdoelstellingen, bijvoorbeeld op het terrein van jeugdbeleid, ruimtelijke
ordening, welzijn en veiligheid
Een bijdrage leveren aan het realiseren van 'gezondheid in de buurt' door:
o inzicht te krijgen in de lokale gezondheidsproblematiek
o in de woonvisies rekening te houden met voorzieningen op gebied van zorg en bewegen in de
buurt
14
o
afspraken te maken met verzekeraars en zorgverleners: zowel over het vormgeven van
voorzieningen en netwerken dicht in de buurt als over afstemming van taken op het gebied
van preventie.

Ondersteuning
De rijksoverheid heeft ondersteuningsprogramma's voor lokaal gezondheidsbeleid opgezet. Deze programma's
richten zich zowel direct op de gemeenten als op de lokale professionals in de gemeenten. Voorbeelden
hiervan zijn programma Gezonde Slagkracht, experiment gezonde wijk en Gezond Lokaal-Centraal. Naast
partijen zoals de VNG, GGD Nederland en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) spelen de landelijke centra
van het RIVM een rol bij het ontsluiten van kennis en goede voorbeelden, zowel op praktisch als beleidsmatig
niveau.

Specifieke gezondheidsvraagstukken
Daarnaast zijn er vier specifieke gezondheidsvraagstukken waar het kabinet aandacht voor vraagt, ook in
gemeentelijk gezondheidsbeleid.
 Gezondheidsrisico’s in de omgeving. Alert blijven op bestaande en nieuwe risico’s zoals straling,
binnenmilieu (balansventilatie), rampen en de uitbraak van infectieziekten, bijvoorbeeld Q-Koorts,
ziekte van Lyme en antimicrobiële resistentie (zoals MRSA).
 Perinatale sterfte. De hogere babysterfte in Nederland in verhouding met andere Europese landen is
zorgelijk.
 Toename chronische ziekten. Naast het aantal mensen met diabetes neemt ook het aantal
Nederlanders met een andere chronische aandoening flink toe (bijvoorbeeld coronaire hartziekten en
beroerte). Verder stijgt het aantal Nederlanders dat meer dan één chronische ziekte tegelijkertijd
heeft.
 Psychische aandoeningen. Een groot deel van de ziektelast wordt veroorzaakt door psychische
aandoeningen. Het gaat hier niet alleen om depressie maar ook om dementie, angststoornissen,
suïcide en verslavingsproblematiek.
Landelijke gezondheidsnota 2007 ‘Kiezen voor gezond leven’
In oktober 2006 verscheen de landelijke gezondheidsnota “Kiezen voor gezond leven”. De speerpunten die
binnen deze nota werden benoemd, zijn nog actueel. Deze speerpunten zijn: roken, overgewicht, schadelijk
alcoholgebruik, diabetes en depressie. Ze zijn overgenomen in de Landelijke nota gezondheidsbeleid 2010.
De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006 ( VTV 2006) was de basis voor de gezondheidsnota ‘Kiezen
voor gezond leven’. De VTV 2006 constateerde het volgende:
De Nederlander is weer wat gezonder geworden, maar het kan nog beter. Zo zijn ongezond gedrag en
overgewicht, vooral bij de jeugd, een bron van zorg voor de gezondheid in de toekomst. Ook worden binnen
Nederland grote verschillen in gezondheid en gezondheidsrisico’s aangetroffen tussen regio’s of buurten.
Gezondheidsachterstanden hangen vaak samen met sociaal economische achterstanden en andere ongunstige
kenmerken van de leefomgeving. Preventie zal zich daarom niet alleen op hetindividu moeten richten, maar
evenzeer op sociale en ruimtelijke aspecten van de omgeving. Ook andere sectoren zoals onderwijs,
ruimtelijke ordening en sociaal economisch beleid moeten waar mogelijk betrokken worden bij het gezonder
maken van Nederland en zijn inwoners. Het is evident dat de uitgaven voor zorg zijn gestegen, maar de
gezondheidszorg heeft in de achterliggende decenniaook veel bijgedragen aan een langer leven in goede
gezondheid. En die betere gezondheid betekent ook meer zelfredzaamheid, meer deelname aan de
samenleving en uiteindelijk minder beroep op langdurige zorg. Toch is er voor gemeenten vooral op het
terrein van preventie en zorg veel winst te halen.
De gemeente Maasgouw ent haar gezondheidsbeleid ook op de conclusies en aanbevelingen in de
Volksgezondheids Toekomst Verkenningen.
Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties)
Met de Impuls brede scholen, sport en cultuur (combinatiefuncties) willen de ministers van VWS en OCW meer
beweging en een gezonde leefstijl bij de jeugd te stimuleren, het lokale sportaanbod versterken en
cultuurparticipatie bevorderen. Met de inzet van professionals –deels werkzaam voor sport- en
welzijnsorganisaties, deels voor het primair of voortgezet onderwijs– moet in de gemeenten de verbinding
worden gelegd tussen sportverenigingen en scholen. De Impulsregeling wil ook de cultuurparticipatie in het
onderwijs bevorderen. Deze formule blijkt succesvol te zijn. Sinds 2008 zijn ongeveer 1.000
combinatiefunctionarissen aan de slag gegaan.
15
Ook in onze gemeente zullen in 2012 combinatiefunctionarissen sport en cultuur aan het werk gaan. Voor ons
gezondheidsbeleid is van belang dat zij de opdracht krijgen het sport- en beweegaanbod te versterken en
daardoor met name de jeugd te stimuleren om daarvan gebruik te maken.
Sport en bewegen in de buurt - Alle inwoners moeten kunnen sporten en bewegen
Het kabinet wil dat er voor iedere burger, jong of oud, met of zonder beperkingen, een passend sport- en
beweegaanbod in de eigen omgeving is. Dat sport- en beweegaanbod moet passend, toegankelijk en veilig zijn.
Geconstateerd is dat de sportdeelname van mensen met een beperking nog steeds achterblijft, in vergelijking
met mensen zonder beperking. Dit terwijl sporten en bewegen juist een grote toegevoegde waarde hebben
voor de gezondheid, participatie en integratie van inwoners met een beperking.
Ook is geconstateerd dat er voor inwoners financiële belemmeringen kunnen zijn om te gaan sporten.
De gemeente Maasgouw wil dat er voor haar inwoners geen fysieke, sociale of financiele barrieres zijn om te
gaan sporten of bewegen. Onze gemeente stimuleert gezond gedrag daarom met financiele regelingen
waarvan in het bijzonder kwetsbare en minder draagkrachtige inwoners gebruik kunnen maken om deel te
nemen aan sport- en beweegactiviteiten.
Regeling ‘Meedoen voor iedereen’
Met de regeling ‘Meedoen voor iedereen’ maakt onze gemeente het mogelijk dat minder draagkrachtige
inwoners in verenigingsverband kunnen deelnemen aan sportieve, muzikale of kunstzinnige activiteiten.
Jeugdsportfonds Limburg
Met een bijdrage aan het Jeugdsportfonds Limburg maakt onze gemeente sportvoorzieningen toegankelijk voor
kinderen uit ‘arme gezinnen’. Deze kinderen kunnen daardoor contributies, sportkleding en sportattributen
bekostigen.
Vervoersregeling sportinstuiven Limburg
De gemeente Maasgouw subsidieert het vervoer van inwoners met een beperking naar speciaal voor hen
georganiseerde sportinstuiven.
Sportaccommodatie en speelterreinen
De gemeente streeft er met algemeen accommodatiebeleid en bij de inrichting van de openbare ruimte ook
naar dat er voldoende bruikbare en toegankelijke sportaccommodatie en speelterreinen in de kernen worden
gerealiseerd.
Subsidiebeleid
In ons algemene subsidiebeleid en subsidieregelingen ‘belonen’ wij sportverenigingen die activiteiten
organiseren voor inwoners met beperkingen.
Recreatiebeleid
En, in overeenstemming met onze visie ‘toerisme en recreatie in balans met leefbaarheid’, biedt de gemeente
ook de eigen inwoners allerlei mogelijkheden tot sportieve recreatie en ‘recreatief bewegen’.
In 2010 kregen 24 Maasgouwse kinderen een bijdrage uit het Jeugdsportfonds.
Daarmee werden hun lidmaatschap van een sportvereniging, sportkleding en sportattributen betaald.
Zo brengt de gemeente Maasgouw het Jeugdsportfonds Limburg onder de aandacht:
Breng de Maasgouw-jeugd in beweging
Om een goede gezondheid te behouden is het gewenst om tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig
intensieve lichaamsbeweging te hebben. Dat kan fietsen of wandelen zijn, maar huishoudelijke klusjes en
traplopen tellen net zo goed mee. Voor kinderen geldt zelfs dat zij 60 minuten per dag matig intensief moeten
bewegen voor een gezonde levensstijl. En hoewel de meeste kinderen van nature veel bewegen, neemt de
bewegingsarmoe onder het jongste deel van de bevolking toe. De (negatieve) gevolgen zijn groot en zeker niet
te onderschatten: steeds minder kinderen zijn lid van een sportvereniging, meer kinderen krijgen te maken
met overgewicht en het aantal diabetespatiëntjes blijft stijgen.
Een ontwikkeling waar de gemeente Maasgouw graag iets tegen wil doen. Want naast het feit dat sporten heel
gezond is, is het ook een belangrijk deel van de sociale ontwikkeling en weerbaarheid van onze jeugd. En
sporten is natuurlijk ook heel erg leuk om te doen.
Bewegen voor de jeugd in de gemeente Maasgouw.
De basis voor veel keuzes en gedragspatronen wordt in de jeugd gelegd. Wanneer we onze jeugd laten
kennismaken met de plezierbeleving van sport dan hebben zij daar de rest van hun leven profijt van. Veel
sportverenigingen bieden aan kinderen de mogelijkheid om een proeftraining of spel mee te maken.
16
Ieder kind moet kunnen sporten
Maar wat als je wel wil sporten, maar de contributie niet kunt betalen? Dan is er het Jeugdsportfonds Limburg.
Het Jeugdsportfonds is een fonds dat kinderen laat sporten, voor wie dat anders financieel niet haalbaar is. De
gemeente Maasgouw staat helemaal achter deze gedachte en neemt daarom deel aan het Jeugdsportfonds. Dat
betekent dat inwoners uit de gemeente Maasgouw, die tussen de 4 en 21 jaar zijn, en van wie ouders of
verzorgers de contributie niet kunnen betalen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage vanuit het
Jeugdsportfonds. Deze bijdrage is maximaal €225,= per kind per jaar en wordt gebruikt om de benodigde
contributie en de benodigde sportattributen te betalen. Het geld komt echter nooit in handen van de kinderen
of de ouders. Het wordt direct overgemaakt naar de sportwinkel of de sportvereniging. De aanvraag voor de
bijdrage wordt gedaan door een intermediair (tussenpersoon) die werkt in de omgeving van het kind. Dit kan
bijvoorbeeld een docent op school zijn of een medewerker van het Bureau jeugdzorg. Binnen de gemeente
Maasgouw kunt u hiervoor onder andere ook terecht bij de stichting welzijnswerk MENSWEL en bij het team
sociale zaken in het Publiekscentrum van de gemeente Maasgouw, Markt 36 in Maasbracht.
Programmabegroting gemeente Maasgouw
De programmabegroting van onze gemeente is het algemene beleidskader voor gezondheidsbeleid.
Gezondheidsbeleid is onderdeel van het programma ‘Sociale structuur’ en heeft relaties met de programma’s
‘Dienstverlening’en ‘Leefbaarheid’ van de programmabegroting. Deze positionering in onze beleidsbegroting is
in overeenstemming met onze visie op gezondheid en gezondheidsbeleid: een goede sociale structuur
bevordert de goede gezondheid van inwoners; inwoners die gezond zijn, of zich gezond voelen, kunnen
bijdragen aan een goede sociale structuur en aan de leefbaarheid. In onze integrale visie op gezondheid en
maatschappelijke ondersteuning, hebben de sociale structuur en de leefbaarheid een wisselwerking op elkaar
en op de gezondheid van de inwoners. Ons gezondheidsbeleid is er op gericht dat de ‘factoren’ sociale
structuur en leefbaarheid een positieve invloed hebben op de gezondheid van onze burgers.
Beleidskader Regionaal Kompas - Keerpunt Ketenzorg Noord- en Midden-Limburg (MO/VO/VZ/CP-OGGZ)
Het Regionaal Kompas – Keerpunt Ketenzorg Noord- en Midden-Limburg is het regionale beleidskader voor de
samenwerking in de keten maatschappelijke opvang – hulpverlening – herstel – uitstroom – nazorg – begeleiding.
De centrumgemeente Venlo en de Leidende Coalitie Ketenzorg regisseren en coordineren met dit beleidskader
de voorzieningen en taakuitvoering op de prestatievelden 7,8,9 van de Wmo. De portefeuillehouder Wmo van
onze gemeente is sinds 2009 lid van de Leidende Coalitie Ketenzorg.
Beleidskader 2011-2015 Voorkomen en stoppen van huiselijk geweld Noord- en Midden-Limburg
De gemeente Maasgouw heeft ingestemd mét en neemt deel áán de integrale en regionaal samenhangende
aanpak van huiselijk geweld zoals beschreven in het ‘Beleidskader 2011-2015 Voorkomen en stoppen van
huiselijk geweld Noord- en Midden-Limburg’.
Onze gemeente werkt volgens de in dit beleidskader opgenomen samenwerkingsafspraken en
handelingsprotocollen voor de aanpak van huiselijk geweld.
Het gemeentelijk beleid en met de lopende uitvoeringsprogramma’s van de gemeente Maasgouw.
Onze gemeente heeft de integrale en sluitende aanpak van huiselijk geweld opgenomen in:
het Integraal Veiligheidplan 2011-2014 inclusief het uitvoeringsplan huiselijk geweld/tijdelijk
huisverbod;
‘Zorgsamen’ de Wmo-beleidsnota 2008 - 2011 en de daarbij behorende Wmo-jaarplannen;
de jaarlijkse werkplannen voor de jeugdgezondheidszorg.
De uitvoeringsregie, voor de aanpak van huiselijk geweld ligt bij de veiligheidshuizen in Noord en Midden
Limburg. In het veiligheidshuis vindt de coördinatie van ketensamenwerking en werkprocesafspraken plaats. In
het veiligheidshuis vindt casusoverleg plaats, waaraan alle betrokken ketenpartners deelnemen. In dat
casusoverleg huiselijk geweld en tijdens de dagelijkse briefing in het veiligheidshuis, komen de meldingen
huiselijk geweld van de politie en het Steunpunt Huiselijk Geweld bij elkaar.
Bij een huisverbod wordt altijd een casemanager ingezet; de casemanagementzaken worden in het
casusoverleg getoetst en gevolgd. Maasgouw en de andere Midden-Limburgse gemeenten hebben
casemanagement voor huisverbodzaken ingekocht bij Algemeen Maatschappelijk Werk Midden-Limburg.
Preventieoverleg Jeugd Maasgouw: de preventieketen in actie
De gemeente heeft een Preventieoverleg Jeugd. Vaste deelnemers aan dit preventieoverleg zijn: VV&H,
Welzijn&Onderwijs, politie, MensWel, AMW ML, BJZ en GGZ Vincent van Gogh Verslavingspreventie. Indien
nodig, nemen ook vertegenwoordigers van het CJG, het Veiligheidshuis, de bemoeizorg of andere jeugdpartners
17
deel aan het preventieoverleg.
Het preventieoverleg jeugd coördineert preventie, hulpverlening en zorg op lokaal niveau, zorgt voor
afstemming en bundeling als meer disciplines nodig zijn om een jeugdige (of zijn gezin) te ondersteunen voor
zover het geen geïndiceerde zorg betreft op grond van de Wet op de jeugdzorg.
Het preventieoverleg houdt zich ook bezig met risicogedrag en gezondheidsproblemen van jongeren. Het
preventieoverleg jeugd wil ook deze problemen voorkomen (preventie), tijdig opsporen (signaleren) en tijdig
aanpakken (outreachend preventiewerk en integrale benadering).
In de praktijk zoekt de outreachende preventiewerker van GGZ Vincent van Gogh op eigen initiatief of op
aangeven van een van de ketenpartners (gemeente, politie, MensWel jongerenwerk, BJZ, AMW) contact met
jongeren die risicogedrag vertonen, meestal als gevolg van drank- of drugsgebruik. De preventiewerker,
jongerenwerkers en de politie houden ook contact met jongeren in een ‘risico-omgeving’ (dancefestivals,
feesten, hangplekken). De jongeren worden zo in hun eigen omgeving geïnformeerd over de risico’s van
alcohol- en drugsgebruik.
De lijnen tussen de ketenpartners in het preventieoverleg zijn kort en er vindt tussen hen makkelijk
afstemming plaats over preventieve activiteiten en eventuele handhaving door de politie.
Het Preventieoverleg Jeugd bespreekt drank- en drugsgebruik door individuele jongeren en groepen. Als de
jonge gebruiker een zorgwekkende zorgmijder is, wordt de bemoeizorg ingeschakeld. De GGZ biedt diverse
(individuele) programma’s aan voor preventie, behandeling en begeleiding, die afzonderlijk en gecombineerd
ingezet kunnen worden. Het aanbod is zowel ambulant (op afspraak), in deeltijd (enkele dagdelen per week)
als ook klinisch (opname).
De gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond werken samen aan alcohol- en
drugspreventie jeugd
De gemeenten Echt-Susteren, Maasgouw, Roerdalen en Roermond vormen een van de vier
samenwerkingsverbanden jeugd(gezondheids)zorg in Noord- en Midden-Limburg. Die samenwerking en
afstemming zijn vastgelegd in:

De regionale jaarwerkplannen voor de uitvoering van het gezondheidsbeleid (werkplannen GGD
Limburg Noord)

De Agenda Jeugd(zorg) OOGO Oostelijk Midden-Limburg

Het Plan van aanpak gezamenlijke noemers in ontwikkeling en invulling van Centra voor Jeugd en
Gezin in de OOGO-Jeugdregio Oostelijk Midden-Limburg
Integraal alcohol- en drugsbeleid, onder meer gericht op jeugdigen, is onderdeel van deze samenwerking.
Het onderdeel ‘integraal alcohol- en drugsbeleid van het ‘Integrale Veiligheidsprogramma 2011 – 2014’ is de
Maasgouwse input voor de afstemming van alcoholpreventie- en drugspreventiebeleid van de gemeenten in
Oostelijk Midden-Limburg.
Centrum voor Jeugd en Gezin - Coördinatie van zorg
De vijf functies binnen de Wmo voor het lokale jeugdbeleid zijn: informatie en advies, signalering, toeleiding
naar hulpaanbod, licht pedagogische hulp, coördinatie van zorg op lokaal niveau. Het CJG Maasgouw voert
deze jeugdfuncties uit volgens het principe ‘één kind, één plan/geen kind tussen wal en schip’
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Maasgouw heeft de volgende missie: “Alle jeugdigen tot 23 jaar
én (aanstaande) ouders kunnen in het CJG terecht voor vragen en ondersteuning op het gebied van opgroeien
en opvoeden. Zij krijgen hier direct antwoord op hun vraag óf er wordt een concrete afspraak gemaakt voor
een vervolgstap binnen het CJG of bij een van de ketenpartners. Het CJG faciliteert en organiseert daarnaast
de samenwerking en afstemming tussen de verschillende ketenpartners”. Aanpak van het CJG is om de klanten
zoveel mogelijk in het loket van het CJG te helpen en, indien de problematiek te complex of intensief is, de
bestaande hulpverleningsmogelijkheden in te schakelen.
Kernpunten uit de visie op de werkwijze van CJG Maasgouw zijn: vraaggericht, zorgvuldig, kortdurend en
flexibel. De consulent ziet er op toe dat vragen om hulp op de goede plek komen, opgepakt worden en tot
resultaat leiden; binnen een week een reactie op de vraag.
1. Het CJG levert snel, goed en gecoördineerd advies en hulp op maat: één gezin, één plan;
2. Aanbod lokale laagdrempelige opvoedingsondersteuning, informatie, advies (preventie);
3. Er zijn betere garanties voor risicokinderen door gebruik in jeugdketen van (elektronische) kinddossiers en
verwijsindex risicokinderen (adequate alarmering en signalering);
De coördinatie van zorg is gewaarborgd, zodat zorg aan ouders en kinderen goed wordt afgestemd.
18
Hart voor hart in maasgouw, gezondheidsbescherming met een AED- en hulpverleningsnetwerk
Onder het motto Hart voor Hart in Maasgouw wil de gemeente een grotere overlevingskans bieden aan
mensen die in onze gemeente worden getroffen door een plotselinge circulatiestilstand (acute
'hartstilstand').
Dat doel proberen wij in Maasgouw te bereiken:
- door in alle kernen en wijken van de gemeente te voorzien in voldoende, permament bruikbare AED's;
- door de opzet en instandhouding van een netwerk van vrijwilligers die kunnen worden opgeroepen voor de
hulpverlening aan mensen met een circulatiestilstand;
- met de medewerking van instellingen en bedrijven in de gemeente, die hun eigen AED’s en getrainde
personeelsleden laten opnemen in het hulpverleningsnetwerk.
Sinds 2007 is op deze manier een (bijna) kernendekkend netwerk gerealiseerd.Ook heeft een behoorlijk
aantal mensen, dat woont of werkt in onze gemeente, zich aangemeld als vrijwillig AED-hulpverlener. Wij
blijven in onze gemeente werken aan de instandhouding en uitbreiding van de vrijwillige hulpverlening en aan
optimalisering van de AED-dekking.
BurgerhulpverleningLimburg
De gemeente Maasgouw is aangesloten bij Burger Hulpverlening Limburg. Vrijwillige AED-bedieners kunnen
zich bij Burgerhulpverlening Limburg laten registreren. Daardoor kunnen deze AED-bedieners met een smsbericht op hun mobiele telefoon worden opgeroepen. Zo kan sneller hulp worden geboden aan mensen met een
circulatiestilstand. Ook kunnen eigenaren van AED-apparaten hun AED's bij Burgerhulpverlening Limburg laten
registreren. Deze AED's van bedrijven of instellingen in de gemeente zijn dan ook beschikbaar in het
hulpverleningsnetwerk in de gemeente.
De gemeente moet kiezen waaraan het geld voor een AED- en hulpverleningsnetwerk wordt besteed. De
gemeente koopt zelf AED's en plaatst die in de diverse kernen. De gemeente draagt ook de kosten van
onderhoud en beheer van de AED-apparaten. Voor de hulpverlening, de reanimatie en AED-bediening, doet de
gemeente een beroep op de vrijwillige inzet van mensen die in Maasgouw wonen of werken.
De bedrijven en instellingen die hun AED's beschikbaar stellen in het netwerk, dragen zelf de kosten van
onderhoud, beheer en het weer gebruiksklaar maken als hun AED is ingezet voor hulpverlening.
Andere wetten voor gezondheid en veiligheid

Grondwet en gemeentewet
Deze wetten zijn voor de gemeente de algemene grondslag voor de bemoeienis met de gezondheid. In artikel
22 van de Grondwet staat dat de overheid maatregelen treft ter bevordering van de gezondheid. Gemeenten
hebben bijvoorbeeld verantwoordelijkheden op het terrein van de preventie, de curatieve sector, de zorg voor
jeugd, gehandicapten en ouderen en op terreinen als verslavingsbeleid, maatschappelijke opvang en
maatschappelijk werk.
De Gemeentewet stelt in artikel 149 dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de
gemeente nodig oordeelt. Dat kunnen ook regels zijn rond de gezondheid. Grondwet en Gemeentewet
schrijven dus geen concrete taken of activiteiten voor, maar leggen de gemeente een meer morele plicht op
zich te bemoeien met de gezondheid van de bevolking.

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
Deze wet belast B&W met het toezicht op de kindercentra, gastouders en peuterspeelzalen. Zij wijzen
daarvoor inspecteurs van de GGD aan. Het toezicht moet bijdragen aan een goede en gezonde ontwikkeling van
het kind in een veilige en gezonde omgeving.

Wet ambulancezorg
Deze wet beschrijft de eisen waaraan de ambulancezorg moet voldoen en de indeling in Regionale
Ambulancevoorzieningen.

Wet veiligheidsregio's
Deze wet beschrijft de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van de gemeente bij (de voorbereiding van) de
rampen(bestrijding). De wet regelt ook de (verantwoordelijkheid van B&W over de) brandweer en
de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. De leiding van deze laatste taken berust bij de
directeur publieke gezondheid/directeur GGD. De GGD Limburg-Noord is onderdeel van de Veiligheidsregio
Limburg-Noord.
19

Wet op de lijkbezorging
In deze wet staat hoe de gemeente moet handelen bij overlijden, begraven en cremeren. Ze moet ook een
gemeentelijk lijkschouwer hebben; deze arts legt verklaringen af over een (on)natuurlijke dood.

Gezondheidswet
Deze wet regelt o.a. de informatieplicht van de gemeente over haar verordeningen, en besluiten rond de
volksgezondheid. De wet regelt ook dat inspecteurs van Volksgezondheid de gemeenten informeren en
adviseren.

Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen
Deze wet geeft de burgemeester de bevoegdheid om mensen acuut en verplicht te laten opnemen in een
psychiatrisch ziekenhuis of instelling, als zij gestoord zijn in hun geestesvermogens en een gevaar zijn voor
zichzelf, hun omgeving of de openbare orde.
20
Kaders van uitvoering: programma’s, thema’s, prestatievelden.
Programma 1: Gezond en veilig opgroeien
Thema ‘Gezond en veilig ontwikkelen’
Thema ‘Aanleren gezonde leefstijl’/Collectieve gezondheidsbevordering
Thema ‘Competente opvoeders’
Om gezond en veilig te kunnen opgroeien hebben alle kinderen recht op een basis van zorg, voorlichting en
begeleiding. Dat zijn wettelijke taken. Bepaalde kinderen hebben speciale zorg en begeleiding nodig, meestal
in een multidisciplinaire aanpak. Die speciale zorg is meestal nodig in verband met vijf gezondheidsrisico’s in
het leven van jongeren: psychosociale problematiek, overgewicht, opgroeien in een veilige omgeving
(kindermishandeling, huiselijk geweld, pesten), middelengebruik (alcohol, drugs, roken) en seksuele
gezondheid en sexuele weerbaarheid. Steeds meer kinderen en hun ouders hebben hulp nodig vanwege opvoeden opgroeiproblemen of vanwege kindermishandeling (huiselijk geweld). Wij willen met dit programma van ons
gezondheidsbeleid bevorderen dat onze jeugd zo gezond en veilig mogelijk kan opgroeien.
Jeugdgezondheidszorg in de jeugdketen
Het integrale karakter van de jeugdgezondheidszorg is geïnspireerd op de keten- en netwerkbenadering. De
gemeente is verantwoordelijk voor het systematisch volgen en bewaken van de gezondheid van haar jeugdige
inwoners, maar ook van gezondheidsbedreigende en –bevorderende factoren. Gezondheidsproblemen moeten
tijdig worden opgespoord en, als het kan, voorkomen (preventie). Ook de eventuele behoefte aan zorg bij de
jeugdige moet worden bepaald.
d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding,
e. het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
De GGD is de uitvoerder van deze gemeentelijke taak. De GGD is daardoor de spil in de jeugdgezondheidszorg;
de GGD is de enige organisatie die, periodiek en laagdrempelig alle kinderen –en hun gezinssituatie- ziet,
gedurende de leeftijdsperiode -9 maanden tot en met het 18e levensjaar*
*Alle gemeenten in Limburg-Noord hebben besloten de jeugdgezondheidszorg 0 – 4 jaar in Noord- en Midden-Limburg samen
te voegen en per 1 januari 2012 onder te brengen bij één organisatie: de GGD Limburg-Noord, onderdeel van de
Veiligheidsregio Limburg-Noord. De GGD L-N wordt daardoor uitvoerder van de JGZ voor de hele leeftijdsgroep -9mnd tot en
met 18 jaar.
Thema 1.1: Gezond en veilig ontwikkelen
De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het zogenoemde Basistakenpakket
Jeugdgezondheidszorg. Het uniforme deel van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (2003) bestaat voor
een groot deel uit individuele contactmomenten. Tijdens deze contactmomenten wordt voorlichting gegeven,
de ontwikkeling en de gezondheidstoestand van een kind systematisch gevolgd en factoren in kaart gebracht
die de gezondheid bevorderen of bedreigen. Het doel is tweeledig: enerzijds kan op individueel niveau tijdig
worden gesignaleerd welke ontwikkelingen de gezondheid bedreigingen, anderzijds kunnen op doelgroep- of
populatieniveau gezondheidsprofielen worden opgesteld. Beide doelen kunnen elkaar versterken.
Kinderen die opgroeien in ‘rijke’ sociale netwerken ontwikkelen zich beter, zowel op sociaal als cognitief.
Waar nodig kunnen ouders - die uiteraard de eerste verantwoordelijkheid hebben voor de opvoeding - worden
ondersteund met informatie. Zo is lang niet bij alle ouders bekend dat zij vanaf de geboorte een belangrijke
rol kunnen spelen in de preventie van overgewicht: borstgevoede zuigelingen zijn als jongvolwassenen namelijk
minder vet. Iedere maand borstvoeding betekent 0,6 centimeter minder buikomvang. Zes maanden
borstvoeding scheelt dus al snel twee gaatjes in de rok- of broekriem!
Ander recent onderzoek laat de rol van de media op jonge leeftijd zien: deze heeft een levenslang effect.
Kinderen aan wie wordt voorgelezen en die worden gestimuleerd tot lezen, doen het - ook op lange termijn beter in het onderwijs. De onderwijsprestaties en het maximaal bereikbare onderwijsniveau van kinderen met
ouders die veel tv kijken, ook wanneer de data worden gecorrigeerd voor biologische factoren en afkomst, zijn
slechter dan die van vergelijbare kinderen.
Bij de opvoeding moeten ouders kunnen vertrouwen op effectieve gezondheidsbescherming. De effectiefste
middelen daarvoor zijn screeningen en vaccinaties. Deze worden elk kind aangeboden volgens het
Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en de landelijke screening op aangeboren gehoorafwijkingen en
stofwisselingsziekten. De vaccinatiegraad staat en valt bij de bereidheid tot vaccinatie. Er zijn aanwijzingen
dat deze bereidheid enigszins onder druk staat.
21
Ambitie
Outcome-indicator (2016)
Partners
Effectief en efficiënt functionerende JGZ-organisatie
Succesvolle integratie van de
uitvoeringsorganisaties
JGZ 0-19
De gemeente biedt integrale
jeugdgezondheidszorg
-die effectief en efficient is,
-waarin coördinatie en continuïteit
van de geboden zorg vooropstaan,
- die daarvoor de fysieke, sociale,
psychische en cognitieve ontwikkeling
van kinderen in beeld heeft,
- die stoornissen tijdig signaleert, en
tijdig passende zorg kan bieden.
Ouders ervaren dat hun kinderen zich
gezond en veilig ontwikkelen
Gemeenten
1e Lijnzorg
Zorginstellingen op
gebied van jeugd.
Risico’s zijn vroegtijdig in beeld
alle kinderen (100%) zijn in beeld en alle kinderen
worden bereikt
risico-informatie wordt door betrokkenen gedeeld
doelgroepen met een verhoogd risico krijgen gerichte
aandacht
De vaccinatiegraad is minimaal gelijk gebleven
Zuigelingen: 98%
4-jarigen: 96%
9-jarigen: 95%
RIVM
Het bereik en de tijdigheid van de neonatale sreeningen
(hielprik en gehoorscreening) is minimaal gelijk gebleven
(peil 2010)
Gemeenten
Kraamzorg
Verloskundigen
Ziekenhuizen
Adelante
RIVM
Het percentage kinderen dat zes maanden onafgebroken
borstvoeding krijgt, is gestegen tot 15% (2009: 13%)
Gemeenten
Verloskundigen
Kraamzorg
Ziekenhuizen
Thema 1.2 Aanleren van een gezonde leefstijl
Een ongezonde leefstijl van jongeren vergroot op langere termijn de kans op ongezondheid. Bij de jeugd is dus
veel gezondheidswinst te realiseren. Vandaar onze gerichtheid op psychosociale problematiek, overgewicht,
opgroeien in een veilige omgeving (kindermishandeling, huiselijk geweld, pesten), middelengebruik (alcohol,
drugs, roken) en seksuele gezondheid en seksuele weerbaarheid.
Gezonde leefstijlen kunnen worden aangeleerd en ongezonde afgeleerd. Helaas zijn te weinig ouders zich
bewust van de (grote) gezondheidsrisico’s van verkeerde leefstijlen, terwijl zij – zeker op jongere leeftijd van
hun kind – behoorlijke invloed hebben. Zij bepalen een aantal cruciale randvoorwaarden voor gezond leven.
Overgewicht
Overgewicht kan al op jonge leeftijd leiden tot gezondheidsklachten. Gewrichtsproblemen, snurken,
kortademigheid, hoofdpijn en slaapstoornissen zijn veelvoorkomende klachten bij kinderen met overgewicht.
Verder vergroot overgewicht het risico op artrose, diabetes en hart- en vaatziekten. Overgewicht kan ook
leiden tot psychische problemen. Kinderen met overgewicht worden vaak gepest door leeftijdgenootjes,
waardoor ze onzeker kunnen worden en hun zelfvertrouwen wordt geschaad. Ze voelen zich vaak
buitengesloten en schamen zich voor hun lichaam, wat kan leiden tot een negatief zelfbeeld. Hierdoor worden
de sociale contacten minder. Kinderen met overgewicht zijn bovengemiddeld somber. Verder zijn
gedragsproblemen en emotionele problemen vaak het gevolg van overgewicht.
22
Er zal veel aandacht moeten worden besteed aan preventie. Het belang van een goede en veilige
opvoedingssituatie kan moeilijk worden overgeschat. Dit begint al bij het krijgen van borstvoeding. Het eerder
genoemde onderzoek heeft laten zien dat veel tv kijken bij kinderen niet alleen leidt tot lagere
schoolprestaties, maar ook tot overgewicht, ook op de langere termijn. Het is daarom van belang signalen en
trends te monitoren, maar ook bij gezondheidsbevordering te realiseren dat het voor jongeren belangrijk is
een positieve omgeving te creëren waarin het leuk, ‘cool’ en de norm is lekker te bewegen, gezond te eten en
niet alle vrije tijd voor een tv of pc door te brengen.
Alcohol
Alcohol is schadelijk voor jonge hersenen in ontwikkeling! Daar past geen enkele nuancering bij. Daarom
zouden jongeren niet moeten drinken. Het beleid is dan ook gericht op tegengaan van vroeggebruik. Toch
kunnen jongeren beneden de 16 jaar, ondanks een wettelijk verbod, nog steeds alcoholhoudende dranken
krijgen. De GGD West-Brabant meldde dat eigen onderzoek onder 250 verkooppunten leerde dat bij meer dan
tweederde van de verkoopunten toch nog steeds alcohol werd verkocht aan jongeren beneden de zestien jaar.
De naleving van de wet was bij slijterijen het hoogst en bij supermarkten en horeca het laagst.
De attitude van ouders en de omgeving speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van het alcoholgedrag van
hun kinderen. Diverse studies hebben uitgewezen dat vooral het hanteren van normen en het stellen van regels
(geen alcohol drinken!) beginnend alcoholgebruik kan uitstellen en de kans op probleemdrinken verlaagt. Met
het stijgen van de leeftijd wordt een deel van de ouders echter (te) snel toleranter.
Drugs
Ook drugsgebruik brengt ernstige risico’s met zich mee. Het beleid is gericht op bestrijding van overlast en
criminaliteit en het bewust maken van de gevolgen van het gebruik van drugs. Door de verkoop van cannabis te
gedogen en streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs worden de twee markten uit elkaar getrokken.
Hiermee wordt beoogd dat gebruikers van softdrugs moeilijker met harddrugs worden geconfronteerd.
Bij jongeren gaat het gebruik van softdrugs vaak gepaard met drinken en roken. Deze jongeren hebben vaker
gedragsproblemen, vertonen vaker agressief en delinquent gedrag (stelen, vandalisme, zwartrijden) en hebben
vaker schoolproblemen (spijbelen, lage prestaties) dan leeftijdgenoten die niet blowen.
Roken
In Nederland stierven in 2009 bijna 20.000 mensen aan de gezondheidsgevolgen van roken. Ter vergelijking:
veertig jaar geleden bedroeg het aantal verkeerslachtoffers 17% van dit getal: nog geen 3.500 (het hoogste
aantal ooit in ons land gehaald). Vanaf dat moment is een grootscheepse campagne opgezet om het aantal
verkeersslachtoffers sterk te reduceren. Dit hoge aantal (destijds “tweemaal het aantal van de Titanic”
genoemd) werd maatschappelijk niet geaccepteerd. Nu, veertig jaar later is het aantal dodelijke slachtoffers
met 75% gedaald, terwijl het aantal auto’s is explosief is toegenomen. Samenwerking - en dat is de boodschap
- laat dus zien dat heel veel mogelijk is.
Het aantal dodelijke slachtoffers ten gevolge van het roken ligt momenteel 5 x zo hoog als het aantal
verkeersslachtoffers in 1973! Bovendien is roken een risicofactor voor veel andere ziekten: van de totale
ziektelast is 20% toe te schrijven aan gezondheidsgevolgen van roken. Volgens de Hartstichting draaien vier van
de dertien hartcentra in Nederland uitsluitend vanwege de gevolgen van roken. Toch steken veel jongeren al
op jonge leeftijd hun eerste sigaret op en blijven daarna regelmatig roken. Om het roken te ontmoedigen en
hierdoor het percentage rokers te verminderen, dienen minder jongeren te beginnen met roken en meer rokers
te stoppen. Ook het meeroken van (zeer jonge) kinderen moet bij de ouders onder de aandacht gebracht
worden.
Gamen
Uit onderzoek blijkt dat zo’n 1,5% van de jongeren tussen 13 en 16 jaar zegt verslaafd te zijn aan online
gamen. Dat zijn 12.000 kinderen. Verslaafde jongeren zijn hier gemiddeld bijna acht uur per dag mee bezig.
Het zijn bijna altijd jongens en tweederde van hen zit op het VMBO. Het is denkbaar dat het aantal verslaafden
zal toenemen: de spellen en de technologie ontwikkelen zich steeds sneller en zij raken steeds meer verweven
met het sociale leven.
Seksuele gezondheid
Jongeren hebben op steeds jongere leeftijd hun eerste seksuele ervaring. Slechts een minderheid van de
jongeren gebruikt hierbij een condoom! Onveilig vrijen kan leiden tot seksueel overdraagbare aandoeningen.
Voorbeelden van soa’s zijn chlamydia, syfilis, gonorroe en herpes. Het aantal is in de afgelopen jaren sterk
toegenomen. Een derde van alle soa in Nederland komt voor in de leeftijdsgroep 15 - 25 jarigen. Dit onderwerp
wordt verder behandeld in programma 3: ‘Vertrouwen in gezondheidsbescherming’.
Psychosociale problemen
Onder psychosociale problemen worden verstaan: emotionele problemen (zoals angst, depressieve gevoelens of
stoornissen, zelfbeeld), gedragsproblemen (zoals driftigheid, onrustig) en sociale problemen (zoals problemen
in het maken en onderhouden van het contacten met anderen). Psychosociale problemen komen in
toenemende mate voor bij jongeren en kunnen leiden tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren.
23
Psychosociale problemen hebben het gevaar dat zij kunnen leiden tot overmatig gebruik van alcohol en drugs.
Ook kunnen lichamelijke problemen leiden tot psychosociale problemen en omgekeerd.
Ambitie
Kinderen en jongeren
Kinderen en jongeren
hebben een gezonde leefstijl: ze hebben
een gezond voedingspatroon, bewegen
voldoende, roken en drinken niet,
gebruiken geen drugs en vrijen vrijwillig en
veilig.
Alle kinderen en jongeren kunnen
deelnemen aan sport- en
beweegactiviteiten:
De activiteiten van
combinatiefunctionarissen hebben
een positieve invloed op het sport- en
beweeggedrag van onze schooljeugd.
Gebrek aan geld is in onze gemeente
geen belemmering om lid te zijn van
een sportvereniging. Door de regeling
‘Iedereen doet mee’ is sport
financieel toegankelijk, ook voor onze
jeugd.
Niemand wordt buitengesloten.
Sportverenigingen zijn er voor
iedereen. De gemeente stimuleert en
beloont sportverenigingen met
faciliteiten voor jeugdleden met
beperkingen.
Er zijn voldoende en geschikte
voorzieningen waar onze jeugd kan
sporten en spelen.
Outcome-indicator (2016)
Partners
Er is adequaat inzicht in de
gezondheidstoestand van jeugdigen en in de
factoren die de gezondheid bevorderen en
bedreigen.
Waar nodig wordt de behoefte aan zorg
adequaat geraamd.
RIVM
1e lijnzorg
Er is een dalende lijn zichtbaar op het
gebied van:
- overgewicht
- roken (2009: 15%)
- onveilige seks (2009: 7%)
- alcoholgebruik (2009: 16 jaar: 28%)
- druggebruik (2009: 16 jaar: softdrugs 9%)
- overgewicht (2011 e.v.: nulmeting)
Ouders, Jongeren, CJG
Gemeente, Onderwijs
Verenigingsleven
Welzijnsinstellingen
Horeca, Politie, OM
GGZ, Bureau Halt
Midden- en Kleinbedrijf
Bureau Jeugdzorg
Thema 1.3: Competente opvoeders en verzorgers
Kenmerken van competentie van ouders met betrekking tot opvoeding zijn: het gevoel hebben de opvoeding
goed aan te kunnen (onderzoek heeft laten zien dat de beleving van de opvoeding kan samenhangen met het
opvoedgedrag van ouders) en als er vragen of zorgen zijn ondersteuning weten te vinden. Want als tijdig
ondersteuning wordt gevonden, wordt escalatie voorkomen. In Nederland verloopt de opvoeding in de meeste
gezinnen goed. De overgrote meerderheid van de ouders heeft het gevoel de opvoeding goed aan te kunnen.
Echter, opvoeden is niet altijd even gemakkelijk en kan bij ouders vragen oproepen of zorgen baren. Zij
kunnen dan baat hebben bij laagdrempelige ondersteuning in de directe nabijheid. Vaak zoeken ouders in
eerste instantie steun binnen hun eigen informele netwerk van bijvoorbeeld familieleden, vrienden en
kennissen.
Voor formele ondersteuning bij de opvoeding kunnen ouders zich wenden tot professionals zoals de JGZ,
leerkrachten, huisartsen, pedagogen. Met de komst van de Centra voor Jeugd en Gezin, wordt het aanbod van
ondersteuning van diverse instanties samengebracht. Uit de nulmeting van de monitor ‘Diversiteit in het
Jeugdbeleid’ blijkt dat bijna een kwart van de ondervraagde ouders van thuiswonende kinderen (tot en met 17
jaar) het afgelopen jaar hulp of advies heeft gezocht met betrekking tot de opvoeding.
Insteek voor de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is het versterken van de opvoedcompetenties van de ouders
(empowerment) en aansluiten bij de context waarin het kind opgroeit. De JGZ heeft daarvoor een plaats
gekregen in het Centrum voor Jeugd en Gezin dat iedere gemeente moet hebben. Daar waar
opvoedingsspanning ontstaat, is het van belang de ouders te ondersteunen en te leiden naar de meest passende
voorziening. JGZ blijft deze gezinnen volgen om te weten of er ook daadwerkelijk resultaten bereikt zijn.
24
Meestal verloopt het dagelijks leven, naar inschatting van zowel de ouders als de kinderen, goed. Soms echter,
gaat het ernstig mis. Ongeveer 5% van de kinderen in Nederland heeft te kampen met serieuze en langdurige
opgroeiproblemen. Het ontstaan van serieuze problemen hangt onder andere samen met de maatschappelijke
positie van de ouders, zoals alleenstaand ouderschap, lage opleiding, armoede en niet-westerse herkomst. Als
meerdere van deze factoren spelen binnen één gezin, neemt de kans op opvoed- en opgroeiproblemen naar
verhouding toe. Hetzelfde geldt voor de kans dat men een beroep doet op jeugdzorgvoorzieningen. Het
landelijke ‘Trendrapport 2010 Landelijke Jeugdmonitor’ geeft aan: “Tijdens hun ontwikkeling heeft een deel
van de kinderen te maken met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen. Het aantal kinderen dat daarvoor een
beroep doet op de bureaus jeugdzorg (inclusief het AMK) nam in de afgelopen jaren landelijk sterk toe”.
De landelijke overheid streeft in hun nieuwe beleid naar een sterker accent op preventie. Deze ontwikkeling
zal door de transitie van de Jeugdzorg naar de gemeenten verder vorm gegeven worden. Ook is er een
meldcode kindermishandeling van kracht waaraan de JGZ gehouden is.
Ambitie
Competent ouderschap draagt bij aan
het voorkomen van (ernstige)
psychosociale en cognitieve
problemen bij kinderen.
Outcome indicator (2016)
Het percentage ouders dat aangeeft de opvoeding aan te
kunnen en op tijd ondersteuning te kunnen vinden bij
zorgen/ problemen blijft minimaal 90% (landelijk
percentage).
Het percentage kinderen dat psychosociale problemen
ervaart is niet gestegen (2009: 3%)
Partners
Onderwijs, ouders,
Bureau Jeugdzorg,
CJG, GGZinstellingen,
welzijninstellingen,
huisartsen,
opvoedinstituten,
jongeren zelf.
Bureau Jeugdzorg,
Veiligheidshuis,
politie,
steunpunt huiselijk
geweld,
woningcorporaties,
RAAK
Thema 1.4: Opgroeien in een gezonde en veilige omgeving
Een veilige leefomgeving is een fysiekveilige, sociaalveilige en ‘psychisch’ veilige omgeving.
De psychische leefomgeving is bij de thema’s aanleren van een gezonde leefstijl en competente opvoeders
besproken. In Nederland is 3% van de kinderen van 5 - 17 jaar sociaal buiten gesloten. Zij hebben te maken met
een combinatie van weinig sociale participatie, materiële achterstelling en het wonen in een onveilige of
onprettige buurt. Als de groep waarbij sprake is van een lichtere problematiek wordt meegerekend, is bij 11%
van de kinderen sprake van sociale uitsluiting.
Sociale uitsluiting wordt veroorzaakt door financieel-economische factoren (zoals ouders die bepaalde uitgaven
niet kunnen doen) en sociaal-cognitieve factoren (zoals ouders die zelf weinig participeren). Preventie
schooluitval/verzuimbegeleiding en terugkeerbegeleiding van uitvallers naar school zijn hierbij daarom
belangrijke thema’s.
Ongevalscijfers van de Stichting Consument en Veiligheid spreken duidelijke taal: ongevallen zijn doodsoorzaak
nummer één bij kinderen ouder dan één jaar. Kinderen van één of twee jaar oud lopen de grootste kans op een
privé-ongeval in of om huis waarvoor een spoedeisende medische hulp nodig is. Tweederde van de SEHbehandelingen na een ongeval in of om huis bij jonge kinderen is het gevolg van een valongeval (15.000). Van
de ziekenhuisopnamen is een kwart het gevolg van een vergiftiging (800), een vijfde van de opnamen is het
gevolg van een val van trap of stoep (660). Ongeveer 3% van de leerlingen geeft zich thuis onveilig, o.a. door
pestgedrag van medeleerlingen.
Bij het opgroeien in een veilige leefomgeving kijkt de GGD ook naar peuterspeelzalen, kinderdagverblijven,
buitenschoolse opvangen en gastouders. Veilige en gezonde kinderopvang levert een positieve bijdrage aan de
25
lichamelijke en sociale ontwikkeling van het kind. In 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) in werking getreden
Het college van burgemeester en wethouders ziet toe op de naleving van de wettelijke regels.
De leefomgeving van kinderen wordt ook beïnvloed door maatschappelijke onrust bij zedenzaken en gevallen
van (ernstige) kindermishandeling. Om deze onrust te voorkomen, te verminderen of te begeleiden, kunnen
tijdelijke multidisciplinaire teams worden opgericht. Het ‘scenarioteam zedenzaken’ kan ook actief worden als
er sprake is van de terugkeer van een zedendelinquent waar het gevaar op maatschappelijke onrust in de buurt
groot is.
Ambitie
Een prettige woon- en
leefomgeving heeft een
positief effect op
gezondheid. Ouders en hun
kinderen ervaren deze
positieve relatie.
Outcome indicator (2016)
Partners
Ouders ervaren dat hun woon- en leefomgeving
kindvriendelijk is ingericht en afgestemd op hun
leeftijdcategorie.
Ouders, jeugd,
Gemeente,
Nutsinstellingen
Ouders ervaren voldoende sociale samenhang in hun directe
woon- en leefomgeving
Ouders, jeugd, CJG, MEE
gemeente,kinderopvang,
onderwijs,
welzijnsinstellingen,
ziekenhuizen, huisartsen,
GGZ,
Bureau Jeugdzorg,
Stichting Consument en
Veiligheid
Programma 2: Zelfstandig en veilig ouder worden
Thema ‘Gezonde leefstijl’
Thema ‘Ouder worden in een gezonde en veilige omgeving’
Vanuit de Wmo en de Wpg hebben gemeenten een verantwoordelijkheid op het gebied van de preventieve zorg
voor ouderen. De Wpg kent deze verplichting sinds 2010. De taken van de gemeente hierin zijn in het eerste
hoofdstuk genoemd. Onderzoek heeft geleerd dat veel preventieve activiteiten op het gebied van de
ouderengezondheidszorg in Nederland nog teveel versnipperd zijn en dat risicogoepen moeilijk worden bereikt.
Betrokken organisaties moeten beter samenwerken om gezondheidsproblemen bij ouderen te voorkomen dan
wel vroegtijdig te signaleren. Vanuit haar epidemiologische functie kan de GGD hierin een verbindende rol
vervullen. Om preventieve ouderenzorg in deze regio verder te ontwikkelen dient in beeld gebracht te worden
wat de activiteiten en voorzieningen voor deze doelgroep zijn. Daarbij moet bij de doelgroep en de aanbieders
van activiteiten bekend zijn wat hun wenselijk aanbod is van activiteiten en voorzieningen,
samenwerkingswensen en mogelijkheden. Voorts moet een overzicht worden opgesteld van welke interventies
het beste bereik hebben en het meest effectief zijn. Vervolgens dient een samenhangend en integraal aanbod
opgezet te worden.
De GGD hanteert 55+ als leeftijdsgrens voor ouderengezondheidszorg: vanaf die verhoudingsgewijs jonge
leeftijd kan nog aanzienlijke gezondheidswinst worden geboekt.
Thema 2.1: Ouder worden met een gezonde en veilige leefstijl
Gezondheid heeft bij ouderen een andere betekenis dan bij jongeren. Bij gezond ouder worden gaat het vooral
om het voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren en het bevorderen van de
zelfredzaamheid, participatie en een goede kwaliteit van leven. Terwijl preventie en zorg bij jongere
leeftijdsgroepen vooral gericht zijn op ziekten, zijn bij ouderen interventies gericht op het functioneren en de
kwaliteit van leven steeds belangrijker.
Ouderen die ziek zijn, hoeven niet per se beperkt te zijn in hun functioneren. De helft van de zelfstandig
wonende ouderen (65+) leeft met één of meer chronische ziekten, maar toch ervaart tweederde van deze
groep ouderen geen lichamelijke beperkingen en voelt meer dan de helft zich gezond. Het zijn vooral de
veelvoorkomende ziekten, zoals coronaire hartziekten, beroerte, artrose en diabetes, die leiden tot het
meeste verlies aan gezonde levensjaren. Met een gezonde leefstijl zijn deze ziekten te voorkomen of te
vertragen.
26
Daarom heeft het bevorderen van een gezonde leefstijl als doel ouderen zo lang mogelijk zelfstandig,
onafhankelijk en gezond te houden. De doelgroep ouderen zal, gezien de demografische tendensen in noorden midden-Limburg, verder groeien. Het beleid ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren zal
gericht moeten zijn op zowel het lichamelijke, sociale als het geestelijke vlak. Gezond en succesvol ouder
worden gaat niet alleen om het voorkómen en uitstellen van ziekte en sterfte, maar ook om “de preventie van
beperkingen in het functioneren, het voorkomen van verlies van zelfredzaamheid en het terugdringen van
afhankelijkheid van de zorg”. Gedragsverandering levert gezondheidswinst op, ook bij senioren: stoppen met
roken, gezonder eten, matig alcoholgebruik en meer bewegen, hebben onmiskenbaar positieve effecten op de
(ervaren) gezondheid van ouderen, zelfs als ouderen deze gedragsveranderingen pas na 65+ ondergaan. Mannen
die op hun 65e stoppen met roken leven gemiddeld 1,4 - 2,0 jaar langer en vrouwen zelfs 2,7 - 3,7 jaar.
Voeding
Veel gezondheidsproblemen bij senioren zijn mede het gevolg van een ongezonde leefstijl. Een ongezond
voedingspatroon scoort met name hoog. In noord- en midden-Limburg kampt 61% met overgewicht. Dit vergroot
de kans op coronaire hartziekten, diabetes type 2, kanker, gewrichtsaandoeningen, ademhalingsproblemen,
e.d. Dit is niet alleen een medische, maar ook een sociale bedreiging voor de zelfstandigheid en de kwaliteit
van leven van ouderen.
Lichaamsbeweging
Eén van de belangrijkste pijlers van een gezonde leefstijl is beweging. Bijna eenderde van de senioren in
noord- en midden-Limbirg beweegt te weinig volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Verminderde
mobiliteit en balansproblemen zijn de belangrijkste risicofactoren voor vallen bij ouderen.
Psychische problemen
Naarmate mensen ouder worden neemt de grootte van hun sociale netwerk af: het werk, het verliezen van een
partner of vrienden verhogen de kans op eenzaamheid of psychische klachten. Ongeveer een derde van de
ouderen voelt zich matig tot sterk eenzaam. Dit gevoel neemt toe met het stijgen van de leeftijd.
Veel ouderen hebben last van psychische problemen, zoals depressies. Ook ouderen die lang in een
verpleeghuis verblijven, hebben een verhoogd risico op depressie. Depressie leiden tot vermindering van het
sociale, emotionele en lichamelijke functioneren. Depressies behoren tot de ziekten met de hoogste ziektelast!
Zij gaan gepaard met hoge zorgkosten. Onderzoek toont echter aan dat effectieve preventie van psychische
problemen mogelijk is.
Roken
Roken veroorzaakt aanzienlijke schade aan de gezondheid. Roken is de belangrijkste risicofactor voor
longkanker, slokdarmkanker, coronaire aandoeningen, hartfalen, beroerte en chronische longziekten. Ook is
roken een risicofactor voor dementie. Stoppen met roken - zelfs latere leeftijd - levert veel gezondheidswinst
op. Van de senioren uit Limburg-Noord rookt 16%.
Alcohol
Overmatig alcoholgebruik verhoogt de kans op leveraandoeningen, kanker en op klachten zoals incontinentie,
somberheid, angsten, geheugenverlies, verminderde eetlust en vallen. Naast gezondheidsproblemen levert het
ook risico’s op voor de directe woon- en leefomgeving, maar ook voor de maatschappij. Veel senioren zijn in
staat hun alcoholgebruik te camoufleren: ze hebben tijd en vaak voldoende geld. Het is een probleem dat niet
overal even goed zichtbaar is. Ongeveer Ongeveer één op elke tien senioren in noord- en midden-Limburg
drinkt overmatig. Alcoholpreventie heeft als doel verantwoord alcoholgebruik te stimuleren en de schadelijke
gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen.
Ambitie
Outcome-indicator (2016)
Ouderen hebben een gezonde leefstijl.
Er is inzicht in:
- de gezondheidstoestand van ouderen
- de factoren die de gezondheid
bevorderen en bedreigen
- het bereik en effect van interventies
Ouderen ervaren zo lang mogelijk de
regie over de balans tussen
Behoeften aan zorg kunnen adequaat worden
geraamd.
27
Partners
RIVM
1e lijnzorg
Samenwerkende
organisaties
Ouderen
Ambitie
verminderde draagkracht (cognitieve
achteruitgang) en oplopende draaglast
(multimorbiditeit, spierzwakte,
evenwichtsproblemen).
Outcome-indicator (2016)
Er is een dalende lijn zichtbaar op het gebied
van:
- overgewicht
- roken (2009: 16%)
- problematisch alcoholgebruik
(2009: 10%)
- depressie- en angststoornissen
- valincidenten (2009: 3%)
Er is een stijgende lijn zichtbaar m.b.t:
- bewegen dat voldoet aan NNGB
(2009: 61%)
- voldoende inname van groenten
(2009: 68%)
- voldoende inname van fruit
(2009: 57%)
Partners
Gemeente
Thuiszorg
Sportaanbieders
Huisartsen
Fysiotherapeuten
GGZ
Ouderenvereniging
en
Welzijnsinstellinge
n
vrijwilligersverenig
ingen
Diëtisten
Thema 2.2: Ouder worden in een veilige en gezonde leefomgeving
Naast de individuele, zijn ook fysieke en sociale omgevingsdeterminanten van invloed op de zelfredzaamheid
van senioren. Over het algemeen wordt de leefwereld steeds kleiner en beperkt zich uiteindelijk tot de directe
woon- en leefomgeving. Om te zorgen dat ouderen zo lang mogelijk deelnemen aan de samenleving en
zelfstandig kunnen blijven wonen, is het belangrijk om, naast een geschikte woning, te beschikken over goede
zorg aan huis, sociale samenhang in de buurt en toegang tot voorzieningen.
Valincidenten zijn de meest voorkomende privé-ongevallen bij ouderen. Naar schatting worden in onze regio
3.000 senioren behandeld op de Spoedeisende Hulp van een ziekenhuis na een valongeval. Van de dodelijke
slachtoffers valt 70% in de leeftijdsgroep 75+. Met het bereiken van de seniorenleeftijd neemt de kans op een
valongeval toe. Leefstijlfactoren, zoals alcohol- en/of medicijngebruik beïnvloeden de kans op een privéongeval. Ook het woningontwerp en het onderhoud van de woning hebben hier invloed op. Met name op hogere
leeftijd betekenen valincidenten een ernstige aanslag op de zelfredzaamheid: één val kan de oorzaak zijn van
een sociaal isolement, depressie en versnelling van het verouderingsproces.
Door het creëren van een veilige en gezonde leefomgeving, hebben senioren minder angst en minder risico’s
om een privé-ongeval te krijgen. Dit heeft een positief effect op verlengd zelfstandig wonen en een
verminderde behoefte op ondersteuning. De ernst, omvang en kosten van ongevallen bij senioren en de te
verwachte toename van dit probleem, maken het voorkómen van vallen bij senioren in de regio nodig.
Ambitie
Een prettige woon- en leefomgeving
heeft positief effect op gezondheid.
Ouderen ervaren deze positieve relatie
Outcome-indicator (2016)
Partners
Ouderen ervaren dat hun woon- en
leefomgeving voldoende ‘leeftijd-vriendelijk’
is en rekening houdt met hun mogelijkheden
en beperkingen.
Ouderen
Gemeente
Nutsinstellingen
Ouderen ervaren voldoende samenhang in hun
directe woon- en leefomgeving
Ouderen,
Gemeente
Ouderenbonden
Welzijnsinstellingen
1e lijnzorg
Programma 3: Vertrouwen in gezondheidsbescherming
Thema Algemene infectieziektenbestrijding
Thema Tuberculosebestrijding
28
Thema
Thema
Thema
Thema
Thema
Soa-zorg/seksualiteitshulpverlening
Technische hygiënezorg
Mileu en gezondheid/Medische milieukunde
Crisisbeheersing/Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen
Forensische geneeskunde
Verschillende risicofactoren voor de gezondheid kunnen mensen zelf niet of moeilijk beïnvloeden. Naast
genetische factoren zijn dat externe factoren zoals milieu, infectieziekten (waaronder zoönosen),
rampen/crises, en gevaarlijke stoffen invoeding en andere producten. Op dit terrein moeten onze inwoners op
de overheid kunnen rekenen. De Wpg vormt ook de belangrijkste wettelijke basis voor de
infectieziektebestrijding en medische milieukundige zorg. Gemeenten moeten er voor zorgen dat deze taken
worden afgestemd met de curatieve gezondheidszorg, zoals de forensische geneeskunde en de organisatie van
de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.
Thema 3.1: Algemene Infectieziektebestrijding
Landelijke, Europese en mondiale ontwikkelingen zorgen ervoor dat de algemene infectieziektebestrijding
steeds in beweging blijft. Voorbeelden zijn:
Zoönosen, infecties overgebracht van dier op de mens, vormen een toenemende dreiging als gevolg van
een hoog antibioticagebruik in de agrarische sector en het veranderende klimaat . Contacten tussen
humane en veterinaire gezondheidszorg zijn daarom onontbeerlijk bij de oplossing en monitoring van deze
problematiek.
De uitbraak van de EHEC-bacterie in Duitsland in 2011 toont aan dat ook afstemming met het buitenland
van toenemend belang is.
Bovenstaande geeft ook het belang aan van een goed outbreakmanagement, in samenwerking met de GHOR.
Grootschalige uitbraken, waarbij infectieziekten een rol spelen, vormen een toenemende zorg. Het is de taak
van de GGD hierop voorbereid te zijn.
De GGD is hét expertisecentrum met betrekking tot de algehele infectieziektebestrijding in noord- en middenLimburg. Alle meldingen van meldingsplichtige infectieziekten worden door de GGD geregistreerd en waar
nodig wordt direct actie ondernomen. De GGD heeft professionele contacten met landelijke organisaties en
gelijksoortige organisaties in de buurlanden. Met andere disciplines, zoals zij die zich bezighouden met
inspecties in het kader van de Wet kinderopvang, inspecties in het kader van de technische hygiënezorg,
jeugdgezondheidszorg en met eerste- en tweedelijns gezondheidszorg, wordt nauw samengewerkt. Deze
samenwerking moet er blijvend toe leiden tot een veilige omgeving en vertrouwen van onze burgers in de
gezondheidsbescherming door de overheid.
Reizigersadvisering in kader van infectieziektenbestrijding
Reizigers naar landen waar meer en andere infectieziekten voorkomen dan in Nederland lopen risico een
besmettelijke ziekte op te lopen. Buiten het feit dat betrokkene hier zelf ernstig ziek van kan zijn, kunnen op
deze manier infectieziekten geïmporteerd en verspreid worden. Reizigers vormen daarom een risico voor de
volksgezondheid. Voor de GGD is reizigerszorg daarmee het ‘voorportaal van de algehele
infectieziektebestrijding’.
Nederlanders gaan gemiddeld 2,85 maal per jaar op vakantie, 55+ers zelfs 4 maal per jaar. Bijna 10% bezoeken
hierbij jaarlijks risicogebieden waarvoor vaccinaties en gezondheidsadviezen worden aanbevolen. Ondanks het
feit dat veel vakantiegangers aangeven zich zorgen te maken over gezondheidsrisico’s tijdens hun vakantie,
gaan veel mensen onvoorbereid op reis. Met adviezen, vaccinaties, het voorschrijven van geneesmiddelen en
preventieartikelen worden de risico’s op ziekte sterk verkleind. Meer dan andere aanbieders is de GGD in staat
advies op maat te geven, ook aan die groepen die extra aandacht verdienen zoals, naast de 55+ers, allochtonen
of chronisch zieken. De GGD heeft hierbij een drieledig resultaat voor ogen:
1. advisering en vaccinatie van reizigers volgens vastgestelde protocollen van het Landelijk
Coördinatiecentrum Reizigersadvisering;
2. individuele bescherming voor de reiziger;
3. bescherming van de collectieve bevolking tegen de import van (besmettelijke) ziekten door reizigers.
Bij reizerigsadvisering gaat het met name over het voorkómen dat mensen onvoorbereid op reis gaan. De GGD
is met een marktaandeel van 36% de belangrijkste aanbieder in de regio.
Thema 3.2: Tuberculosebestrijding
In Nederland worden jaarlijks circa 1.000 tuberculosepatiënten gemeld. De GGD voert na een melding bron- en
contactonderzoek uit en geeft voorlichting. Voor een kwart van de patiënten voert de GGD diagnostiek en
behandeling uit. Op landsdeel niveau voeren wij de regie over de bestrijding van tuberculose (regio Zuidoost
Brabant en Limburg).
Het opsporen en succesvol behandelen van tbc-patiënten heeft een direct effect op de het aantal gevallen van
tuberculose bij de bevolking en het sterftecijfer. Door de overdacht van de tuberculosebacterie te
verminderen neemt uiteindelijk ook het aantal tbc-gevallen af. De behandeling van tbc duurt circa zes tot acht
29
maanden. Om de therapietrouw te bevorderen, ontvangt de patiënt intensieve begeleiding van de sociaal
verpleegkundige van de GGD.
Kinderen van ouders uit gebieden waar tbc veel voorkomt, lopen meer risico de ziekte op te lopen. Vooral
tijdens vakanties naar het land van herkomst. De BCG-vaccinatie geeft het kind bescherming tegen de eerste
(mogelijk ernstige) gevolgen van tbc, zoals hersenvliesontsteking. De GGD roept de kinderen op die in
aanmerking komenvoor de vaccinatie en voert de vaccinatie uit.
Mondiale ontwikkelingen in de tuberculosebestrijding (toe- of afname van tuberculose, van MDR/XDRtuberculose, van de hiv-pandemie) zijn door migratie en internationaal reisverkeer direct van invloed op de
Nederlandse (en noord- en midden-limburgse) tuberculosesituatie.
Het ziektebeeld van tuberculose en de patiëntengroep is de laatste decennia complexer geworden en
veranderd. Factoren die daarbij een rol spelen zijn: het vaker voorkomen bij hiv-infecties en patiënten met
immuunverlagende therapieën, de langdurige behandeling van (multi)resistente vormen van tuberculose en de
intensieve begeleiding van patiënten die tot specifieke risicogroepen behoren.
Op landelijk niveau worden voorstellen uitgewerkt rondom de toekomstige organisatie van de
tuberculosebestrijding, onder andere in de vorm van regionale expertisecentra. De huidige werkwijze van de
GGD Limburg-Noord (bestaande regionalisering in Zuid-Oost Nederland) en de samenwerking met de longartsen
sluit daar goed bij aan. Bundeling van aanwezige kennis en expertise is daarbij, zeker in het licht van de
voorspelde afnemende incidenten, van groot belang.
Thema 3.3: SOA-zorg / Seksualiteitshulpverlening
Preventie van seksueel risicogedrag is een verantwoordelijkheid van GGD en gemeente. Het is gericht op een
drietal aspecten: Allereerst veilige seks. Condoomgebruik, het weten van wensen en grenzen en het gebruik
van anti-conceptie vormt nog steeds een belangrijke basis voor de seksuele gezondheid. Door voorlichting aan
en scholing van jongeren, risicogroepen (bijvoorbeeld mannen die seks hebben met mannen, prostituees) en
intermediairen wordt getracht de bereidheid tot veilige seks te vergroten. Voorlichting is met name gericht op
het voorkomen en de verspreiding van chlamydia, gonorroe, syfilis, hepatitis B en hiv.
Verder zijn het vertonen van risicogedrag en het voorkomen van soa onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Binnen de soa-poli waar soa’s getest en behandeld worden, wordt dit risicogedrag met cliënten besproken. Dit
gebeurt volgens de landelijke richtljinen en het wordt gecoördineerd door het Cib van het RIVM. Cijfers laten
zien dat via de soa-poli ruim een kwart van alle soa’s wordt gevonden.
Bij positieve soa vindt ook bron- en contactonderzoek plaats. Sense Limburg, het centrum voor Seksuele
Gezondheid, is met name bedoeld voor die situaties waarin contact met de huisarts niet mogelijk of niet
gewenst is. Er worden gesprekken aangeboden, lichamelijk en aanvullend onderzoek gedaan,
behandeladviezen, recepten en/of een doorverwijzing naar een specialist gegeven
Mensen van alle leeftijden kunnen bij de GGD terecht voor een soa- & hiv-onderzoek. Voor jongeren tot en met
24 jaar en een aantal landelijk gedefinieerde risicogroepen is dit gratis. Daarnaast kunnen jongeren tot 25 jaar
ook gratis terecht bij ‘Sense’ met vragen over onder andere anticonceptie, een mogelijk ongewenste
zwangerschap, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa & hiv), seksueel geweld, seksualiteit en seksuele
gezondheid. Zie ook het thema aanleren van een gezonde leefstijl in het programma Gezond en veilig
opgroeien.
Thema: Algemene Infectieziektenbestrijding, Tuberculosebestrijding, SOA-zorg /
Seksualiteitshulpverlening
Ambitie
De kans op uitbraak van infectieziekten en
besmettingen is klein
en en de negatieve gevolgen voor de
gezondheid verminderen. Daarbij hebben
wij speciale aandacht voor (instellingen
waarin) kwestbare groepen (verblijven)
Outcome-indicator (2016)
Meldingen worden binnen de wettelijke
termijnen afgehandeld.
Meldingen krijgen vervolg in de vorm van
bron- en contactonderzoek, (begeleiding)
van behandeling en voorlichting.
Tenminste 85% van alle bij de GGD
opgespoorde en gemelde personen maakt
de ingestelde preventieve behandeling
volgens voorschrift en volgens de vigerende
richtlijnen af.
Afname van het aantal uitbraken (clusters)
bij instellingen met kwetsbare groepen.
30
Partners
1e lijnzorg, 2e lijnzorg
AZC’s, Zorginstellingen
Penitentiaire Inrichtingen
Onderwijs, gemeenten
Kinderopvangcentra
VWA, VROM
RIVM (entadministratie)
Provincie /
Waterschappen
Drinkwaterbedrijven
Veterinaire gez.zorg
Dierenartsen
Scholen
Ziekenhuizen;
Medische diensten
instellingen
Huisartsen
Soa Aids Nederland
Afname van het aantal infectieziekten in
Limburg door bewustwording en het
voorkomen van risicovol gedrag en het
indien noodzakelijk zich laten testen en
behandelen op infectieziekten.
Vaccinatiegraad BCG bij kinderen >70%
Ouders
Het team Infectieziektenbestrijding van de
GGD Limburg-Noord is hét
expertisecentrum voor de bestrijding van
infectieziekten in Limburg-Noord.
Vragen van zowel burgers als professionals
worden binnen twee werkdagen
respectievelijk één dag afgehandeld.
Ziekenhuizen (longartsen,
medisch microbiologen,
etc.);
medische diensten
instellingen
Reizigersadvisering
Ambitie
Alle burgers die op reis gaan krijgen
bij de GGD advies op maat
afgestemd op de
gezondheidssituatie en reis.
Outcome-indicator (2016)
Het aantal consulten stijgt met 25% ten
opzicht van 2010 (2010; 9.405 consulten)
Partners
Reisbureaus,
scholen,
huisartsen,
bedrijven,
contactpersonen
maatschappelijke
organisaties
Thema 3.4: Technische hygiënezorg
Technische hygiënezorg is dat onderdeel van de publieke gezondheidszorg dat zich richt op het voorkomen,
terugdringen en beperken van besmettelijke ziekten en besmettingsbronnen. Een goede hygiëne voorkomt
infectieziekten en draagt bij aan ieders welzijn
De GGD voert periodiek inspecties uit en adviseert burgers en instellingen over hygiëne en veiligheid. Door het
ontbreken en/of niet naleven van de hygiëneregels kunnen micro organismen zich snel verspreiden. Technische
hygiënezorg vindt plaats in situaties waar veel mensen van gemeenschappelijke voorzieningen gebruik maken.
Dit zijn vaak specifieke, soms kwetsbare, doelgroepen die op basis van bijvoorbeeld leeftijd en gezondheid
extra risico kunnen lopen op infectieziekten.
Inspecties bij groepsaccommodaties, seksinrichtingen, AZC’s en tattoo- en piercingstudio’s
Vooruitlopend op de nieuwe Wet regulering prostitutie heeft de GGD het voortouw genomen een nieuwe
werkwijze van de inspecties te introduceren. Deze nieuwe werkwijze houdt onder andere in dat samen met
professionals van de brandweer en gemeentelijke handhavers, inspecties integraal worden uitgevoerd.
Daarnaast wordt de nadruk gelegd op handhaving. Het doel hiervan is het op gelijke wijze uitvoeren van de
inspecties binnen de diverse gemeenten en de kwaliteit van de inspecties te verhogen. In de praktijk moet dit
ook leiden tot een afname van de ervaren regeldruk.
Evenementen
De GGD adviseert samen met de GHOR aan gemeenten en organisaties van evenementen. Rondom
evenementen worden door de organisatie vaak speciale voorzieningen getroffen die meestal tijdelijk van aard
zijn. Deze tijdelijke voorzieningen behoeven extra aandacht om de overdracht van schadelijke microorganismen zo beperkt mogelijk te houden. Denk hierbij o.a. aan legionellapreventie.
Nieuwe instellingen
In de landelijke beleidsrichtlijn ‘Technische Hygiënezorg: prioriteren en financieren’ is op basis van
gehanteerde criteria een prioriteringslijst gemaakt van instellingen waar hygiëneadvisering noodzakelijk is. De
nieuwe beleidsrichtlijn geeft hoge prioriteit aan het uitvoeren van inspecties bij en het geven van advies aan
31
instellingen die vallen onder de Wet op de jeugdzorg (semi-residentieel) en gehandicaptenzorg, zowel in
zorginstellingen als thuiswonend. Door hygiëne-advisering ten behoeve van deze “nieuwe” instellingen kan
gezondheidswinst behaald worden.
Ambitie
Outcome-indicator (2016)
Alle als risicovol geïndiceerde bedrijven en
instellingen in de regio zijn hygiënisch en veilig.
Het aantal bedrijven en instellingen dat voldoet
aan alle vastgestelde criteria blijft gelijk of neemt
toe:
tattoo- & piercingshops 100%
(100% vergunningverlening)
seksinrichtingen ten minste 80%
AZC’s 80%
Exploitant
Gemeenten
AZC, COA
Bij alle ‘nieuwe’ instellingen in de regio zijn de
hygiënerisico’s in kaart gebracht.
Instellingen
Gemeenten
Bij alle evenementen waarbij een hygiënerisico is
onderkend en waarbij een hygiëneadvies is vereist,
vindt advisering vanuit de GGD plaats.
Gemeente,
GHOR,
organisator
evenement
De rol en positie van de GGD is verankerd in
regionaal/lokaal vergunningbeleid
evenementen.
Partners
Thema 3.5: Milieu en gezondheid
Tussen 2 - 5% van de gezondheidsklachten is toe te schrijven aan milieufactoren. De leefomgeving van de
burger heeft invloed op de gezondheid en het welzijn. Luchtverontreining, lawaai, stank,
bodemverontreiniging, eikenprocessierups, asbest en vochtige woningen zijn enkele voorbeelden. Fijnstof,
asbest en andere milieufactoren kunnen gezondheidsklachten en ziekte veroorzaken en leiden tot een ervaren
verminderde gezondheid. Zelfs als de omstandigheden gelijk zijn, heeft niet iedereen evenveel kans ziek te
worden door risicofactoren in het milieu. Mensen verschillen door biologische, sociale leefstijl- en
omgevingsfactoren. Menen uit kwetsbare groepen (ouderen, kinderen, zwangere vrouwen en mensen met harten vaatziekten of allergie) zijn extra gevoelig voor risicofactoren.
Binnenmilieuproblematiek
Gemiddeld brengen Nederlanders ongeveer 85% van de tijd in gebouwen door, waarvan ongeveer 70% in de
eigen woning. De binnenlucht in gebouwen is over het algemeen minder dan de buitenlucht. Roken is de
sterkste vervuiler van binnenlucht. Daarnaast spelen ook andere bronnen van verontreiniging een rol zoals
gebruikte materialen, inrichting, geisers, geringe luchtverversing en het houden van huisdieren. Een vochtige
woning bevordert de groei van schimmels en huisstofmijten en kan luchtwegklachten veroorzaken en bestaande
klachten verergeren. Bij volwassenen neemt de kans op astmaklachten in vochtige woningen toe met een
factor 1,5 - 2.
In 30% van de woningen in onze regio is sprake van schimmel- of vochtplekken. Door goed te ventileren, wordt
het teveel aan vocht en andere aanwezige schadelijke stoffen in de woning afgevoerd. In noord- en middenLimburg wordt de woonkamer en slaapkamer respectievelijk in 70% en ruim 50% van de gevallen onvoldoende
geventileerd. Ook op scholen ontbreekt vaak voldoende ventilatie, wat invloed heeft op de leerprestaties.
Geluidhinder
Geluidhinder geeft aan hoeveel last mensen ondervinden van een bepaald geluid in de leefomgeving.
Blootstelling aan geluid kan hinder en slaapverstoring veroorzaken en leiden tot een verminderd
prestatievermogen. Ook blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties kan leiden tot een verhoogde
bloeddruk en coronaire hartziekten.
Van de volwassenen in Limburg-Noord wordt 18% (ernstig) gehinderd door geluid. De belangrijkste bronnen van
ervaren geluidshinder zijn in onze regio bromfietsen/scooters, wegverkeer en buren.
Ruimtelijke ordening en gezondheid
Stedelijke ontwikkeling is het terrein waar ruimtelijke ordening, milieu en gezondheid samenkomen. Het is
belangrijk bij de planvorming de mogelijke effecten op de publieke gezondheid in kaart te brengen. Als de GGD
in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij planvorming kan een integrale afweging gemaakt worden,
32
waarbij gezondheidsaspecten worden meegenomen. Op basis van dit advies kan de woonomgeving gezonder
ingericht worden.
Ook de commissie MER en de Inspectie voor de Gezondheidszorg vragen steeds meer aandacht voor de effecten
van ruimtelijke plannen op de gezondheid.
Ambitie
Outcome-indicator (2016)
Partners
Het aantal woningen met vocht- en
schimmelproblematiek in Limburg-Noord
wordt tot een minimum beperkt en het
ventilatiegedrag in woningen en scholen
wordt verbeterd
Het percentage vocht- en schimmelproblematiek in
Limburg-Noord verlagen naar 20%
(2009: 31%).
Gemeenten,
woningbouwverenigingen,
Burgers
Onderwijs
Het keren van de trend van toenemende
geluidhinder.
Het percentage ernstige gehinderden door geluid
verlagen naar 15%
(2009: 18%)
Gemeente
Provincie Limburg
Gezondheid wordt structureel mee gewogen
in de besluitvorming bij RO-plannen en ROprojecten
Bij alle majeure gemeentelijke RO plannen
en – projecten maakt een gezondheidsadvies
van de GGD onderdeel uit.
Gemeente
Brandweer
Thema 3.6: Crisesbeheersing
Belangrijk binnen de Wpg is de wetswijziging 2e tranche. Deze schrijft voor dat de GGD verantwoordelijk is
voor:
het via onderzoek verwerven van inzicht in de gezondheidstoestand van de degenen die door een ramp
worden getroffen;
het adviseren van de bevolking over risico’s, inclusief gezondheidskundig advies over gevaarlijke
stoffen, in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen;
het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen.
uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, als ook de voorbereiding op de bestrijding van
een epidemie van een infectieziekte.
Ambitie
De GGD is voorbereid op haar rol bij incidenten
en rampen.
Outcome-indicator (2016)
Er is een Regionaal Crisiplan en intern GGD
Rampenopvangplan waarin de rol,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van GGD
rondom geneeskundige processen zijn vastgelegd en
waar met regelmaat mee wordt geoefend. De
uitkomsten leiden tot verbeteringen.
Partners
GHOR
‘Witte’
ketenpartners
Thema 3.7: Forensische geneeskunde
Forensische geneeskunde is de medische dienstverlening aan politie en justitie, die belast zijn met de
strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Forensische geneeskunde is verankerd in verschillende wetten.
De GGD voert ten behoeve van haar gemeenten de forensische taken uit conform de Wet op de lijkbezorging.
Op grond van artikel 4 van deze wet dienen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten
gelegenheid te verschaffen tot het doen schouwen van lijken. De colleges moeten hiervoor één of meer
gemeentelijke lijkschouwers benoemen. Bij de laatste aanpassing van deze wet is in artikel 5 bepaald dat
uitsluitend artsen die als forensisch arts zijn ingeschreven in een daartoe gehouden register, worden benoemd
als gemeentelijke lijkschouwer. De wetgever heeft in deze wet een overgangsregeling afgekondigd die inhoudt
dat deze registratievereiste pas op 1 januari 2013 in werking treedt.
33
In onze regio levert de GGD al sinds 1995 de gemeentelijke lijkschouwers voor alle gemeenten. De artsen van
de GGD die deze taak vervullen zijn geregistreerd als forensisch arts dan wel daarvoor in opleiding.
Ambitie
In alle gevallen waarin gemeentelijk
lijkschouwer is benodigd wordt de forensisch
arts van de GGD ingeschakeld.
Outcome-indicator (2016)
Er is een 24-uurs bereikbaarheid forensisch arts
34
Partners
Gemeenten
Politie
Huisartsen
Prestatieveld 7, 8 en 9 Wmo: maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, aanpak huiselijk geweld,
openbare geestelijke gezondheidszorg en ambulante verslavingszorg (MO/VO-HG/CP-OGGz/VZ)
7
8
9
Maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld.
Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van
psychosociale hulp bij rampen.
Het bevorderen van verslavingsbeleid.

Samenhang van beleid en uitvoering
Deze drie prestatievelden behandelen wij als cluster in deze nota. Deze bundeling is gewenst, gezien de
problematiek, de doelgroepen van beleid en de regionale context waarbinnen deze prestatievelden worden
opgepakt. De prestatievelden 7,8 en 9 van de Wmo bestrijken de maatschappelijke opvang, waaronder
vrouwenopvang (7), openbare geestelijke gezondheidszorg (8) en het verslavingsbeleid (9).
Deze drie prestatievelden 7, 8 en 9 hangen nauw samen en ze overlappen elkaar. De overlap bestaat uit de
doelgroepen en de problemen waarop de prestatievelden zich richten. Er is daarom een grote noodzaak tot
samenhang in beleid en aanpak. Dat geldt voor het bieden van opvang, hulpverlening en zorg aan de
doelgroepen, maar ook voor de organisatie van netwerken en ondersteuningsstructuren en de gewenste
ketenbenadering op deze terreinen.

Beleid en uitvoering regionaal georganiseerd.
Het aanbod en de activiteiten op deze prestatievelden worden bijna volledig regionaal georganiseerd en
bekostigd. Voor de beleidsontwikkeling, regionale afstemming en regie van uitvoering op deze drie
prestatievelden, zijn centrumgemeenten aangewezen. Venlo is als centrumgemeente in Noord- en MiddenLimburg verantwoordelijk voor het beleid, het opvang- en ondersteuningsaanbod, en de regionale afstemming
afstemming daarover.

Maatschappelijke Opvang
De maatschappelijke opvang bestaat uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding en advies aan personen
die door een of meerdere problemen al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat
zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
Vrouwenopvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding informatie en advies aan vrouwen die al dan
niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met relatieproblemen of geweld. In dit verband
wordt de term ‘huiselijk geweld’ gebruikt. Dat is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het
slachtoffer is gebruikt. Het kan gericht zijn tegen partner of kinderen.

Openbare geestelijke Gezondheidszorg (OGGz)
Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGz) bestaat uit:
het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke
gezondheidszorg;
het bereiken en begeleiden van kwetsbare persoenen en risicogroepen;
het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of signalen van crisis bij kwetsbare groepen en
risicogroepen;
het tot stand brengen van afspraken tussen de betrokken organisaties over de uitvoering van de
openbare geestelijke gezondheidszorg.
de collectieve preventie van (ernstige) psychosociale problemen.
De Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) krijgt door groeiende (psycho-sociale) problematiek de
laatste jaren steeds meer beleidsaandacht.
De doelgroep van OGGz en OGGz-beleid kan in drie subgroepen worden verdeeld:
Sociaal kwetsbaren

(zorgwekkende) zorgmijders: mensen waar anderen zich zorgen om maken,
maar die niet uit zichzelf om zorg vragen, bijvoorbeeld omdat ze zich generen,
omdat ze geen ziekte-inzicht hebben of omdat ze in het verleden negatieve
ervaringen hebben gehad met hulpverleners, en daardoor zijn afgehaakt;
35

zorgmissers: mensen met complexe, meervoudige problematiek, die binnen het
huidige hulpaanbod niet afdoende geholpen kunnen worden en tussen wal en
schip vallen. Veel zorgmissers behoren tot multiprobleemgezinnen;

overlastgevers: mensen die in hun doen en laten te weinig rekening houden
met hun directe omgeving.
Risicogroepen

Hiertoe behoren mensen die een verhoogd risico lopen sociaal
kwetsbaar te worden en maatschappelijk af te glijden. Te denken valt aan mensen met psychische
problemen en daders en slachtoffers van huiselijk geweld.
De samenleving

Deze collectieve benadering bestaat hoofzakelijk uit advisering en voorlichting over de achtergronden
van psychische problematiek of over leefstijlen en omstandigheden die zijn voor de psychische
gezondheid.

Verslavingszorg
Verslavingszorg bestaat uit preventieactiviteiten, ambulante hulpverlening, toeleiding naar hulpverlening,
ondersteuning van het maatschappelijk functioneren, maar ook overlastbestrijding.
Ons gemeentelijk beleid op de prestatievelden 7, 8 en 9van de Wmo
Hoewel ze in onze gemeente getalsmatig klein zijn, is ook voor de doelgroepen van de prestatievelden 7, 8 en
9 een vangnet en ondersteuningsaanbod nodig.
Het ondersteuningsaanbod op deze prestatievelden wordt regionaal georganiseerd en geregisseerd door
centrumgemeenten. In Noord- en Midden-Limburg is de gemeente Venlo de centrumgemeente. De
centrumgemeente regisseert de maatschappelijke opvang- en hulpverlening voor de specifieke doelgroepen van
deze drie prestatievelden. Uitvoering vindt plaats in de grootste regiogemeenten Venlo, Roermond en Weert.
Gezien de aantallen en de omvang van de problematiek in Maasgouw, ligt het voor de hand dat onze inwoners
gebruik blijven maken van de regionale voorzieningen. Er is geen aanleiding om in Maasgouw voorzieningen
voor maatschappelijke opvang te realiseren. Het is niet zo dat we in Maasgouw geen problemen hebben op dit
gebied, maar de opvang en hulpverlening kunnen regionaal efficienter en effectiever worden georganiseerd.
We willen wel beter zicht krijgen op het regionale aanbod op deze prestatievelden, en op de toegankelijkheid
daarvan voor cliënten uit de gemeente Maasgouw. Wij vinden het belangrijk dat een goede toeleiding kan
plaatsvinden van cliënten uit Maasgouw naar het regionale aanbod van opvang en ondersteuning.
Daarom zal er een goede aansluiting moeten zijn tussen de regionale beleidsinitiatieven en het lokaal
Maasgouws beleid op deze prestatievelden. Zo lang mogelijk en zo ‘gewoon’ mogelijk mee kunnen blijven doen
aan de samenleving is ook voor deze doelgroepen het doel van ons Wmo-beleid. Voor de maatregelen op lokaal
Maasgouws niveau geldt “voorkomen is beter dan genezen”. De speerpunten van ons gemeentelijk beleid zijn
preventie en ketensamenwerking. Daarbij horen effectieve vroegsignalering van (dreigende) problemen en
efficiënte toeleiding naar netwerken voor opvang, ondersteuning en rehabilitatie.
Wij gaan geen opvangaanbod in Maagsouw realiseren, maar geven prioriteit aan:

preventie, waartoe ook behoort: een naadloos aanbod van Wmo-activiteiten en AWBZ-voorzieningen;

de zorg voor een goede aansluiting van ons lokaal beleid aan regionaal Wmo- en gezondheidsbeleid op
de prestatievelden 7, 8 en 9;

de zorg voor een goed toegankelijk regionaal ondersteuningsaanbod voor deze specifieke doelgroepen,
zoals slachtoffers van huiselijk geweld, verslaafden en GGZ-clienten;

goede doorgeleiding in en naar regionale netwerken voor opvang en ondersteuning;

de nazorg voor ‘uitstromers’ uit de maatschappelijke opvang of detentie;

een integrale aanpak met het taakveld Integrale Veiligheid.
Uitgangspunten voor onze lokaal-gemeentelijke aanpak zijn:

Inzicht in het aanbod, regionaal en lokaal. Er zal beter inzicht moeten komen in het aanbod dat regionaal
beschikbaar is voor deze doelgroepen. Bovendien zal ook continu gevolgd moeten worden in hoeverre
cliënten uit Maasgouw gebruik maken van dit aanbod.

Goede doorverwijzing. Het (regionaal en lokaal) aanbod zal ook toegankelijk moeten zijn. Het is dus zaak
dat er in Maasgouw bij de verschillende eerstelijnsaanbieders, maar zeker ook bij het MAP, een goed zicht
is op de regionale opvangstructuur (sociale kaart).
36


Preventieve activiteiten voor de jeugd, waarbij we (gezien de lokale situatie en problematiek) vooral
aandacht willen schenken aan preventie-actviteiten met betrekking tot alcohol en drugsgebruik.
Goede afstemming tussen ons lokaal algemeen zorgaanbod en het regionaal specifieke
ondersteuningsaanbod. Met name voor de preventieve aspecten zal er ook lokaal in Maasgouw een aanbod
moeten zijn gericht op deze doelgroepen. Afstemming en gebruik maken van regionale expertise is hierbij
vanzelfsprekend. Gedacht moet worden aan:
▪
Beleid ten aanzien van leefbaarheid. Ernstige probleemsituaties moeten in een vroeg stadium worden
aangepakt om de leefbaarheid in stand te houden.
▪
Openbare orde, veiligheid en handhaving: verslavingsproblematiek en dakloosheid gaan regelmatig
gepaard met criminaliteit en overlast. We treden ongewenst gedrag en overlast tegemoet met een
integrale aanpak.
▪
Lokaal gezondheidsbeleid: waarbij we (gezien de lokale situatie en problematiek) vooral aandacht
willen schenken aan preventie-actviteiten met betrekking tot alcohol en drugsgebruik. Dit zal ook via
het Centrum Jeugd en Gezin een lokale inbedding moeten krijgen.
▪
Volkshuisvesting: Door multi-probleemsituaties kan het wonen onder druk komen te staan. Ook
multiproblematiek vereist een integrale aanpak.
▪
Werk en inkomen: voor maatschappelijk herstel is het essentieel dat er weer een inkomen is en dat
schulden worden opgelost en voorkomen. Bovendien is het belangrijk dat de OGGz doelgroep een
activeringsprogramma aangeboden krijgt om de stap naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid
mogelijk te maken.
Regionale en lokale ambities in het programma ‘ Vangnet-Wmo’.
Onder regie van de centrumgemeente Venlo, zijn de beleidsontwikkeling en uitvoeringsactiviteiten op deze
prestatievelden sinds 2009 met nieuw elan ter hand genomen. Onze lokale en regionale ambities op deze
prestatievelden zijn opgenomen in het programma ‘Vangnet-Wmo’.
-
Regionaal Meld- en Actiecentrum en Maatschappelijke Opvang
Preventie en bemoeizorg
Huiselijk geweld en kindermishandeling’
Uitvoering Wet tijdelijk huisverbod
Verslavingspreventie en verslavingszorg
Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGz)
Ambitie
Output/Outcome
Partners
Ambitie-Visie MO/VO/VZ/OGGz:
“Van voorzieningen naar arrangementen”
Maatschappelijke Opvang (MO)
Output/Outcome MO
In de regio Noord- en Midden-Limburg zijn
37
Centrumgemeente Venlo
en andere
gemeenten, woningcorporaties, Zorgkantoor en
Zorgverzekeraars met elkaar een partnership
aangegaan. Zij hebben zich verenigd in de Leidende
Coalitie Keerpunt Ketenzorg/Regionaal Kompas. Het
doel van de samenwerking is:
Voorkomen dat mensen dakloos worden en als dat
niet lukt ervoor zorgen dat mensen zo kort als
mogelijk gebruik hoeven te maken van
maatschappelijke opvang.
Ambities & doelen
Uitgangspunten voor een integrale en duurzame
oplossing :
1.
2.
Zelfredzaamheid
Participatie
Zelfredzaamheid
Persoonsgerichte, individuele, planmatige aanpak
Organisatie van de aanpak van dakloosheid
100% sluitende samenwerking
Arrangementen op het gebied van maatschappelijke
opvang:
(1) Een slaapplek
(2) Rust, regelmaat , geborgenheid, structurele
aanpak.
(3) Een afkoelperiode
(4) Een nieuwe start
Dit betekent dat de hulpvrager niet alleen opvang
krijgt maar ook hulp die nodig is op de andere
leefgebieden:
Arrangementen
VEILIGHEID
DAGELIJKSE BEZIGHEDEN
(werk, onderwijs, sport, activering)
INKOMEN
(incl schuldhulpverlening)
5.
Uitvoering van integrale trajecten
WONEN
4.
Minder dakloosheid
Stabiele mix van wonen, zorg, inkomen en dagbesteding
ZORG & WELZIJN
3.
Klant centraal: mét de hulpvrager
hulpverlening in zetten in plaats van over
waarbij het systeem rondom de klant
wordt meegenomen (gezin, sociale
omgeving).
Probleem in al zijn facetten vastpakken
(alle domeinen erbij betrekken): eerste
aanspreekpunt /contact waar de
hulpvrager mee te maken krijgt, pakt het
probleem op en houdt het vast tot er een
oplossing is, of tot er (warme) overdracht
heeft plaatsgevonden naar degene die wél
het totaalbeeld heeft.
Eigen kracht: mobiliseren van eigen
hulpbronnen, evenwichtige verdeling
tussen focus op problemen en de eigen
kracht.
Oplossingsgericht: simpel doen wat simpel
kan en de oplossing regelen waarbij regels
en beperkingen die de eigen organisatie
oplegt worden losgelaten.
Organisatieoverstijgende
beslissingsbevoegdheid: sterke sturing in
de keten met, indien nodig,
doorzettingsmacht.
Weert)
Kwaliteit van leven Veiligheid op straat
Deze ambitie en het inhoudelijk kader van MO in de
regio Noord- en Midden-Limburg zijn samengevat
met het motto: ‘Van voorzieningen naar
arrangementen’. Centraal staat de gedachte dat de
behoefte en problematiek van de gebruikers van
Maatschappelijke opvang vertrekpunt dienen te zijn
en de focus op meer dan wonen zou moeten liggen.
Deze visie vereist een gezamenlijke aanpak waarin
niet de voorzieningen, het budget of de doelgroep
bepalend zijn, maar de persoon, zijn omgeving en de
variëteit aan problemen die hem weerhouden van
wat anderen een 'normaal leven´ noemen.
De doelstellingen en het aanbod van de
dienstverlener en de bepaalde doelgroep zijn
hiervoor niet het vertrekpunt, maar de klant en zijn
problemen en de mogelijkheden om de regie en
zelfredzaamheid te herstellen. Maatschappelijke
opvang houdt ook in dat problemen op meerdere
gebieden moeten worden aangepakt.
gemeenten waar
voorzieningen
MO zijn
gevestigd
(Venray,
Roermond,
HET SYSTEEM: PARTNER(S)
KIND(EREN)
1. Een slaapplek
Een goed opgezette ´slaapplek met bed, bad en
brood´ die kan gaan fungeren als opstap naar traject
en passend arrangement.
2. Rust, regelmaat, geborgenheid en een
structurele aanpak
Onder de daklozen bevinden zich in toenemende mate
mensen met specifieke en gecompliceerde
problematiek, waarvoor nu nog onvoldoende op-maatgesneden-aanbod voorhanden is. Bijvoorbeeld:

daklozen met een dubbele diagnose of zelfs
triple diagnose (psychiatrische stoornis,
verstandelijke beperking, psychiatrie en/of
38
verslaving).
daklozen met een (licht) verstandelijke
beperking (jeugd en volwassenen).
Veel- en meerplegers kampen vaak met deze multiproblematiek. Deze mensen hebben vooral behoefte
aan rust, regelmaat en geborgenheid. Aan een eigen
plek zonder daarmee geïsoleerd te worden.

Daartoe behoort ook een structureel geregelde
samenwerking tussen de MO enerzijds en de
instellingen voor GGz, Vz en zorg voor mensen met
een (licht)verstandelijke beperking (VG) . Onder meer
door integrale bemoeizorg.
3. Een afkoelperiode
Er is opvangcapaciteit voor de daders van huiselijke
geweld. Het gaat hier niet om een strafrechtelijke
maatregel, maar een bestuursrechtelijke maatregel,
waarbij de dader tijdelijk uit huis gehaald wordt om
verder escalatie van huiselijk geweld te voorkomen.
Uitgangspunt is dat daders zelf zorgen voor onderdak.
Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt men opgevangen
binnen de maatschappelijke opvang.
4. Begeleiding bij een nieuwe start
Er zijn diverse groepen daklozen die een nieuwe start
zouden moeten maken. Bijvoorbeeld:

dakloze jongeren met multiproblematiek

dakloze (tiener)ouders en gezinnen

andere daklozen die hulp nodig hebben om
het leven weer op de rit te zetten.
Voor deze groepen, en in het bijzonder
zwerfjongeren, is er specifieke zorg , onder meer
vanuit de psychiatrie en verslavingszorg .
Centraal Meld en Actiepunt (CMA)
Consolidatie van het CMA
De regio Noord- en Midden-Limburg heeft een goed
functionerend en goed gehuisvest centraal meld en
actiepunt.
Het CMA beschikt over de middelen om zijn taak te
vervullen
Centrumgemeente Venlo en de Leidende Coalitie
Voorzien het CMA van de middelen om een spilfunctie
te vervullen in de ketenzorg voor de doelgroep
MO/VO/VZ/OGGz.
Visie Centraal Meld en Actiepunt CMA
Het CMA draagt zorg voor een betere doorstroom van
dak- en thuislozen en bevordert dat betrokken
ketenpartners samen zorgen voor een sluitend
traject uitgaande van de mogelijkheden van de
cliënt. De cliënt staat centraal, waarbij uiteindelijk
ook de burger minder overlast op straat ervaart door
dak- en thuislozen.
Het CMA beschikt over een registratiesysteem:
om de toelating in de MO-instellingen te
screenen;
de voortgang van de trajectplannen te
bewaken;
beleidsinformatie te genereren.
Taken CMA:

Bewaken van de toegang van cliënten
naar de maatschappelijke opvang

Regie voeren over de in-, door- en
uitstroom naar en vanuit de
maatschappelijke opvanginstellingen naar
de hoogst haalbare woonsituatie van een
individu of systeem

Consultfunctie voor preventie en herstel
van cliënten .Het CMA ziet toe op
39


daadwerkelijke uitvoering van een traject
en heeft doorzettingsmacht waar nodig.
Niet alleen de cliënt is hiermee gebaat,
maar ook de burger merkt dit door minder
overlast op straat door dak- en thuislozen.
Coördinatie van de monitor Regionaal
Kompas
Signaleren van hiaten in de
ketensamenwerking
Doelgroep CMA:
Het CMA richt zich vooralsnog op de doelgroep thuisen daklozen (maatschappelijke opvanginstellingen,
zwerfjongeren en vrouwenopvang). In de toekomst zal
het CMA zich ook richten op preventie (dreigende
dakloosheid) en de herstelgroep (rehabilitatie vanuit
MO/vrouwenopvang, zorginstellingen en detentie). Bij
het CMA zijn tot nu toe ruim vijfhonderd cliënten
aangemeld.
Regionaal convenant
voorkoming huisuitzetting
De regio Noord- en Midden- Limburg heeft met het
Regionaal Kompas / Keerpunt Ketenzorg, ambities
vastgesteld voor de aanpak van dakloosheid en het
voorkomen van (verder) sociaal verval van
kwetsbare groepen.
Er zijn functionerende ketens en netwerken van
preventieve (gemeentelijk) en curatieve
voorzieningen (regionaal/sub-regionaal) voor het
traject van Maatschappelijke Opvang (preventieopvang-herstel-uitstroom-nazorg-begeleiding).
De doelstelling is dat dakloosheid ten gevolge van
huisuitzetting (vrijwel) niet meer zal voorkomen.
Preventie, opvang en herstel worden in de regio
als een samenhangend systeem ingericht en
geregisseerd.
De woningcorporaties en de gemeenten willen samen
optrekken om deze doelstelling te bereiken. Partijen
erkennen dat een aantal zaken dan geregeld moet
worden. Bij de corporaties gaat het om interne
procedures, bij de gemeenten om de organisatie van
de zorgnetwerken c.q. vangnetoverleggen en de
schuldhulpverlening.
Om de samenwerking goed vorm te geven is een
raamovereenkomst in ontwikkeling.
Daarnaast is er een registratiesysteem ontwikkeld.
Dat is nog in de testfase.
Er is een regionaal uitvoeringsprogramma 20112014, voor de keten preventie-opvang- hersteluitstroom.
Om uitval te voorkomen (preventie) en uitstroom
uit de Maatschappelijke opvang mogelijk te maken
(herstel), is een integrale aanpak essentieel.
Lokale en sub-regionale partners werken samen
om de preventieve en curatieve voorzieningen
De partners in deze netwerken en ketens werken
volgens Regionale Uitvoeringsafspraken 2011-2014.
In deze werkwijze worden op lokaal (subregionaal)
niveau plannen op gebied van preventie en herstel
van maatschappelijke opvang geïnventariseerd en
geclusterd. Vervolgens worden de lokale plannen
samengebracht met de regionale plannen van
maatschappelijke partners. De centrumgemeente
Venlo en de Leidende Coalitie Ketenzorg vertalen
deze initiatieven/activiteiten in een beleids- en
uitvoeringsprogramma.
Inkoopcommissie MO/VO/VZ/OGGz
Voor de regio Noord- en Midden-Limburg is een
inkoopcomissie werkzaam. De commissie staat onder
leiding van centrumgemeente Venlo.
Aan de inkoopcommissie Regionaal nemen deel:
(1) Ambtena(a)r(en) MO/Vz/OGGz van Venlo als
centrumgemeente;
(2) Zorginkoper/accountmanager GGz van het
zorgkantoor
(3) zorginkoper van UVIT.
Taken inkoopcommissie
De inkoopcommissie heeft als taak het stroomlijnen
en realiseren van voorzieningen en activiteiten op het
terrein van MO/VO/VZ/OGGz, met als jaarlijks
40
goed op elkaar te laten aansluiten.
resultaat een subsidieprogramma/inkoopplan.
De gemeenten regelen de integrale preventie en
het herstel na opname in Maatschappelijke
Opvang:
instellingen vragen om concrete voorstellen in te
dienen, voor de voorzieningen en activiteiten die in
het De inkoopcommissie heeft als taak het
stroomlijnen en realiseren van voorzieningen en
activiteiten op het terrein van MO/VO/VZ/OGGz.
a. meerjarenplan (voor het volgende jaar) in de
planning staan;
Gemeenten
regie, bijzondere bijstand, inhouding op de
uitkering, activeringstrajecten naar werk,
schuldhulpverlening
Financiële instellingen
budgetbeheer, schuldensanering,
Algemeen maatschappelijk werk /OGGz
psychosociale hulpverlening
b.
kritisch beoordelen van voorstellen/initiatieven
van de instellingen, op vastgestelde en bekende
criteria.
c.
input en advies vragen aan de betrokken
regiogemeenten;
d.
beoordelingen van
initiatieven/subsidieaanvragen verwerken tot
een advies voor de Leidende Coalitie, die
vervolgens adviseert welke voorzieningen
daadwerkelijk door welke instelling zullen
worden gerealiseerd (B&W van Venlo nemen
formeel besluit over uitvoering en
subsidieverlening )
e.
toezien op de realisatie van de
voorzieningen/activiteiten en terugkoppeling
naar cnetrumgemeente en Leidende Coalitie
Ketenzorg.
Ambulante woonbegeleiding door regionale
instellingen
Samenwerking Veiligheidshuizen
Het doel van de veiligheidshuizen is het
verminderen van overlast en criminaliteit in de
regio door middel van de coördinatie van de
samenwerking tussen de justitie- en zorgketen. De
veiligheidshuizen richten zich daarbij op
veelvoorkomende criminaliteit zoals huiselijk
geweld, maar ook veel- en meerplegers en
jeugdigen die met justitie in contact komen.
De persoonsgerichte aanpak richt zich op de
preventie, curatie en repressie, waarbij
verschillende justitie- en zorgorganisaties
samenwerken om te komen tot een positieve
gedragsverandering bij de cliënt.
De doelgroepen van het veiligheidshuis en die van
het Regionaal Kompas overlappen elkaar op
verschillende gebieden. Er wordt daarom
samengewerkt met het CMA en andere initiatieven
van het Regionaal Kompas op het gebied van de
doelgroepen.
Voor de doelgroep (ex)gedetineerden heeft het
veiligheidshuis ten doel gesteld om een actieve
bijdrage te leveren aan het voorkomen van
recidive bij (ex)gedetineerden, het Regionaal
Kompas heeft tot doel dat huisuitzetting ten
gevolge van detentie niet meer voorkomt. Om
beide doelstellingen te halen is ervoor gekozen
samen te werken, aangezien effectieve zorg niet
enkel gericht is op huisvesting, maar ook in sommige
gevallen dwang en drang, zorg, dagactiviteiten met
zich mee moet brengen.
De uitvoering van de nazorg aan ex gedetineerden
vindt plaats in het veiligheidshuis. Procesmanagers in
beide veiligheidshuizen geven de nazorg van deze
doelgroep verder vorm.
Geweld achter de voordeur Huiselijk
geweld/Kindermishandeling)
In de twee veiligheidshuizen in Noord en Midden
Limburg komt de integrale aanpak van huiselijk
geweld tot uiting in de casusoverleggen huiselijk
geweld onder regie van een gemeentelijke
procesmanager.
41
Er is een regionale visie en een regionaal kader
bestrijding van huiselijk geweld.




Er is een goed functionerend steunpunt
Huiselijk Geweld in Noord en Midden
Limburg.
Er is een integrale meldcode huiselijk
geweld en kindermishandeling in Noord en
Midden Limburg.
De kwaliteit van de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling in Noorden Midden Limburg is gewaarborgd.
Er is een integraal en eenduidig
beleidskader huiselijk geweld voor Noord
en Midden Limburg.
Bemoeizorg
De bemoeizorg biedt, als onderdeel van de OGGz,
sociaal-psychiatrische hulpverlening. De bemoeizorg
richten zich op de zorgmijders, de mensen die in
behoeftige of anderszins verkommerde
omstandigheden leven maar de stap naar de
reguliere hulpverlening (nog) niet kunnen of willen
maken.
Bemoeizorg wordt preventief ingezet aan het begin
van de keten (signalering, melding, casefinding en
hulpverlening).
Bemoeizorg werkt conform de handreiking OGGz en
zet de daarin benoemde activiteiten in bij het
vinden en toeleiden van zorgwekkende zorgmijders
die verslaafd en psychiatrisch zijn en/of extreme
overlast veroorzaken.
Bemoeizorg wordt niet ingezet daar waar gaten
vallen en biedt geen hulpverlening waarvoor
bemoeizorg niet is bedoeld.
De bemoeizorgteams van Midden-Limburg en NoordLimburg intensiveren en uniformeren hun
samenwerking.
De verbeteringen van de registratie moet een nog
beter inzicht geven in de omvang van de
problematiek van zorgmijders en overlastgevers in
Noord en Midden Limburg.
42
Bijlage
Afkortingen
AED
AIDS
AMK
AMW
AWBZ
AZC
BIND
BJZ
CB
CBS
Cib
CJG
COA
Communitybenadering
DHV
DKTP
EHBO
EHEC
EKD
GAGS
GES
GGD
GGZ
GHOR
Grip
GVO
GVS
HIV
IGZ
JGZ
KNCV
LSD
MBvO
MDL-arts
MEE
MER
MKB
MMK
NML
NNGB
OGGz
Pandemie
PPG1
PPG2
PSH
RAAK
RIAGG
RIVM
RMO
RO
RVP
SEH
SES
Sense
SMART
SES
SOA
SCP
TBC
THZ
Vilans
Vmbo
automatische externe defibrillator
Acquired Immune Deficiency Syndrome
Advies en Meldpunt Kindermishandeling
Algemeen Maatschappelijk Werk
Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten
Asielzoekerscentrum
Bewegen in een nieuwe dimensie
Bureau JeugdZorg
Consultatiebureau
Centraal Bureau voor Statistiek
Centrum infectieziektebestrijding
Centrum voor Jeugd en Gezin
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers
Intensieve netwerkbenadering en samenwerking met lokale organisaties en de bevolking zelf
Districts Huisartsen Vereniging
Difterie Kinkhoest Tetanus Poliomyelitis
Eerste Hulp bij Ongelukken
Enterohemorragische Escherichia coli
Elektronisch Kind Dossier (Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg)
Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen
Gezondheidseffectscreening
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
Geestelijke gezondheidszorg
Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen rampen
Gecoördineerde Regionale Incidentsbestrijdings Procedure
Gezondheids Voorlichting en –Opvoeding
Gezonde en Veilige School
Humaan Immunodeficiëntie Virus
Inspectie GezondheidsZorg
Jeugdgezondheidszorg
Koninklijke Nederlandse Centrale Vereniging tot bestrijding der Tuberculose
Lysergeenzuurdi-ethylamide
Meer bewegen voor Ouderen
Maag-darm-leverarts
Organisatie voor ondersteuning bij leven met een beperking
Milieueffectrapportage
Midden en Kleinbedrijf
Medische milieukundige zorg
Noord- en Midden-Limburg
Nederlandse norm gezond bewegen
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Infectie met een virus van een onbekend type waarvan geen vaccin voorradig is
Productenaanbod Publieke Gezondheid
Programma Publieke Gezonheid
Psychosociale hulpverlening
Reflectie en Actiegroep Aanpak Kindermishandeling/ Regionale Aanpak Kindermishandeling
Regionale Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu
Raad voor maatschappelijke ontwikkeling
Ruimtelijke ordening
Rijks Vaccinatie Programma
Spoedeisende hulp
Sociaal Economische Status
Centrum voor sexuele gezondheid
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Resultaatgericht, Tijdsgebonden
Sociaal Economische Status
Seksueel overdraagbare aandoeningen
Sociaal en Cultureel Planbureau
Tuberculose
Technische hygiënezorg
Kenniscentrum voor langdurige zorg
Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
43
VROM
VTV
VWS
Wcpv
WHO
Wmo
Wpg
WWZ
XTC
ZAT
Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu
Volksgezondheid Toekomst Verkenningen
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
World Health Organization (wereld gezondheidsorganisatie)
Wet maatschappelijke ondersteuning
Wet publieke gezondheidszorg (opvolger van Wcpv)
Wonen-Welzijn-Zorg
straatnaam voor tabletten of poeders die onder meer de stof 3,4methyleendioxymethamfetamine (MDMA) bevatten
Zorg Advies Team
54
44
Bijlage
Gezondheid in de peiling: gezondheidssituatie, trends, ontwikkelingen, risicofactoren en risicogedrag
Een beeld van de gezondheidstoestand van onze inwoners kan worden gevormd door gegevens over onze
gemeente te vergelijken met gegevens over de regio Noord- en Midden-Limburg, de provincie Limburg en de
rest van Nederland. De lokale en regionale cijfers kunnen niet altijd worden vergeleken met de landelijke
omdat er sprake is van andere methoden van onderzoek en diverse indicatoren op een andere wijze zijn
bepaald.
Gezondheidsprofiel
Uit de Gezondheidsenquête 2003 en de gezondheidsmonitoren 2009 van de GGD Noord- en Midden-Limburg
bleek dat de gezondheid van de inwoners van Maasgouw op bepaalde gebieden positief en op andere gebieden
negatief afsteekt ten opzichte van de rest van Limburg en van Nederland.
Met de mate van voorkomen van aandoeningen en de sterftecijfers bij deze belangrijkste aandoeningen, in
relatie tot de landelijke en regionale cijfers, kunnen wij een gezondheidsprofiel van onze bevolking schetsen.
Aanleiding
Aantallen
Hart en
vaatziekten
Kanker
Ziekte ademhalingsorganen
Suikerziekte
Psychische gezondheid
Aandoeningen
bewegingsapp
araat
Belangrijkste
doodsoorzaak
: 34 % van de
sterfte wordt
hierdoor
veroorzaakt
Belangrijkste
doodsoorzaak na
hart- en
vaatziekten. Iets
meer dan 25 %
van de sterfte
wordt hierdoor
veroorzaakt.
Cara en astma zijn
ziekten die voor een
belangrijk deel
verantwoordelijk zijn
voor de sterfte.
Belangrijkste
risicofactor is roken,
Uit regionale cijfers
blijkt dat het
hebben van
diabetes in 2003
(2%) is verdubbeld
tov 1999 (4%).
Op provinciaal en regionaal
niveau is een toenemende
trend in het aantal mensen
met persoonlijke gegevens
met persoonlijke
problemen en problemen
met sociale trends
Aandoeningen
aan het
bewegingsapp
araat
veroorzaakt
een groot deel
van de
ziektelast.
Uit regionale
cijfers blijkt
dat 3 op de 10
mensen last
heeft van
aandoeningen
aan het
bewegingsgap
paraat.
6 % van de
bevolking lijdt
aan een of
meerdere van
deze
aandoeningen
.
1 op de 16 mensen heeft
een indicatie voor een
depressie.
Verge-lijking
regionaal/landelijk
Sterfte is bij
mannen in
Maasgouw en
de regio NML
gelijk aan
Nederland.
Voor mannen in
Maasgouw en de
regio is de
sterfte gelijk aan
Nederland
Vrouwen:
lichte
oversterfte in
regio. Niet
terug te zien
in Maasgouw.
In de kern
Maasbracht
sterfte
vrouwen iets
verlaagd.
In Maasgouw en
de regio
overlijden
gemiddeld
minder vrouwen
dan in de rest
van Nederland.
Naar verhouding zijn
in Maasgouw
evenveel mensen
overleden als in
Nederland. Wel is er
sprake van oversterfte
bij mannen in de
regio.
De sterfte in
Maasgouw wijkt
niet af van het
cijfer in Nederland.
45
Dit percentage mensen
met een depressie is iets
lager dan het regionale en
provinciale percentage.
Het betreft vooral mensen
van boven de 40 en
mensen met een lagere
sociaal economische
status.
Conclusies belangrijkste gezondheidsproblemen
Ruim 1 op de 6 inwoners ervaart zijn/haar gezondheid als matig tot slecht. In de rest van Limburg en in
Nederland ervaart bijna 1 op de 5 inwoners dit.
Uit provinciale cijfers blijkt dat mensen met een lagere sociaaleconomische status (SES) en ouderen, hun
gezondheid vaker als matig tot slecht beoordelen. Uit landelijke cijfers blijkt dat mensen met een lagere SES
ook vaker een mindere gezondheid hebben dan degenen met een hogere SES. Naar verwachting geldt dit ook
voor Maasgouw.
Dat men de eigen gezondheid ‘goed’ noemt, wil nog niet zeggen dat er geen gezondheidsproblemen zijn. In
Maasgouw blijkt in de maanden voorafgaand aan het moment van de Gezondheidsenquête dat de helft van
volwassen bevolking contact heeft gehad met de huisarts. Bijna één op de vijf inwoners heeft contact gehad
met een medisch specialist. Deze resultaten komen overeen met provinciale gegevens. Hierin is ten opzichte
van de vorige Gezondheidsenquête uit 1998 geen verandering te zien.
De sterfte voor zowel voor mannen als vrouwen aan hart- en vaatziekten, ziekten van de ademhalingswegen en
suikerziekte is in Maasgouw naar verhouding gelijk aan die in Nederland.
Wat betreft de kankersterfte bij vrouwen in Maasgouw is deze naar verhouding lager dan die in Nederland. Dat
geldt niet voor de kankersterfte bij de mannen. Toch zal op den duur door een verouderde bevolking en
‘slechtere’ leefwijzen van burgers het aantal patiënten met hart- en vaatziekten, kanker of andere
aandoeningen zoals suikerziekte in Nederland en ook in Maasgouw toenemen.
Verder hebben de inwoners van Maasgouw over het algemeen wat minder problemen met de psychische
gezondheid dan de rest van de Limburgers. Wel is er bij de lager opgeleiden vaker sprake van depressie en
eenzaamheid dan bij personen die een hoge opleiding hebben genoten. Het aantal mensen waarvan bekend is
dat ze lijden aan depressie is de laatste 10 jaar sterk toegenomen. Conform de landelijke trend zal ook in
Maasgouw het aantal mensen met een depressie stijgen.
Daarnaast blijkt uit regionale cijfers dat 3 op 10 mensen last heeft van aandoeningen aan het
beweginsgapparaat, wat een groot deel van de ziektelast veroorzaakt.
Risicogedrag
Zoals ongezond gedrag in het verleden sterk van invloed is op de ziektelast van nu, zo zal het huidige gedrag
voor een deel de volksgezondheid van de toekomst bepalen.
Naast geslacht en leeftijd speelt ook de sociaaleconomische status (gebaseerd op opleidingsniveau) een rol bij
het voorkomen van deze risicofactoren. Als gekeken wordt naar het voorkomen van risicofactoren voor zowel
volwassenen in de leeftijd van 20 tot en met 75 jaar als jongeren, in het bijzonder 2e klassers (12 t/m 15 jaar)
en 4e klassers (14 t/m 18 jaar) van het voortgezet onderwijs, in relatie tot de landelijke en regionale cijfers,
dan geeft dat het volgende beeld.
46
Aanleiding
Roken
Alcohol en druggebruik
Roken levert de meeste
gezondheidsschade op van
alle risicogedragingen en is
medeverantwoordelijk voor
hoge sterfte aan kanker en
hart en vaatziekten.
Overmatig alcohol- en
drugsgebruik zijn schadelijk
voor de gezondheid
Lichamelijke
inactiviteit
Na roken de
belangrijkste
risicofactor voor
hart en
vaatziekten.
De Nederlandse
norm gezond
bewegen stelt dat
volwassenen
gedurende vijf
dagen per week
tenminste een half
uur per dag
intensief moeten
bewegen
Volwassenen
Percentage rokers in
Maasgouw = 25 %. Dit is gelijk
aan het regionale percentage
en lager dan het provinciale
percentage (28%).
9 op de 10 volwassenen
drinkt wel eens alcohol.
12 % drinkt wekelijks zwaar
(minstens eenmaal per week
op 1 dag zes of meer
glazen).
De beweegnorm
voor jongeren is 5
dagen per week
een uur sporten/
bewegen.
In Maasgouw haalt
66 % de
beweegnorm niet.
Dit percentage is
gestegen tov 2003.
Overmatig alcoholgebruik
komt meer voor bij mannen.
Ouderen
Een op de vijf ouderen rookt.
Er is een daling tov 2003 en
2005 te zien.
Stoppen met roken is, ook op
ouderen leeftijd, zeer zinvol.
Een jaar nadat iemand is
gestopt met roken is de kans
op hart en vaatziekten al
enorm gedaald. Ook stijgt de
kwaliteit van leven.
1 op de 5 mannen en
vrouwen van 55-75 drinkt
overmatig alcohol ( bij
mannen meer dan 21 glazen
per week en bij vrouwen
meer dan 14 glazen per
week).
Het Nationaal Instituut voor
gezondheidsbevordering
constateert dat bij ouderen
sprake is van een zorgelijke
ontwikkeling die gezien de
vergrijzing veel aandacht
verdient.
Van de ouderen
55-75 jaar
beweegt 2/3 niet
volgens de
aanbevolen
landelijke norm.
47
Groente en fruit
consumptie
Het eten van
voldoende groente
en fruit (2 ons
groente en 2 stuks
fruit per dag) kan het
ontstaan van diverse
vormen van kanker
reduceren.
Overgewicht en hoge
bloeddruk
Overgewicht en hoge
bloeddruk zijn
belangrijke
risicofactoren voor de
gezondheid
In Maasgouw en de
overige Limburgse
gemeenten haalt
ruim 90% volwassen
deze norm niet.
Landelijk en
regionaal is sprake
van een lichte
stijging van het
aantal mensen dat
niet aan de norm
voldoet. Dit is een
zorgelijke situatie.
In Maasgouw is er bij 47
% van de volwassen
sprake van overgewicht.
Dit percentage komt
overeen met landelijke
en regionale
percentages. Er is
sprake van een
stijgende trend.
In de voeding van
ouderen ontbreken
vaak belangrijke
voedingsmiddelen.
87 % van de ouderen
voldoet niet aan de
groente en fruit
norm. De trend van
de groente en fruitconsumptie blijft
negatief.
In Maasgouw heeft 13
% van de inwoners een
te hoge bloeddruk. Ook
hier is sprake van een
stijgende trend.
62 % van de mannen en
54 % van de vrouwen
heeft overgewicht. Er is
sprake van een
toenemende trend.
Jeugd
Jongeren in het VO in de
tweede klas 8 % rookt en in
de vierde klas rookt 23 %.
Percentages wijken niet af van
de provinciale percentages.
Er roken meer meisjes dan
jongens.
Er is in 2005 sprake van een
daling tov 2001 en 1996. Op
Limburgs niveau betekent dit
voor de tweede klassen een
verloop van 22% - 17 % - 10 %
en voor de vierde klassen een
verloop van 38 % - 32% - 23%.
In de tweede klas VO geeft
10 % van de leerlingen aan
dronken of aangeschoten te
zijn geweest in de 4 weken
voorafgaand aan de
monitor. In de vierde klas is
dit 41 %.
Van de tweede
klas VO voldoet 63
% niet aan de
beweegnorm. Van
de vierde klas VO
voldoet 59 % niet
aan deze norm.
Drugsgebruik klas 2 VO:
1,9 % cannabis
0,2 % XTC
0,5 % overige harddrugs
60 % van de
leerlingen uit de
klassen 2 en 4 eten
niet dagelijks fruit.
Op 5 jarige leeftijd heeft
1/5 kinderen last van
overgwicht.
Op 14 jarige leeftijd
heeft 1/ 6 jongens en 1/
5 meisjes overgewicht.
3 % van de jongeren
heeft te maken met
ernstig overgewicht.
Drugsgebruik klas 4 VO
10 % cannabis
1% XTC
1% overige harddrugs
In 2001 is er sprake van een
daling van alcohol en
druggebruik tov 1996.
48
Conclusies risicogedrag:
Over het algemeen scoren de inwoners uit Maasgouw in vergelijking met Limburg en Nederland gelijk op de diverse
risicofactoren. Ook in Maasgouw is onder de doelgroepen ouderen, volwassenen en jeugd sprake van een aantal negatieve
trends.
Volwassen

Net als in de rest van Limburg is sprake van een dalende trend in het aantal rokers. Om deze daling door te laten
zetten, is het wenselijk hiervan een speerpunt te maken in nieuwe lokaal gezondheidsbeleid van de gemeente
Maasgouw.

Het alcoholgebruik in Maasgouw is vergelijkbaar met de rest van de provincie. Bij mannen komt overmatig
alcoholgebruik meer voor dan bij vrouwen. Onder inwoners met een laag en gemiddeld opleidingsniveau bevinden
zich de meeste zware drinkers.

In vergelijking met de overige Limburgers voldoet ook in Maasgouw tweederde van de inwoners niet aan de
“beweegnorm”. Aangezien de trend ongunstig is en steeds meer mensen minder gaan bewegen, is dit ook een
aandachtspunt.

De inwoners van Maasgouw eten naar verhouding wekelijks even vaak groente en fruit als de bevolking in de hele
provincie, maar ze eten dit wel onder de aanbevolen norm.

In Maasgouw kampen naar verhouding evenveel mensen met overgewicht als elders in de provincie en het land.
Echter aangezien de landelijke trend ongunstig is, en steeds meer mensen, ook de inwoners van Maasgouw
overgewicht ontwikkelen, is dit ook een speerpunt voor het nieuwe lokaal gezondheidsbeleid.
Ouderen

Net als bij de volwassenen zien we ook bij ouderen een daling in het rookgedrag. Omdat stoppen met roken ook op
oudere leeftijd nog zin heeft, is dit ook een aandachtsgebied voor lokaal gezondheidsbeleid.

Relatief gezien drinken in de regio meer ouderen alcohol dan gemiddeld in Nederland. Alcoholproblemen bij
ouderen worden vaak slecht en laat herkend. Landelijk wordt geconstateerd dat er bij ouderen een zorgelijke
ontwikkeling gaande is in de alcoholproblematiek die veel aandacht verdient.

Tweederde van de ouderen beweegt niet volgens de beweegnorm. Daarbij kampen 3 van de 5 ouderen met
overgewicht. Als de huidige trend zich voorzet neemt het percentage ouderen met overgewicht toe.

In de voeding van ouderen ontbreken vaak belangrijke voedingsmiddelen. Bijna 90% voldoet niet aan de richtlijnen
voor groenten en fruit. Voor ouderen geldt vooral: blijf op gewicht. Om overgewicht te voorkomen kunnen de
ouderen het beste meer bewegen en niet minder gaan eten. Zodat ze toch de juiste en voldoende voedingstoffen
binnen krijgen.

Overgewicht, en daarmee ook voeding en beweging is een van de speerpunten van het gezondheidsbeleid voor de
komende jaren. Bij ouderen is echter ook het voorkómen van ondervoeding een aandachtspunt voor preventie.
Jeugd




Net als de rest van Limburg is er in Maasgouw een daling van het percentage rokers onder jongeren te zien.
Aangezien roken een ernstige bedreiging is voor de gezondheid, in het bijzonder als men daar op jonge leeftijd al
mee begint, is dit zeker een speerpunt.
De grootste groep “drinkers” is onder de doelgroep jongeren te vinden.
Leerlingen uit het voortgezet onderwijs zijn even inactief als hun leeftijdsgenoten uit de rest van Limburg.
Aangezien de trend ongunstig is, is dit ook een aandachtspunt.
Ook zou de groente- en fruitconsumptie van jongeren zou zeker verbeterd kunnen worden, dat is van belang,
aangezien zowel ongezonde als gezonde eetgewoonten al jong worden aangeleerd.
Milieuhinder
Hinder of overlast door geluid, stof, rook, roet en stank in de directe woonomgeving worden steeds vaker ervaren als
aantasting van de kwaliteit van leven. Het ondervinden van hinder kan leiden tot stress en hierdoor een negatieve invloed op
de gezondheid hebben. Wegverkeer is in Limburg de belangrijkste bron van zowel geluidshinder als geurhinder.

In geheel Limburg worden alle vormen van milieuhinder (geluid, stank, stof/roet, wegverkeer, vliegverkeer en
industrie) in 2003 aanzienlijk vaker gerapporteerd dan in 1998. De mate waarin inwoners van Maasgouw milieuhinder
ervaren zal in grote lijnen overeenkomen met de ervaren hinder in de rest van de Provincie. Afhankelijk van het
gebied (stad of dorp) zijn er verschillen, met name in de bronnen die de milieuhinder veroorzaken.
Gebruik van gezondheidszorgvoorzieningen

Uit resultaten van de Gezondheidsenquête blijkt dat 77% van de inwoners van Maasgouw in de 3 maanden
voorafgaand aan het onderzoek gebruik heeft gemaakt van één of meerdere gezondheidsvoorzieningen.

Van de volwassenen is de helft bij een huisarts geweest.

Drie op de 10 van alle ondervraagde volwassenen is voor behandeling bij de tandarts geweest en 18% van hen is bij
een medisch specialist geweest.

Vier procent van de inwoners is bij het RIAGG of de GGZ geweest.

Daarnaast maakt bijna 3% gebruik van de Thuiszorg.

Over het geheel genomen is er (in vergelijking met 1998) een afname in het gebruik van gezondheidsvoorzieningen.
Vrouwen maken meer gebruik van gezondheidsvoorzieningen dan mannen.
49
50
Bijlage
Terugblik gezondheidsbeleid 2004 – 2011
51
Download