Uitvoering Wet BOPZ 1 Uitvoering Wet BOPZ Definities en begrippen BOPZ: De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen Dwangbehandeling: Dwangbehandeling is het uitvoeren van een behandeling of interventie met betrekking tot onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging waarbij de cliënt zich verzet. Verzet: verbaal of door gedrag (zoals afweren of tegenwerken) afwijzen van een behandeling of handeling met betrekking tot verpleging, verzorging of onderzoek. Vrijheidbeperkende middelen of maatregelen: Keuzevrijheid of bewegingsvrijheid beperkende interventies en afspraken. Deze zijn alleen toegestaan indien ze noodzakelijk zijn om een gevaar of risico af te wenden voor de cliënt of anderen. Middelen en Maatregelen in noodsituaties: Vrijheidbeperkende middelen of maatregelen die getroffen worden om gevaar in een noodsituatie op te heffen. Deze mogen maximaal 7 dagen achtereen toegepast worden. Het gaat om fixatie, medicatie toedienen, vocht en voeding toedienen en afzondering. Onvrijwillig opgenomen: Cliënt die is opgenomen op basis van een Inbewaringstelling (IBS), Voorlopige Rechterlijke Machtiging (VRM) of op een artikel 60 of ‘BOPZ-indicatie’. Wilsonbekwaamheid: De cliënt is niet in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen in een bepaalde situatie. 1. Algemeen beleid en zorgvisie Het zelfbeschikkingsrecht en ‘zorg op maat’ zijn richtinggevende uitgangspunten voor de zorg aan onze cliënten. Cliënten worden zo goed mogelijk geholpen om zélf hun leven in te richten. Vrijheidsbeperking en dwang passen daar niet bij. Oudere cliënten hebben echter dikwijls te maken met gezondheidsproblemen waardoor zij minder goed in staat zijn risico’s in te schatten. Veel cliënten binnen de Wever zijn of worden in een bepaalde mate wilsonbekwaam. Dan is zorg nodig die rekening houdt met hun beperkingen maar ook ruimte biedt voor het maken van eigen keuzes. Ondersteuning door de partner, familie of mantelzorger is hierbij belangrijk. Die hebben immers vaak een goed beeld van de wensen en behoeftes van de cliënt. Participatie van de mantelzorger of vertegenwoordiger van de cliënt in de zorg wordt daarom gestimuleerd en is zichtbaar in het beleid van de locaties. Het zorgtoewijzingsbeleid van De Wever is er op gericht om cliënten met 2 psychogeriatrische stoornissen (dementie) zo lang mogelijk in hun vertrouwde woonsituatie (thuis, aanleunwoning, afdeling of unit ) te laten wonen. Dementie is geen reden om een cliënt over te plaatsen naar een andere afdeling. Als er vrijheidsbeperking of dwang moet worden toegepast bij de verzorging- verpleging of behandeling van cliënten met psychogeriatrische stoornissen wordt de cliënt opgenomen op een BOPZ-afdeling. Op BOPZ-afdelingen is de wet Bijzondere Opname Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) van toepassing. Deze afdelingen zijn als zodanig door het Ministerie van VWS aangemerkt. Naast de toepassing van dwang en vrijheidsbeperking zijn ernstige gedragsstoornissen zoals agressie, bewegingsdrang of hinderlijk gedrag een reden om cliënten over te plaatsen naar een BOPZ-afdeling omdat hierbij dikwijls corrigerend (en dus vrijheidsbeperkend) moet (kunnen) worden gehandeld. Cliënten kunnen op vrijwillige basis op een BOPZ-afdeling worden opgenomen met een CIZ-indicatie voor behandeling en verblijf. Het CIZ beoordeelt voor opname de bereidheid van de cliënt. Als de cliënt zich bewust verzet tegen opname kan opname alleen plaatsvinden met behulp van een Inbewaringstelling (IBS) of met een Voorlopige Rechtelijke Machtiging. Beiden worden in onze regio aangevraagd door de afdeling Ouderenzorg of de crisisdienst van de regionale GGz onder verantwoordelijkheid van een psychiater. Een Voorlopige Rechtelijke Machtiging (VRM) wordt afgegeven door de Rechtbank ingeval de dwangopname langdurig lijkt te moeten plaatsvinden. Een Inbewaringstelling (IBS) wordt afgegeven door de Burgemeester en geldt voor een kortdurende opname in akute situaties. Opname op grond van een Voorlopige Rechtelijke Machtiging, of Inbewaringstelling gebeurt alleen op de locaties Jozefzorg en de Hazelaar. Op die locaties is deskundigheid aanwezig in het verzorgen, verplegen en behandelen van cliënten met complexe psychogeriatrische zorgvragen, crisisopnames en het omgaan met dwang en verzet. Een VRM kan worden opgeheven door de BOPZ-arts of door het verlopen van de termijn waarvoor hij is verstrekt. In dat geval kan de cliënt worden opgenomen op de locatie van voorkeur. Bij demente cliënten is er echter meestal geen sprake van bewust verzet tegen opname en vindt opname op een BOPZ-afdeling plaats op grond van artikel 60 van de Wet BOPZ. Hierbij geeft de cliënt geen instemming maar maakt ook geen bezwaar tegen opname en het verblijf. 2. Zo min mogelijk vrijheidsbeperking toepassen Het verminderen van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen vereist in de eerste plaats de aanwezigheid van voldoende deskundige medewerkers. Medewerkers die met deskundig zijn in het herkennen van en omgaan met geheugenstoornissen en agressie van cliënten. Om het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen tot een minimum te beperken worden medewerkers ondersteund in het zoeken naar alternatieven en het ontwikkelen van een zelfkritische houding ten aanzien van het gebruik van vrijheidsbeperking. Daarvoor worden periodieke interne audits gehouden en wordt in de multidisciplinaire teambesprekingen het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen periodiek besproken. Binnen de artsenteams wordt het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en maatregelen regelmatig geëvalueerd aan de hand van de maandoverzichten. Als vrijheidsbeperking toch nodig is, wordt de minst ingrijpende maatregel gebruikt. Toezicht is beter dan het fixeren van cliënten of het toedienen van psychofarmaca. Cliënten met psychogeriatrische stoornissen worden daarom overdag in huiskamers of kleinschalige units in groepsverband verzorgd en begeleid. Daarbij is in principe permanent en adequaat toezicht door een verzorgende of door een geïnstrueerde medewerker. Op de unit is tenminste één verzorgende van kwalificatieniveau 3 aanwezig en is een verpleegkundige 3 beschikbaar die binnen 20 minuten aanwezig kan zijn. Elke locatie heeft een werkinstructie waarin het toezicht op de huiskamers en units is vastgelegd. 3. Vrijheidsbeperkende middelen of maatregelen op BOPZ-afdelingen Voordat vrijheidsbeperking of dwang worden toegepast wordt in overleg met de vertegenwoordiger onderzocht of er alternatieven zijn. De behandelend arts is verantwoordelijk voor het besluit om vrijheidsbeperkende maatregelen of dwang toe te passen. Als er sprake is van dwang of als de cliënt zich verzet tegen de vrijheidsbeperkende middelen of maatregelen informeert de behandelend arts de BOPZ-arts door middel van het Meldingsformulier Dwangbehandeling Situatie bij Aanvang. De BOPZ- arts stuurt het meldingsformulier naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg Op BOPZ- afdelingen mogen de volgende vrijheidsbeperkende middelen of maatregelen worden toegepast: - beperken van de bewegingsvrijheid door verblijf op een gesloten afdeling - gebruik van materialen zoals een fixatie band (ook wel rolband of Zweedse band genoemd) in bed of een stoel, hoge bedhekken, een voorzetblad, verpleegdeken; - zonder toezicht afzonderen van de cliënt in de eigen woonkamer *; - onder dwang toedienen van medicatie; - gecamoufleerd toedienen van medicatie door het eten of drinken met de bedoeling dat de cliënt hiervan niet op de hoogte is; - toedienen van medicatie met als doel de cliënt te sederen; - elektronische detectie en alarmering; - elektronische afsluitingen van deuren en liften - onder dwang toedienen van vocht of voeding - onthouden van alcohol of andere genotmiddelen. * Cliënten die op een meerpersoonskamer verblijven en voor medebewoners hinderlijk roepgedrag hebben, kunnen s nachts in een andere kamer of in de huiskamer geplaatst worden. Een cliënt met voor anderen storend gedrag kan overdag van de huiskamer naar de eigen kamer wordt verplaatst. Dit wordt beschouwd als vrijheidsbeperking en opgenomen in het zorg(leef)plan en geregistreerd op het formulier Vrijheidbeperkende maatregelen. Vrijheidsbeperkende maatregelen worden tenminste eenmaal per 6 weken geëvalueerd door de behandelend arts en de zorgmanager / teamleider en worden beëindigd wanneer het gevaar is geweken. 4. Middelen en Maatregelen in Noodsituaties op BOPZ-afdelingen Soms is het nodig om acuut vrijheidsbeperkende maatregelen of dwang toe te passen. Dan spreken we van Middelen en Maatregelen in noodsituaties. De wet BOPZ staat toe dat deze maximaal 7 dagen worden toegepast. Het gaat daarbij om de volgende middelen of maatregelen. - afzondering, - fixatie, - toediening van vocht en/of voeding en - medicatie. Middelen en Maatregelen in noodsituaties mogen alleen worden toegepast in de volgende omstandigheden: Er is sprake van een tijdelijke noodsituatie die zijn oorzaak vindt in de toestand van de cliënt. Externe omstandigheden zoals tijdelijk te weinig persoon zijn geen reden voor 4 vrijheidsbeperking. Het moet gaan om niet te verwachten gevaar, want te verwachten gevaar moet worden voorkomen door middel van in het zorg(leef)plan opgenomen interventies. Alleen de hierboven genoemde Middelen of Maatregelen mogen worden toegepast waarbij steeds de minst ingrijpende, meest effectieve methode wordt gekozen. De behandelend arts, of bij diens afwezigheid het verpleegkundig afdelingshoofd, teamleider, MZT-lid of coördinerend verpleegkundige beslist over de toepassing van Middelen of Maatregelen. Toepassing van Middelen of Maatregelen wordt direct gemeld aan de echtgeno(o)t(e)/partner, de wettelijk vertegenwoordiger of de tweede contactpersoon en aan de BOPZ-arts en Inspectie Gezondheidszorg. Als het niet mogelijk is om de Middelen en Maatregelen binnen 7 dagen te beëindigen wordt in overleg met de vertegenwoordiger het zorg(leef)plan aangepast. De vrijheidsbeperkende maatregel wordt in het zorg(leef)plan opgenomen en geregistreerd op het registratieformulier vrijheidsbeperkende maatregelen. De behandelend arts doet dat in overleg met het andere disciplines zoals de psycholoog en zorgcoördinator of eerst verantwoordelijk verzorgende. Voor de toepassing vindt overleg plaats met de vertegenwoordiger van de cliënt die toestemming moet geven van de aanpassing van het zorg(leef)plan. 5. Verzet tegen het verblijf op de BOPZ-afdeling Als de cliënt zich consistent en over een langere periode verzet tegen het verblijf wordt in het multidisciplinair overleg onderzocht of de cliënt zich buiten het zorgcentrum kan handhaven met beschikbare mantel- en thuiszorg of alternatieve behandelingen beschikbaar zijn. Het zoeken naar alternatieven gebeurt in overleg met de vertegenwoordiger van de cliënt en de zorgadviseur. Bij de beoordeling van het verzet wordt gebruik gemaakt van het protocol Dwangbehandeling en verzet. Bij blijvend verzet tegen het verblijf vraagt de behandelend arts de consulent gerontopsychiater in consult. Blijft het verzet tegen het verblijf bestaan en is ontslag niet mogelijk, dan wordt op verzoek van de behandelend arts en in overleg met vertegenwoordiger een Voorlopige Rechtelijke Machtiging aangevraagd. De behandelend arts informeert de BOPZ-arts die na ontvangst van de VRM de Inspectie voor de Gezondheidszorg informeert. 6. Vrijheidsbeperking op niet BOPZ-afdelingen Op niet BOPZ-afdeling is de wet BOPZ niet van toepassing en mag er geen gedwongen opname of verblijf of dwangbehandeling plaatsvinden. Op niet- BOPZ-afdelingen is het soms toch noodzakelijk om bij een cliënt vrijheidsbeperking toe te passen. Bijvoorbeeld bij een delier dat optreedt bij een tijdelijke ziekte. Of als er acuut gevaar ontstaat als een demente cliënt verdwaalt en wegloopt uit het zorgcentrum. In die situaties mag tijdelijk een vrijheidsbeperkende maatregel worden toegepast. Net als op BOPZ afdelingen wordt het besluit hiertoe genomen door de behandelend arts en na overleg met de vertegenwoordiger. Verzorgingsafdelingen zijn niet-BOPZ-afdelingen waar de huisarts verantwoordelijk is voor het toepassen van tijdelijke vrijheidsbeperkende maatregelen in noodsituaties. De huisarts kan deze verantwoordelijkheid overdragen aan de verpleeghuisarts. Als de huisarts verantwoordelijk is voor het besluit noteert de zorgmanager of teamleidinggevende de maatregel op het formulier vrijheidsbeperkende maatregelen in het zorgdossier na overleg met de vertegenwoordiger van de cliënt. Als de verpleeghuisarts hiervoor verantwoordelijk is noteert hij in het dossier de reden van toepassing en vult hij het formulier 5 vrijheidsbeperkende maatregelen in. In het eerstvolgende MDO wordt de vrijheidsbeperkende maatregel geëvalueerd en wordt door de huisarts of verpleeghuisarts besloten of de vrijheidsbeperking wordt gecontinueerd. Indien de vrijheidbeperkende maatregel langdurig moet worden toegepast of als er verzet van de cliënt is, wordt in overleg met de vertegenwoordiger een BOPZ-indicatie aangevraagd en wordt de cliënt met voorrang overgeplaatst naar een BOPZ-afdeling, bij voorkeur op dezelfde locatie. Soms is het niet duidelijk of er sprake is van vrijheidsbeperking. Bijvoorbeeld bij het gebruik van hoge bedhekken, een rolstoelblad of een elektronisch detectiesysteem. Als de cliënt wilsbekwaam is en toestemming geeft voor het gebruik is er uiteraard geen sprake van vrijheidsbeperking en wordt de maatregel of het hulpmiddel met diens toestemming opgenomen in het zorg(leef)plan. Indien de cliënt zijn wil niet kenbaar kan maken of zijn situatie niet goed meer kan beoordelen wordt onderzocht of de cliënt akkoord is met de interventie. Dat gebeurt door de behandelend huisarts of verpleeghuisarts en in overleg met de vertegenwoordiger en verzorgenden. De interventie wordt altijd opgenomen in het zorg(leef)plan en geëvalueerd in het multidisciplinair overleg. Als er op een niet-BOPZ-afdeling sprake is van verzet van de cliënt mag alleen ter voorkoming van ernstig lichamelijk letsel een noodmaatregel worden toegepast. De vertegenwoordiger van de cliënt wordt zo spoedig mogelijk geïnformeerd en om toestemming gevraagd. De uitvoering van de noodmaatregel gebeurt volgens het protocol ‘Dwangbehandeling en verzet’. Alleen als de cliënt wilsonbekwaam is worden vrijheidsbeperkende middelen of maatregelen behalve in het zorgplan ook geregistreerd op het formulier Vrijheidbeperkende maatregelen in het zorgdossier. De inschatting van bekwaamheid ten aanzien van een bepaalde beslissing of handeling van de cliënt wordt door de behandelend arts uitgevoerd in overleg met andere zorgverleners, de cliënt en diens (wettelijk) vertegenwoordiger. De overwegingen en conclusies worden vastgelegd in het zorg(leef)plan. 7. Het zorg(leef)plan en het zorgdossier Vrijheidsbeperking wordt, behalve in acute noodsituaties, altijd toegepast binnen een multidisciplinair opgesteld zorg(leef)plan onder verantwoordelijkheid van de verpleeghuisarts. In het zorg(leef)plan worden de zorgproblemen, de doelstellingen en de acties van de verschillende disciplines vastgelegd en geëvalueerd. Vrijheidsbeperkende middelen of materialen en dwangbehandeling worden in het zorg(leef)plan opgenomen en tevens in het zorgdossier geregistreerd in het formulier Vrijheidsbeperkende maatregelen. In het zorgdossier wordt door de verpleeghuisarts vermeld welke afwegingen hebben geleid tot de keuze voor de maatregel. Het zorg(leef)plan wordt bij het opstellen en bij belangrijke wijzigingen besproken met de vertegenwoordiger van de cliënt. Die ondertekent evenals de behandelend arts het zorg(leef)plan voor akkoord en ontvangt een kopie. De vertegenwoordiger van de cliënt is de persoon die door hemzelf schriftelijk hiervoor is aangewezen, of door de Rechter als Mentor of Bewindvoerder is benoemd. Bij een wilsonbekwame cliënt die geen vertegenwoordiger heeft aangewezen treedt de echtgenoot of levenspartner op als zodanig. Bij diens afwezigheid de ouder, kind of broer of zus. Als met de cliënt of diens vertegenwoordiger ( of bij diens afwezigheid de tweede contactpersoon) geen overeenstemming wordt bereikt over het zorg(leef)plan of als de cliënt of diens vertegenwoordiger zich verzetten tegen de uitvoering van het zorg(leef)plan, wordt het zorg(leef)plan alleen uitgevoerd als dit noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de cliënt of voor anderen af te wenden. De verpleeghuisarts informeert hierover de BOPZ-arts of zijn vervanger die de Inspectie voor de Gezondheidszorg binnen 7 dagen op de hoogte brengt 6 8. Klachtenprocedure BOPZ De stichting beschikt over een klachtenprocedure zoals voorgeschreven in de Wet BOPZ en is aangesloten bij de Regionale Klachtencommissie. Deze commissie is toegerust om klachten te behandelen over: - het afgeven van een wilsonbekwaamheidsverklaring door de BOPZ-arts - het toepassen van (vrijheidsbeperkende)middelen of maatregelen - het beperken van rechten en bewegingsvrijheid in en rond de instelling - het uitvoeren van het zorg(leef)plan en behandeling zonder toestemming of bij verzet van de cliënt. Alle cliënten die op een BOPZ-afdeling komen wonen, krijgen een schriftelijke toelichting over de klachtenprocedure binnen de Wever. Ook de vertegenwoordiger krijgt een exemplaar. 9. Deskundigheid en opleiding De locaties stellen jaarlijks een scholingsplan op voor alle afdelingen en units waarin aandacht voor: - het herkennen en omgaan met geheugen- en gedragsstoornissen bij dementie. - het omgaan met agressie van cliënten. - het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en materialen. - bewustwording van en reflectie op de dilemma’s en probleemsituaties in de dagelijkse praktijk. Daarbij wordt gebruik gemaakt van periodieke casuïstiekbesprekingen en de interne basiscursus psychogeriatrie. De opleidingsplannen met bettrekking van de BOPZ-afdelingen worden beoordeeld door de BOPZ-werkgroep voordat ze worden opgenomen in het opleidingsplan van de locatie. De medische dienst ontwikkelt intervisie als instrument om een zelfkritische houding te bevorderen ten opzichte van het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen Voor leidinggevenden, artsen, psychologen, leden MZT-team, en coördinerend verpleegkundigen wordt tweemaal per jaar een interactieve bijscholingsbijeenkomst over het BOPZ-beleid van de Wever georganiseerd. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden De BOPZ-arts De BOPZ-arts ontleent zijn taken en verantwoordelijkheden aan de Wet BOPZ. Als zodanig is hij belast met het toezicht op de algemene gang van zaken op psychogeriatrisch en medisch gebied en op de kwaliteit van de zorg op de BOPZ-afdelingen. Hij is bevoegd om binnen deze kaders bindende richtlijnen te geven op alle niveaus van de stichting. De functie is binnen de Wever toegekend aan het hoofd medische dienst als eindverantwoordelijke voor het medisch beleid. De Raad van Bestuur benoemt zowel de BOPZ-arts als de waarnemend BOPZ-arts. Taken van de BOPZ-arts: - toezien dat onder de verantwoordelijkheid van de verpleeghuisarts een multidisciplinair zorg-leefplan wordt opgesteld en uitgevoerd, gericht op de psychogeriatrische problemen van de cliënt; - toezien dat er een systematisch zorg- en behandeldossier dossier wordt bijgehouden door alle disciplines; - autoriseren van alle protocollen die betrekking hebben op vrijheidsbeperking en 7 dwangbehandeling en de opname- en ontslagprocedures van BOPZ-afdelingen; - vaststellen aan welke eisen medewerkers moeten voldoen om vrijheidsbeperkende maatregelen toe te mogen passen; - toezien op het scholingsbeleid om medewerkers op de hoogte te brengen van werkwijze en risico’s van het toepassen van vrijheidsbeprekende maatregelen; - aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg dwangbehandeling en de tijdelijke toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen melden indien die niet in het zorg(leef)plan zijn opgenomen en opname melden van cliënten met een Voorlopige Rechtelijke Machtiging, - toezien op de registratie in het zorg(leef)plan van vrijheidsbeperkende maatregelen; - toezien op de voorlichting aan cliënten, vertegenwoordigers en familie over het beleid rond het toepassen van vrijheidsperkende maatregelen en de klachtenprocedure; - toezien op de naleving van de wet BOPZ inzake opname, voortzetting van verblijf, verlof, en ontslag op de BOPZ-afdelingen en toezien dat er geen cliënten zonder gegronde redenen onvrijwillig verblijven op een BOPZ-afdeling; - toezien op de wilsbekwaamheidsbeoordeling van cliënten; - geneeskundige verklaringen afgeven aan de Rechtbank bij verlenging van een VRM, of aan de Kantonrechter voor een aanvraag voor Mentorschap, onder Curatele stelling of Onderbewindvoering; - Rechtelijke Machtigingen verlengen of beëindigen. De verpleeghuisarts De verpleeghuisarts is verantwoordelijk voor de inhoud van het multidisciplinaire zorg(leef)plan en ziet toe op het opstellen en actueel houden van het zorgdossier. Hij beoordeelt en evalueert de noodzaak van het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen en overlegt met de cliënt of met diens vertegenwoordiger over de inhoud van het zorg(leef)plan. De verpleeghuisarts evalueert in het Multidisciplinair Overleg (MDO) de vrijheidsbeperkende maatregelen en ziet toe op de uitvoering ervan. De verpleeghuisarts beoordeelt de betekenis van verzet van de cliënt tegen verblijf of tegen uitvoering van het zorg(leef)plan en stelt vast of het noodzakelijk is om een VRM in te stellen, te verlengen of te beëindigen. De arts is verantwoordelijk voor de juiste registratie van vrijheidsbeperkende maatregelen in het zorgdossier. Mobiel Zorgteam en coördinerend verpleegkundige De verpleegkundige van het Mobiel Zorgteam of de coördinerend verpleegkundige beoordeelt ‘s avonds, ‘s nachts en in het weekend gevaarlijke situaties en is bevoegd om ernstig en acuut gevaar direct vrijheidsbeperkende maatregelen toe te (laten) passen. Hij informeert hierna z.s.m. de dienstdoende arts, die beslist of de maatregel toegepast blijft. De vertegenwoordiger van de cliënt of bij afwezigheid de 2e contactpersoon worden ‘s avonds en in het weekend direct door hem geïnformeerd en om toestemming gevraagd voor de genomen maatregelen. De zorgmanager De zorgmanager of teamleidinggevende is verantwoordelijkheid voor het toezicht op de uitvoering van vrijheidsbeperkende maatregelen. Hij is er ook verantwoordelijk voor dat zijn medewerkers voldoende deskundig zijn in het herkennen en omgaan met cliënten met psychogeriatrische stoornissen en in het toepassen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Bij afwezigheid van de zorgmanager is de dienstdoende verpleegkundige van het Mobiel Zorgteam of de coördinerend verpleegkundige verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering. De zorgmanager of teamleidinggevende controleert eenmaal per maand de vrijheidsbeperkende materialen op de afdeling en houdt hiervan een registratie bij. De verzorgende De verzorgende signaleert risicovolle situaties en rapporteert deze aan de zorgmanager of 8 teamleidinggevende of direct aan de verpleeghuisarts. ‘s Avonds, ‘s nachts of in het weekend informeert de verzorgende het coördinerende hoofd over gevaarlijke situaties voor cliënten. De verzorgende voert vrijheidsbeperkende maatregelen uit volgens de vastgestelde protocollen. De ergotherapeut Bij het verstrekken van (rol)stoel-hulpmiddelen en materialen signaleert de ergotherapeut of er sprake is vrijheidsbeperking, zoals bij het verstrekken van een rolstoelblad. De ergotherapeut overlegt dan met de behandelend arts en adviseert over alternatieve maatregelen. De directeur De directeur van de locatie ziet toe op de uitvoering van het BOPZ-werkdocument en ontvangt maandelijks een overzicht van alle cliënten waarbij vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast. De directeur draagt er zorg voor dat op de locatie een actueel overzicht beschikbaar is van alle cliënten waarbij die vrijheidsbeperkende middelen worden toegepast ten behoeve van hulpdiensten (brandweer) bij calamiteiten. Bureau Zorgadvies De zorgadviseurs van het bureau bewaken onder verantwoordelijkheid van het hoofd medische dienst de BOPZ- status van de cliënt bij opname, overplaatsing en ontslag. Zij verstrekken informatie over de klachtenprocedures binnen de Wever en ondersteunen desgevraagd aanvragen voor Mentorschap bij wilsonbekwame cliënten. PO&O De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden met betrekking tot de BOPZ zijn vastgelegd in de functieomschrijving van de hierboven genoemde medewerkers. IFA /afdeling ICT Eenmaal per maand genereert de afdeling ICT een overzicht van alle vrijheidsbeperkende maatregelen uit het elektronisch zorgdossier en stuurt het overzicht naar de directies, de zorgmanager / teamleider van de afdelingen en naar de BOPZ-arts. De BOPZ-werkgroep De BOPZ- werkgroep heeft als taak om het BOPZ-beleid van De Wever te evalueren, beleidsvoorstellen te doen en uitvoering te (helpen) geven aan de BOPZ-scholing. De BOPZ-arts is voorzitter van de werkgroep die verder bestaat uit een psycholoog, managers Zorg en afdelingshoofden van verzorgings- en verpleegafdeling en een verpleeghuisarts. De BOPZ-werkgroep beoordeelt jaarlijks de scholingsplannen voor de BOPZ-afdelingen. Materialen en de Commissie Vrijheidsbeperkende Maatregelen Binnen de Wever wordt gebruik gemaakt van een centraal vastgesteld assortiment van vrijheidsbeperkende hulpmiddelen en materialen. Het assortiment wordt samengesteld en geëvalueerd door de Commissie Vrijheidsbeperkende Maatregelen. De Materialencommissie beslist tot de aanschaf van het assortiment. De Commissie Vrijheidsbeperkende Maatregelen functioneert onder verantwoordelijkheid van de BOPZ-arts en heeft als taken - de BOPZ-arts en de Materialencommissie te adviseren in de keuze en de toepassing van vrijheidsbeperkende hulpmiddelen en materialen, - de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen periodiek te evalueren; - alternatieven zoeken voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen. Een verpleeghuisarts is voorzitter van de commissie die bestaat uit een zorgcoördinator, een sectormanager, psycholoog en een ergotherapeut van een BOPZ- afdeling. 9 De Commissie heeft toegang tot de MIC-meldingen die betrekking hebben op incidenten of ongevallen met vrijheidsbeperkende materialen en brengt jaarlijks verslag uit aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur en aan de BOPZ-arts. De directeur of locatiemanager is samen met het Hoofd Facilitaire Zaken verantwoordelijk voor de veiligheid van vrijheidsbeperkende materialen, en ziet toe op het onderhoud en de opslag van deze materialen en op de uitvoering van de onderhoudscontracten. Alle hulpmiddelen en materialen worden periodiek gecontroleerd op veiligheid en deugdelijkheid. 10