MA-thesis Semih Solmaz

advertisement
“Meeting Violence with Violence”
Robert F. Williams & de Afro-Amerikaanse
Burgerrechtenbeweging
“In hoeverre waren de strategie en de methoden die werden
bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar
met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze
Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging?”
Semih Solmaz
1283561
Masterscriptie MA History
Specialisatie: Political Culture and National Identities
Universiteit Leiden
Begeleider: Prof. dr. A. Fairclough
Tweede lezer: Dr. E. F. van de Bilt
26 januari 2016
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 2
Inleiding ..................................................................................................................................... 3
Historiografie ............................................................................................................................. 7
Vraagstelling en methode ....................................................................................................... 12
Deel I: Gewapende Broeders: Zelfverdediging in de Afro-Amerikaanse geschiedenis .......... 15
1.1: Inleiding ................................................................................................................ 16
1.2: Geweld tegen Zwarten ......................................................................................... 18
1.3: Brothers and Arms ................................................................................................ 22
1.4: Conclusie ............................................................................................................... 28
Deel II: Robert Franklin Williams: Een ander geluid ............................................................... 30
2.1: Inleiding ................................................................................................................ 31
2.2: Robert ................................................................................................................... 34
2.3: De strijd voor gelijke burgerrechten .................................................................... 39
2.4: Conclusie ............................................................................................................... 48
Deel III: Geweld en Geweldloosheid: De rol van armed self-defense in de Amerikaanse
burgerrechtenbeweging .......................................................................................................... 50
3.1: Inleiding ................................................................................................................ 51
3.2: Armed self-defense als concept ........................................................................... 52
3.3: Armed self-defense vs. Nonviolence .................................................................... 56
3.4: De praktijk van een strijder in conflict ................................................................. 62
Conclusie ................................................................................................................................. 70
Literatuur ................................................................................................................................. 74
2
Inleiding
In de jaren zestig van de vorige eeuw kende in het bijzonder het zuiden van de Verenigde
Staten een extreme vorm van segregatie. Zwart en blank waren tot in de bizarre details van
elkaar gescheiden. Zo beweert Chris Quispel, in zijn boek Hardnekkig Wantrouwen, dat er
zelfs gescheiden depots voor schoolboeken waren om te voorkomen dat een blank kind een
boek in handen zou krijgen dat door een zwart kind was vastgehouden.1 Segregatie in de
Verenigde Staten ging veel verder dan wij ons tegenwoordig kunnen voorstellen. Ook in
Monroe, een stad in North Carolina in het zuiden van de Verenigde Staten, was er geen
uitzondering op deze situatie.
In Monroe was er geen plek voor de zwarte kinderen om in de warme
zomermaanden lekker te gaan zwemmen. Hierdoor besloten deze speelse kinderen vaak om
in onveilige meertjes te gaan zwemmen zonder enig toezicht. Al te vaak was het
voorgekomen dat een Afro-Amerikaans kindje verdronk in deze onveilige omgevingen. Toen
in 1956 alweer een zwart kindje verdronk in één van de onveilige meertjes besloot Robert
Franklin Williams, de toenmalige voorzitter van de lokale tak van de NAACP, om dezelfde
faciliteiten te claimen waar blanken altijd al gebruik van hadden kunnen maken. Blanken en
hun kinderen konden namelijk wel gebruik maken van een veilig zwembad in de stad. Robert
vond dat ook zijn gemeenschap, en vooral de kinderen, recht hadden op een soortgelijke
ruimte of anders op minimaal een dag in het desbetreffende zwembad om veilig te kunnen
zwemmen. Volgens de lokale autoriteiten was een nieuw zwembad voor zwarten alleen veel
te duur. Een aparte dag reserveren voor alleen zwarten in het zwembad dat voor blanken
was bestemd was ook te duur. Het zwembad zou dan namelijk steeds leeggehaald,
gereinigd, en weer opnieuw gevuld moeten worden, omdat blanken vrijwel zeker niet in het
water wilden gaan zwemmen waar ook zwarten in hadden gezwommen. De autoriteiten
beloofden dat ze een apart zwembad zouden gaan bouwen als ze het geld ervoor zouden
hebben. Robert Williams wist eigenlijk al zeker dat dit geld er nooit zou komen en het
zwembad dus nooit gebouwd zou worden. Na vijf jaar was er nog steeds geen zwembad,
maar de zwarte gemeenschap zou het hier niet bij gaan laten.
1
Chris Quispel, Hardnekkig wantrouwen, De relatie tussen blank en zwart in de VS (Amsterdam 2002) 27.
3
De zwarten zouden wachtdiensten houden om aandacht te vragen voor de
belachelijke situatie waarin zij verkeerden en om waarschijnlijk de irritatie te wekken van de
blanke bewoners van de stad. Een wachtdienst hield in dat enkele groepjes zwarten
dagenlang om toegang tot het zwembad zouden gaan vragen en bij weigering zouden gaan
wachten totdat ze binnen zouden worden gelaten. Wetend dat ze niet binnen zouden
worden gelaten bleven de groepjes zwarten staan wachten totdat een nieuw groepje hun
plaats en hun verzoek zou overnemen en herhalen. Toen Robert Williams op zondag 25 juni
1961 op weg was naar zijn wachtdienst bij het zwembad werd hij verrast door een enorm
grote blanke menigte die hem aan het opwachten was geweest en die bereid was hem te
gaan lynchen. De menigte was druk, wild, woest en kwaad als maar zijn kon op Williams, die
dus schijnbaar veel irritatie had opgewekt bij veel blanke racisten in de buurt.
Williams werd genoodzaakt te stoppen. De racisten schreeuwden en riepen: “Kill the
niggers! Kill the niggers! Pour gasoline on the niggers! Burn the niggers!”2 De blanke racisten
wilden niets anders dan Williams en zijn zwarte vrienden in zijn auto gelyncht te zien
worden. Drie politieagenten die op vijftig meter afstand rustig leken mee te genieten van het
gebeuren, leken dezelfde intentie te hebben als de blanke racisten. Zij deden niks om de
haast onvermijdelijke lynching te stoppen. Één persoon liep op de auto af met een
honkbalknuppel in zijn hand. Robert bleef rustig zitten en probeerde niet te reageren, want
hij wist iets wat de menigte buiten en de man die op hem afkwam niet wisten. Robert had
drie wapens klaarliggen in zijn auto en was maar al te bereid om deze in zelfverdediging te
gebruiken. Toen de man met de knuppel iets te dicht bij zijn auto kwam liet Robert zijn
wapen zien en richtte dit recht op het gezicht van de blanke racist. Deze schrok
vanzelfsprekend en keerde zich zeer voorzichtig weer om. Toen de menigte vervolgens de
auto begon te bekogelen met stenen besloot Robert zijn kracht te laten zien en stapte met
een groter geweer zijn auto uit. De drie politieagenten die tot dan toe niet hadden
ingegrepen waren er nu plotseling als de kippen bij. Één van hen probeerde Robert in een
greep vast te houden en riep tot twee keer: “Surrender your weapen!”3 Robert besloot dit
absoluut niet te doen, omdat hij er zeker van was dat de politieagenten hem dan zouden
overlaten aan de moordlustige menigte. Hij gaf de desbetreffende agent een vuist in het
gezicht en richtte zijn geweer nu bewust op de neergevallen agent. Een tweede agent trok
2
3
Robert F. Williams, Negroes with Guns (New York 1962) 45.
Williams, Negroes with Guns, 46.
4
nu ook zijn wapen en richtte dit op Robert. De agenten wisten echter niet dat Williams meer
wapens bij zich had. Één van zijn medepassagiers trok dat andere wapen en richtte deze op
de tweede agent. De agenten wisten niet wat ze met de situatie aan moesten en lieten
Robert en zijn medepassagiers rustig wegrijden zonder dat hen iets kon overkomen.
Het bovengenoemde voorbeeld van Robert is een duidelijk voorbeeld waarbij armed
self-defense, ofwel zelfverdediging, belangrijk was voor de verdediging van onschuldige
Afro-Amerikanen tegen blanke agressie. Volgens sommige historici had armed self-defense
echter een belangrijkere rol en was het zelfs een belangrijk onderdeel van de algemeen
bekende geweldloze Civil Rights Movement. Armed self-defense zou volgens hen veel vaker
voorkomen binnen de Afro-Amerikaanse geschiedenis en binnen de geschiedenis van de
Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke burgerrechten dan dat wij ons tegenwoordig beseffen.
Het zou geweldloze activiteiten zelfs hebben aangevuld. Dit beeld en deze visie hebben
echter niet altijd bestaan.
Het beeld dat onze huidige historische kennis over de Afro-Amerikaanse strijd voor
gelijke burgerrechten in de Verenigde Staten weergeeft is er tegenwoordig één met
meerdere visies. We kunnen stellen dat de geschiedschrijving betreffende de
burgerrechtenstrijd in Amerika in de loop van de jaren verschillende kanten op is gegaan. Zo
kende de geschiedschrijving over dit onderwerp de laatste jaren een expliciete nadruk op de
geweldloze kant van de Civil Rights Movement met in de hoofdrol vrijwel altijd de
geweldloosheidprediker Dr. Martin Luther King jr. Vele historici hebben daarbij lange tijd de
discontinuïteit tussen de geweldloze burgerrechtenbeweging en de zogenaamde Black
Power Movement sterk benadrukt. Geweld, en in het bijzonder zelfverdediging binnen AfroAmerikaanse kringen, zouden pas met de opkomst van de radicale bewegingen onder het
mom van Black Power een rol zijn gaan spelen. Dit soort radicale activiteiten zou volgens
vele historici echter alleen maar schade hebben toegebracht aan de organisatie en de grote
aanhang achter de geweldloze beweging.
Deze visie heeft een discussie in historische kringen doen ontstaan en heeft een
duidelijke tegenpool gecreëerd en is daarmee een thema geworden voor deze thesis. Er
schuilt dus in feite veel meer achter de geschiedenis van de Afro-Amerikaanse
burgerrechtenbeweging
en
alle
aspecten
verdienen
evenveel
aandacht
in
de
geschiedenisboeken. Julian Bond, die zelf een rol speelde in de burgerrechtenbeweging en
die nu doceert over dit onderwerp aan de American University in Washington, schreef:
5
‘Despite the volumes already written about the movement, there remains an enormous
untold story.’4 Met deze thesis ga ik proberen een aanvulling te bieden voor een deel van zo
een “untold story,” die pas de afgelopen decennia aandacht heeft gekregen door enkele
belangrijke historici op dat gebied.
Om onder andere deze reden besloot ik dit onderzoek te starten en me meer te gaan
concentreren op een enigszins vaak onbesproken kant van de Civil Rights Movement en een
veelal onbesproken figuur in de geschiedschrijving hierover. Het onderzoek zal zich gaan
concentreren op de rol van Robert Franklin Williams en zijn gebruikte strategie tijdens zijn
actieve jaren binnen de kaders van de Civil Rights Movement. Zoals gezegd hebben
belangrijke historici zoals Timothy B. Tyson, Simon Wendt en Christopher B. Strain al
aandacht geschonken aan het onderwerp. Met deze thesis wil ik proberen een bijdrage te
leveren in dit nog levendige debat. Om überhaupt een bijdrage te kunnen leveren en
uiteindelijk een goed onderzoek op te kunnen starten is het echter wel belangrijk dat er
goed wordt gekeken naar wat historici op dit gebied zo al hebben geschreven. Is er al veel
aandacht geweest voor de rol van Robert Williams en zijn strategie van zelfverdediging of is
zijn rol genegeerd en veelal verwaarloosd door de meeste historici? In een beknopte
historiografie over het onderwerp wil ik nadruk gaan leggen op de verschillende manieren
waarop men is ingegaan op de discontinuïteit tussen de Black Power Movement en de
geweldloze beweging. Daarbij zal voornamelijk worden gekeken naar de aandacht die is
geschonken aan armed self-defense en de effectiviteit hiervan. Zoals gezegd zal dus worden
bekeken hoe historici de rol van Robert Williams binnen de burgerrechtenbewegingen
hebben beschreven. Werd hij gezien als een invloedrijk persoon of is zijn rol wellicht zelfs
helemaal overgeslagen? Aan de hand van dit literatuuroverzicht zal uiteindelijk duidelijk
moeten worden wat mijn hoofdvraag zal zijn bij het onderzoek naar dit onderwerp.
4
Armstead L. Robinson and Patricia Sullivan, New Directions in Civil Rights Studies (Charlottesville en Londen
1991) 2.
6
Historiografie
Veel historici die zich voornamelijk concentreerden op de Nonviolent Civil Rights Movement
spendeerden vaak geen enkele aandacht aan Robert F. Williams. Vaak wordt tegen de
afsluiting van het boek aan nog even snel ingegaan op de opkomende Black Powerbeweging, maar wordt de invloed die Williams op deze beweging heeft gehad vaak vergeten
of wellicht opzettelijk weggelaten. Stephen Andrew Berrey heeft hier een verklaring voor. In
zijn dissertatie over verschillende facetten binnen het leven in Mississippi schrijft hij:
“Curiously, both the 1950s and 60s segregationists and the civil rights scholars who came
later understood Williams as an advocate of violence. For segregationists, this made him
dangerous, while for subsequent scholars, it made him irrelevant.”5
Zo leek er dus een duidelijke kloof te bestaan tussen de later opkomende
bewegingen onder het mom van Black Power en de klassieke Nonviolent Civil Rights
Movement. Een verklaring waarom men zich in de vroegste jaren vooral concentreerde op
de geweldloze organisaties en deze distantieerde van de Black Power bewegingen is
waarschijnlijk dat deze organisaties ook daadwerkelijk successen boekten en dit deden op
een legale en verdedigbare manier. Het schrijven over geweldloosheid is simpelweg
makkelijker te verdedigen en werd daardoor vaak al snel gebruikt als een manier om de Civil
Rights Movement in een goed daglicht te zetten en op deze manier zelfs te verheerlijken.
Geweld, in welke vorm dan ook, zou schade kunnen toebrengen aan het bestaande nette
beeld van de geweldloze beweging en waarschijnlijk waren veel historici zich bewust van dit
feit. Hierdoor hebben ze de bewegingen vaak als twee complete tegengestelden beschreven.
Al snel werden zo dus historische biografieën geschreven over Martin Luther King en
zijn Southern Christian Leadership Conference (SCLC). Belangrijke werken zijn onder andere:
King, A Biography van David L. Lewis; Let The Trumpet Sound: The Life of Martin Luther King,
Jr. door Stephen B. Oates en To Redeem the Soul of America: The SCLC and Martin Luther
King, Jr. van Adam Fairclough. Al deze boeken die we kunnen plaatsen in een periode vanaf
de moord op King tot ongeveer de Jaren ‘90 hebben met elkaar overeen dat zij weinig tot
geen aandacht besteden aan Black Power, armed self-defense, Robert F. Williams of
5
Stephen Andrew Berrey, Against the Law: Violence. Crime, State Repression, and Black Resistance in Jim Crow
Mississippi, Dissertation, The University of Texas at Austin (Mei 2006) 21.
7
radicalen in het algemeen. Het is dan ook niet hun directe doel om hier aandacht aan te
besteden, maar het geeft wel aan waar de debatten en discussies betreffende de Civil Rights
Movement in die jaren voornamelijk om draaiden. Zo blijkt dat deze historici geen werkelijk
verband legden tussen de verschillende visies op de strijd voor gelijke burgerrechten. Als er
al aandacht is, gaat dit vaak over de “clash” tussen geweldloosheid en Black Power en vaak
probeert men dan de discontinuïteit te benadrukken.
Organisaties als de Student Nonviolent Coordinating Committee (SNCC), de Congress
of Racial Equality (CORE) en natuurlijk ook de National Association for the Advancement of
Colored People (NAACP) werden, wellicht wat minder dan Martin Luther King, toch ook aan
de lopende band besproken en kregen veel aandacht in de wetenschappelijke debatten
tussen historici. In enige zin is dit vanzelfsprekend, omdat deze groeperingen, inclusief de
SCLC, kunnen worden gezien als de vier grootste en meest vooraanstaande organisaties
binnen de “legale” strijd voor gelijke burgerrechten. Al moet natuurlijk wel vermeld worden
dat organisaties als CORE en SNCC in latere jaren meer en meer radicaliseerden. Dit is zeker
niet onopgemerkt gebleven en ook zeker niet verwaarloosd. Ook dit werd echter als een
breuk met de geweldloze beweging gezien. Een belangrijk stukje werk dat veel aandacht
besteedt aan de verschillende organisaties is: ‘The Origins of the Civil Rights Movement,
Black communities Organizing for Change’ van Aldon D. Morris. In dit boek schenkt Morris
veel aandacht aan de relaties tussen de verschillende zwarte organisaties en beschrijft hij
hun opkomst, groei en rol in de strijd om gelijke rechten. Ook hij schenkt nog geen
belangrijke aandacht aan armed self-defense of Black Power. Al moet vermeld worden dat
hij onbewust wel een voorbeeld van armed self-defense geeft, maar hier verder geen belang
meer aan hecht in het vervolg van zijn werk. Ook in ‘The Civil Rights Era, Origins and
Development of National Policy’ van Hugh Davis Graham is er, in tegenstelling tot de vele
geweldloze organisaties, geen belangrijke aandacht voor armed self-defense en de Black
Power Movement.
Aandacht die specifiek en alleen gericht was op Black Power bestond natuurlijk al
wel, maar ook de historici aan het hoofd van deze onderzoeken zagen duidelijk geen
continuïteit tussen de geweldloze strijd en Black Power. Één van de jongste werken is ‘Black
Power and Student Rebellion, Conflict on the American Campus’ van James McEvoy en
Abraham Miller. Dit werk concentreert zich op studenten, begint midden in de jaren ’60 en
biedt geen voorgeschiedenis, waardoor Black Power een geheel nieuw fenomeen lijkt te zijn.
8
Ook is er geen enkele rol voor Robert F. Williams. In de ‘Encyclopedia of African-American
Civil Rights, From Emancipation to the Present’ door Charles D. Lowery en John F. Marszalek
is er uitgebreid aandacht voor Black Power. Wat opvalt, is echter wel dat de
zwartnationalistische kreet en de meer agressieve houding ook hier weer uit het niets lijkt
op te komen en zomaar voor een splitsing in de Civil Rights Movement zorgt. Dit past perfect
in het idee dat Black Power en de Nonviolent Civil Rights Movement twee uiterst
verschillende kernen hebben. Over de splitsing in de Movement schrijft Marvin Dulaney in
de Encyclopedia: ‘The speech (van Stokely Carmichael op 17 juni 1966) split the Civil Rights
Movement and angered many of its supporters.’ 6 In de gehele encyclopedie wordt
vervolgens geen enkele aanwijzing gegeven dat een dergelijke agressieve en militante toon
al ver voor deze toespraak bestond.
William L. van Deburg is met zijn ‘New Day in Babylon’ waarschijnlijk één van de
eersten die Williams een belangrijke rol hebben gegeven bij de vorming van radicale
groeperingen (Ook al noemt hij hem maar één keer.) Hij is waarschijnlijk één van de eersten
die onbewust de betreffende continuïteit zagen. Hij schrijft: “On the eve of the Black Power
movement, their legacy was apparent in the words and deeds of Robert Williams and the
Deacons for Defense.”7 Ook Jeffrey O. G. Ogbar schrijft veel later iets soortgelijks in ‘Black
Power, Radical Politics and African American Identity.’ Volgens hem zou Malcolm X Williams
“the first brother to take up arms and fight” hebben genoemd.8
Het belang van armed self-defense is in enkele werken wel duidelijk naar voren
gekomen. Zo beschrijven August Meier en Elliot Rudwick in hun studie genaamd ‘CORE: A
study in the Civil Rights Movement 1942-1968,’ hoe een organisatie als CORE binnen eigen
kringen debatteerde over het gebruik van zelfverdediging tijdens acties. Armed self-defense
krijgt hier dus eindelijk wel een belangrijke rol toegespitst. Ook Clayborne Carson beschrijft
in zijn boek ‘In Struggle, SNCC and the Black Awakening of the 1960’s,’ hoe voorvallen van
self-defense in sommige zuidelijke steden er toe leidden dat leden van SNCC zichzelf
begonnen af te vragen of geweldloosheid wel de juiste methode was om te gebruiken in het
extreem racistische klimaat van het zuiden. Hoe armed self-defense vervolgens wordt
geïmplementeerd in de bewegingen en wat het effect hiervan is, blijft ook hier echter
6
Charles D. Lowery en John F. Marszalek. Encyclopedia of African-American Civil Rights, From Emancipation to
the Present (Greenwood 1992) 54.
7
William L. Van Deburg, New Day In Babylon (Chicago en Londen 1992) 37.
8
Jeffrey O.G. Ogbar, Black Power, Radical Politics and African American Identity (Baltimore 2004) 51.
9
onbeschreven. Zo zijn er in feite veel andere werken zoals ‘Negro Protest Thought in the
Twentieth Century’ van Frances Broderick en alweer August Meier, die aandacht besteden
aan enkele aspecten betreffende armed self-defense, maar niet weten te overtuigen
doordat veel belangrijke figuren onbeschreven blijven. Zo is er haast geen aandacht voor
Robert F. Williams, die deze aandacht toch wel degelijk verdient.
De aandacht die Robert Williams verdient wordt hem uiteindelijk toch op een zeer
degelijke manier gegeven door Timothy B. Tyson. In ‘Radio Free Dixie, Robert F. Williams &
the Roots of Black Power’ beargumenteerd Tyson in tegenstelling tot vele voorgaande
onderzoeken dat Black Power en de Civil Rights Movement niet mogen gezien worden als
twee geheel aparte bewegingen. Zij delen dezelfde geschiedenis, hebben te maken met
dezelfde problemen en hebben in feite hetzelfde doel voor ogen. Over de rol van Williams in
dit gebeuren schrijft hij: “The story of Robert F. Williams reveals that independent black
political action, black cultural pride and what Williams called armed self-reliance operated
side by side in the south, in uneasy partnership with legal efforts and nonviolent protest.”9
Hij beschrijft hiermee de continuïteit die hij ziet tussen de Black Power Movement en de
Nonviolent Civil Rights Movement. Simon Hall, auteur van ‘Peace and Freedom, The Civil
Rights and Antiwar Movements in the 1960s’ is het hier eveneens mee eens: “Armed SelfDefense was nothing new. It had an established tradition in the rural South.”10 Daarmee lijkt
de grondslag te zijn gelegd voor een nieuwe visie op de discontinuïteit of anders de
continuïteit tussen Black Power en de geweldloze Civil Rights Movement.
Al iets eerder dan Tyson schreef Akinyele Umoja in zijn artikel ‘The Ballot and the
Bullet’ dat het tijd is voor historici om de rol van armed self-defense zo veel mogelijk te gaan
beschrijven. Hij schreef: “We as historians must revise the definition of the Civil Rights
Movement to include the role of armed militancy as a complement and alternative to
nonviolent direct action.”11 Het zou volgens hem tijd zijn om de geschiedenis van de Civil
Rights Movement te gaan herschrijven. Daar waren meerdere historici het mee eens. Enkele
jaren later beschreef Simon Wendt in zijn boek ‘The Spirit and the Shotgun’ dat armed selfdefense een cruciaal gebeuren was binnen de kaders van de gehele burgerrechtenbeweging.
9
Timothy B. Tyson, Radio Free Dixie: Robert F. Williams and the Roots of Black Power (Chapel Hill 1999) 308.
Simon Hall, Peace and Freedom: The Civil Rights and Antiwar Movements of the 1960s (Pennsylvania 2005)
57.
11
Akinyele O. Umoja, “The Ballot and the Bullet: A Comparative Analysis of Armed Resistance in the Civil Rights
Movement.” - Journal of Black Studies 29, No. 4 (Maart 1999) 577.
10
10
Hij schreef: “Armed resistance served as a significant auxiliary to nonviolent protest.”12
Christopher B. Strain, auteur van het boek ‘Pure Fire,’ is het eveneens eens met
bovenstaande historici en valt voornamelijk Tyson bij door te zeggen dat “The traditions of
armed self-defense and nonviolence co-existed.”13 Hiermee lijken deze historici een geheel
nieuwe weg in te slaan die tevens erg interessant is om verder te gaan onderzoeken.
12
Simon Wendt, The Spirit and the Shotgun: Armed Resistance and the Struggle for Civil Rights (Gainesville
2007) 1.
13
Christopher B. Strain, Pure Fire: Self-Defense as Activism in the Civil Rights Era (Athens 2005) 4.
11
Vraagstelling en methode
Volgens Tyson lijkt de rol van Robert Williams in het aantonen van de eerder besproken
continuïteit cruciaal. Tyson beschrijft Williams als een brug tussen de Nonviolent Civil Rights
Movement en radicale bewegingen en slaagt erin om het beeld van een zeer extremistische
zwarte radicale strijder te bagatelliseren. Zo ontstaat er enigszins een complex beeld over de
politieke gedachtegang van Williams. Is Williams een radicale zwarte nationalist of stond hij
open voor een dialoog met blanke politici en woordvoerders? Tyson schetst een beeld
waarin Williams in principe beide personen zou kunnen zijn. Hij schrijft: ‘Neither a
nationalist, a Marxist, nor a liberal, exactly, the NAACP leader from Monroe reached out to
potential allies in all these camps while remaining committed to equal rights for all under the
U.S. Constitution.’14 Daarmee lijkt hij inderdaad de ideale persoon te zijn geweest om als
brug te fungeren tussen verschillende politieke visies. Daarmee lijkt hij zelfs de
verpersoonlijking van het gegeven dat geweld en geweldloosheid zij aan zij kunnen dienen
voor de bestwil van het volk. Maar was dit wel helemaal waar? Kunnen geweld en
geweldloosheid wel zij aan zij zonder enige problemen met elkaar dienen? Kan het één het
ander aanvullen of accepteren als aanvulling zonder zichzelf of juist de ander schade toe te
brengen? Dit soort vragen leiden tot de hoofdvraag die ik met deze thesis wil gaan
beantwoorden en waar ik mijn onderzoek naar wil gaan richten. De hoofdvraag luidt: “In
hoeverre waren de strategie en de methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert
Franklin Williams verenigbaar met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze
Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging?”
In feite probeer ik met deze vraag een duidelijk antwoord te vinden op wat Tyson in
zijn boek heeft geprobeerd te beargumenteren. In zijn boek stelt hij dat de bovenstaande
methoden en tactieken inderdaad verenigbaar waren, maar laat hij naar mijn idee niet
duidelijk genoeg zien hoe dit dan daadwerkelijk tot stand kwam. Mijn thesis zal hiervoor dus
hopelijk een aanvulling zijn op de werken van Tyson en alle andere bovengenoemde historici
die het belang van armed self-defense hebben benadrukt en besproken.
In dit onderzoek worden de visies van al deze historici en in het bijzonder die van
Tyson, om meer duidelijkheid te kunnen scheppen in het verhaal, onder de loep genomen.
14
Tyson, Radio Free Dixie, 206.
12
Hun visie en hun werken komen uitgebreid aan bod en daar zal het natuurlijk niet bij blijven.
In het eerste deel van deze thesis zal ik namelijk proberen een voorgeschiedenis te gaan
geven van geweld, zelfverdediging en wapens in de Afro-Amerikaanse geschiedenis.
Verschillende vragen zullen hier aan bod komen om uiteindelijk bij te dragen aan het
begrijpen van de hoofdvraag en het doel van deze thesis. Ik vraag me o.a. af waarom
zwarten überhaupt wapens nodig zouden moeten hebben. Met wat voor geweld werden
zwarten bijna dagelijks geconfronteerd? In hoeverre was het voor zwarten mogelijk om aan
wapens te komen? In hoeverre speelden blanken en blanke supremacisten hier een rol in?
Had (georganiseerde) “armed self-defense,” zoals o.a. Tyson beweert, daadwerkelijk zijn
tradities binnen de eeuwenoude geschiedenis van de Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke
rechten? Al dit soort vragen komt in het eerste deel binnen drie hoofdstukken aan bod en zal
aan de hand van veelal verschillende secundaire en enkele primaire bronnen worden
besproken.
In het tweede deel is er aandacht voor Robert F. Williams als persoon. Wat maakt
hem radicaler en militanter dan vele andere Afro-Amerikanen? Was hij inderdaad zo radicaal
als vaak werd gedacht? Wat was zijn rol binnen de geweldloze kaders van de Civil Rights
Movement? Wat voor relatie kende hij met de NAACP? En wat maakte hem de persoon die
hij uiteindelijk was geworden? Dit hoofdstuk is belangrijk om te begrijpen wat Robert’s
gedachtegang en methoden nou daadwerkelijk waren. Hoe plaatste hij zichzelf en zijn rol
binnen de Civil Rights Movement? Wat was voor hem de ideale manier om het extreme
racisme en geweld tegen zwarten te bestrijden? Al deze vragen worden alweer in drie aparte
delen besproken en dienen uiteindelijk tot een belangrijke opstap naar het derde en tevens
laatste deel van deze thesis.
In dit deel zal er aandacht worden geschonken aan de relatie tussen geweldloosheid
en geweld. Beter geformuleerd zal er aandacht zijn voor de rol van armed self-defense naast
geweldloze activiteiten. In de eerste plaats is het belangrijk te begrijpen hoe Robert Williams
keek naar geweldloosheid. Was hij hierop tegen of vond hij deze juist wel effectief? Zag
Williams zelf in dat armed self-defense de geweldloze beweging kon aanvullen? Op de
tweede plaats zullen voorbeelden van situaties beschreven worden waaruit uiteindelijk
moet blijken in hoeverre het mogelijk was dat de twee concepten verenigbaar waren. Ten
slotte moet blijken in hoeverre Robert en zijn methoden hier belangrijk voor zijn geweest.
Wat heeft Robert achtergelaten? En heeft hij effect gehad op latere radicalere bewegingen?
13
Dit allemaal zal uiteindelijk duidelijk moeten maken in hoeverre de strategie en de
methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar waren
met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze Afro-Amerikaanse
burgerrechtenbeweging. Het antwoord op die vraag zal uiteindelijk aan de hand van een
conclusie beknopt worden besproken.
14
Deel I
Gewapende Broeders
Zelfverdediging in de Afro-Amerikaanse geschiedenis
15
1.1 Inleiding
Zelfverdediging is in de Amerikaanse cultuur en haar geschiedenis geen uniek gebeuren. Het
recht om wapens te bezitten en het recht om deze te gebruiken wanneer men voor zijn
eigen leven vreest waren en zijn vaak nog steeds alledaagse zaken in de Verenigde Staten.
Met het tweede amendement van de grondwet van de Verenigde Staten werd vastgesteld
dat burgers het recht hadden op het bezitten en dragen van wapens. De belangrijkste
passage in het amendement luidt: “The right of the people to keep and bear arms, shall not
be infringed.” Al meer dan een eeuw voordat dit amendement aan de grondwet werd
toegevoegd met de Bill of Rights van 1791 werd echter al duidelijk dat Afro-Amerikanen niet
tot “the people” zouden gaan behoren; ‘African Americans, whether slave or free, were not
considered to be citizens of the United States.’15 In 1857 werd dit zelfs bevestigd door het
hooggerechtshof van de Verenigde Staten met de zaak Dredd Scott v. Sandford.
In uiterste tegenstrijdigheid met deze gegevens waren er veel zwarte soldaten die
vanaf de vroegste oorlogen op het continent met wapens hadden rondgelopen. Zo vochten
al ongeveer 5000 zwarte soldaten mee tijdens de Amerikaanse revolutie.16 Ondanks het feit
dat zwarten met de aanname van de “Military Act” van 1792 uitgesloten werden van
militaire functies, mochten ze een jaar na het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog,
in gescheiden divisies, meevechten met de Noordelijke troepen.17 In latere oorlogen hebben
zwarten, al zij het tot in Korea en Vietnam in gescheiden divisies, altijd een rol gespeeld. Dit
is echter niet hetgeen waarop zal worden geconcentreerd in deze thesis en vooral in dit
eerste deel.
In dit eerste deel van deze thesis zal worden getracht een waardevol beeld te
schetsen van de rol van wapens, gewapend verzet en het recht op zelfverdediging in de AfroAmerikaanse geschiedenis. Hierbij worden militairen buiten schot gehouden en is er
aandacht voor civiele zwarten. Dit is belangrijk omdat op deze manier is aan te tonen dat
zelfverdediging en gewapend verzet een continue aanwezigheid kent in de Afro-
15
Gregg L. Carter, Guns in American Society, An Encyclopedia of History, Politics, Culture and the Law (California
2002) 5.
16
Charles C. Moskos, Jr., The American Dilemma in Uniform: Race in the Armed Forces, in Annals of the
American Academy of Political and Social Science, Vol. 406, The Military and American Society (1973) 95.
17
James E. Westheider, The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms (Plymouth 2008) 1.
16
Amerikaanse geschiedenis en dus geen uniek gebeuren was in de twintigste eeuw. Robert
Williams en vele andere met hem zijn dus geen uitzonderingen binnen de Afro-Amerikaanse
gemeenschap. Dat zal in dit hoofdstuk gaan blijken. Zij waren niet de eersten die dachten
hun vrijheid af te kunnen dwingen door gebruik te maken van wapens. Velen gingen hen
voor. Om daar in de eerste plaats bij stil te staan en omdat het de continuïteit van gewapend
verzet in de Afro-Amerikaanse gemeenschap toont, is het daarom belangrijk om daar ook
uitgebreid aandacht aan te besteden.
In de eerste plaats zal daarom worden gekeken waarom het voor zwarten nodig was
om gewapend verzet te tonen. In die zin zal dus worden gekeken naar het geweld dat door
blanken, en in het bijzonder de Ku Klux Klan, werd uitgevoerd tegen zwarten. Vervolgens zal
worden besproken in hoeverre zelfverdediging en gewapend verzet vanaf de slaventijden tot
ver in de negentiende eeuw tot de mogelijkheden van zwarten behoorden. Hadden ze
überhaupt de kans om wapens te verkrijgen? En over wat voor soort self-defense praten we
eigenlijk? Ten slotte zal worden ingegaan op de vraag of self-defense wel leefde onder de
zwarte gemeenschap. Wie presenteerden de ideeën omtrent zelfverdediging? Werden deze
nageleefd? En in hoeverre vond men gehoor in deze ideeën en oproepen?
17
1.2 Geweld tegen Zwarten
“They owned the place. In spirit, everyone belonged to the Klan.”18
De geschiedenis van de Verenigde Staten is er één met veel geweld en geweld is hedendaags
nog steeds een veelvoorkomend verschijnsel in het alledaagse leven. Geweld tegen AfroAmerikanen was en is hierbij in feite geen uitzondering, maar kwam wel bewust en gericht
veelvoudig voor. Hierbij is het geweld dat is gepleegd door de Ku Klux Klan (KKK) het meest
komen op te vallen, en waarschijnlijk ook het meest besproken in historische en
wetenschappelijke context. Het geweld van de KKK was overigens niet alleen gericht tegen
zwarten. ‘Blacks, Jews, Catholics, Mexicans and various immigrants were usually the
victims.’19 Zij waren het slachtoffer van “lynchings, shootings and whippings” door leden van
de Klan.20
De geschiedenis van de KKK is er één bestaande uit drie verschillende fases. De eerste
KKK was opgericht in de jaren ‘60 van de 19e eeuw uit onvrede over het verlies van het
zuiden in de Amerikaanse burgeroorlog. Een lid van de organisatie schreef het volgende over
de KKK aan de redacteur van The New York Hareld in 1868: ‘The Ku Klux Klan is a secret
political organization, the result of necessity, the sole object of which is to thwart
Radicalism, arrest negro domination in the South, negro equality in the North, perpetuate
the Federal Union and preserve the Constitution as the fathers made it.'21
De racistische organisatie begon als een pesterige groep die vrij geworden zwarte
slaven angst wilden aanzaaien en hen daarmee onder controle probeerde te houden.22 Het
bang maken leverde de Klan een soort mythische status op. The Daily Phoenix meldde in
april 1868 het volgende over de groep: ‘The Ku Klux Klan are thought to be disembodied
spirits – the spirits of the Confederate dead – who, at midnight, rise from their graves, and
roam about to avenge themselves upon the authors, black and white, of the insults and
18
Douglas O. Linder, Bending Toward Justice: John Doar and the Mississippi Burning Trial, Mississippi Law
Journal (Volume 72, No. 2, Winter 2002) 7.
19
Sara Bullard, The Ku Klux Klan: A history of Racism and Violence (Montgomery, Alabama 1988) 18.
20
Ibidem.
21
The Anderson Intellegencer, April 29, 1868, Image 4 via chroniclingamerica.loc.gov
22
Wyn C. Wade, The Fiery Cross: The Ku Klux Klan in America (New York 1987) 36.
18
injuries heaped upon the land they died for.’23 Zo groeide de status en de aanhang van de
KKK in een rap tempo in voornamelijk het zuiden van het land.
De Klan had er alles voor over om de “Africanization” van het zuiden te voorkomen:
‘The Klan Initiated a campaign of terror, murdering and beating blacks and attacking black
meetings.’24 De Klan probeerde ook bewust geweld vanuit Afro-Amerikaanse kringen te
voorkomen. Dit resulteerde vaak al snel in het confisqueren van de, toch al zo weinig
wapens, die zwarten in hun bezit hadden om ervoor te zorgen dat zij niet in staat zouden zijn
om de Klan aan te vallen of zichzelf te verdedigen. Na het in beslag nemen van hun wapens,
kwamen de “Klansman,” zoals de mannelijke leden van de Klan ook wel werden genoemd,
enkele dagen later, met een grote groep, de huizen van de Afro-Amerikanen bestoken. Een
bekende overlevering is die van de “freedman” Essic Harris. Hij overleefde, samen met zijn
gezin, een aanval van de Klan nadat deze enkele dagen eerder zijn wapens in beslag hadden
genomen. Harris was slim genoeg om zo snel mogelijk weer aan een nieuw wapen te komen.
Dit wapen, en het feit dat hij probeerde zichzelf en voornamelijk zijn gezin te verdedigen,
redden zijn leven nadat ongeveer dertig Klansman zijn huis aan flarden begonnen te
schieten. Soortgelijke verhalen als die van Harris zijn er in overvloed.’25 Alleen in de herfst
van 1867 pleegden de Klansman in Tennessee bijvoorbeeld al vijfentwintig moorden en
deden ze ongeveer vijfendertig pogingen tot het moorden van zwarten en blanken die de
“Reconstruction” steunden. 26 In de laatste drie maanden van 1868 waren het aantal
moorden op zwarten in Arkansas bijvoorbeeld al gestegen naar meer dan tweehonderd.27
Het gewelddadige karakter van de KKK was in zijn vroegste vorm dus al zeer duidelijk
aanwezig. Dit gewelddadige karakter zou alsmaar gaan terugkeren.
Zoals gezegd kende de Klan drie belangrijke fasen. De eerste fase ebde weg doordat
er wetten en regels werden ingevoerd die het bestaan van de Klan bestreden en moeilijk
maakten. Zo stelde de algemene vergadering in Arkansas in 1869 al vast dat de Ku Klux Klan
een illegale terroristische organisatie was.28 Hierdoor werd de groep in Arkansas al snel
genoodzaakt een illegaal bestaan voort te zetten. Dit bemoeilijkte vanzelfsprekend het
23
The Daily Phoenix, April 28, 1868, Image 2 via chroniclingamerica.loc.gov
Charles E. Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed: How Guns Made the Civil Rights Movement Possible
(New York 2014) 49.
25
Wade, The Fiery Cross., 54-57
26
Marty Gitlin, The Ku Klux Klan: A Guide to an American Subculture (Greenwood 2009) xiii.
27
Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed., 49.
28
Ibidem.
24
19
bestaan. Terwijl de nieuwe Klan, die meer vorm begon te krijgen in 1915, zich voornamelijk
ging concentreren op anti-immigratie en antisemitisme, en daardoor toch redelijk buiten ons
vizier valt is het goed om een stap te zetten naar de derde fase van de Ku Klux Klan. Deze
verzette zich vooral tegen de emancipatie van zwarten in de jaren ’50 en ’60 van de
twintigste eeuw. Dit deed de Klan voornamelijk door zwarten, maar ook blanken, te
bedreigen en op allerlei manieren het leven zuur te maken: ‘Klansmen taunted residents,
hurled racial epithets, and insulted women while brandishing pistols and long guns.’29 De
Klan was echter niet meer als vanouds alleen maar aan het terroriseren, lynchen en
moorden: ‘It [de Klan] combined terror with boycotts, mass demonstrations, and lobbying.’30
Zij waren dus niet meer alleen op de straten actief maar zochten ook bewust politieke
figuren en politieke kringen op om hun invloed op uit te kunnen oefenen. In sommige
dorpen, steden en staten lukte hen dit ook. Joseph Sullivan, die leiding gaf aan een officiële
FBI onderzoek naar de Klan en zijn leden in Mississippi in de jaren ‘60, zei over de rol van de
klan in deze stad: “They owned the place. In spirit, everyone belonged to the Klan."31
Klan-leden waren haast verplicht om andere methoden dan geweld op te zoeken om
de emancipatie van zwarten te bestrijden. Met geweld alleen zou men niet veel kunnen
bereiken. Dit was hen bekend. In een periode waarin het daarnaast voor blanken niet meer
realistisch was om zwarten van wapens af te houden en zwarten zich ook duidelijk konden
bewapenen, zoals we in latere hoofdstukken zullen zien, waren de Klan-leden tegelijkertijd
ook verplicht om zich sterker en beter te bewapenen dan ooit. In de jaren ’60 bereidde de
klan zich letterlijk voor op een guerrillaoorlog tegen de emancipatie van zwarten en tegen
aanvallen vanuit Afro-Amerikaanse kringen. Alleen al in de maanden mei tot en met
augustus 1964 kocht de leider van de lokale afdelingen van de Klan in Mississippi en
Louisiana 651 wapens en 21,192 kogels als munitie.32 Uit het feit dat lokale autoriteiten dit
soort aankopen in zijn geheel negeerden blijkt alleen maar in hoeverre de KKK invloed op
hen kon uitoefenen. Hun invloed was, zoals Joseph Sullivan al eerder zei, dus erg groot.
Moord en geweld tegen Afro-Amerikanen hield absoluut niet op. Tot ver in de
twintigste eeuw werden zwarte Amerikanen nog vaak genoeg gelyncht of in ieder geval in
elkaar geslagen. Zo vermoordden blanke inwoners van de stad Poplarville in Mississippi in
29
Strain, Pure Fire, 97-98.
Lance E. Hill, The Deacons for Defense: Armed Resistance and the Civil Rights Movement (Chapel Hill 2004)86.
31
Linder, Bending Toward Justice, 7.
32
Hill, The Deacons for Defense, 86-87.
30
20
1959 nog een zwarte gevangene en dumpten zijn lichaam in de Pearl River.33 In 1964 werden
zelfs nog drie jonge mannen ontvoerd en vermoord door de Ku Klux Klan in Mississippi
tijdens de “Freedom Summer.” Zo zijn er honderden gevallen te noemen waarbij zwarten of
blanken die zwarten hielpen en ondersteunden zijn gelyncht, gefusilleerd, of kortom,
vermoord. Maar zwarten waren wel eindelijk in staat om ook daadwerkelijk en gericht iets
terug te kunnen doen tegen dit soort terrorisme van de KKK.
Afro-Amerikanen konden zichzelf in de twintigste eeuw beter bewapenen dan eerst
mogelijk was en waren hierdoor in staat ook daadwerkelijk iets te betekenen voor hun
onschuldige broeders en zusters die zomaar werden geterroriseerd door Klan-leden. Dit
blijkt uit een voorbeeld die Christopher B. Strain beschrijft in zijn boek Pure Fire. Klan-leden
zouden in 1965 in Bogalusa, Louisiana willekeurig op huizen van zwarte bewoners aan het
schieten zijn geweest toen “unexpectedly, a fusillade of bullets met them in return.” 34 De
Klansmen waren uit angst meteen verdreven en wisten niet wat hen overkwam. Veel van dit
soort voorbeelden zien we in veelvoud terug in de jaren ’50 en vooral ook in de jaren ’60.
Dat zwarten zich eindelijk konden gaan bewapenen blijkt ook uit een brief die John Salter,
een burgerrechtenactivist die werkte voor de Southern Conference Educational Fund (SCEF),
schreef in 1964 over de zwarte gemeenschap in Halifax County: “The Negroes in Halifax
County are now pretty well armed and, in Enfield particularly, are standing night-time
guards.”35 Hijzelf zou nooit zijn huis hebben verlaten zonder zijn .38 kaliber revolver bij zich
te dragen.36 Salter was zelf overigens geen Afro-Amerikaan. Zijn vader zou een Indiaan zijn
geweest, maar hijzelf werd gezien als een blank persoon.37 Dat zwarten zich zo gemakkelijk
konden bewapenen was iets nieuws. Dit was eerder absoluut niet vanzelfsprekend geweest.
Het volgende hoofdstuk zal zich onder andere gaan concentreren op dit vraagstuk.
33
Adam Fairclough, Race & Democracy: The Civil Rights Struggle in Louisiana 1915-1972 (Athens 1995) 344.
Strain, Pure Fire, 98.
35
John R. Salter, Jackson, Mississippi: An American Chronicle of Struggle and Schism (Hicksville 1979) 240
36
Ibidem.
37
Jeff Woods, Black Struggle, Red Scare: Segregation and Anti-Communism in the South, 1948 – 1968 (Baton
Rouge 2004) 202.
34
21
1.3 Brothers and Arms
“We must defend ourselves, our homes, our wives, and children against the lawless without
stint or hesitation, but we must carefully and scrupulously avoid on our own part bitter and
unjustifiable aggression against anybody.”38
Aan het begin van mijn inleiding bij dit eerste deel van deze thesis stelde ik al dat AfroAmerikanen niet tot “the people” zouden gaan behoren. Dit bleek al een eeuw voor de
aanname van het amendement. In 1640 was Virginia de eerste kolonie om een wet uit te
vaardigen die zwarten verbood om wapens te dragen in openbare faciliteiten. Later werd
het voor hen zelfs verboden om een wapen in bezit te hebben. 39 Zelfs met de
onafhankelijkheidsverklaring werd duidelijk dat zwarten niet echt een onderdeel zouden
worden van het nieuwe Amerika: “Jefferson did not consider black people human beings
with the rights of free men. He drafted the Declaration of Independence but did not intend
to include blacks,” schrijft Charles E. Cobb jr. over de derde president van de Verenigde
Staten, die tegelijkertijd zelf ook slavenhouder was.40 De soort wetten als in Virginia en het
feit dat zwarten niet werden opgenomen in de onafhankelijkheidsverklaring hadden het
hoofdzakelijk doel om slavenrevoluties te voorkomen. “Keeping firearms out of the hand of
slaves continued to be an urgent matter of personal and public safety.”41 Het waren dus
doelbewuste regelingen om slaven in toom te houden. Hiernaast was het een manier om
zwarten geen kans te bieden om op één of andere manier te participeren in de Amerikaanse
samenleving. Het waren ten slotte geen volwaardige mensen.42
Zelfverdediging zou dus een recht worden voor blanken alleen. Pogingen om deze
wetten via de rechtbank aan te vechten mislukten vrijwel altijd, omdat zwarten dus niet
werden gezien als volwaardige Amerikaanse burgers. Gewapende slavenopstanden, zoals die
van Denmark Vessey in 1822 of van Nat Turner in 1831, kwamen ondanks de aanname van
de eerdergenoemde wetten wel degelijk en zelfs in grote getale voor. Nicholas Johnson,
38
Crisis No. 18, BuBois, “Let Us Reason Together,” (september 1919) 231.
Carter, Guns in American Society, 4.
40
Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 33.
41
Ibidem., 37.
42
Carter, Guns in American Society, 4.
39
22
auteur van het boek Negroes and the Gun, noemt deze opstanden echter “unsympathetic
renderings of quick, violent outbursts and loosely organized, swiftly quashed revolts.”43 Het
is dus moeilijk om over die vroege jaren al te spreken over daadwerkelijk georganiseerde
gewapend verzet. Johnson spreekt, met betrekking tot de vroegste jaren waarin AfroAmerikanen wapens droegen, over “the tradition of individual self-defense.”44 Vooralsnog
leken de opstanden uitzonderingen en bleken wapens en gewapend verzet voor de zwarte
slaven een vrijwel onbereikbaar gegeven. Daar tegenover zegt Akinyele Umoja in zijn
dissertatie echter wel het tegenovergestelde. Hij schrijft: “Most documented slave
conspiracies were by definition not spontaneous, involving planning and daring.”45
Na de afschaffing van de slavernij met het einde van de Amerikaanse burgeroorlog
dacht men een groot deel van het probleem te hebben opgelost. Zuidelijke staten kwamen
echter met nieuwe wetgevingen die een periode van neo-slavernij zouden inluiden. De
zogenaamde “Black Codes” die de oudere “Slave Codes” zouden gaan vervangen klonken net
zo denigrerend als altijd was geweest. Een statuut uit Mississippi luidde: “Be it enacted,…
That no freedman, free negro, or mulatto, not in the military service of the United States
government, and not licensed so to do by the board of his or her county, shall keep or carry
fire-arms of any kind, or any ammunition, dirk or bowie knife.”46 De wetten verboden
blanken daarnaast ook zeer expliciet wapens te verkopen of beschikbaar te stellen voor
zwarten. Ook hier stonden voor de blanke “verraders” grove straffen op.47
Met de Civil Rights Act van 1866 werd getracht deze zogenaamde “Black Codes” te
bestrijden en met de ratificatie van het veertiende amendement twee jaar later werd deze
bestrijding compleet gemaakt en werden Afro-Amerikanen volwaardige burgers van de
Verenigde Staten van Amerika.48 Dit was een ondergewaardeerde, maar toch zeker zeer
belangrijke stap voor de strijd om gelijke burgerrechten. Het feit dat zwarten zo graag het
recht op zelfverdediging wilden krijgen zegt veel over zelfverdediging binnen the Civil Rights
Movement. “By asserting the right to defend themselves they were, in fact, reiterating their
43
Nicholas Johnson, Negroes and the Gun: The Black Tradition of Arms (New York 2014) 32.
Ibidem., 31.
45
Akinyele K. Umoja, Eye for an Eye: The Role of Armed Resistance in the Mississippi Freedom Movement,
Dissertation, Institute of Liberal Arts, Emory University at Atlanta (November 1996) 31.
46
Stephen P. Halbrook, That Every Man Be Armed: The Evolution of a Constitutional Right (Albuquerque 1984)
118.
47
Saul Cornell, A Well Regulated Militia, The Founding Fathers and the Origins of Gun Control in America (New
York 2006) 169.
48
Carter, Guns in American Society, 6.
44
23
claim to full citizenship. In this way, the idea of self-defense became critical in the black
quest for civil rights.”49 Dit allemaal betekende echter nog zeker niet dat zij in de praktijk ook
volwaardige burgers waren.
Terwijl zwarten in de periode tot de tweede helft van de 19 e eeuw niet of nauwelijks
aan wapens konden komen en daardoor ook maar in geringe mate gewapend verzet konden
tonen werden zij in tegenstelling wel met de gewapende hand onder druk gehouden: “Until
the Civil War, guns were the primary tools used to keep African Americans in Bondage.”50
Nadat wetgevingen het voor zwarten mogelijk had gemaakt om wapens te dragen,
probeerden, vooral zuiderlingen, hen alsnog te weerhouden van het kopen en bezitten van
wapens. Zwarten werden door groeperingen als de Ku Klux Klan geterroriseerd en bedreigd,
zodat zij geen wapens durfden aan te schaffen. Even later werden er slinkse nieuwe wetten
ingevoerd die de verkoop van goedkope wapens verboden. Alleen de verkoop van dure
wapens, die blanken vaak al in hun bezit hadden, werden legaal.51 Hiermee werd het voor
veel zwarten in de jaren na de burgeroorlog alsnog moeilijk gemaakt om aan wapens te
komen en zichzelf waar nodig te verdedigen. Zo zouden milities in Mississippi, bestaande uit
blanke ex-geconfedereerde, elk wapen dat werd gevonden in de handen van zogenaamde
“freedmen” al in 1866 hebben geconfisqueerd.52
Gewapend verzet tegen onderdrukking in het algemeen werd zo dus ook zeker
voorkomen. De wil om te vechten was, vooral op individueel niveau, dus al wel zeker
aanwezig onder de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Deze wil werd nog eens benadrukt
door de republikeinen die erop aandrongen om ook milities te vormen waar zwarten en
blanken samen in konden fungeren. In het racistische zuiden leidde dit er echter toe dat
blanken zich absoluut niet wilden mengen in dit soort milities. Hierdoor ontstonden er al
gauw milities waar zwarten voornamelijk alleen in opereerden. Dit soort milities werden
onmisbare politieke en militaire instituten, met als doel de bescherming en de organisatie
van de vrij geworden slaven.53 De milities beschikten over de nieuwste wapens en zwarten
waren maar al te gretig om een deel uit te maken van deze groepen. Het ontstaan van dit
soort groepen leidde echter al snel tot hevig verzetten van blanke “terroristische”
49
Robert J. Cottrol, Gun Control and the Constitution: The Court, Congress, and the Second Amendment (New
York 1994) xxv.
50
Carter, Guns in American Society, 5.
51
Ibidem., 6.
52
Cornell, A Well Regulated Militia, 169.
53
Ibidem., 176.
24
organisaties als de Ku Klux Klan. Zo schrijft Saul Cornell over “violent clashes” tussen de Klan
en de “Negro militia” in 1869.54 De milities waren zo dus één van de eerste daadwerkelijk
pogingen om zwarten te bewapenen en te organiseren. Het leidde echter alleen maar tot
meer en meer geweld tegen zwarten door groeperingen als de KKK. Een bekend voorbeeld
waarbij o.a. het bestaan van een zwarte militie leidde tot extreem veel geweld is de
zogenaamde “Colfax Massacre,” waarbij drie republikeinse blanken en een geschatte 150
zwarten genadeloos werden vermoord. De San Fransisco Sunday Call spendeerde aandacht
aan het bloedbad in een artikel in 1908. De krant meldde dat bewapende zwarten en blanke
republikeinse “carpetbaggers” op 13 april 1873 hadden geprobeerd het gerechtsgebouw te
veroveren nadat zwarten door de blanke zuiderlingen in Colfax County met geweld en
bedreigingen werden weerhouden om te gaan stemmen op lokale functionarissen. De
poging tot het veroveren van het gerechtsgebouw was dus puur een poging uit woede.
Blanken van over het hele land verzamelden zich bij het gebouw en omsingelden het. Ze
dwongen de zwarten ertoe zich over te geven, wat natuurlijk niet zomaar ging. Uiteindelijk
zouden de blanken een deel van het gebouw in brand hebben gestoken, wat ertoe leidde dat
de zwarten zich wel moesten over geven. De zwarten werden vervolgens begeleid naar een
oever langs de Red River, waar ze werden verrast en meedogenloos onder vuur werden
genomen door de blanken met hun geweren. De meesten vielen ter plekke dood neer.
Sommigen doken de rivier in, waar ze alsnog onder vuur werden genomen. Sommigen
verdronken en een enkel wist te ontsnappen. Volgens de krant vielen daar 128 doden. Later
zouden er nog meer worden vermoord.55 Zelfverdediging en bewapening zorgden dus in
feite alleen maar voor meer geweld. Zelfverdediging, bewapening en organisatie stonden in
het racistische klimaat van het Amerikaanse zuiden in de negentiende eeuw vrijwel gelijk
aan zelfvernietiging. Toch betekende dit niet dat zelfverdediging door zwarten hierdoor
werd geschuwd. Het kwam veelvuldig voor tot diep in de twintigste eeuw.
Een ander bekend voorbeeld van zelfverdediging door zwarten heeft zich afgespeeld
in Columbia, Tenessee in 1946. Nadat in februari van dat jaar een ruzie tussen een AfroAmerikaan en een blanke winkelbediende uitmondde in een vechtpartij, werd door
ongeveer 50 á 60 blanken getracht de zwarte Amerikaan te lynchen. Nadat de zwarte James
Stephenson veilig de situatie wist te ontkomen kwam de zwarte gemeenschap in actie.
54
55
Cornell, A Well Regulated Militia, 176-177.
The San Francisco Sunday Call, 6 december 1908, p. 6 via chroniclingamerican.loc.gov.
25
Gewapende zwarte mannen trokken de straten op om de optrekkende blanke menigte en
blanke politieagenten uit hun buurt te weren: “By early evening, when Sheriff Underwood
and his first deputy Claude Goad traveled to East Eighth Street, the sheriff found probably
one hundred fifty negroes . . . forty to fifty or maybe more with guns in their hands,
shotguns, rifles of different types and calibers.”56 Dit kan dus zeker worden gezien als een
voorbeeld van georganiseerd verzet door zwarten. Even later werden vier politieagenten
door zwarten ernstig verwond toen ze een zwarte buurt probeerden te enteren.
Georganiseerde zelfverdediging begon zich in de loop van de twintigste eeuw dus zeker te
gaan vormen. Toegegeven moet worden dat de georganiseerde vormen van verzet echter in
voorgaande eeuwen en in het begin van de twintigste eeuw nog niet echt een duidelijk vorm
hadden.
Ondanks het feit dat zwarten zich voor het eerst begonnen te organiseren bestond de
wil om te vechten er natuurlijk dus al veel eerder: “The true remedy for the fugitive slave bill
is a good revolver, a steady hand, and a determination to shoot down any man attempting
to kidnap,” stelde de invloedrijke Afro-Amerikaanse Abolitionist Frederick Douglass in
1854.57 Al voor het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog bestond het idee om slaven
gewapenderhand te bevrijden van hun benarde situaties. Dit bleek al in de eerdere
slavenrevoluties die waren uitgebroken in vele Amerikaanse staten. Douglass benadrukte en
overwoog zelfs een guerrillaoorlog te starten, en zo niet, in ieder geval een flitsende aanval
te plannen op de blanke onderdrukker.58 Al enkele decennia voor Douglass’ zijn uitspraken,
had een andere Afro-Amerikaanse abolitionist al soortgelijke ideeën. David Walker schreef in
zijn Walker’s Appeal dat gericht was aan de Afro-Amerikanen: “They [de blanken] want us
for their slaves, and think nothing of murdering us in order to subject us to that wretched
condition. Therefore, if there is an attempt made by us, kill or be killed.”59
De wil om te vechten voor vrijheid kwam in de slaventijden vanzelfsprekend vooral
vanuit zwarte abolitionistische kringen. Herbert Aptheker beweert dat toen ook de eerste
georganiseerde zwarte vrijheidsbewegingen ontstonden: “There is, also, evidence of the
56
Gail Williams O’Brien, The Color of the Law: Race, Violence, and Justice in the Post World War II South (Chapel
Hill 1999) 12.
57
John R. McKivigan en Heather L. Kaufman, In the Words of Frederick Douglass: Quotations from Liberty’s
Champion (New York 2012) 111.
58
Michael C. Dawson, Black Visions: The Roots of Contemporary African-American Political Ideologies (Chicago
2001) 1.
59
David Walker, Walker’s Appeal: In Four Articles (Massachusetts 2005) 29-30.
26
existence of Negro societies having as their objective even more dangerous tasks than the
sheltering of fugitives and the spreading of the literature and ideas of abolitionism.”60 Zo
beschrijft hij een organisatie genaamd “The Order of Twelve of the Knights and Daughters of
Tabor,” die zou zijn opgericht door de dominee Moses Dickson uit Cincinnati. Over deze
groep schrijft Aptheker: “These were dedicated to the aim of overthrowing slavery by every
and any possible way, not escaping militant action.”61 Uitgaand van deze gegevens kunnen
we Nicholas Johnsons’ “individual self-defense” in twijfel nemen. Het blijft echter wel een
feit dat deze organisaties geen enorme indruk wisten te maken, maar dat heeft
waarschijnlijk zeer uiteenlopende verklaringen. Zo was het in de 19 e eeuw, en in voorgaande
eeuwen, in een enorm land als de Verenigde Staten, vrijwel onmogelijk om een massa te
vormen en je ideeën en ideologie met hen te delen. Dit in tegenstelling tot de tweede helft
van de twintigste eeuw. Mensen als Douglass en Walker waren wel degelijk bekend onder
blanken, maar veel ongeletterde zwarte slaven hadden waarschijnlijk maar nauwelijks of
zelfs niet van hen gehoord. Mede hierdoor is het zeer waarschijnlijk en erg aannemelijk dat
armed self-defense inderdaad vaker op individueel niveau en in ieder geval zeer kleinschalig
werd uitgevoerd en dat we niet te diep hoeven in te gaan op kleine organisaties waar over is
gesproken. In die zin kunnen we Aptheker en Johnson allebei deels begrijpen.
60
Eric Foner en Manning Marable, Herbert Aptheker on Race and Democracy: A Reader (Urbana en Chicago
2006) 40.
61
Ibidem.
27
1.4 Conclusie
Uit bovenstaande gegevens kunnen we enkele dingen concluderen. In de eerste plaats moet
het duidelijk zijn dat we ons moeten realiseren dat we over hele andere tijden spreken. Het
is aan de ene kant logisch om jezelf af te vragen waarom de strijd voor burgerrechten niet al
eerder was uitgebarsten. Het antwoord daarop is niet meer dan logisch en in feite erg
simpel. Alle nationale, internationale en technologische omstandigheden die de Civil Rights
Movement van de tweede helft van de twintigste eeuw mogelijk maakten bestonden eerder
nog niet en spelen een enorme rol bij het succes van de burgerrechtenbeweging. Vanuit dit
oogpunt kunnen we begrijpen dat de mogelijkheden voor verzet tijdens de slavenperioden
en in de jongste jaren van de onafhankelijke Verenigde Staten veel minder waren dan later.
Er was geen duidelijke media die men kon gebruiken. Er was geen goed alternatief en
daardoor was het moeilijk om strakke organisaties neer te zetten. Het was moeilijk om
mensen te bereiken en er is een grote waarschijnlijkheid dat mensen die wel werden bereikt
niet wisten wat te doen. De mogelijkheden om verzet te tonen werden daarnaast ook
bewust verminderd door de blanke overheid en federale staten.
De wil om te vechten was er zeker wel. En ondanks de vele maatregelen om zwarten
niet aan wapens te laten komen waren er toch nogal wat opstanden. Herbert Shapiro zegt
refererend naar een onderzoek van Herbert Aptheker: “The existence of at least 250 slave
revolts was characteristic of American slavery.” 62 Er heeft zich dus duidelijk wel veel
afgespeeld in de geschiedenis van de slavernij. Hierbij waren enkele georganiseerde en
geplande activiteiten, maar zoals Nicholas Johnson al eerder zei waren de meeste
activiteiten heel duidelijk ongeorganiseerde en vaak individuele acties van woeste en
moedeloze Afro-Amerikanen. Om tot een conclusie te komen kunnen we stellen dat armed
resistance en/of armed self-defense wel degelijk een rol heeft gespeeld in de geschiedenis
van de zwarte Amerikanen. Deze begrippen kennen dan ook zeker hun traditie in de AfroAmerikaanse cultuur en zijn hierdoor onlosmakelijk verbonden met de strijd voor gelijke
rechten voor zwarten in de Verenigde Staten. Charles E. Cobb schrijft: “This was nothing
new. Armed self-defense as part of black struggle began not in the 1960s with angry
“militant” and “radical” young Afro-Americans, but in the earliest years of the United States
62
Foner en Marable, Herbert Aptheker on Race and Democracy, 3.
28
as one of African-American people’s responses to oppression.”63 Gewapend verzet mag
daarom niet als een geheel ander object worden gezien dan de Nonviolent Civil Rights
Movement.
Om duidelijk te maken in hoeverre gewapende activiteiten, zoals die werden gebruikt
door Robert F. Williams, een onderdeel van de burgerrechtenbeweging waren, is het daarom
belangrijk om dit deel van deze thesis als noodzakelijk te beschouwen. Armed self-defense,
zoals uitgevoerd door Williams, was duidelijk niet iets nieuws. Er zijn echter wel duidelijke
verschillen die Williams toch in een ander perspectief zetten. Wat die verschillen zijn en hoe
deze Williams de man maakten die hij was geworden zal worden besproken in het volgende
deel van deze thesis.
63
Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 1-2.
29
Deel II
Robert Franklin Williams
Een ander geluid
30
2.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is beknopt beschreven in hoeverre de zwarte gemeenschappen in de
Verenigde Staten werden geconfronteerd en geterroriseerd met geweld vanuit blanke
kringen. De Ku Klux Klan schreef geschiedenis door gebruik te maken van extreme en vaak
onmenselijke vormen van geweld tegen zwarten. Monroe, een stad in North Carolina, was
geen uitzondering op deze mate van geweld. Ook deze stad, in het zuidoosten van de
Verenigde Staten, kende een geschiedenis waarin zwarten werden onderdrukt. Ook deze
stad was er één waarbinnen de KKK veel aanhang kende. En ook deze stad zou een
belangrijke rol gaan innemen in de strijd voor gelijke burgerrechten.
Monroe kende een relatief rijke en in feite ook een vrij rustige geschiedenis in
vergelijking met vele andere zeer racistische steden in het zuiden van Amerika. Al is het
begrip “rustig” wellicht niet het meest juist gekozen woord om de situatie in Monroe te
beschrijven. Het grootste deel van de inwoners hield zich, tot zeker in de tweede helft van
de twintigste eeuw, bezig met de landbouw. Tabak en katoen waren er de belangrijkste
producten. Het waren, zoals in vele andere zuidelijke Amerikaanse staten en steden,
voornamelijk deze producten die vorm hadden gegeven aan het ontstaan van de AfroAmerikaanse gemeenschap in deze regio. Deze gemeenschap was behoorlijk groot. Het
besloeg aan het einde van de eerste helft van de twintigste eeuw ongeveer een derde van
het gehele inwonertal van 11.000.64 Dat doet het overigens, tegenwoordig, met ongeveer 28
procent nog steeds. De Afro-Amerikanen vormden daarmee de grootste minderheid in de
stad Monroe.
In de jaren 1950 zou de stad een heuse industriële transformatie kennen en zouden
zich er enkele fabrieken vestigen, waaronder een plastic en een kledingfabriek. Zwarten en
blanken zouden uiteindelijk samen gaan werken en zouden de nieuwe arbeidersklasse van
de stad Monroe vormen. De relatie tussen de blanke en zwarte inwoners was ondanks alles
toch altijd zeer gespannen: “The racial climate in Monroe, outwardly calm and peaceful,
remained as oppressive as that of any other city in the Deep South during the 1950s and
64
Williams, Negroes With Guns, 50.
31
1960s.”65 Al zouden de blanke inwoners daar heel anders over denken: “White citizens
proudly proclaimed that the area had no problems between the races,” schrijft Craig S.
Pascoe in het gebundelde boek met artikelen Lethal Imagination.66 Dit idee dat de blanken in
Monroe zouden hebben gecreëerd is natuurlijk verre van waar. David M. Chalmers schrijft in
zijn boek Hooded Americanism dat de News and Observer in de jaren 1920 meldde dat de Ku
Klux Klan in North Carolina ongeveer 50.000 leden had.67 Lokale kranten meldden, volgens
Timothy B. Tyson, daarnaast dat de opkomst bij een bijeenkomst van de Klan in 1922 in
Monroe geschat werd op waarschijnlijk meer dan 5000 man.68 Die opkomst zou in latere
jaren nog verder oplopen. Bij bijeenkomsten in Monroe in de jaren 1940 en 1950 werden tot
wel 7500 man geteld.69 Zij zouden op deze bijeenkomsten bespreken wat te doen met de
integrationisten: “They started a campaign to get rid of us, to drive us out of the
community,” schreef Robert F. Williams.
Met alleen deze gegevens al is het dus erg vreemd om te stellen dat er geen raciale
problemen bestonden in Monroe. Spanningen tussen de twee groepen waren duidelijk
aanwezig. Wat zou anders al die mensen naar die bijeenkomst van de beruchte KKK hebben
gedreven? Geweld tegen zwarten was ook zeker in Monroe, zoals eerder al duidelijk is
geworden, geen uitzondering. Binnen de tijdspanne tussen 1900 en 1943 zouden “lynch
mobs” in North Carolina meer dan 60 zwarte Amerikanen hebben gelyncht.70 Zwarten
werden doelmatig belemmerd in hun handelingen. Hierbij werd geweld absoluut niet
geschuwd. Vele voorbeelden die zijn besproken in het vorige hoofdstuk golden ook voor de
zwarten in Monroe.
In het vorige deel werd duidelijk dat geweld door blanken door de lokale autoriteiten
in het zuiden vaak werden genegeerd. Ook dit gold ook zeker in Monroe. In 1959 nog
werden twee lokale blanke mannen vrijgesproken na terecht te hebben gestaan voor de
verkrachting van een lokale zwarte vrouw.71 Het belang van dit gebeuren zal overigens iets
later in dit deel van deze thesis nog gaan blijken. Een ander belangrijk voorbeeld geeft de
65
August Meier, Elliott M. Rudwick en Francis L. Broderick, Black Protest Thought in the Twentieth Century
(Indianapolis 1971) 360.
66
Craig S. Pascoe, The Monroe Rifle Club, Finding Justice in an “Ungodly and Social Jungle Called Dixie, in
Michael A. Bellesiles, Lethal Imagination: Violence and Brutality in American History (New York 1999) 397.
67
David M. Chalmers, Hooded Americanism: The History of the Ku Klux Klan (Durham, NC 1989) 96-97.
68
Tyson, Radio Free Dixie, 22.
69
Williams, Negroes With Guns, 53.
70
Tyson, Radio Free Dixie, 22.
71
Wendt, The Spirit and the Shotgun, 28.
32
voormalige burgemeester van Monroe, John Raymond Shute. In een interview met Wayne
Durril zegt Shute dat Afro-Amerikanen die een misdaad hadden gepleegd vaak al voordat de
sheriff hem of haar in zijn kraag kon pakken werden vermoord. Dit gebeurde “quite often.”72
Of de sheriff dit destijds bewust deed, of dat de zwarten te maken kregen met woedende
blanke burgers is niet helemaal bekend. Maar wat Shute zegt suggereert enigszins dat de
sheriff, en daarmee het gezag, dit soort geweld bewust toeliet.
Een einde aan dit geweld, de onderdrukking en aan de ongelijkheid werd, zoals overal
in de Verenigde Staten, ook in Monroe gehoopt. Met de groei en door het geloof in de Civil
Rights Movement werd deze hoop nog eens versterkt. Toen de ongelijkheid, de
onderdrukking en zelfs het geweld na belangrijke successen met de geweldloze Civil Rights
Movement, niet leken te verdwijnen, kwamen sommigen met andere ideeën. Robert F.
Williams is één van de belangrijkste personen die op een andere manier zouden opkomen
voor de rechten van zwarten in de Verenigde Staten. Dit deel van deze thesis zal zich dan
ook geheel hechten aan Robert F. Williams. In de eerste plaats zal het eerste hoofdstuk een
eerste indruk van Williams beschrijven. Wie was hij? En wat voor persoon was hij?
Vervolgens zal worden nagegaan waarom Williams een andere weg is ingeslagen. Wat
maakte hem zogenaamd radicaal? Wat vormde zijn ideeën over de strijd voor
burgerrechten? Ten slotte zal worden ingegaan op de vraag in hoeverre we daadwerkelijk
kunnen stellen dat Williams een radicale extremist was. Op deze manier zal ik proberen een
duidelijk beeld te schetsen van Williams’ zijn persoon en kunnen we op deze manier een
brug slaan naar de hoofdvraag van deze thesis.
72
Wayne Durrill, Interview met John Raymond Shute, Juni 25, 1982. Interview B-0054-1, Southern Oral History
Program Collection, 71.
33
2.2 Robert
“I would say he was an intellectual superior to a whole lot of these people in Monroe.” 73
Robert Franklin Williams kwam op aarde in Monroe, North Carolina op 26 februari 1925. Hij
was het vierde kindje van Emma en John Williams en had dankzij zijn vaders baan bij de
lokale spoorwegen het geluk een redelijk en relatief gezien welvarende jeugd te hebben
gehad. John’s salaris was met dertig tot veertig dollar per week dan wel niet erg interessant
te noemen, maar het was genoeg om destijds voor zijn kinderen te kunnen zorgen en zelfs
een eigen huis te kunnen kopen.74 Dat was wel degelijk een uitzondering op vele andere
zwarten in North Carolina, die zichzelf niet snel als eigenaar van een huis zouden kunnen
zien. John en vele zwarten met hem in Monroe hadden nogal eens te maken met racisme en
beledigingen op de werkvloer. Daarnaast zagen zij als zwarte arbeiders toe hoe de schaarse
blanke collega’s beledigende en seksuele opmerkingen maakten over zwarte vrouwen en
meisjes die de werkvloer passeerden. Gefrustreerd als maar kan zijn, waren ze niet in staat
om hier iets tegen in te brengen, omdat ze bang waren hun baan anders te verliezen. Robert
herinnerde zich hoe zijn vader soms furieus thuis kwam na een lange dag te hebben
gewerkt. Ondanks dat hij niet helemaal begreep waarom dit zo was, bleef het beeld van zijn
furieuze vader hem toch altijd nog na.75 Dit zou zeker zijn effect hebben op de toekomstige
Robert
Zoals gezegd had de familie Williams een uitzondering op vele andere zwarte
gezinnen in Monroe en was de eigenaar van een eigen huis. Opvallend was dat de bestrating
en de riolering in Monroe stopten bij, laten we zeggen, de ingang van deze zwarte wijken,
waar dus ook het huis van Robert en zijn familie zich bevond.76 Dit feit maakte de zwarte
wijken verre van optimaal. Maar het belemmerde Robert niet om te doen wat hij kon om
zichzelf te ontwikkelen. Robert maakte het gesegregeerde onderwijs mee en behaalde zijn
“high school” diploma aan de Winchester Street High School. Na het behalen van zijn
73
David Cecelski, Interview Mabel Williams, deel II: Robert Williams, via www.crmvet.org.
Robert Carl Cohen, Black Crusader: A Biography of Robert Franklin Williams (New Jersey 1972) 23.
75
Ibidem., 24.
76
Ibidem., 23.
74
34
diploma besloot Robert nog niet verder te gaan studeren en werkte hij voor een korte tijd bij
de Ford Motor Company, waarna hij zich even later zou gaan melden bij het leger.77
Robert’s grootouders waren geboren in slavernij, maar wisten zich hier niet veel van
te herinneren, aangezien ze destijds nog erg jong waren. Opvallend genoeg wisten zij zich
zeer goed te herstellen en zelfs deel uit te gaan maken van de maatschappij. Zo werd zijn
grootvader Sikes Williams één van de eerste zwarte leraren in Union County, waar Monroe
als stad een deel van uitmaakte.78 Sikes Williams was zelfs actief, voor zover het mogelijk
was voor een zwarte Amerikaan, als Republikeinse activist en reisde in hun naam het land
door. Dat Robert vele jaren later zich bezig zou gaan houden met de politieke
ontwikkelingen en met de burgerrechtenbeweging kwam dus niet geheel als een verassing.
Dit activisme op het gebied van burgerrechten en ook zeker de politiek heerste dus al in zijn
familie. Zelfs zijn grootmoeder, die overigens net als zijn grootvader lerares wist te worden,
was gespecialiseerd in geschiedenis en wist Robert altijd te fascineren met allerlei
verschillende historische verhalen over allerlei soorten verschillende landen. Ellen Isabel
Williams, zoals Robert’s grootmoeder heette, las dagelijks geschiedenisboeken en las
sommigen ook dagelijks voor aan Robert. Hierdoor was Robert op acht of negenjarige
leeftijd al een soort van “neighbourhood expert on world affairs” geworden in zijn buurt.79
Ondanks de zeer interessante en uitgebreide algemene kennis waar Robert op die
jonge leeftijd al over beschikte, was hij nog niet geheel in staat om racisme en discriminatie
te begrijpen. Dit was natuurlijk ook niet vreemd op die leeftijd. Net als ieder kind wist hij
natuurlijk dat er slecht en goed was, maar hij generaliseerde hier absoluut niet in. Robert
herinnerde zich dat blanke eigenaren van winkeltjes in de buurt hem altijd vriendelijk gedag
zeiden, en zag hen ook zeker als vriendelijke mensen. Zijn beeld over deze mensen zou wel al
snel gaan veranderen. Op tienjarige leeftijd liep Robert door de hoofdstraat van Monroe
toen hij zag hoe een krijsende zwarte vrouw door de straat werd gesleurd door een grote
blanke agent. De vrouw zag er gehavend uit en werd respectloos en op een zeer
vrouwonvriendelijke manier behandeld door de agent. Zwarten die in de buurt waren
durfden niks te doen en durfden er tegelijkertijd, waarschijnlijk door schaamte, niet eens
77
Marcellus C. Barksdale, Robert F. Williams and the Indigenous Civil Rights Movement in Monroe, North
Carolina, 1961, The Journal of Negro History. Vol.69, No. 2 (1984) 74.
78
Timothy B. Tyson, Robert F. Williams, “Black Power,” and the Roots of the African American Freedom
Struggle, The Journal of American History. Vol. 85, No. 2 (1998) 546.
79
Cohen, Black Crusader, 27.
35
naar te kijken. Terwijl de zwarte bewoners deden alsof ze niks zagen en wegliepen, zag
Robert hoe de blanke winkeliers aan het lachen waren bij het aanblik van de zwarte vrouw in
haar benarde situatie. Dit deed Robert heel erg veel pijn en zou hem altijd nog bijblijven. Het
ergste vond Robert nog de zwarte mannen die massaal wegkeken en deden alsof hun neus
bloedde.80 Deze machteloosheid zou Robert waarschijnlijk gaan zien als een vorm van het
“turn-the-other-cheekism” waar hij het jaren later over zou gaan hebben. Hiermee zou dit
incident aanzienlijk veel invloed gaan hebben op de vorming van Robert’s ideeën en
gedachten.
Robert’s tiende leeftijd was niet alleen belangrijk door bovenstaande. Op deze
leeftijd ontstond waarschijnlijk ook Robert’s idee om jezelf gewapend te verdedigen
wanneer het zou moeten. Toen een groepje zwarte jongens hem begonnen te pesten en te
treiteren wanneer hij door hun straat liep, besloot kleine Robert op een ochtend vroeg het
huis uit te gaan om in een stadswinkeltje een klein zakmes voor zichzelf te halen, voordat hij
die straat weer door zou moeten lopen na schooltijd.81 Dat Robert Williams jaren later
gewapend verzet zou gaan prediken en de mensen in zijn stad zou gaan oproepen om de
vijand niet de wang toe te keren, maar juist terug moesten vechten om hun eigen leven te
verdedigen kon men toen misschien al zien aan dat kleine bange en zeker ook boze
mannetje.
Toen Robert de problematiek en gevaren van het racisme in de Verenigde Staten ging
inzien, probeerde hij zich er ook steeds meer in te verdiepen. Dit deed hij vooral door vragen
te stellen aan bijvoorbeeld zijn ouders en grootouders. Zo vertelde zijn vader John hem eens
over een dappere groep zwarte mannelijke bewoners van Monroe die leden van de Ku Klux
Klan zouden gaan verdrijven nadat zij zich hadden opgemaakt voor een parade door de stad.
De Afro-Amerikanen zouden met de geweren die zij in hun bezit hadden de straat op zijn
gegaan en op deze manier hun macht hebben getoond en hebben laten zien waar zij toe in
staat waren. De Klan zag in dat de situatie te gevaarlijk zou zijn en besloot de parade te
annuleren. Sindsdien had de Klan het niet meer aangedurfd om een parade te houden in
Monroe.82 Wat opvallend is aan dit verhaal van John Williams is dat Robert vijftien jaar later
80
Cohen, Black Crusader, 28-29.
Ibidem., 30.
82
Ibidem., 29.
81
36
een belangrijke rol zou gaan spelen in een soortgelijke gebeurtenis. Het verhaal moet Robert
dan waarschijnlijk ook hebben geïnspireerd.
Robert besloot zoals eerder al is gezegd na zijn studie een tijdje te gaan werken bij de
Ford Motor Company. Vervolgens besloot hij zich te gaan melden voor het leger. Toen
Williams in 1946, samen met zijn jeugdvriend Bennie Montgomery, terugkeerde na gediend
te hebben in het leger, had hij in tegenstelling tot Montgomery het geluk om niet gewond te
zijn geraakt. De oorlog zelf had in ieder geval al extreem veel effect op Robert, zoals het ook
effect zou gaan hebben op het ontstaan van de moderne Civil Rights Movement. “Williams
returned home from the army in the spring of 1946 to the same bitter irony that had
confronted countless black veterans before him.”83 Het feit dat zij hadden gevochten voor
democratie in onbekende gebieden, en het tegelijkertijd thuis niet hadden deed Williams
toch zeker aan het denken zetten.84
Bennie was, zoals gezegd, verwond tijdens de oorlog in Europa. Hij was gewond
geraakt in de slag om de Ardennen en had hierdoor een metalen plaat in zijn hoofd. Aan zijn
geestelijke gesteldheid viel hierdoor nogal te twijfelen. Bennie “wasn’t normal anymore” zou
Robert hebben gezegd.85 Een tijdje later raakte Bennie betrokken bij een naar incident. Hij
raakte in een handgemeen met zijn baas, nadat Bennie hem op een voorschot voor zijn loon
had gevraagd. Naar eigen zeggen wilde zijn baas daar niets van hebben en begon hij op
Bennie in te slaan. Tijdens dit handgemeen trok Bennie een zakmes en verwonde zijn blanke
werkgever op een dodelijke manier. Bennie werd later op de dag in zijn bebloede kleding en
met het bloed van de man nog op zijn handen gearresteerd in een café, waar hij nog rustig
van zijn bier zat te genieten. Bennie werd veroordeeld en geëxecuteerd. De Klan, die Bennie
al eerder had willen lynchen, claimde recht te hebben op zijn lichaam en was van plan hem
door te straten te gaan sleuren en de zwarte gemeenschap op deze manier te waarschuwen,
uit te dagen en te vernederen. Toen Williams dit hoorde besloot hij met een groep van
veertig zwarte mannen de wapens op te pakken en de begrafenis van Bennie te
beschermen. Toen de Klan-leden met een stoet op de begrafenis verschenen, werden ze
verrast door veertig bewapende mannen die allen hun geweer richtten op de stoet. De Klanleden observeerden wat er allemaal mis kon gaan en besloten de uitdaging niet aan te gaan.
83
Johnson, Negroes and the Gun, 17.
Ibidem.
85
Tyson, Radio Free Dixie, 49.
84
37
Dit gebeuren had veel overeenkomsten met het eerdergenoemde verhaal van John Williams.
Dit was één van de eerste serieuze gewapende handelingen van Robert en zou tevens een
aanleiding voor hem worden om gewapend verzet absoluut niet te gaan schuwen. Daarmee
zou Williams een belangrijke hoofdrolspeler worden in de controverse tussen gewapend en
geweldloos verzet voor gelijke burgerrechten in de Verenigde Staten.
Dat hij dit zou gaan doen heeft dus alles te maken met zijn gehele leven en zijn
complete jeugd. De dingen die Robert heeft gezien, en de dingen die hij heeft gehoord
hebben hem de man gemaakt die men decennia later zouden gaan herkennen als een
voorvechter van armed self-defense. In die zin was Williams radicaal geworden door wat hij
had gezien en meegemaakt in zijn leven. Dit alles zou zijn houding en zijn ideeën omtrent de
strijd voor gelijke burgerrechten beïnvloeden. Daarmee week hij, zoals vele historici hebben
beweerd, af van de geweldloze strijd voor burgerrechten, die met name door Martin Luther
King werden gepredikt en uitgevoerd. Zoals nu natuurlijk al ver duidelijk is omslaat deze
thesis juist exact deze discussie. Om hier meer voortgang in te kunnen vinden is het
belangrijk om te kijken wat Williams rol dan precies was in de strijd voor gelijke
burgerrechten. Was hij nou inderdaad zo radicaal en anders als later zou worden
voorgedaan?
Tijdens zijn ballingschap in Cuba zou hij zijn beschreven als “a heavily armed and
dangerous man.” Hij zou krankzinnig zijn en zelfs een schizofreen.86 Op zijn “wanted-poster”
die hij later dus ook zou gaan krijgen werd in feite hetzelfde beeld van een krankzinnige man
geschetst. “Williams allegedly has possessed a large quantity of firearms, including a .45
caliber pistol which he carries in his car. He has previously been diagnosed as schizophrenic
and has advocated and threatened violence. Williams should be considered armed and
extremely dangerous.” 87 Maar was hij inderdaad zo gevaarlijk? En blijkt dit uit zijn
persoonlijke ideeën en strijd voor burgerrechten? Het volgende hoofdstuk zal zich gaan
concentreren op de rol die Williams heeft gespeeld in de Civil Rights Movement.
86
Truman Nelson, The Resistant Spirit, Proloog in: Williams, Negroes with Guns, 17.
The Robert F. Williams Papers, Reel 20, Group 2, Series 4: Government Files, 1951- 1981 cont. Subseries 2:
FBI Files, Chronological cont. fr. 0007
87
38
2.3 De strijd voor gelijke burgerrechten
“They're going to kill Rob, you know, and all that kind of stuff. And then we began to get
telephone threats, telephone threats. And at that time I started to realize that this is serious
business. These folks mean business. They do too.”88
Robert’s ervaringen in zijn jeugd en met name ook zijn ervaringen in het leger maakten hem
bewust van één van de, volgens hem, grootste problemen van de Verenigde Staten. Racisme
en discriminatie waren overal en was in feite erg gebruikelijk en gewoon geworden. Ook
zeker in het Amerikaanse leger, waar Robert jaren in zou dienen, waren discriminatie en
racisme geen ongewone zaken. “In the Marines I had got a taste of discrimination and had
some run-ins that got me into the guardhouse,” schrijft Robert in zijn boek Negroes With
Guns.89 Ook zijn vrouw Mabel vertelde dat Robert veel te maken kreeg met racisme en
discriminatie binnen het leger. In een interview met David Cecelski zegt ze: “He’s been off to
the Army and back. And he has encountered all kinds of discrimination in the Army.” 90 Dit
beeld dat racisme en discriminatie binnen het leger duidelijk aanwezig waren werd niet
alleen door Robert, maar door vrijwel alle zwarte soldaten gedeeld. “Reports indicated great
unrest among black soldiers at many bases due to incidents of discrimination and the
military’s official policy of segregation,” meld James Westheider in zijn boek dat
voornamelijk gaat over zwarte soldaten in Vietnam, maar waarin hij ook aandacht besteed
aan zwarte soldaten tijdens de tweede wereldoorlog.91
De aanwezige discriminatie en racisme in de marine korpsen had veel invloed op de
ideeën en gedachten van vele aanwezige Afro-Amerikaanse soldaten. De, in de ogen van
vele zwarte soldaten, hypocriete oorlog in het onbekende begon steeds meer de
vooraanstaande visie van velen van hen te worden. Veel historici hebben dit vaak benadrukt.
Zo schreef Richard Dalfiume dat “the hypocrisy and paradox involved in fighting a world war
for the four freedoms and against aggression by an enemy preaching a master race ideology,
while at the same time upholding racial segregation and white supremacy, could not be
88
Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams.
Williams, Negroes With Guns, 50-51.
90
Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams.
91
James E. Westheider, The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms (Plymouth 2008) 6.
89
39
overlooked.”92 De tweede wereldoorlog, met al zijn aspecten, zou veel effect hebben op
terugkerende zwarte veteranen. Zij begonnen, nu nog duidelijker dan eerst, in te zien dat ze
leefden in een wereld waarin werd gemeten met twee verschillende maten. “African
Americans were living in a world of double standard; they were supposed to equal the
patriotism of their white counterparts while simultaneously not being accepted as equal.”93
Robert begon dit, net als de meeste van zijn zwarte collega’s, erg duidelijk in te zien. Zwarten
keerden niet meer terug naar de Verenigde Staten om op dezelfde manier als altijd te gaan
leven en te gaan leiden onder het eeuwenoude racistische klimaat. “In fact, many African
American veterans sought dignity and respect once they returned home from WWII.”94
Tijdens de oorlog, en ook daarna toen Robert besloot in het leger te dienen voor een
bepaalde tijd, werd voor hem al duidelijk wat hem in de Verenigde Staten te doen stond. “I
knew I wanted to go home and join the NAACP,” was Roberts reactie op o.a. de ongelijke
behandeling in het leger.95 Dit was dan ook één van de eerste dingen die Robert zou doen
toen hij in 1955 het marine korps verliet en terugkeerde naar zijn geboorteplaats Monroe in
North Carolina in het zuiden van de Verenigde Staten. Volgens Robert werd hier, in het
zuiden, juist bewust geprobeerd om iedere vorm van voortgang te dwarsbomen. Robert
schrijft: “I had returned to a south that was determined to stay the hand of progress at all
cost.”96
De lokale tak van de NAACP in Monroe was een kleine en alsmaar slinkende afdeling
van de nationale vereniging. Deze werd geleid door zwarten met een redelijk hoge sociale
status in vergelijking met vele andere Afro-Amerikaanse inwoners van de stad. De afdeling
was daarnaast ook niet erg actief, waardoor het niet tot veel weerstand van de blanke
bewoners leidde. Dit zou echter veranderen toen het hooggerechtshof in 1954 na de
behandeling van de zaak “Brown vs. Board of Education” besloot dat segregatie op openbare
scholen onwettelijk zou zijn. Dit leidde tot een opleving van racistische gevoelens en zou
aanhangers van blanke suprematie aansporen tot een hardere en gewelddadigere aanpak
van desegregatie. De lokale Ku Klux Klan in Monroe zou zwarte leden van de NAACP
92
Richard Dalfiume, Desegregation of the U.S. Armed Forces, Fighting on Two Fronts, 1939-1953 (Missouri
1969) 131 .
93
Natalie Kimbrough, Equality or Discrimination? African Americans in the U.S. Military during the Vietnam War
(Lanham 2007) 48.
94
Izemrasen Nat Musawally, African Americans and Mexican Americans during the Vietnam War, Two
American stateless Nations in the Lion’s Mouth (Denver 2001) 12.
95
Williams, Negroes With Guns, 50.
96
Robert F. Williams, Can Negroes Afford to be Pacifists? Liberation (Januari-Februari 1960) 44.
40
opsporen en vervolgens dreigen met geweld en economische sancties. Dit zorgde ervoor dat
de lokale afdeling nog veel kleiner en onbelangrijker werd dan het al was geweest in de
voorgaande jaren. 97 Het ledenaantal daalde tot nog maar zes man, waar Robert ook
onderdeel van uitmaakte. Het lage ledenaantal leidde ertoe dat er werd besloten om de
lokale afdeling op te heffen. Alleen Robert en Dr. Albert E. Perry waren hier fel op tegen.
Doordat Robert en Perry als enige overbleven werd Robert verkozen als voorzitter en zou hij
de tweemans-groep weer proberen op te bouwen. In zijn interview met Mabel Williams
beschrijft David Cecelski in gesprek met Williams de situatie als volgt: Cecelski zegt: “So all
these people, the professional people leave and Robert’s left…” Waarom Mabel Williams
antwoord met: “With Hardly anybody and he just went and recruited among just ordinary
common folks on the street.”98
Robert was onervaren en wist niet goed wat te doen met zijn organisatie. Toch wist
hij dus door zijn vele contacten en het feit dat hij veel mensen kon bereiken in een stad als
Monroe al redelijk snel een stabiele organisatie te vormen die later de boeken in zou gaan
als de meest militante afdeling van de NAACP. Deze afdeling was volgens Robert uniek. Ten
eerste kende de afdeling een voorzitter die geen Afro-Amerikaan van relatief hogere status
was. Dit kwam in de rest van het land vrijwel niet voor. Op de tweede plaats bestond de
afdeling daarnaast ook voornamelijk uit zwarten uit de arbeidersklasse. Deze hadden tot dan
toe nog niet vaak veel te zeggen gehad in de strijd voor gelijke burgerrechten. Wat de
afdeling ten slotte nog het meest bijzonder maakte was dat deze voor een zeer groot deel
bestond uit teruggekeerde Tweede Wereldoorlogveteranen die vrijwel allemaal een
militante houding ten opzichte van de burgerrechtenstrijd hadden opgenomen. Ook dit was
dus een uniek gegeven in vergelijking met afdelingen in de rest van het land.99 Dit leidde er
uiteindelijk toe dat Robert wat makkelijker een aanhang kon vinden voor de radicalere
houding die hij later zou gaan aannemen, of in ieder geval, later pas zou laten blijken.
Net als de landelijke NAACP probeerde Robert met zijn lokale afdeling te strijden voor
economische, sociale, educatieve en in het algemeen gelijke rechten voor de zwarte
bevolking in Monroe. De afdeling werd, volgens Robert althans, al gauw beschouwd als één
van de meest militante afdelingen van het hele land. Deze reputatie zorgde daarmee al snel
97
Williams, Negroes With Guns, 50.
Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams.
99
Williams, Negroes With Guns, 51.
98
41
voor een vijandige tegenreactie van met name de Ku Klux Klan. Die zou Robert en zijn lokale
NAACP in de vroegste jaren van zijn herboren bestaan het leven zuur gaan maken. In zijn
eigen boek Negroes With Guns beschrijft Robert Williams hoe de Klan planmatig probeerde
Robert en zijn voornaamste metgezellen uit Monroe te verdrijven door hen te bedreigen.
Door valse petities te tonen waarin zij claimden dat zij meer dan 6000 handtekeningen
hadden opgehaald bij mensen in de stad die allen wilden dat Robert en zijn vrienden de stad
uit moesten, probeerden ze duidelijk te maken dat de gehele gemeenschap hun mening
deelde.100 Toen Robert zich hier niet door liet intimideren besloot de Klan van strategie te
veranderen en werd het gewelddadiger dan ooit. De Klan zou in colonnes door de straten
van zwarte buurten scheuren, toeterden zoveel als ze maar konden om overlast te
veroorzaken en schoten in het wilde rond met hun geweren om in feite mee te pakken wat
ze maar pakken konden. Het feit dat de lokale autoriteiten hier geen halt toe riepen was
reden voor Robert om ook zijn strategie te gaan veranderen. Het concept en het idee van
zelfverdediging tegen dit soort taferelen is volgens Robert geboren uit de benarde situatie
waarin zwarten zich in Monroe in bevonden.101 Het was tijd voor een ander geluid.
Robert besloot zichzelf en zwarten die zijn ideeën met hem deelden te gaan
bewapenen. Dit probeerde hij te doen door zich aan te melden bij de National Rifle
Association van de Verenigde Staten, waarvan hij de toestemming kreeg om een lokale
afdeling te gaan leiden. Deze afdeling zou vanzelfsprekend natuurlijk compleet gaan bestaan
uit Afro-Amerikaanse inwoners van Monroe en bestond binnen een jaar al uit ongeveer
zestig man. Opvallend is dat duidelijk werd dat veel mensen steun wisten te bieden en geven
aan Roberts plannen om zichzelf te bewapenen. Dit gebeurde niet alleen binnen de zwarte
gemeenschap in Monroe en zelfs niet alleen in het zuiden van de Verenigde Staten, maar
ook in het noorden van het land. Zo schrijft Robert dat nota bene een kerk in het noorden
geld had ingezameld voor Robert, waarmee hij uiteindelijk de leden van de lokale afdeling
beter kon gaan bewapenen.102 Het feit dat zelfs kerkgangers in het noorden van het land
sympathie konden hebben voor Robert en zijn ideeën over zelfverdediging zegt veel over
hoe de gemiddelde Afro-Amerikaan over dit concept dacht. Zo schrijft Monroe S. Frederick
uit New York in een brief aan Robert hoezeer hij hem steunt in zijn ambities. De afsluiting
100
Williams, Negroes With Guns, 54.
Ibidem.
102
Ibidem., 57
101
42
van zijn brief kan episch genoemd worden. Frederick schrijft: “The black people shall get
freedom soon or death for fighting for it.”103 Zijn woorden suggereren al deels naar wat de
rol en het idee van zelfverdediging binnen de burgerrechtenbeweging zou gaan betekenen.
Hier zou Robert dus een belangrijke rol in gaan spelen. Die rol werd hem dan ook door velen
al toebedeeld. Zo schrijft Gary Green in een brief aan Robert: Rob, The point of this letter is
but one thing: there is a need for you now…perhaps now more than ever before…and
tomorrow more than today…and the next day. And this need is a need for a leader who can
direct, explain, and aim the kind of struggle that we need.”104 Robert en zijn concept werd
daarmee door velen als een zeer positieve ontwikkeling beschouwd.
Het eerste echte wapenfeit van Robert en zijn metgezellen met hun strategie van
zelfverdediging ontstond toen leden van de Klan ontdekten dat zwarten zich aan het
bewapenen waren. De Klan besloot Dr. Perry’s huis aan te vallen en probeerde hiermee in
feite de bewapenende zwarten af te schrikken en hen te weerhouden van verdere
bewapening. De Klan zou Dr. Perry’s huis met ongeveer 50 auto’s hebben benaderd.105
Robert en zijn groep, die voor een groot deel uit veteranen bestond, was echter goed
bewapend. Daarnaast schuwden zij geen geweld en waren ze absoluut niet bang voor de
Klan. Zij schoten Dr. Perry meteen te hulp en confronteerden de Klan-leden met hetzelfde
soort geweld die zij zelf zo lang hadden gebruikt tegen de zwarte gemeenschap. Een
vuurgevecht barstte los en uiteindelijk wisten Robert en zijn groep de Klan-leden te
verdrijven.106 Hiermee bewees Robert dat hij dus inderdaad leiding zou gaan geven aan één
van de meest militante afdeling van de NAACP, waar zijn gewapende groep indirect toch aan
gelieerd zou zijn. Toch zou dit wapenfeit en het gehele gebeuren volgens de destijds lokale
politiechef Mauney erg overdreven zijn door Robert. Hij zei over het gebeuren: “I know
there was no shooting.” Waarop Robert antwoorde: “These things have happened. Police try
to make it appear that I have been exaggerating and trying to stir up trouble.” 107 Al zou
Robert de zaak een beetje hebben opgeblazen, dan nog zou de militante houding die hij hier
in ieder geval presenteerde hem uiteindelijk wel een belangrijke plaats op de voorpagina’s
van lokale en nationale kranten doen opleveren. Maar vooralsnog werden de daden van de
103
Black Studies Research Sources, The Black Power Movement, Part 2: The Papers of Robert F. Williams, Reel
1, Group 1, Series 1: Correspondence 1956-1979, fr. 0089.
104
Ibidem., fr. 0096.
105
Reading Eagle, Second Section (12 Mei 1958) 15.
106
Williams, Negroes With Guns, 57.
107
Reading Eagle, Second Section (12 Mei 1958) 15.
43
lokale zwarten in Monroe nog niet openlijk tentoongesteld in lokale en nationale media. Het
feit dat Robert zich hierover verbaasde geeft aan dat hij wellicht toch wel op zoek was naar
die aandacht om de benarde situatie van zwarten in Monroe aan te kunnen kaarten. Dat zou
kunnen aanduiden dat hij de boel inderdaad een beetje had opgeblazen. Hij schreef namelijk
dat “at the time of the clash with the Klan only three Negro publications reported the
fight.”108 Zelfs de NAACP zou feitelijk geen enkele aandacht besteden aan de desbetreffende
clash tussen de twee groepen. Over blanke kranten hoeft dan al niet eens meer over worden
gesproken. Dit vond Robert toch wel degelijk een probleem waar hij zich in de loop van zijn
actieve periode binnen de NAACP aan zou gaan irriteren.
De NAACP bleef vreemd genoeg afwachtend en vooral stil rond de ietwat
“tegenstrijdige” strategie die een lokale NAACP leider in Monroe had aangenomen totdat
een uitspraak van Robert hen in het verkeerde keelgat schoot. In 1959 zou een AfroAmerikaanse mevrouw genaamd Mary Ruth Reed het slachtoffer zijn geweest van een
poging tot verkrachting door een blanke man. Uiteindelijk wist ze te ontsnappen uit de
handen van deze man en zocht ze bescherming bij een blanke vrouwelijke buur. Het
gebeuren leidde tot een rechtszaak waar de blanke buurvrouw zelfs voor getuigde, maar
leidde uiteindelijk tot de vrijspraak van de man. Eerder hadden de broertjes van het
slachtoffer de blanke man voor de rechtszaak al hebben willen vermoorden, maar Robert gaf
hier persoonlijk geen toestemming voor en zei: “this was a matter that would be handled
legally.”109 Na de vrijspraak voelde Robert zich schuldig en tegelijkertijd ook woedend. Veel
Afro-Amerikaanse vrouwen die de rechtszaak hadden bijgewoond beschuldigden Robert een
onderdeel te zijn van het onrecht en vroegen hem wat hen nu nog stond te doen, omdat was
gebleken dat niets hen zou kunnen beschermen. Robert besloot, deels uit woede, om
openlijk te zeggen wat hij vond en hij reageerde door te zeggen dat zwarten geweld
voortaan maar met geweld zouden moeten beantwoorden: “And I said that in the future we
would defend our women and children, our homes and ourselves with our arms. That we
would meet violence by violence.”110 Robert had altijd geloofd in de wetten en rechten
binnen de Amerikaanse constitutie. Maar het zuiden viel hier niet onder. Het zuiden was een
geheel ander entiteit die Robert beschreef als “an ungodly and social jungle called Dixie.”111
108
Williams, Negroes With Guns, 57.
Ibidem, 62.
110
Ibidem, 63.
111
Craig S. Pascoe, Interview met Robert F. Williams, in Michael A. Bellesiles, Lethal Imagination, 396.
109
44
Zijn publiekelijke uitspraak leidde tot ontzet en veel commotie. Niet alleen binnen
blanke kringen en blanke media, maar ook binnen de nationale NAACP. Zoals gezegd zou
deze uitspraak van Robert hen het verkeerde keelgat in gaan schieten. De daaropvolgende
dag zou de nationale leider van de NAACP, Roy Wilkins, al meteen de schorsing van Robert
als leider van de lokale afdeling in Monroe hebben uitgevaardigd. Robert zou de
daaropvolgende zes maanden geen onderdeel mogen uitmaken van de NAACP of haar
activiteiten. Robert was geschokt en begreep niet waarom zijn uitspraak nu wel tot
commotie leidde terwijl hij en zijn rifle club enkele jaren eerder al openlijk de wapens
hadden getrokken tegen de racistische leden van de Ku Klux Klan. Kennelijk waren
uitspraken gevaarlijker dan daden. De commotie rondom de uitspraken zouden uiteindelijk
wel de leidraad gaan vormen voor Robert’s relatie met de nationale NAACP. Na een
terechtstelling tijdens de 50e nationale conventie van de NAACP waar Robert zichzelf met
harde woorden tegenover de landelijke voorzitters van de NAACP wist te verdedigen werd
duidelijk dat het vanaf dat moment niet meer als vanouds zou gaan lopen tussen hem en de
nationale burgerrechtenorganisatie. Robert sprak daar gericht tegen de lijn van de NAACP en
zei: “I am a man, and I will walk upright as a man should. I will not crawl.”112
Samen met zijn advocaat Conrad J. Lynn uitte hij publiekelijk zijn ongenoegen over de
beslissing van de NAACP. Een artikel uit de Monroe Negro meldt: “Lynn and Williams had
notified the NAACP that he would not recognize the suspension because it was without
constitutional validity and could not be ratified.”113 Niet alleen Robert, maar vele AfroAmerikaanse activisten, protesteerden tegen deze beslissing van Roy Wilkins en de nationale
raad. Wilkins ontving in de daaropvolgende dagen een ton aan correspondentie waarin de
ontevredenheid onder vele Afro-Amerikanen duidelijk naar voren werd gebracht. Zo schreef
Robert A. Fraser, van The American Federation of Labor and Congress of Industrial
Organizations (AFL-CIO), het volgende in een brief aan Wilkins. “We want to protest the
action against Williams for two reasons: First, we think Negroes, like strikers, or anyone else,
have the right to defend themselves against violence. Second, we think Williams, like
ourselves, has certain democratic rights that no one – especially not an organization fighting
for democratic rights, should deny. We urge that Robert F. Williams be reinstated
112
113
The Robert F. Williams Papers, Reel 10, Group 1, Series 4: Biographical Material, 1962-1979 cont., fr. 0276
Ibidem., Reel 8, Group 1, Series 4: Biographical Material, 1962-1979 cont., fr. 0738
45
immediately to his elected post.”114 Hier maakte de AFL-CIO wel degelijk een punt en met
hen maakten vele anderen, waaronder met name veel Afro-Amerikanen, hun onvrede over
de beslissing van de NAACP bekent. Ook kreeg Robert zelf tonnen aan brieven toegestuurd
door mensen die wilden aangeven dat ze hem steunden in zijn strijd. Zo schreven de heer en
mevrouw Warder uit San Fransisco het volgende in een brief aan Robert: “I have intended to
write to you every since your controversial statement and thank you for saying what so
many of us are thinking.”115 Toch was dit geen reden voor Wilkins en de NAACP om van de
schorsing af te zien. De relatie tussen Robert en de NAACP bleef hierdoor
Tijdens zijn schorsing bleef Robert echter niet stil zitten. Hij begon een tijdschrift, The
Crusader, te publiceren en probeerde op deze manier zijn ideeën en de twist tussen hem en
de NAACP te verduidelijken. Welbewust werd zijn positie tegenover de NAACP dan ook op
een duidelijke manier weergeven. Zo werd er in het tijdschrift niet al te vriendelijke
geschreven over bijvoorbeeld Roy Wilkins. In een passage, een paar weken na de nationale
conventie, staat namelijk het volgende: “Roy Wilkins is finding it increasingly difficult to
speak for the NAACP. Furthermore, he continues to lose more and more respect among the
majority of Negroes.”116 Met dit soort uitspraken tonen het tijdschrift en daarmee Robert
Williams natuurlijk wel een kleur. Aan objectiviteit valt hiermee te betwisten. Het toont
echter op een zeer duidelijke manier wel hoe vanuit Robert’s ideologie werd gedacht over
de NAACP en Roy Wilkins. Het is daarom een goede bron om te begrijpen hoe de relaties
tussen de verschillende partijen waren.
Opvallend is ook dat Williams juist in deze periode geen enkele breedte toegeeft aan
de nationale NAACP. Hij blijft erg standvastig en behoud zijn visie ondanks alles. Later zou in
tegenstelling tot dit blijken dat Williams juist niet erg goed wist stand te houden en vaak in
conflict leek te zijn met zichzelf. Williams geeft een goed voorbeeld van deze standvastige en
zelfverzekerde houding door zijn reactie op Daisy Bates, een NAACP-leider uit de
buurgemeente Little Rock. Daisy Bates zou een leidende rol hebben genomen bij de
schorsing van Williams en was meer dan anderen een grote voorstander. Ondanks dat zou ze
zich in haar eigen gemeente zeer onveilig hebben gevoeld en gaf ze publiekelijk aan dat ze
niet goed genoeg werd beschermd. Ze zou hierdoor zelfs een brief hebben gestuurd naar
114
The Robert F. Williams Papers, Reel 1, Group 1, Series 1: Correspondence, 1956-1979, fr. 0237.
Ibidem., Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982, fr. 0278.
116
Ibidem.
115
46
president Eisenhouwer. Als reactie op deze ironische situatie zegt Robert: “I deeply regret
that you took the position you did on my suspension. It is obvious that if you are to remain in
Little Rock, you will have to resort to the method I was suspended for advocating.”117 Op
deze manier blijft Williams vervolgens in vele andere edities erg sarcastisch over de NAACP
en velen van haar leiders.
Na zijn schorsing werd Robert uiteindelijk wel weer verkozen tot lokale
afdelingsleider, maar het was duidelijk geworden dat zijn rol, zijn ideeën en zijn activiteiten
niet meer onopgemerkt zouden blijven voor de nationale NAACP. Het was duidelijk
geworden dat hij een nieuw debat had doen oplaaien binnen Afro-Amerikaanse kringen over
het gebruik van zelfverdediging en geweld. Het lijkt alsof Robert vaak onjuist en verkeerd
werd begrepen door mensen en zwarte leiders die geweldloosheid predikten. Het werd dan
ook duidelijk dat hij een langdurende twist had doen ontstaan waarin hij zou proberen
duidelijk te maken dat zijn ideeën niet zo zeer tegenstrijdig en verschillend waren dan van
hen die geweldloosheid predikten. Toch zou zijn tijd bij de NAACP niet meer al te lang duren.
In 1961 vluchtte Williams het land uit naar Cuba als gevolg van een ontvoeringszaak, waar hij
naar eigen zeggen niets mee te maken had.
117
The Robert F. Williams Papers, Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982,
fr. 0310
47
2.4 Conclusie
Robert had, zoals vrijwel alle andere Afro-Amerikanen met hem, een leven gekend waarbij
racisme en discriminatie een enorme rol hadden gespeeld. Deze aspecten binnen zijn leven
hebben hem dan ook de man gemaakt die hij later was geworden. Gebeurtenissen in zijn
jeugd en ervaringen in latere jaren hadden veel effect op zijn manier van denken en zijn
manier van handelen. Zo was hij er van verzekerd om een rol te gaan spelen binnen de AfroAmerikaanse burgerrechtenbeweging. Dit probeerde hij dan ook te doen door zich aan te
sluiten bij de meest toonaangevende burgerrechtenbeweging van die tijd. Maar na een tijd
bleek de NAACP en haar strategie voor Robert niet de juiste te zijn. Of beter gezegd, volgens
Robert waren de methoden van de NAACP niet toe te passen in het extreem racistische en
gewelddadige klimaat in het zuiden van het land. De methoden waren toe te passen in
geciviliseerde nette gemeenschappen, steden en staten, maar dat was het zuiden absoluut
niet. Het zuiden was volgens Robert een “ungodly and social jungle called Dixie.” Robert was
niet per se tegen de NAACP. Hij vond dat een dergelijke organisatie belangrijk was in de
strijd voor gelijke burgerrechten en hij wilde deze strijd juist alleen maar aanvullen en
verbeteren.118 De manier hoe hij dit probeerde te doen viel echter in het verkeerde keelgat
bij de nationale leiding van de organisatie. Robert werd geschorst en ondanks dat hij zes
maanden later weer de leiding zou gaan nemen van de lokale afdeling, wist deze schorsing
hem toch erg diep te raken en veroorzaakte het een verhitte twist die niet gauw zou gaan
veranderen.
Robert vond de nationale leiders, en met name Roy Wilkins maar een hypocriete
groep mensen. Zij verkondigden namelijk openlijk dat ze begrip hadden voor zelfverdediging
op individuele basis, maar waren wel in extreme mate tegen georganiseerde gewapend
verzet. Robert vond het daarom vreemd dat men niet had ingegrepen en geen enkele
aandacht voor hem had toen hij met zijn rifle club gewapenderhand Klan-leden had
beschoten en verdreven. Dit vond hij vreemd omdat er later wel enorme veel commotie was
toen hij publiekelijk zei dat zwarten bereid moesten zijn om zichzelf voortaan maar te gaan
verdedigen. Robert bedoelde waarschijnlijk dat dit op individuele basis moest gebeuren en
sprak helemaal niet over georganiseerd geweld. Zijn schorsing was volgens hem daarom
118
Williams, Negroes With Guns, 72.
48
vooral een enorm hypocriete actie van de nationale leiding. De consequenties en de
handelingen van de NAACP zouden Robert’s band met de nationale leiding doen
verslechteren.
Het is duidelijk dat geweld in de ogen van vele aan geweldloosheid toegewijde AfroAmerikanen nooit gecombineerd kon worden met geweldloosheid. Robert dacht hier heel
erg anders over. Toen hij in 1960 weer deelnam aan de activiteiten van de NAACP zag hij in
dat de twee concepten wel degelijk met elkaar gecombineerd konden worden. In hetzelfde
jaar begonnen ze in Monroe namelijk met sit-in demonstraties en wisten ze de activisten die
deelnamen uitzonderlijk goed te beschermen door armed self-defense toe te passen. In vele
steden waar sit-ins werden gehouden werden activisten belaagd en vaak ook tot ernstig toe
verwond. In Monroe viel er, volgens Robert, geen enkele slachtoffer. “Not a single
demonstrator was even spat upon during our sit-ins,” schrijft Robert in zijn eigen boek.119 De
belangrijkste factor waardoor er geen gewonden vielen lag volgens Robert aan het feit dat
de zwarten in Monroe hadden aangetoond bereid te zijn om terug te schieten en zelfs te
doden als ze zouden werden belaagd. De blanken in Monroe lieten de sit-ins uit angst dus
waarschijnlijk toe. Dit toonde volgens Robert dat: “self-defense and non-violence could be
successfully combined.”120 Of dit ook daadwerkelijk zo was zal in het volgende deel van deze
thesis uitvoerig worden besproken. Het volgende deel van deze thesis zal daarvoor erg
belangrijk zijn. In het volgende deel zal er daarom aandacht worden besteed aan de relatie
tussen nonviolence en self-defense, en met name de manier die Robert Williams predikte.
119
120
Williams, Negroes With Guns, 68.
Ibidem.
49
Deel III
Geweld en Geweldloosheid
De rol van armed self-defense in de Amerikaanse
burgerrechtenbeweging
50
3.1 Inleiding
Ondertussen is het natuurlijk duidelijk dat er lang een beeld heeft bestaan waarbinnen
zelfverdediging en geweld aan de ene kant een rol speelden en geweldloosheid aan een
geheel andere kant. Deze twee werden gezien als twee uitersten en zouden absoluut niet
verenigbaar zijn. Veel historici zagen niet in dat gewelddadige vormen van verzet zoals
armed self-defense een bepaalde positieve effect konden hebben op de geboekte resultaten
van de algemeen bekende geweldloze burgerrechtenbeweging. Integendeel, volgens hen
zouden dergelijke radicale activiteiten alleen maar schade toebrengen aan de gehele
beweging en zou het de doelen alleen maar verwaarlozen. Hierdoor zouden de twee
methoden absoluut niet verenigbaar kunnen zijn en zouden ze elkaar in ieder geval niet
kunnen aanvullen. Nieuw opkomende historici hebben hier echter nieuwe argumenten
tegen beschreven en ook deze thesis heeft natuurlijk als doel te bekijken in hoeverre de
twee “uitersten” nou wel verenigbaar zijn. Natuurlijk kunnen we niet ontkennen dat
zelfverdediging en geweldloosheid twee verschillende concepten zijn. Het zijn verschillende
methoden, maar tegelijkertijd moet onderkend worden dat het wel mogelijk is dat het één
het ander wel eens heeft kunnen aanvullen. Daartoe zijn al enkele voorbeelden beschreven
in deze thesis en daar zal in dit deel nog meer aandacht voor zijn. Het is echter belangrijk om
eerst daadwerkelijk te begrijpen wat er wordt bedoeld met de twee concepten en wat zij
nou eigenlijk precies inhouden. We spreken over zelfverdediging en violent methods, maar
wat bedoelen we hier nou werkelijk mee. Om duidelijk te kunnen maken in hoeverre beide
concepten verenigbaar waren is het daarom belangrijk dat beide concepten eerst duidelijk
worden toegelicht. Het eerste hoofdstuk van dit derde deel van deze thesis zal zich daarom
gaan concentreren op de twee verschillende concepten of beter gezegd, methoden. In het
tweede en het derde hoofdstuk zal uiteindelijk worden toegewerkt naar een conclusie op de
hoofdvraag van deze thesis. De relatie tussen de concepten en de praktijk hiervan zullen
daarvoor uitvoerig worden besproken.
51
3.2 Armed self-defense als concept
“What did it all mean and what was the struggle all about. And the fact that, you know,
people like to blow up the fact that Robert was a violent man or believed in violence.”121
In de voorgaande delen van deze thesis werd er veelal gesproken over geweld en
gewelddadige methoden. Dit is dan ook vanzelfsprekend het centrale onderwerp van het
geheel. Het is echter belangrijk om te begrijpen wat er nou daadwerkelijk wordt bedoeld
met geweld, en dan met name met armed self-defense. Zelfverdediging moet absoluut niet
verward worden met agressiviteit. Met name de gedachten en soms ook de activiteiten van
Robert Williams zijn perfecte voorbeelden om de werkelijke aard van armed self-defense te
begrijpen. Mensen, die dezelfde soort gedachten hadden als Robert, zouden zelf nooit op
zoek gaan naar problemen. Zij zouden geweld nooit op een offensieve manier, maar juist
alleen op een defensieve manier gebruiken. “For Williams, self-defense was defined not as a
love for violence but rather a love for justice,” schrijft Ronald J. Stephens in een artikel over
Robert Williams.122 Spontaan geweld hoorde er volgens Williams dus absoluut niet bij.
Zwarten moesten geweld alleen gebruiken wanneer er ook geweld tegen hen werd gebruikt.
Robert zegt hier het volgende over: “The racist must be made to realize that in attacking us
he risks his own life.”123 Dat risico zou een blanke racist alleen gaan moeten lopen wanneer
hij of zij besloot een onschuldige zwarte aan te vallen. Zijn of haar leven zou absoluut geen
risico mogen lopen wanneer zwarten met rust werden gelaten en er geen geweld tegen hen
werd gebruikt. Hiermee laat Robert eigenlijk al zien hoe zijn gedachten werkelijk in elkaar
zaten.
Armed self-defense ging volgens Robert, en volgens vele andere pleitbezorgers,
echter niet alleen om letterlijke gewapende zelfverdediging. “Armed self-defense is a broad
term that covers a wide range of social actions that include actual instances of self-defense
121
Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel III: Nonviolence & Self-Defense.
Ronald J. Stephens, “Praise the Lord and pass the ammunition”: Robert F. Williams’s Crusade for Justice on
Behalf of Twenty-two Million African Americans as a Cuban Exile, Black Diaspora Review. No. 2 (2010) 17.
123
Williams, Negroes With Guns, 116.
122
52
but also actions that imply a willingness or ability to bear arms.”124 Robert sprak dan ook
liever over armed self-reliance wanneer hij zijn eigen methoden en ideologie beschreef.
“Williams stressed black economic advancement, black pride, black culture, independent
black political action, and what he referred to as armed self-reliance,” schrijft Timothy Tyson
in zijn biografie over Williams.125 Armed self-reliance kan het best vertaald worden als een
gedachte die zwarten er bewust van moest maken dat de vrijheid en gelijkheid waar zij naar
streefden afhankelijk was van de eigen bevoegdheden en middelen waar men over
beschikte. Zwarten hadden zich in deze zin, volgens Williams, moeten realiseren dat
gewapende verdediging in sommige gevallen een noodzaak was. De belangrijkste factor om
dit te realiseren was zelfvertrouwen. In deze zin was het concept van armed self-defense dat
Williams liever armed self-reliance noemde een breder concept dan vaak is begrepen door
vele historici. Het gebruik van gewapende zelfverdediging zou volgens vele voorstanders
zorgen voor een beter bewustzijn onder vele Afro-Amerikanen. Christopher Strain zegt hier
het volgende over: “Self-defense brought about a radical re-alignment in Afro-American
thinking, causing a paradigm shift in black consciousness.” 126 Het gaf zwarten meer
zelfbeschikking en het leidde tot een machtsgevoel onder zwarten die nog nooit eerder was
gevoeld. Self-defense zou in dat geval op psychologisch en mentaal gebied dus enorm veel
invloed hebben gehad bij het vormen van een duidelijke zwarte zelfbewustzijn. Dit zou dan
ook hetgeen zijn geweest waar Robert Williams voor pleitte.
Robert Williams’ manier van opkomen voor onderdrukte zwarten was absoluut geen
daad uit enkel frustratie en woede, maar kende een veel diepere ingang en ontstond met
veel meerdere bedoelingen. Het creëren van zelfvertrouwen en een beter zelfbewustzijn
onder zwarten was hier dus een belangrijk onderdeel van. Zo beschrijft een persoon uit
Monroe het gevoel dat heerste nadat Robert Williams publiekelijk zijn mening had geuit
door te zeggen dat geweld voortaan met geweld verdreven zou moeten worden als volgt:
“The morale of the Negroes in Union County is high. They Carry themselves with a dignity I
have seen in no other southern community.”127 De waarnemer van de situatie in Monroe is
124
Spencer D. Wood en Ricardo Samuel, “He was Non-Violent, But My Boys Weren’t”: The Hegemonic Myth of
Non-Violence and the Construction of a Black Identity, Arkansas Review: A Journal of Delta Studies, Vol. 41, No.
3 (December 2010) 155.
125
Tyson, Radio Free Dixie, 191.
126
Strain, Pure Fire, 178.
127
Julian Mayfield, “Challenge to Negro Leadership: The Case of Robert Williams,” Commentary. Vol. 31 (April
1961) 297.
53
zich daarbij ook bewust van het veranderende beeld van de typische gehoorzame zwarte
Amerikaan. Hij zegt namelijk: “Largely vanished are the slouching posture, the scratching
head, and the indirect, mumbled speech that used to characterize the Negro male in the
presence of whites.”128
Bovenstaande was echter niet het enige waar armed self-defense voor bestond.
Gewapende zelfverdediging hield in dat niet alleen zwarten bewuster werden gemaakt,
maar dat ook blanken wisten waar ze mee te maken hadden. Het betekende kortom dat via
deze methode ook werd getracht respect af te dwingen bij blanken, en met name de blanke
terroristen in het zuiden van het land. Al veel te lang hadden blanken geleefd met het idee
dat hen niets kon worden gemaakt wanneer zij een zwarte man of vrouw beledigden of zelfs
seksueel intimideerden. Dit idee zou niet lang meer gaan bestaan. Volgens Robert Williams
en vele andere voorstanders van armed self-defense hadden de neveneffecten van het
gebruik van dit concept geresulteerd in dit nieuwe bewustzijn bij blanken. Zwarten lieten
zich voortaan niet meer klein maken.
Natuurlijk heersten de beschreven ideeën niet alleen bij Robert, maar zoals gezegd
bij vele voorstanders van armed self-defense met hem. Zo zou de Deacons for Defense and
Justice, die een half decennium later zou gaan ontstaan en die door de Amerikaanse
Workers World Party zou worden beschreven als de politieke erfgenaam van Williams,
dezelfde ideeën over het gebruik van armed self-defense delen.129 “For black men to
become equal in the eyes of whites, they had to acquire the respect that comes with fear,”
schrijft Lance Hill in zijn uitgebreide boek over de Deacons.130 Dit is in feite exact hetzelfde
waar Williams in geloofde. Daarmee komen we bij een belangrijk punt waarbij self-defense
volgens vele voorstanders tevens ook veel invloed op had. Namelijk, het ontstaan van een
duidelijke “black masculinity,” ofwel mannelijkheid. Vele voorstanders van armed selfdefense begonnen het vormen van een sterke zwarte mannelijkheid als een belangrijk doel
te zien. “For them [voorstanders van armed self-defense], armed resistance became a
primary way to achieve this goal,” schrijft Simon Wendt.131
Al vroeg in zijn leven had Robert Williams zich al druk gemaakt om deze onderdrukte
zwarte mannelijkheid. Toen Robert op jonge leeftijd getuige was van de brute en
128
Ibidem.
Lance Hill, The Deacons for Defense, 221.
130
Ibidem, 265.
131
Wendt, The Spirit and the Shotgun, 6.
129
54
vernederende arrestatie van een zwarte vrouw zag hij in hoe de zwarte mannelijkheid wel
niet was onderdrukt. “The emasculated black men hung their heads in shame and hurried
silently away from the cruelly bizarre sight,” zou Williams zich later hebben herinnerd.132
Volgens Williams kon deze onderdrukking dus alleen bestreden worden door respect af te
dwingen en de blanke terrorist angst aan te zaaien door bereid te zijn te doden voor de
bescherming van een zwart leven. “The Negro is never going to be respected in this nation as
a man until he shows a willingness to defend himself and his women,” zegt Williams.133 Daar
was een vrouw uit New York het zeker mee eens. In een brief die ze schreef aan de
Amsterdam News zegt ze dat de Afro-Amerikaanse mannen tot nu toe als muizen waren
geweest. Om Williams en zijn uitingen een hart onder het riem te steken zegt ze echter ook:
“To fight violence with violence now is to show that Negro men are not mice.”134 Zwarten
zouden moeten opstaan en vechten waar het moet en niet de rug keren en van de vijand
houden om hun mannelijkheid terug te winnen. Dat was een belangrijk aspect binnen
Williams’ ideologie. “Self-protection, for Williams, was the key to manhood.”135
Dat al het bovenstaande belangrijk was wordt nog duidelijker wanneer Williams zijn
manier van denken probeert te verdedigen tegenover geweldloze pacifisten. Deze pacifisten,
zoals Martin Luther King weten hier echter ook wel degelijk op te reageren. Het volgende
hoofdstuk zal zich om dit beter te verduidelijken daarom gaan concentreren op de
controversie tussen geweldlozen en voorstanders van armed self-defense. Vanuit dat
hoofdstuk kan uiteindelijk worden opgemaakt in hoeverre de activiteiten en ideologie van
Robert Williams verenigbaar waren met de geweldloze ideologie van de geweldloze
Amerikaanse burgerrechtenbeweging. De praktijk zal daartoe moeten worden beschreven.
Dat zal in het laatste hoofdstuk worden gedaan.
132
The Robert F, Williams Papers, Reel 11, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982,
fr. 0263
133
Ibidem., Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982 fr. 0254.
134
Amsterdam News (6 juni 1959) via chroniclingamerica.loc.gov.
135
Strain, Pure Fire, 58.
55
3.3 Armed self-defense vs. Nonviolence
“Mr. Robert Williams would have us believe that there is no effective and practical
alternative. He argues that we must be cringing and submissive or take up arms.”136
Wanneer men spreekt over de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging voor gelijke
rechten dan denkt men vaak eerst aan de geweldloze kant van de beweging. Men weet
daarbij dat de strijd in latere stadia is ontwricht en is uitgemond in verschillende raciale
rellen en onrust. Men ziet daarom vaak een duidelijke overgang van een geweldloze periode
naar één met veel geweld en onrust. Dit beeld is dus, volgens meer recente historici, die zich
hier op hebben geconcentreerd, onjuist: we kunnen beter spreken over een continuïteit in
plaats van een duidelijke discontinuïteit. Dit geeft aan dat militante tendensen al zeker
aanwezig waren tijdens de bekende geweldloze periode en toont dat een militante
beweging geen spontaan resultaat was van ontevredenheid over de koers van de geweldloze
beweging. Ontevredenheid zou er zeker wel zijn geweest onder veel stedelijke en met name
jonge zwarten, maar hun militante houding was niets nieuws. Deze houding had, zoals we
eerder in deze thesis ook al hebben kunnen zien, al lang bestaan.
Toch is het erg moeilijk voor te stellen dat geweldloosheid verenigbaar kon zijn met
gewelddadige activiteiten. Het is daarom een noodzaak om te begrijpen wat het complete
concept van een gewelddadige vorm van protest, zoals armed self-defense, nou precies
inhield. In het vorige hoofdstuk is getracht hier meer duidelijkheid in te scheppen. Hiermee
komen we echter wel bij een belangrijk punt, waarbij we de militante houding van sommige
militante zwarten in de tweede helft van de jaren ’60 niet werkelijk kunnen verbinden met
de militante houding van zwarten zoals Robert F. Williams. Opvallend is ook dat Robert na
zijn terugkeer naar de Verenigde Staten duidelijker werd over zijn ideologie. Hij keerde zich
tegen de zwarte separatistische tendensen die ontstonden en ook tegen de, volgens hem,
extreme militanten. In een interview met Stephanie Banchero zegt Williams: “I had always
considered myself as an American patriot. I always stressed that I believed in the
Constitution of the United States and that I thought it was the greatest document in the
136
Martin Luther King, Jr. The Social Organization of Nonviolence, Liberation (oktober 1959) 6.
56
world.”137 Dat was het volgens de nieuwe generatie militanten absoluut niet. Er waren velen
onder hen die separatistisch waren en die een afkeer hadden van vele aspecten, instellingen
en instituten van de Verenigde Staten. Hierdoor valt te betwijfelen of de militanten onder
het mom van Black Power een continuïteit creëerden met voorgaande militante
bewegingen. Dit is natuurlijk niet een vraag waar met deze thesis een antwoord op wordt
gezocht, maar het is wel degelijk interessant en belangrijk om het punt te benoemen,
aangezien veel historici die het gebruik van armed self-defense beschrijven binnen de AfroAmerikaanse beweging een duidelijke continuïteit zien. Op bepaalde vlakken is dit zeker
waar, maar sommige radicale militanten uit de jaren ’60 en jaren ‘70 zijn wel degelijk van
een ander kaliber.
Als we kijken naar de stelling dat het moeilijk voor te stellen is dat geweldloosheid
verenigbaar kon zijn met gewelddadige activiteiten, moeten we voor alle duidelijkheid ook
even kijken naar de definitie van geweldloosheid. Want ook geweldloosheid was geen enkel
en simpel begrip of methode. Het begrip kent een filosofische diepgang en vertoont, zoals
zal blijken, opvallend genoeg wel raakvlakken te met Williams’ ideologie.
Met name als we het concept van geweldloze methoden vanuit het oogpunt van
Martin Luther King bekijken, zullen we de diepgang duidelijker begrijpen. Ervin Smith
beschrijft in zijn boek “The Ethics of Martin Luther King” wat King zag als de kern van zijn
geweldloze filosofie. Op de eerste plaats was geweldloosheid geen lafhartige methode, maar
juist een spiritueel actieve methode die het bewustzijn van mensen deed verbreden. Ten
tweede was de methode niet bedoeld om de tegenstander te vernederen, maar juist om
begrip te vragen en verzoening te eisen. Op de derde plaats was het belangrijk dat een
geweldloze activist niet vocht tegen mensen, maar dat hij of zij streed tegen de bronnen van
het kwaad. Een vierde belangrijk punt was dat een geweldloze activist bereid moest zijn te
lijden voor de zaak. Hier zien we een sterk christelijk geïnspireerd aspect van Kings
geweldloosheid. En op de laatste plaats moest een activist alle soorten geweld, fysiek en
mentaal, vermijden. Haat kon alleen bestreden worden met liefde en niet met haat.138
Natuurlijk kunnen we op het eerste gezicht geen directe raakvlakken vinden met hoe
Robert Williams dacht over de strijd voor gelijke burgerrechten. Zo was Williams het
natuurlijk absoluut niet eens met het punt waar King activisten erop wijst dat ze zich nooit
137
138
Stephanie Banchero, Interview met Robert F. Williams (1995) in Tyson, Radio Free Dixie, 18.
Ervin Smith, The Ethics of Martin Luther King, jr. (New York 1981) 120.
57
moeten verleiden tot het gebruiken van geweld, op welke manier dan ook. Williams zegt
namelijk: “We believe that a man cannot have human dignity if he allows himself to be
abused, to be kicked and beaten to the ground, to allow his wife and children to be attacked,
refusing to defend them and himself on the basis that he's so pious, so self-righteous, that it
would demean his personality if he fought back.”139 Hiermee spreekt Williams zich duidelijk
uit tegen het gedachtegoed van King. En toch was Williams absoluut niet tegen
geweldloosheid. Integendeel, Williams zegt zelfs: “As a tactic, we use and approve nonviolent resistance.” 140 Ondanks dit was er toch een scherpe discussie tussen King en
Williams. Vanuit deze discussie bleek dat de twee heren op filosofisch en ideologisch gebied
toch niet al te ver van elkaar af stonden.
Deze discussie wordt door vele historici vaak afgedaan als een misopvatting door
beide heren, die elkaar constant verkeerd begrepen en elkaars woorden steeds in de
verkeerde context plaatsten.141 Zo zegt Martin Luther King over Robert Williams: “Mr.
Robert Williams would have us believe that there is no effective and practical alternative. He
argues that we must be cringing and submissive or take up arms.”142 Daarmee wekt King de
suggestie dat Williams geweldloosheid in zijn geheel afwijst en geen ander alternatief kan
bedenken dan georganiseerde gewapende verzet. Aan de andere kant is King in zijn
verwoording milder wanneer hij spreekt over het pure concept van zelfverdediging. Hij zegt:
“The principle of self-defense, even involving weapons and bloodshed, has never been
condemned, even by Gandhi, who sanctioned it for those unable to master pure
nonviolence.” 143 Het gebruik van deze methode zou daarom in sommige gevallen
geaccepteerd kunnen zijn en moreel absoluut niet onjuist zijn. In feite ligt deze opvatting
niet ver van wat Williams heeft gepredikt en waar Williams voor stond. King dacht echter dat
Williams zwarten in de Verenigde Staten massaal opriep om de wapens op te pakken en
terug te vechten. Wat Williams volgens King deed was de “advocacy of violence as a tool of
advancement, organized as in warfare, deliberately and consciously.” 144 Williams zou
volgens King dus doen alsof er geen ander alternatief was voor het gebruik van wapens in de
strijd voor de vrijheid van de zwarte Amerikaan.
139
Williams, Negroes With Guns, 121.
Ibidem.
141
Strain, Pure Fire, 60.
142
King, Jr. The Social Organization of nonviolence, 6.
143
Ibidem.
144
Ibidem.
140
58
Vanuit het perspectief van Williams en vanuit zijn boek zelf klopt dit beeld van King
echter absoluut niet. Dit toont aan hoezeer de heren elkaar verkeerd begrepen. Niet alleen
King begreep Williams op een onjuiste manier. In een artikel waarin Kenneth Goff, een zeer
toegewijde anticommunist, waarschuwt voor potentiële rassenrellen, schrijft hij welbewust
het volgende over Williams: “Just ninety days ago, Robert Williams, a Negro Communist
leader who now broadcasts from Cuba and edits the violent paper called ‘The Crusader,’
called for the liquidation of all whites.”145 Dit was waarschijnlijk bedoeld als propaganda
tegen Williams en zijn methodiek, omdat nergens anders over Williams wordt gesproken als
een dergelijk gewelddadige persoon. In plaats van een misopvatting kunnen we hier dan ook
gerust spreken van een welbewuste poging om Williams zwart te maken. Dat Williams als
communist werd gezien door bepaalde instanties was echter niet iets nieuws. Williams
deelde hierbij de ervaringen die King later ook opdeed waarbij ze constant werden
uitgemaakt voor communist. Onder het mom van het heersende “McCarthyism” was dit
overigens niet eens zo raar. Williams werd hierdoor vaker beschreven als een gevaarlijke
communist.146 Een andere zeer opvallende en zelfs grappige beschrijving van Williams geeft
de titel van een artikel in Esquire Magazine weer. Williams wordt hier “The Red Chinese
American Negro” genoemd vanwege zijn banden met Cuba en China, waar hij later in
ballingschap verbleef.147 Wat door de hierboven beschreven voorbeelden duidelijk wordt is
dat belangrijke overheidsinstanties dus in principe weinig verschil zagen tussen King en
Williams.
Zelfs Williams zelf zag geen groot verschil tussen zijn eigen positie en die van Martin
Luther King. Williams kon zich geheel verplaatsten in de ideeën en gedachten van King, maar
zag enkel één verschil tussen King en zichzelf. Zo zegt Williams: “But we also believe that any
struggle for liberation should be a flexible struggle.” 148 King zou volgens Williams te
dogmatisch zijn met het gebruik van zijn methode en zou alternatieven altijd de rug toe
keren. Volgens Williams was er geen enkele methode die op zichzelf voor overwinning en
vrijheid kon zorgen. Dit was dan ook zeker niet mogelijk met alleen het gebruik van armed
145
Kenneth Goff, Black Out: Dress Rehearsal for the Revolution!, via www.thekingcenter.org.
Stephen P. Halbrook, Defense of Self and Community: A Response to Professor Johnson, Connecticut Law
Review. Vol. 45, no. 5 (Juli 2013) 1653.
147
William Worthy, The Red Chinese American Negro, in Esquire Magazine (oktober 1964).
148
Williams, Negroes With Guns, 121.
146
59
self-defense. Hiermee komen we bij een punt waarbij we een zeer belangrijke verband
kunnen leggen tussen de methodiek van Williams en King.
Waarschijnlijk dacht King hier anders over, maar Williams zag duidelijk in dat het
gebruik van armed self-defense verenigbaar was met geweldloze methoden zoals gebruikt
en gepredikt door King. Het was dan volgens zelfs onontkoombaar dat de twee methoden
met elkaar verenigd moesten worden. In het ernstig racistische klimaat in het zuiden van de
Verenigde Staten was het noodzakelijk dat de twee methoden met elkaar, hand in hand, de
strijd aan zouden gaan. Alleen het gebruik van geweldloosheid kon nooit succesvol zijn. “We
must use non-violence as a means as long as this is feasible,” zegt Williams.149 Op het
moment dat het gebruik van geweldloosheid echter onmogelijk wordt gemaakt door de
terreur van bepaalde zuidelijke blanken, is het gebruik van armed self-defense echter een
noodzaak. Op dat moment kan het gebruik van deze toch enigszins gewelddadige methode
een hulpmiddel zijn om de effecten van geweldloze protesten alsnog een positieve richting
in te duwen. Het gebruik van armed self-defense kan daarom waarschijnlijk ook nooit een
alternatief zijn voor geweldloze activiteiten, maar kan wel degelijk een hulpmiddel zijn om
uiteindelijk succes te kunnen boeken. Armed self-defense, was volgens Robert Williams dus
absoluut verenigbaar met geweldloze methoden en zelfs noodzakelijk om die methoden
succesvol te laten zijn in bepaalde gebieden van de Verenigde Staten. Geheel geweldloos
kon een mens nooit blijven. Over de mensen die dat wel dachten zegt Williams: “These same
people will one day be the loud advocates of self-defense. When violent racism and fascism
strike at their families and their homes, not in a token way but in an all-out bloody
campaign, then they will be among the first to advocate self-defense.150 Het gebruik van
zelfverdediging zou op een bepaald punt dus onafwendbaar zijn.
Dat Williams dit vindt, is natuurlijk erg belangrijk binnen dit onderzoek. Het punt is
echter dat niet alleen Williams, maar ook wij hiervan overtuigd moeten worden. Hoe
werkten de methoden operationeel dan met elkaar zij aan zij? Op welk punt binnen een
geweldloze actie werd het gebruik van armed self-defense als noodzakelijk gezien? Wat voor
voorbeelden zijn hier zoal van? In het volgende en tevens laatste hoofdstuk zullen deze
vragen aan bod komen. Op dit moment weten we dat de twee methoden, in ieder geval
149
150
Williams, Negroes With Guns, 121.
Ibidem.
60
volgens Williams, verenigbaar waren. Om dit dan ook daadwerkelijk te kunnen tonen is het
volgende hoofdstuk noodzakelijk.
61
3.4 De praktijk van een strijder in conflict
“They felt more threatened by guns because that would mean that they would have to meet
black men on an equal basis because that gun would equalize you.”151
In zijn biografie over Robert F. Williams beschrijft Timothy Tyson, zoals eerder al duidelijk is
geworden, dat de ideologie, methodiek en activiteiten van Williams zij aan zij leefden met
legale geweldloze activiteiten. In zijn conclusie schrijft hij immers: “The story of Robert F.
Williams reveals that independent black political action, black cultural pride, and what
Williams called armed self-reliance operated side by side in the South, in uneasy partnership
with legal efforts and nonviolent protest.”152 Deze thesis concentreerde zich dan ook met
name op deze stelling en mijn vraag is dan ook in hoeverre dit waar is.
Dat Williams hier zelf vanuit het diepste van zijn hart in geloofde is waarschijnlijk
waar, al zijn enkele uitspraken die hij in ballingschap deed behoorlijk curieus en spreken die
uitspraken zijn geloof in het verenigen van beide methoden op duidelijke wijze tegen. Zo zei
hij in een radio-uitzending vanuit Cuba in februari 1964 dat het tijd is voor drastische
maatregelen. “It is time for all our people to take to the streets in defense of human rights
and human dignity. Worthy social change, means drastic change. Drastic change means
revolution. Revolution means violence and upheavel.”153 Hiermee lijkt hij een revolutie met
geweld op te roepen tegen het blanke gezag in de Verenigde Staten. Ook Akinyele Umoja
ziet de veranderende houding van Williams in. Hij schrijft namelijk: “By 1965, from exile in
Cuba, Robert Williams had moved beyond armed self-defense to articulate the possibility of
a “minority revolution” through the means of urban guerilla warfare.”154
In de editie van mei-juni 1964 van de The Crusader beschrijft Robert zelfs wat voor
wapens deze revolutie nodig heeft en hoe deze wapens gebruikt kunnen worden. Hij schrijft:
“The weapons of defense employed by Afro-American freedom fighters must consist of a
151
Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel XI: Self-Defense Against the KKK.
Tyson, Radio Free Dixie, 308.
153
The Robert F. Williams Papers, Reel 12, Group 1, Series 7: “Radio Free Dixie” Broadcasts, 1962-1966 cont. fr.
0720.
154
Akinyele Umoja, From One Generation to the Next: Armed Self-Defense, Revolutionary Nationalism, and the
Southern Black Freedom Struggle, Souls: A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (November
2013) 231.
152
62
poor man’s arsenal. Gasoline fire bombs (Molotov cocktails), lye or acid bombs (made by
injecting lye or acid in the metal end of light bulbs) can be used extensively. During the night
hours such weapons, thrown from roof tops, will make the streets impossible for racist cops
to patrol.”155 Robert gaat zelfs verder dan dat en schrijft dat het ook mogelijk is om zwaarder
geschut aan te schaffen. “Hand grenades, bazookas, light mortars, rocket launchers, machine
guns and ammunition can be bought clandestinely from servicemen. Freedom fighters in
military camps can be contacted to give instruction of usage.”156 Met een andere opvallende
uitspraak In de eerder genoemde editie van The Crusader lijkt hij dan ook daadwerkelijk de
Afro-Amerikanen op te roepen tot een revolutie. Hij schrijft: “Our people must prepare to
wage an urban guerilla warfare of self-defense. Self-defense develops to the stage wherein
the source of evil and terror must be eliminated.”157
Tijdens zijn ballingschap lijkt Williams in feite dus een heuse evolutie mee te maken,
die zijn idee over zelfverdediging en geweldloosheid doet veranderen. Zo keerde hij zich nog
veel feller dan eerst tegen het simpele gebruik van geweldloosheid. “Afro-Americans are still
being drugged with the opium of the power of love and nonviolence,” schrijft hij in de boven
genoemde editie van The Crusader.158 Ook zegt hij over zwarte Amerikanen die nog steeds
geloven in geweldloosheid: “How can a people, who are dead serieus about their freedom,
allow themselves to be duped into limiting themselves to the most ineffective method of
struggle?”159 Waar Williams eerder nog zei dat geweldloosheid een sterke methode was
maar meer flexibiliteit nodig achtte, lijkt hij dit hier in deze editie van zijn maandelijkse krant
tegen te spreken. Ook zijn radiotoespraken geven dit beeld weer. In januari 1964 zegt hij
over de radio: “The power of love and non-violence will not turn back the wrath and massive
violence of these mad dogs. Only massive and well organized self-defense will stem the
horrifying tide.”160 Williams wordt in 1996 bij het bericht van zijn overlijden niet voor niets
beschreven als “a civil rights leader turned black revolutionary.”161
Door al bovenstaande valt aan Williams’ positie als brug tussen nonviolence en Black
Power, waar Tyson het eerder over had, toch wel degelijk te twijfelen. De praktijk en
155
The Robert F. Williams Papers, Reel 12, Group 1, Series 7: “Radio Free Dixie” Broadcasts, 1962-1966 cont. fr.
0101.
156
Ibidem.
157
Ibidem.
158
Ibidem., fr. 0099.
159
Ibidem., fr. 0101.
160
Ibidem., fr. 0662.
161
The New York Times, Robert F. Williams, 71, Civil Rights Leader and Revolutionary, 19 oktober 1996.
63
Williams’ transformatie tot revolutionair maken Timothy Tyson’s argumenten enigszins
twijfelachtig. Wel moet worden aangegeven dat ook Tyson deze radicalere houding van
Williams inzag; maar hij geeft aan dat Williams deze houding niet bleef aanhouden en dat
deze bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten alweer was ingedamd. Dit blijkt ook uit een
artikel in The New York Times. In een artikel uit 1969, acht jaar na Williams vlucht naar het
buitenland, wordt vermeld dat Williams positieve veranderingen voor Afro-Amerikanen ziet
vanuit de informatie die hij kreeg toegestuurd. “Mr. Williams said yesterday that America
today represented “the best chance ever” for “social changes and racial justice.”162 Vreemd
genoeg was het dezelfde Robert Williams die nog geen twee jaar later weer het
tegenovergestelde zei. In een interview aan alweer The New York Times zegt hij: “I’m
shocked to see how bad race relations really are.”163
Dit alles kan aantonen dat Robert Williams de situatie vanuit het buitenland verkeerd
had ingeschat. Het zegt echter meer over Williams’ toewijding aan zijn ideologie, dan over
zijn positie als burgerrechtenactivist. We kunnen uitgaande van eerdere informatie begrijpen
dat de bovenstaande uitspraken waarin Williams een revolutie predikt geplaatst moeten
worden in de context van Williams’ ideologie. Hij predikte namelijk dat geweldloosheid
plaats moest maken voor self-defense wanneer het niet meer anders kon. Het moment
waarop hij deze uitspraken deed kan dan worden gezien als het moment waarbij Williams
dacht dat het tijd was om meer ruimte te bieden voor een concept als armed self-defense. In
die zin passen de uitspraken toch wel degelijk bij zijn gehele ideologie. Dan nog is het zeer
opvallend dat Williams’ gedachtegang van jaar op jaar veranderd. Williams lijkt daarom
naast het feit dat hij in conflict was met geweldloosheidpredikers ook vaak in conflict te zijn
geweest met zichzelf.
De praktijk toont op deze manier dus toch wel andere dingen dan Williams ideologie.
Als we alleen naar Williams’ gedachten zouden kijken dan zouden we kunnen begrijpen dat
zelfverdediging gemakkelijk in combinatie met geweldloosheid kon worden gebruikt. Al
moet vermeld worden dat we ons dan met name moeten concentreren op Williams’
vroegere ideeën en gedachten. Dat blijkt natuurlijk uit bovenstaande. In de vroegere jaren
pleitte hij juist voor een combinatie van de verschillende methoden en wees hij op de
162
The New York Times, Militant Hopeful on Racial Justice: Williams finds U.S. today yields chance for change,
15 september 1969.
163
The New York Times, Negro Former Exile is Shocked by Bad U.S. Racial Relations, 8 augustus 1971.
64
mogelijke flexibiliteit van de burgerrechtenbeweging. Hier maakt Williams dan ook een zeer
belangrijk en interessant punt. Om geweldloze activiteiten en activisten te beschermen
tegen blanke terroristen klinkt het heel logisch dat zelfverdediging op zijn plaats was en zelfs
nodig werd geacht.
De ware praktijk, uitgevoerd en beleefd door Robert Williams, is echter, in
tegenstelling tot wat Timothy Tyson vindt, een redelijk matig voorbeeld om dit dan ook
daadwerkelijk te kunnen bewijzen. Robert Williams’ leven toont in deze zin meer woorden
dan daden. De enige werkelijke wapenfeiten waren de bescherming van Bennie
Montgomery’s begrafenis en de bescherming van Dr. Albert Perry’s huis. Deze gewapende
activiteiten hadden daarbij niet eens het doel om het succes en effect van de algemene
burgerrechtenstrijd te waarborgen, maar beoogden meer om individuele zwarten te
beschermen tegen blanke terroristen. In deze gevallen kon er dus niet direct een verband
worden gelegd met geweldloze activiteiten. Williams’ bijdrage aan de Civil Rights Movement
moet dan ook niet gezocht worden in het gegeven dat hij een wapen durfde op te pakken,
maar
meer
in
het
feit
dat
hij
in
een
tijd
waarin
de
grote
geweldloze
burgerrechtenorganisaties de scepter zwaaiden een ander geluid durfde te uitten. Het vorig
deel van deze thesis heeft niet voor niets die titel gekregen. Wat Tyson dan wel zeer terecht
opmerkt is dat de methodiek die werd gepredikt door Williams ideologisch gezien een
alternatief bood voor geweldloze activiteiten en protesten. Niet zijn daden, maar zijn
woorden hadden veel invloed op vele zwarten en vele jongere generaties. Niet voor niets
stelt Tyson dan ook dat Robert F. Williams, zoals de titel van zijn boek al doet suggereren,
veel invloed had op latere generaties zwarten. Simon wendt schrijft in een artikel: “Many
Black Power organizations echoed Williams and cited the theories of Frantz Fanon, Mao
Zedong, and Che Guevara as additional evidence for their claims that aggressive violence
against white authorities was a justified for of armed resistance.”164
Williams had met zijn ideologie wel degelijk dus veel invloed op de latere Black Power
tendensen in de Verenigde Staten. Na al het bovenstaande kunnen we eigenlijk zeggen dat
Williams inderdaad als een voorloper van de Black Power Movement kan worden gezien. In
een artikel in The New York Times uit 2006 wordt Williams zelfs “an architect of the modern
164
Simon Wendt, Protection or Path Toward Revolution?: Black Power and Self-Defense, Souls: A Critical Journal
of Black Politics, Culture, and Society (December 2007) 329.
65
black power movement” genoemd.165 Dat gaven ook verschillende radicale leiders later aan.
Zo zou Bobby Seale, oprichter van de Black Panther Party, hebben gezegd dat het voorbeeld
van Williams een enorme invloed had op het paramilitaire karakter van de organisatie.166
Dat zijn bepleitte en gebruikte strategie en methoden daadwerkelijk verenigbaar zouden
kunnen zijn met de geweldloze activiteiten van de geweldloze burgerrechtenbeweging is
daarbij echter redelijk vergezocht: hoewel zijn woorden en idealen dit alles uitstralen, lijkt
dit beeld meer op een utopische voorstelling die niet snel werkelijkheid kon worden. De
praktijk van zijn activiteiten toont namelijk niet echt aan dat de twee concepten verenigbaar
konden zijn. Beter gezegd; er is niet direct een voorbeeld te geven waaruit dit zou kunnen
blijken. Goede voorbeelden van andere mensen en groeperingen zijn er echter wel degelijk.
Zo waren de “Deacons for Defense and Justice,” die in Louisiana ontstonden en later meer
afdelingen kregen in verschillende zuidelijke staten, een organisatie die het gedachtegoed
van Robert Williams probeerde uit te voeren.
De “Deacons” ontstonden in een milieu waar racisme en discriminatie een meer dan
normale zaak waren geworden. Louisiana stond bekend als één van de meest racistische
staten van Amerika. Het was dan ook niet vreemd dat de Deacons zich juist hier begonnen te
organiseren. Met name in het stadje Jonesboro waren de spanningen in het midden van de
jaren 1960 het grootst. Zwarten en blanken waren strikt gescheiden van elkaar en zwarten
maakten ongeveer één derde uit van de totale bevolking. Daarbij kende Jonesboro een erg
sterke en duidelijke aanwezigheid van de Ku Klux Klan.167 Deze aanwezigheid zou uiteindelijk
de belangrijkste reden worden voor het ontstaan van een zelfverdedigingsgroep. De
“Deacons for Defense” bestond voor een groot deel uit veteranen die hadden gevochten in
de Tweede Wereldoorlog of in Korea.168 Hun doel was, net zoals Robert Williams in Monroe
had geprobeerd te doen, de bescherming van burgerrechtenactivisten, de bescherming van
zwarten in het algemeen en het bijstaan van geweldloze activiteiten. In hun officiële
statuten beschrijven diegenen die deze hebben samengesteld wat precies het doel was:
“This corporation has for the further purpose, and is dedicated to, the defense of the civil
rights, property rights and personal rights of said people and will defend said rights by any
165
The New York Times, Outspoken and Feared but Largely Forgotten: Documentary Profiles Robert Williams,
An Early Voice for Black Power, 7 februari 2006.
166
Bobby Seale, A Lonely Rage: The Autobiography of Bobby Seale (New York 1978) 130.
167
Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 194.
168
Ibidem., 195.
66
and all honorable and legal means to the end that justice may be obtained.”169 Met “said
people” wordt verwezen naar burgerrechtenactivisten en onderdrukte zwarten in het
algemeen. Hun doel komt dus vrijwel geheel overeen met dat van Robert F. Williams.
De “Deacons” daarentegen speelden echter wel een grotere rol binnen het concept
van armed self-defense in de Civil Rights Movement. De Deacons lijken daarmee net een
stap verder te zijn gegaan dan Robert F, Williams en in tegenstelling tot Williams’ praktijk
toont de praktijk van de “Deacons” beter hoe geweldloosheid en zelfverdediging samen
konden gaan. Lance Hill gaat hier zo ver in door dat hij zelfs zegt dat geweldloze activiteiten
geen effect zouden kunnen hebben zonder het bestaan van de “Deacons.” Hij schrijft in zijn
boek over de “Deacons for Defense”: “Only after the threat of black violence emerged did
civil rights legislation move to the forefront of the national agenda.”170 Zonder het besef dat
zwarten zich gewapend zouden gaan verdedigen tijdens burgerrechtenactiviteiten zouden
deze desbetreffende activiteiten dus ook geen succes kunnen hebben. Hill zegt ook: “Only
after the Deacons appeared were the civil rights laws effectively enforced and the
obstruction of terrorists and complicit local law enforcement agencies neutralized.”171
Zonder de “Deacons” zou dit dus niet zijn gebeurd. Dit klinkt natuurlijk erg vergezocht, maar
heeft wel een kern van waarheid in zich: een waarheid die aantoont dat geweld soms wel
degelijk een oplossing kon zijn. Zo zou een CORE activist het volgende hebben gezegd: “In
some sections of the South violence would help. You know, there have been Negroes in the
South who have never been mistreated because they were violent and would defend
themselves and shoot somebody who bothered them, and the Whites would brand them
crazy and tell each other, don’t bother him!”172
De “Deacons” hielden zich vierentwintig uur per dag bezig met de bescherming van
zwarten in zwarte wijken en delen van zuidelijke steden. Daarnaast hadden ze nog vele
andere activiteiten. “The Deacons guarded marches, patrolled the black community to ward
off night riders, engaged in shoot-outs with Klansmen, and even defied local police in armed
confrontations.”173 De “Deacons” leken dus wel zeker een rijkere takenlijst te hebben dan
Robert Williams bijvoorbeeld had in Monroe. Daarnaast waren de “Deacons” een officieel
169
Articles of Incorporation of Deacons for Defense and Justice, Inc, 5 maart 1965, via www.crmvet.org.
Hill, The Deacons for Defense, 259.
171
Ibidem.
172
Inge Powell Bell, CORE and the strategy of nonviolence (New York 1968) 113.
173
Ibidem., 2
170
67
georganiseerde groep waarvan zelfs assistentie werd gevraagd door grote geweldloze
groeperingen als CORE, SNCC en zelfs de SCLC. Zo werd tijdens “The March Against Fear” in
1966, na enige discussie tussen de verschillende burgerrechtengroeperingen, officieel de
gewapende bescherming van de “Deacons” ingeroepen. Niet lang na de protesten
bekrachtigden CORE en SNCC openlijk hun acceptatie van gewapende zelfverdediging als
acceptabele aanvulling op de strijd voor gelijke burgerrechten.174 Het is dan ook niet raar dat
historici lang het jaar 1966 hebben genomen als breuk binnen de Civil Rights Era. Het moet
echter wel duidelijk zijn dat die breuk ietwat vergezocht is omdat de radicalere tendensen al
langer bestonden. Dat heeft het leven van Robert Williams bijvoorbeeld al bewezen.
De “Deacons” lieten dus, meer dan Robert Williams ooit had gekund, zien dat
geweldloze activiteiten hand in hand konden gaan met gewapende zelfverdediging.
Daarnaast hadden de activiteiten van de Deacons zelfs een positief effect op het
succesverhaal van de geweldloze beweging. Zo zegt Yusef Komunyakaa, een Pulitzer prijs
winnende verslaggever, over de “Deacons”: “Eventually they forced the Klan underground
and civil rights workers could carry on with their voter registration.”175 Armed self-defense
had daarmee dus wel degelijk een positief effect. Op deze manier zijn er nog meerdere
voorbeelden die een dergelijke samenwerking tussen geweldloze activisten en gewapende
activisten beschrijven. Zo beschrijft ook Akinyele Umoja hoe zelfverdediging geweldloze
boycots kon ondersteunen. In zijn artikel “We Will Shoot Back” beschrijft hij hoe een afdeling
van de “Deacons” in Natchez, Mississippi invloed had op het succes van boycots tegen
blanke winkeleigenaren. Umoja zegt: “These boycots relied upon paramilitary organization
to protect the activities and leadership of the Mississippi freedom movement and the black
community in general and to sanction anyone in the black community who wished to violate
the boycott.”176 Ook Umoja suggereert net als Lance Hill dat de activiteiten en het bestaan
van de “Deacons” als verdedigingsorganisatie noodzakelijk waren. Hij zegt namelijk:
“Without a doubt, the Deacons made the Natchez and Mississippi movements more
effective.”177
174
Umoja, The Ballot and the Bullet, 558.
Christian G. Appy, Vietnam, The definitive oral history told from all sides (Londen 2003) 257.
176
Akinyele O. Umoja, “We Will Shoot Back” The Natchez Model and the Paramilitary Organization in the
Mississippi Freedom Movement, Journal of Black Studies, Vol. 32. Nr. 3 (Januari 2002) 271.
177
Ibidem., 282
175
68
Bovenstaande en andere voorbeelden tonen dat zelfverdediging en geweldloze
protesten en activiteiten elkaar konden ondersteunen en in feite dus naast elkaar konden
bestaan. Deze twee hoefden elkaar dus absoluut niet uit te sluiten. Sonia James-Wilson,
assistant-professor aan de University of Rochester in New York, zegt hier het volgende over:
“Self-defense and nonviolence are not mutually exclusive.”178 Ook Akinyele Umoja vindt dat
de twee concepten elkaar absoluut niet hoeven uit te sluiten. Integendeel, zelfverdediging
kon geweldloze activiteiten zelfs ondersteunen en aanvullen en andersom. Hij schrijft:
“Including the perspectives of the broad social base of the struggle to desegregate the South
must revise the definition of the civil rights movement to include the role of armed militancy
as a complement and alternative to nonviolent direct action.”179
Hiermee komen we terug waar we in dit hoofdstuk mee waren begonnen. De praktijk
van Robert F. Williams toont al het bovenstaande niet op een directe manier. Zijn woorden
en idealen daarentegen zijn perfecte voorbeelden om aan te tonen dat Williams de wil had
om beide concepten, zelfverdediging en geweldloosheid, met elkaar te verenigen. Dit heeft
hij echter niet helemaal voor elkaar weten te krijgen. Latere organisaties als de “Deacons”
wisten dit beter te doen dan hijzelf. Een belangrijk verschil is dan wellicht dat de “Deacons
for Defense and Justice” een onafhankelijke organisatie was die op papier op geen enkele
manier verbonden was met grotere geweldloze organisaties. Dat Williams wel degelijk strikt
verbonden was aan de geweldloze NAACP is wellicht dan ook één van de belangrijkste
redenen dat hij de vereniging van beide concepten niet helemaal heeft weten te
verwezenlijken. Wellicht wat makkelijker gesteld kunnen we zeggen dat Williams met zijn
idealen het liefst buiten de geweldloze organisaties had kunnen fungeren. Daarnaast was de
burgerrechtenbeweging wellicht nog in een te vroeg stadium om het gecombineerde gebruik
van geweldloosheid en zelfverdediging te kunnen toelaten en accepteren. In de titel van zijn
bachelorthesis aan de University of North Carolina verwoord Timothy Potter bovenstaande
wellicht op de meest juiste manier. De titel van zijn thesis luidt namelijk: “A couple of years
ahead of his time.”180
178
Sonia Jamers-Wilson, Understanding Self-Defense in the Civil Rights Movement Through Visual Arts, In
Deborah Menkart en Alana D. Murray. Putting the movement back into civil rights teaching: a resource guide
for K-12 classrooms (Washington 2004) 2.
179
Umoja, The Ballot and the Bullet, 576-577.
180
Timothy Potter, “A Couple Of Years Ahead Of His Time: Robert F. Williams and the tactic of self-defense in
the Civil Rights Movement,” B.A. Thesis, University of North Carolina at Asheville, November, 2003.
69
Conclusie
Robert Franklin Williams blijkt een man te zijn die toch enigszins meer aandacht verdiend
dan dat hij tot nu toe in de geschiedschrijving over de Amerikaanse burgerrechtenbeweging
heeft gekregen. Williams kan, zoals Timothy Tyson dat duidelijk heeft proberen te maken,
gezien worden als een voorvader van de Black Power bewegingen die in de loop van de jaren
1960 zijn ontstaan. Het idee dat Williams een brug kon slaan tussen de geweldloze kant van
de burgerrechtenbeweging en de radicalere kant is op zichzelf geen vreemde gedachte. Het
moet echter toegegeven worden dat Tyson deze toebedeelde rol, in ieder geval deels,
aangedikt heeft. Williams had veel te vertellen en wist zijn ideeën over wat hij dacht dat de
beste manier was om te strijden tegen onrecht op een zeer brede en uitvoerige manier over
te brengen. Het gebruik maken van een wekelijks verschijnende krant en zijn toespraken op
de radio hebben hier een zeer grote rol in kunnen spelen. Williams als persoon zelf heeft
echter duidelijk een kleine rol gespeeld in de totstandkoming van zijn eigen gedachten en
ideologie. Het feit dat hij lange tijd in ballingschap heeft geleefd in landen als Cuba en China
hebben zijn rol niet direct positief beïnvloed. Organisaties als de Deacons for Defense
hebben Williams echter wel als voorbeeld genomen en hebben zijn gedachten en ideeën
proberen te verwezenlijken. Dit soort organisaties hebben geprobeerd geweldloze
activiteiten aan te vullen en te versterken door het gebruik van het concept van armed selfdefense. Dit had Williams dan ook waarschijnlijk in gedachte.
De hoofdvraag van deze thesis luidde: “In hoeverre waren de strategie en de
methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar met de
idealen,
methoden
en
strategie
van
de
geweldloze
Afro-Amerikaanse
burgerrechtenbeweging?” We hebben duidelijk kunnen zien dat, met name de bepleitte en
deels ook gebruikte strategie en methoden van Robert Williams, in zekere zin verenigbaar
waren met de methoden en strategieën van de geweldloze Afro-Amerikaanse
burgerrechtenbeweging. Als concept en als idee klinkt het dan ook absoluut niet vreemd dat
geweldloze activisten hun gang konden gaan door de bescherming van gewapende mensen.
Dat men zich op deze manier moest beschermen moet worden begrepen uit het feit dat de
bescherming vanuit de overheid en vanuit de politie aan alle kanten ontbrak. “Black selfdefense was intricately related to violent white resistance and the failures of the legal
70
system to work for African Americans.”181 De nood voor dit soort bescherming was dan ook
vrij duidelijk aanwezig. Wereldwijd worden hedendaags activisten en demonstranten
beschermd en deels ook begeleid door o.a. de politie. Het feit dat dit tijdens de succesjaren
van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging ontbrak toont in hoeverre de noodzaak
bestond om jezelf te beschermen. Armed self-defense was daardoor een methode die wel
degelijk als aanvulling en hulpmiddel kon worden gezien tijdens geweldloze activiteiten.
Als we moeten kijken in hoeverre de idealen van beide concepten met elkaar
verenigd konden worden en in hoeverre deze op dit punt met elkaar samen konden werken
ontstaat er echter wel een probleem. Met name mensen als Martin Luther King waren fel
tegen elke vorm van geweld. Zwarte activisten moesten durven aan te tonen dat ze wilden
lijden voor de gehele zaak en daarom moesten ze in staat zijn om niet te reageren op
geweld. Volgens bepleiters van armed self-defense, zoals Williams, mocht dit echter
absoluut niet ter sprake komen. Niet reageren stond volgens hem gelijk aan machteloosheid
en denigreerde in feite alleen maar de mannelijkheid van alle deelnemende zwarte mannen.
Waar nodig moest het gebruik van geweld een vorm van protest zijn en moesten zwarte
activisten ook grijpen naar deze methode. Dit moesten ze echter wel pas doen wanneer
geweldloosheid niet meer mogelijk was. Vanuit een dieper inzicht was geweld, voor Robert
Williams, dus een logisch vervolg op geweldloosheid. Daarom was geweld dus een aanvulling
op geweldloosheid, wanneer dat alleen niet meer tot succes kon leiden.
In de ideale wereld van Williams kon ook ideologisch gezien geweldloosheid worden
ondersteund door armed self-defense. In de praktijk was dit dan ook zeker wel mogelijk. Dit
valt duidelijk te zien door bijvoorbeeld de handelingen en activiteiten van de Deacons for
Defense. Echter vallen de idealen van de twee verschillende concepten vanuit het oogpunt
van pure pacifisten als Martin Luther King absoluut nooit te verenigen met elkaar. Toch is
het dan wel opvallend dat ook King tijden The March Against Fear de bescherming van de
Deacons for Defense accepteerde. Het feit dat hij dit deed en dat de bescherming tijdens de
marsen een succes genoemd mogen worden beschrijven in feite al de conclusie waar met
deze thesis naar gewerkt wordt. In feite is er niet veel verschil tussen geweldloze leiders als
Martin Luther King en radicale figuren als Robert F. Williams. Sherif Abdel Samad beschrijft
181
Emilye J. Crosby, “This Nonviolent Stuff Ain’t No Good. It’ll Get Ya Killed.”: Teaching About Self-Defense in the
African-American Freedom Struggle, in Julie Buckner, Houston Roberson, Rhonda Y. Williams en Susan Holt,
Teaching the Civil Rights Movement (New York 2002) 160.
71
in zijn dissertatie exact wat hiermee wordt bedoeld. Hij schrijft namelijk: “The difference
between Williams and non-violent leaders is that the latter only applied self-defense during
non-violent protest and not as a general rule.”182 Een belangrijke concluderende antwoord
geven de voorbeelden die Robert Williams beschreef over de sit-ins in Monroe. Het feit dat
gewapende mannen de sit-ins bewaakten en de deelnemers ervan beschermden lieten
duidelijk zien dat gewapende methoden verenigd konden worden met geweldloze
methoden. Dat dit uiteindelijk resulteerde in het feit dat activisten, in vergelijking tot andere
steden in het zuiden van de Verenigde Staten, minder te maken kregen met geweld door
blanken toont aan dat de vereniging en de combinatie van de methoden niet alleen mogelijk
was, maar dat deze tegelijkertijd ook succesvol kon zijn. Daarmee kunnen we ons vinden in
de meningen van o.a. Lance Hill en Akinyele Umoja.
Robert Williams speelde daarmee met zijn woorden, en in feite dus niet echt met zijn
daden, toch wel een grote rol in de verwezenlijking van de combinatie en de vereniging van
twee tegenovergestelde methoden. Daarmee was Williams niet alleen een uitzondering
binnen de algehele geweldloze burgerrechtenbeweging, maar was hij de verpersoonlijking
van het feit dat de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten uit allerlei verschillende
soorten
ideeën,
concepten
en
methoden
bestond.
De
Afro-Amerikaanse
burgerrechtenbeweging moet daarom niet worden onderzocht als een eenzijdige en
dogmatische beweging die vanuit één perspectief een groots probleem probeerde op te
lossen. De beweging was integendeel een van ideologische en methodische aard zeer
complexe en bijzondere stroming die als dusdanig bestudeerd dient te worden. Het leven, de
ideeën en de methoden van Williams zijn hier een bijzonder goed voorbeeld van. Het is
daarom ook niet vreemd dat Williams veel invloed heeft gehad op bijvoorbeeld de
verschillende organisaties onder het mom van Black Power. Dat Martin Luther King moeite
zou gaan krijgen met het verdedigen van zijn eigen concept was al duidelijk tijdens de
discussie die aan het einde van de jaren ’50 ontstond tussen hem en Robert Williams.
Clayborne Carson schreef o.a. hier het volgende over in een artikel. Daarin schrijft hij ook:
“King’s Public debate at the end of the 1950’s with Robert F. Williams, the North Carolina
NAACP leader who sparked controversy by advocating armed self-defense, gave hints of the
forceful tactical and ideological challenges King would later face from black militants such as
182
Sherif Abdel Samad, Non-violence in the Civil Rights Movement in the United States of America, Dissertatie,
JFK instituut, Freie Universität Berlin (februari 2009) 44.
72
Malcolm X and Stokely Carmicheal.”183 Williams werd na de dood van Malcolm X dan ook
niet voor niets aangehaald als de meest logische opvolger. In een FBI document wordt
aangekaart hoe ene Ralph Matthews in een artikel Robert beschrijft als de opvolger van
Malcolm X. Matthews zegt: “Some think Williams to be the most logical successor to the late
Malcolm X as the voice of the colored American underground, while other deem him a true
revolutionary, who unlike Malcolm, matched deeds with words.”184
Ralph Matthews kaart door dit te zeggen bewust en onbewust twee ontzettend
belangrijke punten aan. Op de eerste plaats lijkt hij de rol van Robert Williams te schuilen
achter de schaduw van Malcolm X. Deze thesis heeft geprobeerd aan te tonen dat dit beeld
in ieder geval niet klopt. Het was eerder Malcolm X die in de voetsporen trad van Robert
Williams. Daarnaast heeft Matthews het over de daden van Williams, terwijl deze thesis juist
heeft proberen aan te tonen dat de woorden van Williams belangrijker en invloedrijker
waren dan zijn daden. Zijn woorden toonden de bijna utopische vereniging van twee
verschillende concepten, terwijl zijn daden hier veel minder over vertelden. Duidelijk moet
hiermee dus wel degelijk zijn dat ook de gedachten en ideeën onder het mom van Black
Power en de radicale gedachten van Williams ook zeker een onderdeel waren van de AfroAmerikaanse burgerrechtenbeweging en dat deze beweging niet alleen bestond uit een
geweldloze groepering. Robert Franklin Williams’ invloed op de complete beweging mag
daarom absoluut niet onderschat worden.
183
Clayborne Carson, Between Contending Forces: Martin Luther King, Jr. and the African American Freedom
Struggle, OAH Magazine of History (januari 2005) 17.
184
The Robert F. Williams Papers, Reel 20, Group 2, Series 4: Government Files, 1951-1981 cont. Subseries 2:
FBI Files, Chronological cont. fr. 0439
73
Literatuur
Boeken
Appy, Christian G. Vietnam: The definitive oral history, told from all sides (Londen 2003)
Bell, Inge Powell. CORE and the strategy of nonviolence (New York 1968)
Bellesiles, Michael A. Lethal Imagination: Violence and Brutality in American History (New
York 1999)
Buckner, Julie, Houston Roberson, Rhonda Y. Williams en Susan Holt, Teaching the Civil
Rights Movement (New York 2002)
Bullard, Sara. The Ku Klux Klan: A history of Racism and Violence (Montgomery, Alabama
1988)
Carter, Gregg L. Guns in American Society, An Encyclopedia of History, Politics, Culture and
the Law (California 2002)
Chalmers, David M. Hooded Americanism: The History of the Ku Klux Klan (Durham, NC 1989)
Cobb, Charles E. This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed: How Guns Made the Civil Rights
Movement Possible (New York 2014)
Cohen, Robert C. Black Crusader: A Biography of Robert Franklin Williams (New Jersey 1972)
Cornell, Saul. A Well Regulated Militia, The Founding Fathers and the Origins of Gun Control
in America (New York 2006)
Cottrol, Robert J. Gun Control and the constitution: The Court, Congress, and the second
amendment (New York 1994)
Dalfiume, Richard M. Desegregation of the U.S. Armed Forces, Fighting on Two Fronts, 19391953 (Missouri 1969)
Dawson, Michael C. Black Visions: The Roots of Contemporary African-American Political
Ideologies (Chicago 2001)
Fairclough, Adam. Race & Democracy: The Civil Rights Struggle in louisiana 1915-1972
(Athens 1995)
Foner, Eric. en Manning Marable. Herbert Aptheker on Race and Democracy: A Reader
(Urbana en Chicago 2006)
74
Gitlin, Marty. The Ku Klux Klan: A Guide to an American Subculture (Greenwood 2009)
Halbrook, Stephen P. That Every Man Be Armed: The Evolution of a Constitutional Right
(Albuquerque 1984)
Hall, Simon. Peace and Freedom: The Civil Rights and Antiwar Movements of the 1960s
(Pennsylvania 2005)
Hill, Lance E. The Deacons for Defense: Armed Resistance and the Civil Rights Movement
(Chapel Hill 2004)
Johnson, Nicholas. Negroes and the Gun: The Black Tradition of Arms (New York 2014)
Kimbrough, Natalie. Equality or Discrimination? African Americans in the U.S. Military during
the Vietnam War (Lanham 2007)
Lowery, Charles D. en John F. Marszalek. Encyclopedia of African-American Civil Rights, From
Emancipation to the Present (Greenwood 1992)
McKivigan, John R. en Heather L. Kaufman. In the Words of Frederick Douglass: Quotations
from Liberty’s Champion (New York 2012)
Meier, August, Elliott M. Rudwick en Francis L. Broderick. Black Protest Thought in the
Twentieth Century (Indianapolis 1971)
Menkart, Deborah. en Alana D. Murray. Putting the movement back into civil rights teaching:
a resource guide for K-12 classrooms (Washington 2004)
Musawally, Izemrasen N. African Americans and Mexican Americans during the Vietnam
War: Two American stateless Nations in the Lion’s Mouth (Denver 2001)
O’Brien, Gail W. The Color of the Law: Race, Violence, and Justice in the Post World War II
South (Chapel Hill 1999)
Ogbar, Jeffrey O.G. Black Power, Radical Politics and African American Identity (Baltimore
2004)
Quispel, Chris. Hardnekkig wantrouwen, De relatie tussen blank en zwart in de VS
(Amsterdam 2002)
Robinson, Armstead L. en Patricia Sullivan, New Directions in Civil Rights Studies
(Charlottesville en Londen 1991)
Salter, John R. Jackson, Mississippi: An American Chronicle of Struggle and Schism (Hicksville
1979)
75
Seale, Bobby, A Lonely Rage: The Autobiography of Bobby Seale (New York 1978)
Smith, Ervin. The ethics of Martin Luther King, jr. (New York 1981)
Strain, Christopher B. Pure Fire: Self-Defense as Activism in the Civil Rights Era (Athens 2005)
Tyson, Timothy B. Radio Free Dixie: Robert F. Williams and the Roots of Black Power (Chapel
Hill 1999)
Van Deburg, William L. New Day In Babylon (Chicago en Londen 1992)
Wade, Wyn C. The Fiery Cross: The Ku Klux Klan in America (New York 1987)
Walker, David. Walker’s Appeal: In Four Articles (Origineel in 1830, Massachusetts 2005)
Wendt, Simon. The Spirit and the Shotgun: Armed Resistance and the Struggle for Civil Rights
(Gainesville 2007)
Westheider, James E. The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms
(Plymouth 2008)
Williams, Robert F. Negroes With Guns. Edited by Marc Schleifer (New York 1962)
Woods, Jeff. Black Struggle, Red Scare: Segregation and Anti-Communism in the South, 1948
– 1968 (Baton Rouge 2004)
76
Artikelen
Barksdale, Marcellus C. Robert F. Williams and the Indigenous Civil Rights Movement in
Monroe, North Carolina, 1961. The Journal of Negro History. Vol. 69, No. 2 (1984): 73-89.
Carson, Clayborne. Between Contending Forces: Martin Luther King, Jr. and the African
American Freedom Struggle, OAH Magazine of History (Januari 2005): 17-21.
Halbrook, Stephen P. Defense of Self and Community: A Response to Professor Johnson.
Connecticut Law Review. Vol. 45, no. 5 (Juli 2013): 1653-1668.
King, Martin Luther. The Social Organization of Nonviolence. Liberation (Oktober 1959)
Linder, Douglas O. Bending Toward Justice: John Doar and the Mississippi Burning Trial,
Mississippi Law Journal, Vol. 72, No. 2 (Winter 2002)
Mayfield, Julian. “Challenge to Negro Leadership: The Case of Robert Williams,”
Commentary. Vol. 31 (April 1961)
Moskos, Charles C. The American Dilemma in Uniform: Race in the Armed Forces. Annals of
the American Academy of Political and Social Science, Vol. 406, The Military and American
Society (1973)
Stephens, Ronald J. “Praise the Lord and pass the ammunition”: Robert F. Williams’s Crusade
for Justice on Behalf of Twenty-two Million African Americans as a Cuban Exile. Black
Diaspora Review. No. 2 (2010): 14-26.
Strain, Christopher B. “We Walked Like Men”: The Deacons for Defense and Justice.
Louisiana History. Vol. 38, No. 1 (winter 1997): 43-62.
Tyson, Timothy B. Robert F. Williams, “Black Power,” and the Roots of the African American
Freedom Struggle. The Journal of American History. Vol. 85, No. 2 (September 1998): 540570.
Umoja, Akinyele O. The Ballot and the Bullet: A Comparative Analysis of Armed Resistance in
the Civil Rights Movement. Journal of Black Studies 29, No. 4 (Maart 1999): 558-78.
Umoja, Akinyele O. From One Generation to the Next: Armed Self-Defense, Revolutionary
Nationalism, and the Southern Black Freedom Struggle. Souls: A Critical Journal of Black
Politics, Culture, and Society (November 2013): 218-40.
Umoja Akinyele O. “We Will Shoot Back” The Natchez Model and the Paramilitary
Organization in the Mississippi Freedom Movement. Journal of Black Studies. Vol. 32. No. 3
(Januari 2002): 271-94.
Williams, Robert F. Can Negroes Afford to be Pacifists? Liberation (Januari-Februari 1960):
44-46.
77
Wendt, Simon. Protection or Path Toward Revolution?: Black Power and Self-Defense, Souls:
A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (December 2007): 320-332
Wood, Spencer D. en Ricardo Samuel, “He was Non-Violent, But My Boys Weren’t”: The
Hegemonic Myth of Non-Violence and the Construction of a Black Identity. Arkansas Review:
A Journal of Delta Studies. Vol. 41. No. 3 (December 2010): 155-169.
78
Kranten
Amsterdam News
Anderson Intelligencer
Crisis
Crusader
Daily Phoenix
Esquire Magazine
New York Times
Reading Eagle
San Francisco Sunday Call
Archiefcollecties
Roosevelt Study Center, Middelburg. Black Studies Research Sources, The Black Power
Movement, Part 2: The Papers of Robert F. Williams.
Interviews
Shute, John R. Wayne Durrill, 25 Juni, 1982.
Williams, Mabel. David Cecelski, 20 augustus, 1999.
Williams, Robert. Craig S. Pascoe, 11 maart, 1993.
Williams, Robert. Stephanie Banchero, 1995
Theses en Dissertaties
Berrey, Stephen A. Against the Law: Violence. Crime, State Repression, and Black Resistance
in Jim Crow Mississippi, Dissertation, The University of Texas at Austin (Mei 2006)
Potter, Timothy, “A Couple Of Years Ahead Of His Time: Robert F. Williams and the tactic of
self-defense in the Civil Rights Movement,” B.A. Thesis, University of North Carolina at
Asheville (November 2003).
Samad, Sherif Abdel. Non-violence in the Civil Rights Movement in the United States of
America, Dissertatie, JFK instituut, Freie Universität Berlin (Februari 2009)
Umoja, Akinyele K. Eye for an Eye: The Role of Armed Resistance in the Mississippi Freedom
Movement, Dissertation, Institute of Liberal Arts, Emory University at Atlanta (November
1996)
79
Geraadpleegde websites
www.crmvet.org
www.thekingcenter.org
http://chroniclingamerica.loc.gov/
www.proquest.com
80
Download