“Meeting Violence with Violence” Robert F. Williams & de Afro-Amerikaanse Burgerrechtenbeweging “In hoeverre waren de strategie en de methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging?” Semih Solmaz 1283561 Masterscriptie MA History Specialisatie: Political Culture and National Identities Universiteit Leiden Begeleider: Prof. dr. A. Fairclough Tweede lezer: Dr. E. F. van de Bilt 26 januari 2016 Inhoudsopgave Inhoudsopgave ........................................................................................................................... 2 Inleiding ..................................................................................................................................... 3 Historiografie ............................................................................................................................. 7 Vraagstelling en methode ....................................................................................................... 12 Deel I: Gewapende Broeders: Zelfverdediging in de Afro-Amerikaanse geschiedenis .......... 15 1.1: Inleiding ................................................................................................................ 16 1.2: Geweld tegen Zwarten ......................................................................................... 18 1.3: Brothers and Arms ................................................................................................ 22 1.4: Conclusie ............................................................................................................... 28 Deel II: Robert Franklin Williams: Een ander geluid ............................................................... 30 2.1: Inleiding ................................................................................................................ 31 2.2: Robert ................................................................................................................... 34 2.3: De strijd voor gelijke burgerrechten .................................................................... 39 2.4: Conclusie ............................................................................................................... 48 Deel III: Geweld en Geweldloosheid: De rol van armed self-defense in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging .......................................................................................................... 50 3.1: Inleiding ................................................................................................................ 51 3.2: Armed self-defense als concept ........................................................................... 52 3.3: Armed self-defense vs. Nonviolence .................................................................... 56 3.4: De praktijk van een strijder in conflict ................................................................. 62 Conclusie ................................................................................................................................. 70 Literatuur ................................................................................................................................. 74 2 Inleiding In de jaren zestig van de vorige eeuw kende in het bijzonder het zuiden van de Verenigde Staten een extreme vorm van segregatie. Zwart en blank waren tot in de bizarre details van elkaar gescheiden. Zo beweert Chris Quispel, in zijn boek Hardnekkig Wantrouwen, dat er zelfs gescheiden depots voor schoolboeken waren om te voorkomen dat een blank kind een boek in handen zou krijgen dat door een zwart kind was vastgehouden.1 Segregatie in de Verenigde Staten ging veel verder dan wij ons tegenwoordig kunnen voorstellen. Ook in Monroe, een stad in North Carolina in het zuiden van de Verenigde Staten, was er geen uitzondering op deze situatie. In Monroe was er geen plek voor de zwarte kinderen om in de warme zomermaanden lekker te gaan zwemmen. Hierdoor besloten deze speelse kinderen vaak om in onveilige meertjes te gaan zwemmen zonder enig toezicht. Al te vaak was het voorgekomen dat een Afro-Amerikaans kindje verdronk in deze onveilige omgevingen. Toen in 1956 alweer een zwart kindje verdronk in één van de onveilige meertjes besloot Robert Franklin Williams, de toenmalige voorzitter van de lokale tak van de NAACP, om dezelfde faciliteiten te claimen waar blanken altijd al gebruik van hadden kunnen maken. Blanken en hun kinderen konden namelijk wel gebruik maken van een veilig zwembad in de stad. Robert vond dat ook zijn gemeenschap, en vooral de kinderen, recht hadden op een soortgelijke ruimte of anders op minimaal een dag in het desbetreffende zwembad om veilig te kunnen zwemmen. Volgens de lokale autoriteiten was een nieuw zwembad voor zwarten alleen veel te duur. Een aparte dag reserveren voor alleen zwarten in het zwembad dat voor blanken was bestemd was ook te duur. Het zwembad zou dan namelijk steeds leeggehaald, gereinigd, en weer opnieuw gevuld moeten worden, omdat blanken vrijwel zeker niet in het water wilden gaan zwemmen waar ook zwarten in hadden gezwommen. De autoriteiten beloofden dat ze een apart zwembad zouden gaan bouwen als ze het geld ervoor zouden hebben. Robert Williams wist eigenlijk al zeker dat dit geld er nooit zou komen en het zwembad dus nooit gebouwd zou worden. Na vijf jaar was er nog steeds geen zwembad, maar de zwarte gemeenschap zou het hier niet bij gaan laten. 1 Chris Quispel, Hardnekkig wantrouwen, De relatie tussen blank en zwart in de VS (Amsterdam 2002) 27. 3 De zwarten zouden wachtdiensten houden om aandacht te vragen voor de belachelijke situatie waarin zij verkeerden en om waarschijnlijk de irritatie te wekken van de blanke bewoners van de stad. Een wachtdienst hield in dat enkele groepjes zwarten dagenlang om toegang tot het zwembad zouden gaan vragen en bij weigering zouden gaan wachten totdat ze binnen zouden worden gelaten. Wetend dat ze niet binnen zouden worden gelaten bleven de groepjes zwarten staan wachten totdat een nieuw groepje hun plaats en hun verzoek zou overnemen en herhalen. Toen Robert Williams op zondag 25 juni 1961 op weg was naar zijn wachtdienst bij het zwembad werd hij verrast door een enorm grote blanke menigte die hem aan het opwachten was geweest en die bereid was hem te gaan lynchen. De menigte was druk, wild, woest en kwaad als maar zijn kon op Williams, die dus schijnbaar veel irritatie had opgewekt bij veel blanke racisten in de buurt. Williams werd genoodzaakt te stoppen. De racisten schreeuwden en riepen: “Kill the niggers! Kill the niggers! Pour gasoline on the niggers! Burn the niggers!”2 De blanke racisten wilden niets anders dan Williams en zijn zwarte vrienden in zijn auto gelyncht te zien worden. Drie politieagenten die op vijftig meter afstand rustig leken mee te genieten van het gebeuren, leken dezelfde intentie te hebben als de blanke racisten. Zij deden niks om de haast onvermijdelijke lynching te stoppen. Één persoon liep op de auto af met een honkbalknuppel in zijn hand. Robert bleef rustig zitten en probeerde niet te reageren, want hij wist iets wat de menigte buiten en de man die op hem afkwam niet wisten. Robert had drie wapens klaarliggen in zijn auto en was maar al te bereid om deze in zelfverdediging te gebruiken. Toen de man met de knuppel iets te dicht bij zijn auto kwam liet Robert zijn wapen zien en richtte dit recht op het gezicht van de blanke racist. Deze schrok vanzelfsprekend en keerde zich zeer voorzichtig weer om. Toen de menigte vervolgens de auto begon te bekogelen met stenen besloot Robert zijn kracht te laten zien en stapte met een groter geweer zijn auto uit. De drie politieagenten die tot dan toe niet hadden ingegrepen waren er nu plotseling als de kippen bij. Één van hen probeerde Robert in een greep vast te houden en riep tot twee keer: “Surrender your weapen!”3 Robert besloot dit absoluut niet te doen, omdat hij er zeker van was dat de politieagenten hem dan zouden overlaten aan de moordlustige menigte. Hij gaf de desbetreffende agent een vuist in het gezicht en richtte zijn geweer nu bewust op de neergevallen agent. Een tweede agent trok 2 3 Robert F. Williams, Negroes with Guns (New York 1962) 45. Williams, Negroes with Guns, 46. 4 nu ook zijn wapen en richtte dit op Robert. De agenten wisten echter niet dat Williams meer wapens bij zich had. Één van zijn medepassagiers trok dat andere wapen en richtte deze op de tweede agent. De agenten wisten niet wat ze met de situatie aan moesten en lieten Robert en zijn medepassagiers rustig wegrijden zonder dat hen iets kon overkomen. Het bovengenoemde voorbeeld van Robert is een duidelijk voorbeeld waarbij armed self-defense, ofwel zelfverdediging, belangrijk was voor de verdediging van onschuldige Afro-Amerikanen tegen blanke agressie. Volgens sommige historici had armed self-defense echter een belangrijkere rol en was het zelfs een belangrijk onderdeel van de algemeen bekende geweldloze Civil Rights Movement. Armed self-defense zou volgens hen veel vaker voorkomen binnen de Afro-Amerikaanse geschiedenis en binnen de geschiedenis van de Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke burgerrechten dan dat wij ons tegenwoordig beseffen. Het zou geweldloze activiteiten zelfs hebben aangevuld. Dit beeld en deze visie hebben echter niet altijd bestaan. Het beeld dat onze huidige historische kennis over de Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke burgerrechten in de Verenigde Staten weergeeft is er tegenwoordig één met meerdere visies. We kunnen stellen dat de geschiedschrijving betreffende de burgerrechtenstrijd in Amerika in de loop van de jaren verschillende kanten op is gegaan. Zo kende de geschiedschrijving over dit onderwerp de laatste jaren een expliciete nadruk op de geweldloze kant van de Civil Rights Movement met in de hoofdrol vrijwel altijd de geweldloosheidprediker Dr. Martin Luther King jr. Vele historici hebben daarbij lange tijd de discontinuïteit tussen de geweldloze burgerrechtenbeweging en de zogenaamde Black Power Movement sterk benadrukt. Geweld, en in het bijzonder zelfverdediging binnen AfroAmerikaanse kringen, zouden pas met de opkomst van de radicale bewegingen onder het mom van Black Power een rol zijn gaan spelen. Dit soort radicale activiteiten zou volgens vele historici echter alleen maar schade hebben toegebracht aan de organisatie en de grote aanhang achter de geweldloze beweging. Deze visie heeft een discussie in historische kringen doen ontstaan en heeft een duidelijke tegenpool gecreëerd en is daarmee een thema geworden voor deze thesis. Er schuilt dus in feite veel meer achter de geschiedenis van de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging en alle aspecten verdienen evenveel aandacht in de geschiedenisboeken. Julian Bond, die zelf een rol speelde in de burgerrechtenbeweging en die nu doceert over dit onderwerp aan de American University in Washington, schreef: 5 ‘Despite the volumes already written about the movement, there remains an enormous untold story.’4 Met deze thesis ga ik proberen een aanvulling te bieden voor een deel van zo een “untold story,” die pas de afgelopen decennia aandacht heeft gekregen door enkele belangrijke historici op dat gebied. Om onder andere deze reden besloot ik dit onderzoek te starten en me meer te gaan concentreren op een enigszins vaak onbesproken kant van de Civil Rights Movement en een veelal onbesproken figuur in de geschiedschrijving hierover. Het onderzoek zal zich gaan concentreren op de rol van Robert Franklin Williams en zijn gebruikte strategie tijdens zijn actieve jaren binnen de kaders van de Civil Rights Movement. Zoals gezegd hebben belangrijke historici zoals Timothy B. Tyson, Simon Wendt en Christopher B. Strain al aandacht geschonken aan het onderwerp. Met deze thesis wil ik proberen een bijdrage te leveren in dit nog levendige debat. Om überhaupt een bijdrage te kunnen leveren en uiteindelijk een goed onderzoek op te kunnen starten is het echter wel belangrijk dat er goed wordt gekeken naar wat historici op dit gebied zo al hebben geschreven. Is er al veel aandacht geweest voor de rol van Robert Williams en zijn strategie van zelfverdediging of is zijn rol genegeerd en veelal verwaarloosd door de meeste historici? In een beknopte historiografie over het onderwerp wil ik nadruk gaan leggen op de verschillende manieren waarop men is ingegaan op de discontinuïteit tussen de Black Power Movement en de geweldloze beweging. Daarbij zal voornamelijk worden gekeken naar de aandacht die is geschonken aan armed self-defense en de effectiviteit hiervan. Zoals gezegd zal dus worden bekeken hoe historici de rol van Robert Williams binnen de burgerrechtenbewegingen hebben beschreven. Werd hij gezien als een invloedrijk persoon of is zijn rol wellicht zelfs helemaal overgeslagen? Aan de hand van dit literatuuroverzicht zal uiteindelijk duidelijk moeten worden wat mijn hoofdvraag zal zijn bij het onderzoek naar dit onderwerp. 4 Armstead L. Robinson and Patricia Sullivan, New Directions in Civil Rights Studies (Charlottesville en Londen 1991) 2. 6 Historiografie Veel historici die zich voornamelijk concentreerden op de Nonviolent Civil Rights Movement spendeerden vaak geen enkele aandacht aan Robert F. Williams. Vaak wordt tegen de afsluiting van het boek aan nog even snel ingegaan op de opkomende Black Powerbeweging, maar wordt de invloed die Williams op deze beweging heeft gehad vaak vergeten of wellicht opzettelijk weggelaten. Stephen Andrew Berrey heeft hier een verklaring voor. In zijn dissertatie over verschillende facetten binnen het leven in Mississippi schrijft hij: “Curiously, both the 1950s and 60s segregationists and the civil rights scholars who came later understood Williams as an advocate of violence. For segregationists, this made him dangerous, while for subsequent scholars, it made him irrelevant.”5 Zo leek er dus een duidelijke kloof te bestaan tussen de later opkomende bewegingen onder het mom van Black Power en de klassieke Nonviolent Civil Rights Movement. Een verklaring waarom men zich in de vroegste jaren vooral concentreerde op de geweldloze organisaties en deze distantieerde van de Black Power bewegingen is waarschijnlijk dat deze organisaties ook daadwerkelijk successen boekten en dit deden op een legale en verdedigbare manier. Het schrijven over geweldloosheid is simpelweg makkelijker te verdedigen en werd daardoor vaak al snel gebruikt als een manier om de Civil Rights Movement in een goed daglicht te zetten en op deze manier zelfs te verheerlijken. Geweld, in welke vorm dan ook, zou schade kunnen toebrengen aan het bestaande nette beeld van de geweldloze beweging en waarschijnlijk waren veel historici zich bewust van dit feit. Hierdoor hebben ze de bewegingen vaak als twee complete tegengestelden beschreven. Al snel werden zo dus historische biografieën geschreven over Martin Luther King en zijn Southern Christian Leadership Conference (SCLC). Belangrijke werken zijn onder andere: King, A Biography van David L. Lewis; Let The Trumpet Sound: The Life of Martin Luther King, Jr. door Stephen B. Oates en To Redeem the Soul of America: The SCLC and Martin Luther King, Jr. van Adam Fairclough. Al deze boeken die we kunnen plaatsen in een periode vanaf de moord op King tot ongeveer de Jaren ‘90 hebben met elkaar overeen dat zij weinig tot geen aandacht besteden aan Black Power, armed self-defense, Robert F. Williams of 5 Stephen Andrew Berrey, Against the Law: Violence. Crime, State Repression, and Black Resistance in Jim Crow Mississippi, Dissertation, The University of Texas at Austin (Mei 2006) 21. 7 radicalen in het algemeen. Het is dan ook niet hun directe doel om hier aandacht aan te besteden, maar het geeft wel aan waar de debatten en discussies betreffende de Civil Rights Movement in die jaren voornamelijk om draaiden. Zo blijkt dat deze historici geen werkelijk verband legden tussen de verschillende visies op de strijd voor gelijke burgerrechten. Als er al aandacht is, gaat dit vaak over de “clash” tussen geweldloosheid en Black Power en vaak probeert men dan de discontinuïteit te benadrukken. Organisaties als de Student Nonviolent Coordinating Committee (SNCC), de Congress of Racial Equality (CORE) en natuurlijk ook de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP) werden, wellicht wat minder dan Martin Luther King, toch ook aan de lopende band besproken en kregen veel aandacht in de wetenschappelijke debatten tussen historici. In enige zin is dit vanzelfsprekend, omdat deze groeperingen, inclusief de SCLC, kunnen worden gezien als de vier grootste en meest vooraanstaande organisaties binnen de “legale” strijd voor gelijke burgerrechten. Al moet natuurlijk wel vermeld worden dat organisaties als CORE en SNCC in latere jaren meer en meer radicaliseerden. Dit is zeker niet onopgemerkt gebleven en ook zeker niet verwaarloosd. Ook dit werd echter als een breuk met de geweldloze beweging gezien. Een belangrijk stukje werk dat veel aandacht besteedt aan de verschillende organisaties is: ‘The Origins of the Civil Rights Movement, Black communities Organizing for Change’ van Aldon D. Morris. In dit boek schenkt Morris veel aandacht aan de relaties tussen de verschillende zwarte organisaties en beschrijft hij hun opkomst, groei en rol in de strijd om gelijke rechten. Ook hij schenkt nog geen belangrijke aandacht aan armed self-defense of Black Power. Al moet vermeld worden dat hij onbewust wel een voorbeeld van armed self-defense geeft, maar hier verder geen belang meer aan hecht in het vervolg van zijn werk. Ook in ‘The Civil Rights Era, Origins and Development of National Policy’ van Hugh Davis Graham is er, in tegenstelling tot de vele geweldloze organisaties, geen belangrijke aandacht voor armed self-defense en de Black Power Movement. Aandacht die specifiek en alleen gericht was op Black Power bestond natuurlijk al wel, maar ook de historici aan het hoofd van deze onderzoeken zagen duidelijk geen continuïteit tussen de geweldloze strijd en Black Power. Één van de jongste werken is ‘Black Power and Student Rebellion, Conflict on the American Campus’ van James McEvoy en Abraham Miller. Dit werk concentreert zich op studenten, begint midden in de jaren ’60 en biedt geen voorgeschiedenis, waardoor Black Power een geheel nieuw fenomeen lijkt te zijn. 8 Ook is er geen enkele rol voor Robert F. Williams. In de ‘Encyclopedia of African-American Civil Rights, From Emancipation to the Present’ door Charles D. Lowery en John F. Marszalek is er uitgebreid aandacht voor Black Power. Wat opvalt, is echter wel dat de zwartnationalistische kreet en de meer agressieve houding ook hier weer uit het niets lijkt op te komen en zomaar voor een splitsing in de Civil Rights Movement zorgt. Dit past perfect in het idee dat Black Power en de Nonviolent Civil Rights Movement twee uiterst verschillende kernen hebben. Over de splitsing in de Movement schrijft Marvin Dulaney in de Encyclopedia: ‘The speech (van Stokely Carmichael op 17 juni 1966) split the Civil Rights Movement and angered many of its supporters.’ 6 In de gehele encyclopedie wordt vervolgens geen enkele aanwijzing gegeven dat een dergelijke agressieve en militante toon al ver voor deze toespraak bestond. William L. van Deburg is met zijn ‘New Day in Babylon’ waarschijnlijk één van de eersten die Williams een belangrijke rol hebben gegeven bij de vorming van radicale groeperingen (Ook al noemt hij hem maar één keer.) Hij is waarschijnlijk één van de eersten die onbewust de betreffende continuïteit zagen. Hij schrijft: “On the eve of the Black Power movement, their legacy was apparent in the words and deeds of Robert Williams and the Deacons for Defense.”7 Ook Jeffrey O. G. Ogbar schrijft veel later iets soortgelijks in ‘Black Power, Radical Politics and African American Identity.’ Volgens hem zou Malcolm X Williams “the first brother to take up arms and fight” hebben genoemd.8 Het belang van armed self-defense is in enkele werken wel duidelijk naar voren gekomen. Zo beschrijven August Meier en Elliot Rudwick in hun studie genaamd ‘CORE: A study in the Civil Rights Movement 1942-1968,’ hoe een organisatie als CORE binnen eigen kringen debatteerde over het gebruik van zelfverdediging tijdens acties. Armed self-defense krijgt hier dus eindelijk wel een belangrijke rol toegespitst. Ook Clayborne Carson beschrijft in zijn boek ‘In Struggle, SNCC and the Black Awakening of the 1960’s,’ hoe voorvallen van self-defense in sommige zuidelijke steden er toe leidden dat leden van SNCC zichzelf begonnen af te vragen of geweldloosheid wel de juiste methode was om te gebruiken in het extreem racistische klimaat van het zuiden. Hoe armed self-defense vervolgens wordt geïmplementeerd in de bewegingen en wat het effect hiervan is, blijft ook hier echter 6 Charles D. Lowery en John F. Marszalek. Encyclopedia of African-American Civil Rights, From Emancipation to the Present (Greenwood 1992) 54. 7 William L. Van Deburg, New Day In Babylon (Chicago en Londen 1992) 37. 8 Jeffrey O.G. Ogbar, Black Power, Radical Politics and African American Identity (Baltimore 2004) 51. 9 onbeschreven. Zo zijn er in feite veel andere werken zoals ‘Negro Protest Thought in the Twentieth Century’ van Frances Broderick en alweer August Meier, die aandacht besteden aan enkele aspecten betreffende armed self-defense, maar niet weten te overtuigen doordat veel belangrijke figuren onbeschreven blijven. Zo is er haast geen aandacht voor Robert F. Williams, die deze aandacht toch wel degelijk verdient. De aandacht die Robert Williams verdient wordt hem uiteindelijk toch op een zeer degelijke manier gegeven door Timothy B. Tyson. In ‘Radio Free Dixie, Robert F. Williams & the Roots of Black Power’ beargumenteerd Tyson in tegenstelling tot vele voorgaande onderzoeken dat Black Power en de Civil Rights Movement niet mogen gezien worden als twee geheel aparte bewegingen. Zij delen dezelfde geschiedenis, hebben te maken met dezelfde problemen en hebben in feite hetzelfde doel voor ogen. Over de rol van Williams in dit gebeuren schrijft hij: “The story of Robert F. Williams reveals that independent black political action, black cultural pride and what Williams called armed self-reliance operated side by side in the south, in uneasy partnership with legal efforts and nonviolent protest.”9 Hij beschrijft hiermee de continuïteit die hij ziet tussen de Black Power Movement en de Nonviolent Civil Rights Movement. Simon Hall, auteur van ‘Peace and Freedom, The Civil Rights and Antiwar Movements in the 1960s’ is het hier eveneens mee eens: “Armed SelfDefense was nothing new. It had an established tradition in the rural South.”10 Daarmee lijkt de grondslag te zijn gelegd voor een nieuwe visie op de discontinuïteit of anders de continuïteit tussen Black Power en de geweldloze Civil Rights Movement. Al iets eerder dan Tyson schreef Akinyele Umoja in zijn artikel ‘The Ballot and the Bullet’ dat het tijd is voor historici om de rol van armed self-defense zo veel mogelijk te gaan beschrijven. Hij schreef: “We as historians must revise the definition of the Civil Rights Movement to include the role of armed militancy as a complement and alternative to nonviolent direct action.”11 Het zou volgens hem tijd zijn om de geschiedenis van de Civil Rights Movement te gaan herschrijven. Daar waren meerdere historici het mee eens. Enkele jaren later beschreef Simon Wendt in zijn boek ‘The Spirit and the Shotgun’ dat armed selfdefense een cruciaal gebeuren was binnen de kaders van de gehele burgerrechtenbeweging. 9 Timothy B. Tyson, Radio Free Dixie: Robert F. Williams and the Roots of Black Power (Chapel Hill 1999) 308. Simon Hall, Peace and Freedom: The Civil Rights and Antiwar Movements of the 1960s (Pennsylvania 2005) 57. 11 Akinyele O. Umoja, “The Ballot and the Bullet: A Comparative Analysis of Armed Resistance in the Civil Rights Movement.” - Journal of Black Studies 29, No. 4 (Maart 1999) 577. 10 10 Hij schreef: “Armed resistance served as a significant auxiliary to nonviolent protest.”12 Christopher B. Strain, auteur van het boek ‘Pure Fire,’ is het eveneens eens met bovenstaande historici en valt voornamelijk Tyson bij door te zeggen dat “The traditions of armed self-defense and nonviolence co-existed.”13 Hiermee lijken deze historici een geheel nieuwe weg in te slaan die tevens erg interessant is om verder te gaan onderzoeken. 12 Simon Wendt, The Spirit and the Shotgun: Armed Resistance and the Struggle for Civil Rights (Gainesville 2007) 1. 13 Christopher B. Strain, Pure Fire: Self-Defense as Activism in the Civil Rights Era (Athens 2005) 4. 11 Vraagstelling en methode Volgens Tyson lijkt de rol van Robert Williams in het aantonen van de eerder besproken continuïteit cruciaal. Tyson beschrijft Williams als een brug tussen de Nonviolent Civil Rights Movement en radicale bewegingen en slaagt erin om het beeld van een zeer extremistische zwarte radicale strijder te bagatelliseren. Zo ontstaat er enigszins een complex beeld over de politieke gedachtegang van Williams. Is Williams een radicale zwarte nationalist of stond hij open voor een dialoog met blanke politici en woordvoerders? Tyson schetst een beeld waarin Williams in principe beide personen zou kunnen zijn. Hij schrijft: ‘Neither a nationalist, a Marxist, nor a liberal, exactly, the NAACP leader from Monroe reached out to potential allies in all these camps while remaining committed to equal rights for all under the U.S. Constitution.’14 Daarmee lijkt hij inderdaad de ideale persoon te zijn geweest om als brug te fungeren tussen verschillende politieke visies. Daarmee lijkt hij zelfs de verpersoonlijking van het gegeven dat geweld en geweldloosheid zij aan zij kunnen dienen voor de bestwil van het volk. Maar was dit wel helemaal waar? Kunnen geweld en geweldloosheid wel zij aan zij zonder enige problemen met elkaar dienen? Kan het één het ander aanvullen of accepteren als aanvulling zonder zichzelf of juist de ander schade toe te brengen? Dit soort vragen leiden tot de hoofdvraag die ik met deze thesis wil gaan beantwoorden en waar ik mijn onderzoek naar wil gaan richten. De hoofdvraag luidt: “In hoeverre waren de strategie en de methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging?” In feite probeer ik met deze vraag een duidelijk antwoord te vinden op wat Tyson in zijn boek heeft geprobeerd te beargumenteren. In zijn boek stelt hij dat de bovenstaande methoden en tactieken inderdaad verenigbaar waren, maar laat hij naar mijn idee niet duidelijk genoeg zien hoe dit dan daadwerkelijk tot stand kwam. Mijn thesis zal hiervoor dus hopelijk een aanvulling zijn op de werken van Tyson en alle andere bovengenoemde historici die het belang van armed self-defense hebben benadrukt en besproken. In dit onderzoek worden de visies van al deze historici en in het bijzonder die van Tyson, om meer duidelijkheid te kunnen scheppen in het verhaal, onder de loep genomen. 14 Tyson, Radio Free Dixie, 206. 12 Hun visie en hun werken komen uitgebreid aan bod en daar zal het natuurlijk niet bij blijven. In het eerste deel van deze thesis zal ik namelijk proberen een voorgeschiedenis te gaan geven van geweld, zelfverdediging en wapens in de Afro-Amerikaanse geschiedenis. Verschillende vragen zullen hier aan bod komen om uiteindelijk bij te dragen aan het begrijpen van de hoofdvraag en het doel van deze thesis. Ik vraag me o.a. af waarom zwarten überhaupt wapens nodig zouden moeten hebben. Met wat voor geweld werden zwarten bijna dagelijks geconfronteerd? In hoeverre was het voor zwarten mogelijk om aan wapens te komen? In hoeverre speelden blanken en blanke supremacisten hier een rol in? Had (georganiseerde) “armed self-defense,” zoals o.a. Tyson beweert, daadwerkelijk zijn tradities binnen de eeuwenoude geschiedenis van de Afro-Amerikaanse strijd voor gelijke rechten? Al dit soort vragen komt in het eerste deel binnen drie hoofdstukken aan bod en zal aan de hand van veelal verschillende secundaire en enkele primaire bronnen worden besproken. In het tweede deel is er aandacht voor Robert F. Williams als persoon. Wat maakt hem radicaler en militanter dan vele andere Afro-Amerikanen? Was hij inderdaad zo radicaal als vaak werd gedacht? Wat was zijn rol binnen de geweldloze kaders van de Civil Rights Movement? Wat voor relatie kende hij met de NAACP? En wat maakte hem de persoon die hij uiteindelijk was geworden? Dit hoofdstuk is belangrijk om te begrijpen wat Robert’s gedachtegang en methoden nou daadwerkelijk waren. Hoe plaatste hij zichzelf en zijn rol binnen de Civil Rights Movement? Wat was voor hem de ideale manier om het extreme racisme en geweld tegen zwarten te bestrijden? Al deze vragen worden alweer in drie aparte delen besproken en dienen uiteindelijk tot een belangrijke opstap naar het derde en tevens laatste deel van deze thesis. In dit deel zal er aandacht worden geschonken aan de relatie tussen geweldloosheid en geweld. Beter geformuleerd zal er aandacht zijn voor de rol van armed self-defense naast geweldloze activiteiten. In de eerste plaats is het belangrijk te begrijpen hoe Robert Williams keek naar geweldloosheid. Was hij hierop tegen of vond hij deze juist wel effectief? Zag Williams zelf in dat armed self-defense de geweldloze beweging kon aanvullen? Op de tweede plaats zullen voorbeelden van situaties beschreven worden waaruit uiteindelijk moet blijken in hoeverre het mogelijk was dat de twee concepten verenigbaar waren. Ten slotte moet blijken in hoeverre Robert en zijn methoden hier belangrijk voor zijn geweest. Wat heeft Robert achtergelaten? En heeft hij effect gehad op latere radicalere bewegingen? 13 Dit allemaal zal uiteindelijk duidelijk moeten maken in hoeverre de strategie en de methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar waren met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Het antwoord op die vraag zal uiteindelijk aan de hand van een conclusie beknopt worden besproken. 14 Deel I Gewapende Broeders Zelfverdediging in de Afro-Amerikaanse geschiedenis 15 1.1 Inleiding Zelfverdediging is in de Amerikaanse cultuur en haar geschiedenis geen uniek gebeuren. Het recht om wapens te bezitten en het recht om deze te gebruiken wanneer men voor zijn eigen leven vreest waren en zijn vaak nog steeds alledaagse zaken in de Verenigde Staten. Met het tweede amendement van de grondwet van de Verenigde Staten werd vastgesteld dat burgers het recht hadden op het bezitten en dragen van wapens. De belangrijkste passage in het amendement luidt: “The right of the people to keep and bear arms, shall not be infringed.” Al meer dan een eeuw voordat dit amendement aan de grondwet werd toegevoegd met de Bill of Rights van 1791 werd echter al duidelijk dat Afro-Amerikanen niet tot “the people” zouden gaan behoren; ‘African Americans, whether slave or free, were not considered to be citizens of the United States.’15 In 1857 werd dit zelfs bevestigd door het hooggerechtshof van de Verenigde Staten met de zaak Dredd Scott v. Sandford. In uiterste tegenstrijdigheid met deze gegevens waren er veel zwarte soldaten die vanaf de vroegste oorlogen op het continent met wapens hadden rondgelopen. Zo vochten al ongeveer 5000 zwarte soldaten mee tijdens de Amerikaanse revolutie.16 Ondanks het feit dat zwarten met de aanname van de “Military Act” van 1792 uitgesloten werden van militaire functies, mochten ze een jaar na het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog, in gescheiden divisies, meevechten met de Noordelijke troepen.17 In latere oorlogen hebben zwarten, al zij het tot in Korea en Vietnam in gescheiden divisies, altijd een rol gespeeld. Dit is echter niet hetgeen waarop zal worden geconcentreerd in deze thesis en vooral in dit eerste deel. In dit eerste deel van deze thesis zal worden getracht een waardevol beeld te schetsen van de rol van wapens, gewapend verzet en het recht op zelfverdediging in de AfroAmerikaanse geschiedenis. Hierbij worden militairen buiten schot gehouden en is er aandacht voor civiele zwarten. Dit is belangrijk omdat op deze manier is aan te tonen dat zelfverdediging en gewapend verzet een continue aanwezigheid kent in de Afro- 15 Gregg L. Carter, Guns in American Society, An Encyclopedia of History, Politics, Culture and the Law (California 2002) 5. 16 Charles C. Moskos, Jr., The American Dilemma in Uniform: Race in the Armed Forces, in Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol. 406, The Military and American Society (1973) 95. 17 James E. Westheider, The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms (Plymouth 2008) 1. 16 Amerikaanse geschiedenis en dus geen uniek gebeuren was in de twintigste eeuw. Robert Williams en vele andere met hem zijn dus geen uitzonderingen binnen de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Dat zal in dit hoofdstuk gaan blijken. Zij waren niet de eersten die dachten hun vrijheid af te kunnen dwingen door gebruik te maken van wapens. Velen gingen hen voor. Om daar in de eerste plaats bij stil te staan en omdat het de continuïteit van gewapend verzet in de Afro-Amerikaanse gemeenschap toont, is het daarom belangrijk om daar ook uitgebreid aandacht aan te besteden. In de eerste plaats zal daarom worden gekeken waarom het voor zwarten nodig was om gewapend verzet te tonen. In die zin zal dus worden gekeken naar het geweld dat door blanken, en in het bijzonder de Ku Klux Klan, werd uitgevoerd tegen zwarten. Vervolgens zal worden besproken in hoeverre zelfverdediging en gewapend verzet vanaf de slaventijden tot ver in de negentiende eeuw tot de mogelijkheden van zwarten behoorden. Hadden ze überhaupt de kans om wapens te verkrijgen? En over wat voor soort self-defense praten we eigenlijk? Ten slotte zal worden ingegaan op de vraag of self-defense wel leefde onder de zwarte gemeenschap. Wie presenteerden de ideeën omtrent zelfverdediging? Werden deze nageleefd? En in hoeverre vond men gehoor in deze ideeën en oproepen? 17 1.2 Geweld tegen Zwarten “They owned the place. In spirit, everyone belonged to the Klan.”18 De geschiedenis van de Verenigde Staten is er één met veel geweld en geweld is hedendaags nog steeds een veelvoorkomend verschijnsel in het alledaagse leven. Geweld tegen AfroAmerikanen was en is hierbij in feite geen uitzondering, maar kwam wel bewust en gericht veelvoudig voor. Hierbij is het geweld dat is gepleegd door de Ku Klux Klan (KKK) het meest komen op te vallen, en waarschijnlijk ook het meest besproken in historische en wetenschappelijke context. Het geweld van de KKK was overigens niet alleen gericht tegen zwarten. ‘Blacks, Jews, Catholics, Mexicans and various immigrants were usually the victims.’19 Zij waren het slachtoffer van “lynchings, shootings and whippings” door leden van de Klan.20 De geschiedenis van de KKK is er één bestaande uit drie verschillende fases. De eerste KKK was opgericht in de jaren ‘60 van de 19e eeuw uit onvrede over het verlies van het zuiden in de Amerikaanse burgeroorlog. Een lid van de organisatie schreef het volgende over de KKK aan de redacteur van The New York Hareld in 1868: ‘The Ku Klux Klan is a secret political organization, the result of necessity, the sole object of which is to thwart Radicalism, arrest negro domination in the South, negro equality in the North, perpetuate the Federal Union and preserve the Constitution as the fathers made it.'21 De racistische organisatie begon als een pesterige groep die vrij geworden zwarte slaven angst wilden aanzaaien en hen daarmee onder controle probeerde te houden.22 Het bang maken leverde de Klan een soort mythische status op. The Daily Phoenix meldde in april 1868 het volgende over de groep: ‘The Ku Klux Klan are thought to be disembodied spirits – the spirits of the Confederate dead – who, at midnight, rise from their graves, and roam about to avenge themselves upon the authors, black and white, of the insults and 18 Douglas O. Linder, Bending Toward Justice: John Doar and the Mississippi Burning Trial, Mississippi Law Journal (Volume 72, No. 2, Winter 2002) 7. 19 Sara Bullard, The Ku Klux Klan: A history of Racism and Violence (Montgomery, Alabama 1988) 18. 20 Ibidem. 21 The Anderson Intellegencer, April 29, 1868, Image 4 via chroniclingamerica.loc.gov 22 Wyn C. Wade, The Fiery Cross: The Ku Klux Klan in America (New York 1987) 36. 18 injuries heaped upon the land they died for.’23 Zo groeide de status en de aanhang van de KKK in een rap tempo in voornamelijk het zuiden van het land. De Klan had er alles voor over om de “Africanization” van het zuiden te voorkomen: ‘The Klan Initiated a campaign of terror, murdering and beating blacks and attacking black meetings.’24 De Klan probeerde ook bewust geweld vanuit Afro-Amerikaanse kringen te voorkomen. Dit resulteerde vaak al snel in het confisqueren van de, toch al zo weinig wapens, die zwarten in hun bezit hadden om ervoor te zorgen dat zij niet in staat zouden zijn om de Klan aan te vallen of zichzelf te verdedigen. Na het in beslag nemen van hun wapens, kwamen de “Klansman,” zoals de mannelijke leden van de Klan ook wel werden genoemd, enkele dagen later, met een grote groep, de huizen van de Afro-Amerikanen bestoken. Een bekende overlevering is die van de “freedman” Essic Harris. Hij overleefde, samen met zijn gezin, een aanval van de Klan nadat deze enkele dagen eerder zijn wapens in beslag hadden genomen. Harris was slim genoeg om zo snel mogelijk weer aan een nieuw wapen te komen. Dit wapen, en het feit dat hij probeerde zichzelf en voornamelijk zijn gezin te verdedigen, redden zijn leven nadat ongeveer dertig Klansman zijn huis aan flarden begonnen te schieten. Soortgelijke verhalen als die van Harris zijn er in overvloed.’25 Alleen in de herfst van 1867 pleegden de Klansman in Tennessee bijvoorbeeld al vijfentwintig moorden en deden ze ongeveer vijfendertig pogingen tot het moorden van zwarten en blanken die de “Reconstruction” steunden. 26 In de laatste drie maanden van 1868 waren het aantal moorden op zwarten in Arkansas bijvoorbeeld al gestegen naar meer dan tweehonderd.27 Het gewelddadige karakter van de KKK was in zijn vroegste vorm dus al zeer duidelijk aanwezig. Dit gewelddadige karakter zou alsmaar gaan terugkeren. Zoals gezegd kende de Klan drie belangrijke fasen. De eerste fase ebde weg doordat er wetten en regels werden ingevoerd die het bestaan van de Klan bestreden en moeilijk maakten. Zo stelde de algemene vergadering in Arkansas in 1869 al vast dat de Ku Klux Klan een illegale terroristische organisatie was.28 Hierdoor werd de groep in Arkansas al snel genoodzaakt een illegaal bestaan voort te zetten. Dit bemoeilijkte vanzelfsprekend het 23 The Daily Phoenix, April 28, 1868, Image 2 via chroniclingamerica.loc.gov Charles E. Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed: How Guns Made the Civil Rights Movement Possible (New York 2014) 49. 25 Wade, The Fiery Cross., 54-57 26 Marty Gitlin, The Ku Klux Klan: A Guide to an American Subculture (Greenwood 2009) xiii. 27 Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed., 49. 28 Ibidem. 24 19 bestaan. Terwijl de nieuwe Klan, die meer vorm begon te krijgen in 1915, zich voornamelijk ging concentreren op anti-immigratie en antisemitisme, en daardoor toch redelijk buiten ons vizier valt is het goed om een stap te zetten naar de derde fase van de Ku Klux Klan. Deze verzette zich vooral tegen de emancipatie van zwarten in de jaren ’50 en ’60 van de twintigste eeuw. Dit deed de Klan voornamelijk door zwarten, maar ook blanken, te bedreigen en op allerlei manieren het leven zuur te maken: ‘Klansmen taunted residents, hurled racial epithets, and insulted women while brandishing pistols and long guns.’29 De Klan was echter niet meer als vanouds alleen maar aan het terroriseren, lynchen en moorden: ‘It [de Klan] combined terror with boycotts, mass demonstrations, and lobbying.’30 Zij waren dus niet meer alleen op de straten actief maar zochten ook bewust politieke figuren en politieke kringen op om hun invloed op uit te kunnen oefenen. In sommige dorpen, steden en staten lukte hen dit ook. Joseph Sullivan, die leiding gaf aan een officiële FBI onderzoek naar de Klan en zijn leden in Mississippi in de jaren ‘60, zei over de rol van de klan in deze stad: “They owned the place. In spirit, everyone belonged to the Klan."31 Klan-leden waren haast verplicht om andere methoden dan geweld op te zoeken om de emancipatie van zwarten te bestrijden. Met geweld alleen zou men niet veel kunnen bereiken. Dit was hen bekend. In een periode waarin het daarnaast voor blanken niet meer realistisch was om zwarten van wapens af te houden en zwarten zich ook duidelijk konden bewapenen, zoals we in latere hoofdstukken zullen zien, waren de Klan-leden tegelijkertijd ook verplicht om zich sterker en beter te bewapenen dan ooit. In de jaren ’60 bereidde de klan zich letterlijk voor op een guerrillaoorlog tegen de emancipatie van zwarten en tegen aanvallen vanuit Afro-Amerikaanse kringen. Alleen al in de maanden mei tot en met augustus 1964 kocht de leider van de lokale afdelingen van de Klan in Mississippi en Louisiana 651 wapens en 21,192 kogels als munitie.32 Uit het feit dat lokale autoriteiten dit soort aankopen in zijn geheel negeerden blijkt alleen maar in hoeverre de KKK invloed op hen kon uitoefenen. Hun invloed was, zoals Joseph Sullivan al eerder zei, dus erg groot. Moord en geweld tegen Afro-Amerikanen hield absoluut niet op. Tot ver in de twintigste eeuw werden zwarte Amerikanen nog vaak genoeg gelyncht of in ieder geval in elkaar geslagen. Zo vermoordden blanke inwoners van de stad Poplarville in Mississippi in 29 Strain, Pure Fire, 97-98. Lance E. Hill, The Deacons for Defense: Armed Resistance and the Civil Rights Movement (Chapel Hill 2004)86. 31 Linder, Bending Toward Justice, 7. 32 Hill, The Deacons for Defense, 86-87. 30 20 1959 nog een zwarte gevangene en dumpten zijn lichaam in de Pearl River.33 In 1964 werden zelfs nog drie jonge mannen ontvoerd en vermoord door de Ku Klux Klan in Mississippi tijdens de “Freedom Summer.” Zo zijn er honderden gevallen te noemen waarbij zwarten of blanken die zwarten hielpen en ondersteunden zijn gelyncht, gefusilleerd, of kortom, vermoord. Maar zwarten waren wel eindelijk in staat om ook daadwerkelijk en gericht iets terug te kunnen doen tegen dit soort terrorisme van de KKK. Afro-Amerikanen konden zichzelf in de twintigste eeuw beter bewapenen dan eerst mogelijk was en waren hierdoor in staat ook daadwerkelijk iets te betekenen voor hun onschuldige broeders en zusters die zomaar werden geterroriseerd door Klan-leden. Dit blijkt uit een voorbeeld die Christopher B. Strain beschrijft in zijn boek Pure Fire. Klan-leden zouden in 1965 in Bogalusa, Louisiana willekeurig op huizen van zwarte bewoners aan het schieten zijn geweest toen “unexpectedly, a fusillade of bullets met them in return.” 34 De Klansmen waren uit angst meteen verdreven en wisten niet wat hen overkwam. Veel van dit soort voorbeelden zien we in veelvoud terug in de jaren ’50 en vooral ook in de jaren ’60. Dat zwarten zich eindelijk konden gaan bewapenen blijkt ook uit een brief die John Salter, een burgerrechtenactivist die werkte voor de Southern Conference Educational Fund (SCEF), schreef in 1964 over de zwarte gemeenschap in Halifax County: “The Negroes in Halifax County are now pretty well armed and, in Enfield particularly, are standing night-time guards.”35 Hijzelf zou nooit zijn huis hebben verlaten zonder zijn .38 kaliber revolver bij zich te dragen.36 Salter was zelf overigens geen Afro-Amerikaan. Zijn vader zou een Indiaan zijn geweest, maar hijzelf werd gezien als een blank persoon.37 Dat zwarten zich zo gemakkelijk konden bewapenen was iets nieuws. Dit was eerder absoluut niet vanzelfsprekend geweest. Het volgende hoofdstuk zal zich onder andere gaan concentreren op dit vraagstuk. 33 Adam Fairclough, Race & Democracy: The Civil Rights Struggle in Louisiana 1915-1972 (Athens 1995) 344. Strain, Pure Fire, 98. 35 John R. Salter, Jackson, Mississippi: An American Chronicle of Struggle and Schism (Hicksville 1979) 240 36 Ibidem. 37 Jeff Woods, Black Struggle, Red Scare: Segregation and Anti-Communism in the South, 1948 – 1968 (Baton Rouge 2004) 202. 34 21 1.3 Brothers and Arms “We must defend ourselves, our homes, our wives, and children against the lawless without stint or hesitation, but we must carefully and scrupulously avoid on our own part bitter and unjustifiable aggression against anybody.”38 Aan het begin van mijn inleiding bij dit eerste deel van deze thesis stelde ik al dat AfroAmerikanen niet tot “the people” zouden gaan behoren. Dit bleek al een eeuw voor de aanname van het amendement. In 1640 was Virginia de eerste kolonie om een wet uit te vaardigen die zwarten verbood om wapens te dragen in openbare faciliteiten. Later werd het voor hen zelfs verboden om een wapen in bezit te hebben. 39 Zelfs met de onafhankelijkheidsverklaring werd duidelijk dat zwarten niet echt een onderdeel zouden worden van het nieuwe Amerika: “Jefferson did not consider black people human beings with the rights of free men. He drafted the Declaration of Independence but did not intend to include blacks,” schrijft Charles E. Cobb jr. over de derde president van de Verenigde Staten, die tegelijkertijd zelf ook slavenhouder was.40 De soort wetten als in Virginia en het feit dat zwarten niet werden opgenomen in de onafhankelijkheidsverklaring hadden het hoofdzakelijk doel om slavenrevoluties te voorkomen. “Keeping firearms out of the hand of slaves continued to be an urgent matter of personal and public safety.”41 Het waren dus doelbewuste regelingen om slaven in toom te houden. Hiernaast was het een manier om zwarten geen kans te bieden om op één of andere manier te participeren in de Amerikaanse samenleving. Het waren ten slotte geen volwaardige mensen.42 Zelfverdediging zou dus een recht worden voor blanken alleen. Pogingen om deze wetten via de rechtbank aan te vechten mislukten vrijwel altijd, omdat zwarten dus niet werden gezien als volwaardige Amerikaanse burgers. Gewapende slavenopstanden, zoals die van Denmark Vessey in 1822 of van Nat Turner in 1831, kwamen ondanks de aanname van de eerdergenoemde wetten wel degelijk en zelfs in grote getale voor. Nicholas Johnson, 38 Crisis No. 18, BuBois, “Let Us Reason Together,” (september 1919) 231. Carter, Guns in American Society, 4. 40 Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 33. 41 Ibidem., 37. 42 Carter, Guns in American Society, 4. 39 22 auteur van het boek Negroes and the Gun, noemt deze opstanden echter “unsympathetic renderings of quick, violent outbursts and loosely organized, swiftly quashed revolts.”43 Het is dus moeilijk om over die vroege jaren al te spreken over daadwerkelijk georganiseerde gewapend verzet. Johnson spreekt, met betrekking tot de vroegste jaren waarin AfroAmerikanen wapens droegen, over “the tradition of individual self-defense.”44 Vooralsnog leken de opstanden uitzonderingen en bleken wapens en gewapend verzet voor de zwarte slaven een vrijwel onbereikbaar gegeven. Daar tegenover zegt Akinyele Umoja in zijn dissertatie echter wel het tegenovergestelde. Hij schrijft: “Most documented slave conspiracies were by definition not spontaneous, involving planning and daring.”45 Na de afschaffing van de slavernij met het einde van de Amerikaanse burgeroorlog dacht men een groot deel van het probleem te hebben opgelost. Zuidelijke staten kwamen echter met nieuwe wetgevingen die een periode van neo-slavernij zouden inluiden. De zogenaamde “Black Codes” die de oudere “Slave Codes” zouden gaan vervangen klonken net zo denigrerend als altijd was geweest. Een statuut uit Mississippi luidde: “Be it enacted,… That no freedman, free negro, or mulatto, not in the military service of the United States government, and not licensed so to do by the board of his or her county, shall keep or carry fire-arms of any kind, or any ammunition, dirk or bowie knife.”46 De wetten verboden blanken daarnaast ook zeer expliciet wapens te verkopen of beschikbaar te stellen voor zwarten. Ook hier stonden voor de blanke “verraders” grove straffen op.47 Met de Civil Rights Act van 1866 werd getracht deze zogenaamde “Black Codes” te bestrijden en met de ratificatie van het veertiende amendement twee jaar later werd deze bestrijding compleet gemaakt en werden Afro-Amerikanen volwaardige burgers van de Verenigde Staten van Amerika.48 Dit was een ondergewaardeerde, maar toch zeker zeer belangrijke stap voor de strijd om gelijke burgerrechten. Het feit dat zwarten zo graag het recht op zelfverdediging wilden krijgen zegt veel over zelfverdediging binnen the Civil Rights Movement. “By asserting the right to defend themselves they were, in fact, reiterating their 43 Nicholas Johnson, Negroes and the Gun: The Black Tradition of Arms (New York 2014) 32. Ibidem., 31. 45 Akinyele K. Umoja, Eye for an Eye: The Role of Armed Resistance in the Mississippi Freedom Movement, Dissertation, Institute of Liberal Arts, Emory University at Atlanta (November 1996) 31. 46 Stephen P. Halbrook, That Every Man Be Armed: The Evolution of a Constitutional Right (Albuquerque 1984) 118. 47 Saul Cornell, A Well Regulated Militia, The Founding Fathers and the Origins of Gun Control in America (New York 2006) 169. 48 Carter, Guns in American Society, 6. 44 23 claim to full citizenship. In this way, the idea of self-defense became critical in the black quest for civil rights.”49 Dit allemaal betekende echter nog zeker niet dat zij in de praktijk ook volwaardige burgers waren. Terwijl zwarten in de periode tot de tweede helft van de 19 e eeuw niet of nauwelijks aan wapens konden komen en daardoor ook maar in geringe mate gewapend verzet konden tonen werden zij in tegenstelling wel met de gewapende hand onder druk gehouden: “Until the Civil War, guns were the primary tools used to keep African Americans in Bondage.”50 Nadat wetgevingen het voor zwarten mogelijk had gemaakt om wapens te dragen, probeerden, vooral zuiderlingen, hen alsnog te weerhouden van het kopen en bezitten van wapens. Zwarten werden door groeperingen als de Ku Klux Klan geterroriseerd en bedreigd, zodat zij geen wapens durfden aan te schaffen. Even later werden er slinkse nieuwe wetten ingevoerd die de verkoop van goedkope wapens verboden. Alleen de verkoop van dure wapens, die blanken vaak al in hun bezit hadden, werden legaal.51 Hiermee werd het voor veel zwarten in de jaren na de burgeroorlog alsnog moeilijk gemaakt om aan wapens te komen en zichzelf waar nodig te verdedigen. Zo zouden milities in Mississippi, bestaande uit blanke ex-geconfedereerde, elk wapen dat werd gevonden in de handen van zogenaamde “freedmen” al in 1866 hebben geconfisqueerd.52 Gewapend verzet tegen onderdrukking in het algemeen werd zo dus ook zeker voorkomen. De wil om te vechten was, vooral op individueel niveau, dus al wel zeker aanwezig onder de Afro-Amerikaanse gemeenschap. Deze wil werd nog eens benadrukt door de republikeinen die erop aandrongen om ook milities te vormen waar zwarten en blanken samen in konden fungeren. In het racistische zuiden leidde dit er echter toe dat blanken zich absoluut niet wilden mengen in dit soort milities. Hierdoor ontstonden er al gauw milities waar zwarten voornamelijk alleen in opereerden. Dit soort milities werden onmisbare politieke en militaire instituten, met als doel de bescherming en de organisatie van de vrij geworden slaven.53 De milities beschikten over de nieuwste wapens en zwarten waren maar al te gretig om een deel uit te maken van deze groepen. Het ontstaan van dit soort groepen leidde echter al snel tot hevig verzetten van blanke “terroristische” 49 Robert J. Cottrol, Gun Control and the Constitution: The Court, Congress, and the Second Amendment (New York 1994) xxv. 50 Carter, Guns in American Society, 5. 51 Ibidem., 6. 52 Cornell, A Well Regulated Militia, 169. 53 Ibidem., 176. 24 organisaties als de Ku Klux Klan. Zo schrijft Saul Cornell over “violent clashes” tussen de Klan en de “Negro militia” in 1869.54 De milities waren zo dus één van de eerste daadwerkelijk pogingen om zwarten te bewapenen en te organiseren. Het leidde echter alleen maar tot meer en meer geweld tegen zwarten door groeperingen als de KKK. Een bekend voorbeeld waarbij o.a. het bestaan van een zwarte militie leidde tot extreem veel geweld is de zogenaamde “Colfax Massacre,” waarbij drie republikeinse blanken en een geschatte 150 zwarten genadeloos werden vermoord. De San Fransisco Sunday Call spendeerde aandacht aan het bloedbad in een artikel in 1908. De krant meldde dat bewapende zwarten en blanke republikeinse “carpetbaggers” op 13 april 1873 hadden geprobeerd het gerechtsgebouw te veroveren nadat zwarten door de blanke zuiderlingen in Colfax County met geweld en bedreigingen werden weerhouden om te gaan stemmen op lokale functionarissen. De poging tot het veroveren van het gerechtsgebouw was dus puur een poging uit woede. Blanken van over het hele land verzamelden zich bij het gebouw en omsingelden het. Ze dwongen de zwarten ertoe zich over te geven, wat natuurlijk niet zomaar ging. Uiteindelijk zouden de blanken een deel van het gebouw in brand hebben gestoken, wat ertoe leidde dat de zwarten zich wel moesten over geven. De zwarten werden vervolgens begeleid naar een oever langs de Red River, waar ze werden verrast en meedogenloos onder vuur werden genomen door de blanken met hun geweren. De meesten vielen ter plekke dood neer. Sommigen doken de rivier in, waar ze alsnog onder vuur werden genomen. Sommigen verdronken en een enkel wist te ontsnappen. Volgens de krant vielen daar 128 doden. Later zouden er nog meer worden vermoord.55 Zelfverdediging en bewapening zorgden dus in feite alleen maar voor meer geweld. Zelfverdediging, bewapening en organisatie stonden in het racistische klimaat van het Amerikaanse zuiden in de negentiende eeuw vrijwel gelijk aan zelfvernietiging. Toch betekende dit niet dat zelfverdediging door zwarten hierdoor werd geschuwd. Het kwam veelvuldig voor tot diep in de twintigste eeuw. Een ander bekend voorbeeld van zelfverdediging door zwarten heeft zich afgespeeld in Columbia, Tenessee in 1946. Nadat in februari van dat jaar een ruzie tussen een AfroAmerikaan en een blanke winkelbediende uitmondde in een vechtpartij, werd door ongeveer 50 á 60 blanken getracht de zwarte Amerikaan te lynchen. Nadat de zwarte James Stephenson veilig de situatie wist te ontkomen kwam de zwarte gemeenschap in actie. 54 55 Cornell, A Well Regulated Militia, 176-177. The San Francisco Sunday Call, 6 december 1908, p. 6 via chroniclingamerican.loc.gov. 25 Gewapende zwarte mannen trokken de straten op om de optrekkende blanke menigte en blanke politieagenten uit hun buurt te weren: “By early evening, when Sheriff Underwood and his first deputy Claude Goad traveled to East Eighth Street, the sheriff found probably one hundred fifty negroes . . . forty to fifty or maybe more with guns in their hands, shotguns, rifles of different types and calibers.”56 Dit kan dus zeker worden gezien als een voorbeeld van georganiseerd verzet door zwarten. Even later werden vier politieagenten door zwarten ernstig verwond toen ze een zwarte buurt probeerden te enteren. Georganiseerde zelfverdediging begon zich in de loop van de twintigste eeuw dus zeker te gaan vormen. Toegegeven moet worden dat de georganiseerde vormen van verzet echter in voorgaande eeuwen en in het begin van de twintigste eeuw nog niet echt een duidelijk vorm hadden. Ondanks het feit dat zwarten zich voor het eerst begonnen te organiseren bestond de wil om te vechten er natuurlijk dus al veel eerder: “The true remedy for the fugitive slave bill is a good revolver, a steady hand, and a determination to shoot down any man attempting to kidnap,” stelde de invloedrijke Afro-Amerikaanse Abolitionist Frederick Douglass in 1854.57 Al voor het uitbreken van de Amerikaanse burgeroorlog bestond het idee om slaven gewapenderhand te bevrijden van hun benarde situaties. Dit bleek al in de eerdere slavenrevoluties die waren uitgebroken in vele Amerikaanse staten. Douglass benadrukte en overwoog zelfs een guerrillaoorlog te starten, en zo niet, in ieder geval een flitsende aanval te plannen op de blanke onderdrukker.58 Al enkele decennia voor Douglass’ zijn uitspraken, had een andere Afro-Amerikaanse abolitionist al soortgelijke ideeën. David Walker schreef in zijn Walker’s Appeal dat gericht was aan de Afro-Amerikanen: “They [de blanken] want us for their slaves, and think nothing of murdering us in order to subject us to that wretched condition. Therefore, if there is an attempt made by us, kill or be killed.”59 De wil om te vechten voor vrijheid kwam in de slaventijden vanzelfsprekend vooral vanuit zwarte abolitionistische kringen. Herbert Aptheker beweert dat toen ook de eerste georganiseerde zwarte vrijheidsbewegingen ontstonden: “There is, also, evidence of the 56 Gail Williams O’Brien, The Color of the Law: Race, Violence, and Justice in the Post World War II South (Chapel Hill 1999) 12. 57 John R. McKivigan en Heather L. Kaufman, In the Words of Frederick Douglass: Quotations from Liberty’s Champion (New York 2012) 111. 58 Michael C. Dawson, Black Visions: The Roots of Contemporary African-American Political Ideologies (Chicago 2001) 1. 59 David Walker, Walker’s Appeal: In Four Articles (Massachusetts 2005) 29-30. 26 existence of Negro societies having as their objective even more dangerous tasks than the sheltering of fugitives and the spreading of the literature and ideas of abolitionism.”60 Zo beschrijft hij een organisatie genaamd “The Order of Twelve of the Knights and Daughters of Tabor,” die zou zijn opgericht door de dominee Moses Dickson uit Cincinnati. Over deze groep schrijft Aptheker: “These were dedicated to the aim of overthrowing slavery by every and any possible way, not escaping militant action.”61 Uitgaand van deze gegevens kunnen we Nicholas Johnsons’ “individual self-defense” in twijfel nemen. Het blijft echter wel een feit dat deze organisaties geen enorme indruk wisten te maken, maar dat heeft waarschijnlijk zeer uiteenlopende verklaringen. Zo was het in de 19 e eeuw, en in voorgaande eeuwen, in een enorm land als de Verenigde Staten, vrijwel onmogelijk om een massa te vormen en je ideeën en ideologie met hen te delen. Dit in tegenstelling tot de tweede helft van de twintigste eeuw. Mensen als Douglass en Walker waren wel degelijk bekend onder blanken, maar veel ongeletterde zwarte slaven hadden waarschijnlijk maar nauwelijks of zelfs niet van hen gehoord. Mede hierdoor is het zeer waarschijnlijk en erg aannemelijk dat armed self-defense inderdaad vaker op individueel niveau en in ieder geval zeer kleinschalig werd uitgevoerd en dat we niet te diep hoeven in te gaan op kleine organisaties waar over is gesproken. In die zin kunnen we Aptheker en Johnson allebei deels begrijpen. 60 Eric Foner en Manning Marable, Herbert Aptheker on Race and Democracy: A Reader (Urbana en Chicago 2006) 40. 61 Ibidem. 27 1.4 Conclusie Uit bovenstaande gegevens kunnen we enkele dingen concluderen. In de eerste plaats moet het duidelijk zijn dat we ons moeten realiseren dat we over hele andere tijden spreken. Het is aan de ene kant logisch om jezelf af te vragen waarom de strijd voor burgerrechten niet al eerder was uitgebarsten. Het antwoord daarop is niet meer dan logisch en in feite erg simpel. Alle nationale, internationale en technologische omstandigheden die de Civil Rights Movement van de tweede helft van de twintigste eeuw mogelijk maakten bestonden eerder nog niet en spelen een enorme rol bij het succes van de burgerrechtenbeweging. Vanuit dit oogpunt kunnen we begrijpen dat de mogelijkheden voor verzet tijdens de slavenperioden en in de jongste jaren van de onafhankelijke Verenigde Staten veel minder waren dan later. Er was geen duidelijke media die men kon gebruiken. Er was geen goed alternatief en daardoor was het moeilijk om strakke organisaties neer te zetten. Het was moeilijk om mensen te bereiken en er is een grote waarschijnlijkheid dat mensen die wel werden bereikt niet wisten wat te doen. De mogelijkheden om verzet te tonen werden daarnaast ook bewust verminderd door de blanke overheid en federale staten. De wil om te vechten was er zeker wel. En ondanks de vele maatregelen om zwarten niet aan wapens te laten komen waren er toch nogal wat opstanden. Herbert Shapiro zegt refererend naar een onderzoek van Herbert Aptheker: “The existence of at least 250 slave revolts was characteristic of American slavery.” 62 Er heeft zich dus duidelijk wel veel afgespeeld in de geschiedenis van de slavernij. Hierbij waren enkele georganiseerde en geplande activiteiten, maar zoals Nicholas Johnson al eerder zei waren de meeste activiteiten heel duidelijk ongeorganiseerde en vaak individuele acties van woeste en moedeloze Afro-Amerikanen. Om tot een conclusie te komen kunnen we stellen dat armed resistance en/of armed self-defense wel degelijk een rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de zwarte Amerikanen. Deze begrippen kennen dan ook zeker hun traditie in de AfroAmerikaanse cultuur en zijn hierdoor onlosmakelijk verbonden met de strijd voor gelijke rechten voor zwarten in de Verenigde Staten. Charles E. Cobb schrijft: “This was nothing new. Armed self-defense as part of black struggle began not in the 1960s with angry “militant” and “radical” young Afro-Americans, but in the earliest years of the United States 62 Foner en Marable, Herbert Aptheker on Race and Democracy, 3. 28 as one of African-American people’s responses to oppression.”63 Gewapend verzet mag daarom niet als een geheel ander object worden gezien dan de Nonviolent Civil Rights Movement. Om duidelijk te maken in hoeverre gewapende activiteiten, zoals die werden gebruikt door Robert F. Williams, een onderdeel van de burgerrechtenbeweging waren, is het daarom belangrijk om dit deel van deze thesis als noodzakelijk te beschouwen. Armed self-defense, zoals uitgevoerd door Williams, was duidelijk niet iets nieuws. Er zijn echter wel duidelijke verschillen die Williams toch in een ander perspectief zetten. Wat die verschillen zijn en hoe deze Williams de man maakten die hij was geworden zal worden besproken in het volgende deel van deze thesis. 63 Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 1-2. 29 Deel II Robert Franklin Williams Een ander geluid 30 2.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk is beknopt beschreven in hoeverre de zwarte gemeenschappen in de Verenigde Staten werden geconfronteerd en geterroriseerd met geweld vanuit blanke kringen. De Ku Klux Klan schreef geschiedenis door gebruik te maken van extreme en vaak onmenselijke vormen van geweld tegen zwarten. Monroe, een stad in North Carolina, was geen uitzondering op deze mate van geweld. Ook deze stad, in het zuidoosten van de Verenigde Staten, kende een geschiedenis waarin zwarten werden onderdrukt. Ook deze stad was er één waarbinnen de KKK veel aanhang kende. En ook deze stad zou een belangrijke rol gaan innemen in de strijd voor gelijke burgerrechten. Monroe kende een relatief rijke en in feite ook een vrij rustige geschiedenis in vergelijking met vele andere zeer racistische steden in het zuiden van Amerika. Al is het begrip “rustig” wellicht niet het meest juist gekozen woord om de situatie in Monroe te beschrijven. Het grootste deel van de inwoners hield zich, tot zeker in de tweede helft van de twintigste eeuw, bezig met de landbouw. Tabak en katoen waren er de belangrijkste producten. Het waren, zoals in vele andere zuidelijke Amerikaanse staten en steden, voornamelijk deze producten die vorm hadden gegeven aan het ontstaan van de AfroAmerikaanse gemeenschap in deze regio. Deze gemeenschap was behoorlijk groot. Het besloeg aan het einde van de eerste helft van de twintigste eeuw ongeveer een derde van het gehele inwonertal van 11.000.64 Dat doet het overigens, tegenwoordig, met ongeveer 28 procent nog steeds. De Afro-Amerikanen vormden daarmee de grootste minderheid in de stad Monroe. In de jaren 1950 zou de stad een heuse industriële transformatie kennen en zouden zich er enkele fabrieken vestigen, waaronder een plastic en een kledingfabriek. Zwarten en blanken zouden uiteindelijk samen gaan werken en zouden de nieuwe arbeidersklasse van de stad Monroe vormen. De relatie tussen de blanke en zwarte inwoners was ondanks alles toch altijd zeer gespannen: “The racial climate in Monroe, outwardly calm and peaceful, remained as oppressive as that of any other city in the Deep South during the 1950s and 64 Williams, Negroes With Guns, 50. 31 1960s.”65 Al zouden de blanke inwoners daar heel anders over denken: “White citizens proudly proclaimed that the area had no problems between the races,” schrijft Craig S. Pascoe in het gebundelde boek met artikelen Lethal Imagination.66 Dit idee dat de blanken in Monroe zouden hebben gecreëerd is natuurlijk verre van waar. David M. Chalmers schrijft in zijn boek Hooded Americanism dat de News and Observer in de jaren 1920 meldde dat de Ku Klux Klan in North Carolina ongeveer 50.000 leden had.67 Lokale kranten meldden, volgens Timothy B. Tyson, daarnaast dat de opkomst bij een bijeenkomst van de Klan in 1922 in Monroe geschat werd op waarschijnlijk meer dan 5000 man.68 Die opkomst zou in latere jaren nog verder oplopen. Bij bijeenkomsten in Monroe in de jaren 1940 en 1950 werden tot wel 7500 man geteld.69 Zij zouden op deze bijeenkomsten bespreken wat te doen met de integrationisten: “They started a campaign to get rid of us, to drive us out of the community,” schreef Robert F. Williams. Met alleen deze gegevens al is het dus erg vreemd om te stellen dat er geen raciale problemen bestonden in Monroe. Spanningen tussen de twee groepen waren duidelijk aanwezig. Wat zou anders al die mensen naar die bijeenkomst van de beruchte KKK hebben gedreven? Geweld tegen zwarten was ook zeker in Monroe, zoals eerder al duidelijk is geworden, geen uitzondering. Binnen de tijdspanne tussen 1900 en 1943 zouden “lynch mobs” in North Carolina meer dan 60 zwarte Amerikanen hebben gelyncht.70 Zwarten werden doelmatig belemmerd in hun handelingen. Hierbij werd geweld absoluut niet geschuwd. Vele voorbeelden die zijn besproken in het vorige hoofdstuk golden ook voor de zwarten in Monroe. In het vorige deel werd duidelijk dat geweld door blanken door de lokale autoriteiten in het zuiden vaak werden genegeerd. Ook dit gold ook zeker in Monroe. In 1959 nog werden twee lokale blanke mannen vrijgesproken na terecht te hebben gestaan voor de verkrachting van een lokale zwarte vrouw.71 Het belang van dit gebeuren zal overigens iets later in dit deel van deze thesis nog gaan blijken. Een ander belangrijk voorbeeld geeft de 65 August Meier, Elliott M. Rudwick en Francis L. Broderick, Black Protest Thought in the Twentieth Century (Indianapolis 1971) 360. 66 Craig S. Pascoe, The Monroe Rifle Club, Finding Justice in an “Ungodly and Social Jungle Called Dixie, in Michael A. Bellesiles, Lethal Imagination: Violence and Brutality in American History (New York 1999) 397. 67 David M. Chalmers, Hooded Americanism: The History of the Ku Klux Klan (Durham, NC 1989) 96-97. 68 Tyson, Radio Free Dixie, 22. 69 Williams, Negroes With Guns, 53. 70 Tyson, Radio Free Dixie, 22. 71 Wendt, The Spirit and the Shotgun, 28. 32 voormalige burgemeester van Monroe, John Raymond Shute. In een interview met Wayne Durril zegt Shute dat Afro-Amerikanen die een misdaad hadden gepleegd vaak al voordat de sheriff hem of haar in zijn kraag kon pakken werden vermoord. Dit gebeurde “quite often.”72 Of de sheriff dit destijds bewust deed, of dat de zwarten te maken kregen met woedende blanke burgers is niet helemaal bekend. Maar wat Shute zegt suggereert enigszins dat de sheriff, en daarmee het gezag, dit soort geweld bewust toeliet. Een einde aan dit geweld, de onderdrukking en aan de ongelijkheid werd, zoals overal in de Verenigde Staten, ook in Monroe gehoopt. Met de groei en door het geloof in de Civil Rights Movement werd deze hoop nog eens versterkt. Toen de ongelijkheid, de onderdrukking en zelfs het geweld na belangrijke successen met de geweldloze Civil Rights Movement, niet leken te verdwijnen, kwamen sommigen met andere ideeën. Robert F. Williams is één van de belangrijkste personen die op een andere manier zouden opkomen voor de rechten van zwarten in de Verenigde Staten. Dit deel van deze thesis zal zich dan ook geheel hechten aan Robert F. Williams. In de eerste plaats zal het eerste hoofdstuk een eerste indruk van Williams beschrijven. Wie was hij? En wat voor persoon was hij? Vervolgens zal worden nagegaan waarom Williams een andere weg is ingeslagen. Wat maakte hem zogenaamd radicaal? Wat vormde zijn ideeën over de strijd voor burgerrechten? Ten slotte zal worden ingegaan op de vraag in hoeverre we daadwerkelijk kunnen stellen dat Williams een radicale extremist was. Op deze manier zal ik proberen een duidelijk beeld te schetsen van Williams’ zijn persoon en kunnen we op deze manier een brug slaan naar de hoofdvraag van deze thesis. 72 Wayne Durrill, Interview met John Raymond Shute, Juni 25, 1982. Interview B-0054-1, Southern Oral History Program Collection, 71. 33 2.2 Robert “I would say he was an intellectual superior to a whole lot of these people in Monroe.” 73 Robert Franklin Williams kwam op aarde in Monroe, North Carolina op 26 februari 1925. Hij was het vierde kindje van Emma en John Williams en had dankzij zijn vaders baan bij de lokale spoorwegen het geluk een redelijk en relatief gezien welvarende jeugd te hebben gehad. John’s salaris was met dertig tot veertig dollar per week dan wel niet erg interessant te noemen, maar het was genoeg om destijds voor zijn kinderen te kunnen zorgen en zelfs een eigen huis te kunnen kopen.74 Dat was wel degelijk een uitzondering op vele andere zwarten in North Carolina, die zichzelf niet snel als eigenaar van een huis zouden kunnen zien. John en vele zwarten met hem in Monroe hadden nogal eens te maken met racisme en beledigingen op de werkvloer. Daarnaast zagen zij als zwarte arbeiders toe hoe de schaarse blanke collega’s beledigende en seksuele opmerkingen maakten over zwarte vrouwen en meisjes die de werkvloer passeerden. Gefrustreerd als maar kan zijn, waren ze niet in staat om hier iets tegen in te brengen, omdat ze bang waren hun baan anders te verliezen. Robert herinnerde zich hoe zijn vader soms furieus thuis kwam na een lange dag te hebben gewerkt. Ondanks dat hij niet helemaal begreep waarom dit zo was, bleef het beeld van zijn furieuze vader hem toch altijd nog na.75 Dit zou zeker zijn effect hebben op de toekomstige Robert Zoals gezegd had de familie Williams een uitzondering op vele andere zwarte gezinnen in Monroe en was de eigenaar van een eigen huis. Opvallend was dat de bestrating en de riolering in Monroe stopten bij, laten we zeggen, de ingang van deze zwarte wijken, waar dus ook het huis van Robert en zijn familie zich bevond.76 Dit feit maakte de zwarte wijken verre van optimaal. Maar het belemmerde Robert niet om te doen wat hij kon om zichzelf te ontwikkelen. Robert maakte het gesegregeerde onderwijs mee en behaalde zijn “high school” diploma aan de Winchester Street High School. Na het behalen van zijn 73 David Cecelski, Interview Mabel Williams, deel II: Robert Williams, via www.crmvet.org. Robert Carl Cohen, Black Crusader: A Biography of Robert Franklin Williams (New Jersey 1972) 23. 75 Ibidem., 24. 76 Ibidem., 23. 74 34 diploma besloot Robert nog niet verder te gaan studeren en werkte hij voor een korte tijd bij de Ford Motor Company, waarna hij zich even later zou gaan melden bij het leger.77 Robert’s grootouders waren geboren in slavernij, maar wisten zich hier niet veel van te herinneren, aangezien ze destijds nog erg jong waren. Opvallend genoeg wisten zij zich zeer goed te herstellen en zelfs deel uit te gaan maken van de maatschappij. Zo werd zijn grootvader Sikes Williams één van de eerste zwarte leraren in Union County, waar Monroe als stad een deel van uitmaakte.78 Sikes Williams was zelfs actief, voor zover het mogelijk was voor een zwarte Amerikaan, als Republikeinse activist en reisde in hun naam het land door. Dat Robert vele jaren later zich bezig zou gaan houden met de politieke ontwikkelingen en met de burgerrechtenbeweging kwam dus niet geheel als een verassing. Dit activisme op het gebied van burgerrechten en ook zeker de politiek heerste dus al in zijn familie. Zelfs zijn grootmoeder, die overigens net als zijn grootvader lerares wist te worden, was gespecialiseerd in geschiedenis en wist Robert altijd te fascineren met allerlei verschillende historische verhalen over allerlei soorten verschillende landen. Ellen Isabel Williams, zoals Robert’s grootmoeder heette, las dagelijks geschiedenisboeken en las sommigen ook dagelijks voor aan Robert. Hierdoor was Robert op acht of negenjarige leeftijd al een soort van “neighbourhood expert on world affairs” geworden in zijn buurt.79 Ondanks de zeer interessante en uitgebreide algemene kennis waar Robert op die jonge leeftijd al over beschikte, was hij nog niet geheel in staat om racisme en discriminatie te begrijpen. Dit was natuurlijk ook niet vreemd op die leeftijd. Net als ieder kind wist hij natuurlijk dat er slecht en goed was, maar hij generaliseerde hier absoluut niet in. Robert herinnerde zich dat blanke eigenaren van winkeltjes in de buurt hem altijd vriendelijk gedag zeiden, en zag hen ook zeker als vriendelijke mensen. Zijn beeld over deze mensen zou wel al snel gaan veranderen. Op tienjarige leeftijd liep Robert door de hoofdstraat van Monroe toen hij zag hoe een krijsende zwarte vrouw door de straat werd gesleurd door een grote blanke agent. De vrouw zag er gehavend uit en werd respectloos en op een zeer vrouwonvriendelijke manier behandeld door de agent. Zwarten die in de buurt waren durfden niks te doen en durfden er tegelijkertijd, waarschijnlijk door schaamte, niet eens 77 Marcellus C. Barksdale, Robert F. Williams and the Indigenous Civil Rights Movement in Monroe, North Carolina, 1961, The Journal of Negro History. Vol.69, No. 2 (1984) 74. 78 Timothy B. Tyson, Robert F. Williams, “Black Power,” and the Roots of the African American Freedom Struggle, The Journal of American History. Vol. 85, No. 2 (1998) 546. 79 Cohen, Black Crusader, 27. 35 naar te kijken. Terwijl de zwarte bewoners deden alsof ze niks zagen en wegliepen, zag Robert hoe de blanke winkeliers aan het lachen waren bij het aanblik van de zwarte vrouw in haar benarde situatie. Dit deed Robert heel erg veel pijn en zou hem altijd nog bijblijven. Het ergste vond Robert nog de zwarte mannen die massaal wegkeken en deden alsof hun neus bloedde.80 Deze machteloosheid zou Robert waarschijnlijk gaan zien als een vorm van het “turn-the-other-cheekism” waar hij het jaren later over zou gaan hebben. Hiermee zou dit incident aanzienlijk veel invloed gaan hebben op de vorming van Robert’s ideeën en gedachten. Robert’s tiende leeftijd was niet alleen belangrijk door bovenstaande. Op deze leeftijd ontstond waarschijnlijk ook Robert’s idee om jezelf gewapend te verdedigen wanneer het zou moeten. Toen een groepje zwarte jongens hem begonnen te pesten en te treiteren wanneer hij door hun straat liep, besloot kleine Robert op een ochtend vroeg het huis uit te gaan om in een stadswinkeltje een klein zakmes voor zichzelf te halen, voordat hij die straat weer door zou moeten lopen na schooltijd.81 Dat Robert Williams jaren later gewapend verzet zou gaan prediken en de mensen in zijn stad zou gaan oproepen om de vijand niet de wang toe te keren, maar juist terug moesten vechten om hun eigen leven te verdedigen kon men toen misschien al zien aan dat kleine bange en zeker ook boze mannetje. Toen Robert de problematiek en gevaren van het racisme in de Verenigde Staten ging inzien, probeerde hij zich er ook steeds meer in te verdiepen. Dit deed hij vooral door vragen te stellen aan bijvoorbeeld zijn ouders en grootouders. Zo vertelde zijn vader John hem eens over een dappere groep zwarte mannelijke bewoners van Monroe die leden van de Ku Klux Klan zouden gaan verdrijven nadat zij zich hadden opgemaakt voor een parade door de stad. De Afro-Amerikanen zouden met de geweren die zij in hun bezit hadden de straat op zijn gegaan en op deze manier hun macht hebben getoond en hebben laten zien waar zij toe in staat waren. De Klan zag in dat de situatie te gevaarlijk zou zijn en besloot de parade te annuleren. Sindsdien had de Klan het niet meer aangedurfd om een parade te houden in Monroe.82 Wat opvallend is aan dit verhaal van John Williams is dat Robert vijftien jaar later 80 Cohen, Black Crusader, 28-29. Ibidem., 30. 82 Ibidem., 29. 81 36 een belangrijke rol zou gaan spelen in een soortgelijke gebeurtenis. Het verhaal moet Robert dan waarschijnlijk ook hebben geïnspireerd. Robert besloot zoals eerder al is gezegd na zijn studie een tijdje te gaan werken bij de Ford Motor Company. Vervolgens besloot hij zich te gaan melden voor het leger. Toen Williams in 1946, samen met zijn jeugdvriend Bennie Montgomery, terugkeerde na gediend te hebben in het leger, had hij in tegenstelling tot Montgomery het geluk om niet gewond te zijn geraakt. De oorlog zelf had in ieder geval al extreem veel effect op Robert, zoals het ook effect zou gaan hebben op het ontstaan van de moderne Civil Rights Movement. “Williams returned home from the army in the spring of 1946 to the same bitter irony that had confronted countless black veterans before him.”83 Het feit dat zij hadden gevochten voor democratie in onbekende gebieden, en het tegelijkertijd thuis niet hadden deed Williams toch zeker aan het denken zetten.84 Bennie was, zoals gezegd, verwond tijdens de oorlog in Europa. Hij was gewond geraakt in de slag om de Ardennen en had hierdoor een metalen plaat in zijn hoofd. Aan zijn geestelijke gesteldheid viel hierdoor nogal te twijfelen. Bennie “wasn’t normal anymore” zou Robert hebben gezegd.85 Een tijdje later raakte Bennie betrokken bij een naar incident. Hij raakte in een handgemeen met zijn baas, nadat Bennie hem op een voorschot voor zijn loon had gevraagd. Naar eigen zeggen wilde zijn baas daar niets van hebben en begon hij op Bennie in te slaan. Tijdens dit handgemeen trok Bennie een zakmes en verwonde zijn blanke werkgever op een dodelijke manier. Bennie werd later op de dag in zijn bebloede kleding en met het bloed van de man nog op zijn handen gearresteerd in een café, waar hij nog rustig van zijn bier zat te genieten. Bennie werd veroordeeld en geëxecuteerd. De Klan, die Bennie al eerder had willen lynchen, claimde recht te hebben op zijn lichaam en was van plan hem door te straten te gaan sleuren en de zwarte gemeenschap op deze manier te waarschuwen, uit te dagen en te vernederen. Toen Williams dit hoorde besloot hij met een groep van veertig zwarte mannen de wapens op te pakken en de begrafenis van Bennie te beschermen. Toen de Klan-leden met een stoet op de begrafenis verschenen, werden ze verrast door veertig bewapende mannen die allen hun geweer richtten op de stoet. De Klanleden observeerden wat er allemaal mis kon gaan en besloten de uitdaging niet aan te gaan. 83 Johnson, Negroes and the Gun, 17. Ibidem. 85 Tyson, Radio Free Dixie, 49. 84 37 Dit gebeuren had veel overeenkomsten met het eerdergenoemde verhaal van John Williams. Dit was één van de eerste serieuze gewapende handelingen van Robert en zou tevens een aanleiding voor hem worden om gewapend verzet absoluut niet te gaan schuwen. Daarmee zou Williams een belangrijke hoofdrolspeler worden in de controverse tussen gewapend en geweldloos verzet voor gelijke burgerrechten in de Verenigde Staten. Dat hij dit zou gaan doen heeft dus alles te maken met zijn gehele leven en zijn complete jeugd. De dingen die Robert heeft gezien, en de dingen die hij heeft gehoord hebben hem de man gemaakt die men decennia later zouden gaan herkennen als een voorvechter van armed self-defense. In die zin was Williams radicaal geworden door wat hij had gezien en meegemaakt in zijn leven. Dit alles zou zijn houding en zijn ideeën omtrent de strijd voor gelijke burgerrechten beïnvloeden. Daarmee week hij, zoals vele historici hebben beweerd, af van de geweldloze strijd voor burgerrechten, die met name door Martin Luther King werden gepredikt en uitgevoerd. Zoals nu natuurlijk al ver duidelijk is omslaat deze thesis juist exact deze discussie. Om hier meer voortgang in te kunnen vinden is het belangrijk om te kijken wat Williams rol dan precies was in de strijd voor gelijke burgerrechten. Was hij nou inderdaad zo radicaal en anders als later zou worden voorgedaan? Tijdens zijn ballingschap in Cuba zou hij zijn beschreven als “a heavily armed and dangerous man.” Hij zou krankzinnig zijn en zelfs een schizofreen.86 Op zijn “wanted-poster” die hij later dus ook zou gaan krijgen werd in feite hetzelfde beeld van een krankzinnige man geschetst. “Williams allegedly has possessed a large quantity of firearms, including a .45 caliber pistol which he carries in his car. He has previously been diagnosed as schizophrenic and has advocated and threatened violence. Williams should be considered armed and extremely dangerous.” 87 Maar was hij inderdaad zo gevaarlijk? En blijkt dit uit zijn persoonlijke ideeën en strijd voor burgerrechten? Het volgende hoofdstuk zal zich gaan concentreren op de rol die Williams heeft gespeeld in de Civil Rights Movement. 86 Truman Nelson, The Resistant Spirit, Proloog in: Williams, Negroes with Guns, 17. The Robert F. Williams Papers, Reel 20, Group 2, Series 4: Government Files, 1951- 1981 cont. Subseries 2: FBI Files, Chronological cont. fr. 0007 87 38 2.3 De strijd voor gelijke burgerrechten “They're going to kill Rob, you know, and all that kind of stuff. And then we began to get telephone threats, telephone threats. And at that time I started to realize that this is serious business. These folks mean business. They do too.”88 Robert’s ervaringen in zijn jeugd en met name ook zijn ervaringen in het leger maakten hem bewust van één van de, volgens hem, grootste problemen van de Verenigde Staten. Racisme en discriminatie waren overal en was in feite erg gebruikelijk en gewoon geworden. Ook zeker in het Amerikaanse leger, waar Robert jaren in zou dienen, waren discriminatie en racisme geen ongewone zaken. “In the Marines I had got a taste of discrimination and had some run-ins that got me into the guardhouse,” schrijft Robert in zijn boek Negroes With Guns.89 Ook zijn vrouw Mabel vertelde dat Robert veel te maken kreeg met racisme en discriminatie binnen het leger. In een interview met David Cecelski zegt ze: “He’s been off to the Army and back. And he has encountered all kinds of discrimination in the Army.” 90 Dit beeld dat racisme en discriminatie binnen het leger duidelijk aanwezig waren werd niet alleen door Robert, maar door vrijwel alle zwarte soldaten gedeeld. “Reports indicated great unrest among black soldiers at many bases due to incidents of discrimination and the military’s official policy of segregation,” meld James Westheider in zijn boek dat voornamelijk gaat over zwarte soldaten in Vietnam, maar waarin hij ook aandacht besteed aan zwarte soldaten tijdens de tweede wereldoorlog.91 De aanwezige discriminatie en racisme in de marine korpsen had veel invloed op de ideeën en gedachten van vele aanwezige Afro-Amerikaanse soldaten. De, in de ogen van vele zwarte soldaten, hypocriete oorlog in het onbekende begon steeds meer de vooraanstaande visie van velen van hen te worden. Veel historici hebben dit vaak benadrukt. Zo schreef Richard Dalfiume dat “the hypocrisy and paradox involved in fighting a world war for the four freedoms and against aggression by an enemy preaching a master race ideology, while at the same time upholding racial segregation and white supremacy, could not be 88 Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams. Williams, Negroes With Guns, 50-51. 90 Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams. 91 James E. Westheider, The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms (Plymouth 2008) 6. 89 39 overlooked.”92 De tweede wereldoorlog, met al zijn aspecten, zou veel effect hebben op terugkerende zwarte veteranen. Zij begonnen, nu nog duidelijker dan eerst, in te zien dat ze leefden in een wereld waarin werd gemeten met twee verschillende maten. “African Americans were living in a world of double standard; they were supposed to equal the patriotism of their white counterparts while simultaneously not being accepted as equal.”93 Robert begon dit, net als de meeste van zijn zwarte collega’s, erg duidelijk in te zien. Zwarten keerden niet meer terug naar de Verenigde Staten om op dezelfde manier als altijd te gaan leven en te gaan leiden onder het eeuwenoude racistische klimaat. “In fact, many African American veterans sought dignity and respect once they returned home from WWII.”94 Tijdens de oorlog, en ook daarna toen Robert besloot in het leger te dienen voor een bepaalde tijd, werd voor hem al duidelijk wat hem in de Verenigde Staten te doen stond. “I knew I wanted to go home and join the NAACP,” was Roberts reactie op o.a. de ongelijke behandeling in het leger.95 Dit was dan ook één van de eerste dingen die Robert zou doen toen hij in 1955 het marine korps verliet en terugkeerde naar zijn geboorteplaats Monroe in North Carolina in het zuiden van de Verenigde Staten. Volgens Robert werd hier, in het zuiden, juist bewust geprobeerd om iedere vorm van voortgang te dwarsbomen. Robert schrijft: “I had returned to a south that was determined to stay the hand of progress at all cost.”96 De lokale tak van de NAACP in Monroe was een kleine en alsmaar slinkende afdeling van de nationale vereniging. Deze werd geleid door zwarten met een redelijk hoge sociale status in vergelijking met vele andere Afro-Amerikaanse inwoners van de stad. De afdeling was daarnaast ook niet erg actief, waardoor het niet tot veel weerstand van de blanke bewoners leidde. Dit zou echter veranderen toen het hooggerechtshof in 1954 na de behandeling van de zaak “Brown vs. Board of Education” besloot dat segregatie op openbare scholen onwettelijk zou zijn. Dit leidde tot een opleving van racistische gevoelens en zou aanhangers van blanke suprematie aansporen tot een hardere en gewelddadigere aanpak van desegregatie. De lokale Ku Klux Klan in Monroe zou zwarte leden van de NAACP 92 Richard Dalfiume, Desegregation of the U.S. Armed Forces, Fighting on Two Fronts, 1939-1953 (Missouri 1969) 131 . 93 Natalie Kimbrough, Equality or Discrimination? African Americans in the U.S. Military during the Vietnam War (Lanham 2007) 48. 94 Izemrasen Nat Musawally, African Americans and Mexican Americans during the Vietnam War, Two American stateless Nations in the Lion’s Mouth (Denver 2001) 12. 95 Williams, Negroes With Guns, 50. 96 Robert F. Williams, Can Negroes Afford to be Pacifists? Liberation (Januari-Februari 1960) 44. 40 opsporen en vervolgens dreigen met geweld en economische sancties. Dit zorgde ervoor dat de lokale afdeling nog veel kleiner en onbelangrijker werd dan het al was geweest in de voorgaande jaren. 97 Het ledenaantal daalde tot nog maar zes man, waar Robert ook onderdeel van uitmaakte. Het lage ledenaantal leidde ertoe dat er werd besloten om de lokale afdeling op te heffen. Alleen Robert en Dr. Albert E. Perry waren hier fel op tegen. Doordat Robert en Perry als enige overbleven werd Robert verkozen als voorzitter en zou hij de tweemans-groep weer proberen op te bouwen. In zijn interview met Mabel Williams beschrijft David Cecelski in gesprek met Williams de situatie als volgt: Cecelski zegt: “So all these people, the professional people leave and Robert’s left…” Waarom Mabel Williams antwoord met: “With Hardly anybody and he just went and recruited among just ordinary common folks on the street.”98 Robert was onervaren en wist niet goed wat te doen met zijn organisatie. Toch wist hij dus door zijn vele contacten en het feit dat hij veel mensen kon bereiken in een stad als Monroe al redelijk snel een stabiele organisatie te vormen die later de boeken in zou gaan als de meest militante afdeling van de NAACP. Deze afdeling was volgens Robert uniek. Ten eerste kende de afdeling een voorzitter die geen Afro-Amerikaan van relatief hogere status was. Dit kwam in de rest van het land vrijwel niet voor. Op de tweede plaats bestond de afdeling daarnaast ook voornamelijk uit zwarten uit de arbeidersklasse. Deze hadden tot dan toe nog niet vaak veel te zeggen gehad in de strijd voor gelijke burgerrechten. Wat de afdeling ten slotte nog het meest bijzonder maakte was dat deze voor een zeer groot deel bestond uit teruggekeerde Tweede Wereldoorlogveteranen die vrijwel allemaal een militante houding ten opzichte van de burgerrechtenstrijd hadden opgenomen. Ook dit was dus een uniek gegeven in vergelijking met afdelingen in de rest van het land.99 Dit leidde er uiteindelijk toe dat Robert wat makkelijker een aanhang kon vinden voor de radicalere houding die hij later zou gaan aannemen, of in ieder geval, later pas zou laten blijken. Net als de landelijke NAACP probeerde Robert met zijn lokale afdeling te strijden voor economische, sociale, educatieve en in het algemeen gelijke rechten voor de zwarte bevolking in Monroe. De afdeling werd, volgens Robert althans, al gauw beschouwd als één van de meest militante afdelingen van het hele land. Deze reputatie zorgde daarmee al snel 97 Williams, Negroes With Guns, 50. Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel II: Robert Williams. 99 Williams, Negroes With Guns, 51. 98 41 voor een vijandige tegenreactie van met name de Ku Klux Klan. Die zou Robert en zijn lokale NAACP in de vroegste jaren van zijn herboren bestaan het leven zuur gaan maken. In zijn eigen boek Negroes With Guns beschrijft Robert Williams hoe de Klan planmatig probeerde Robert en zijn voornaamste metgezellen uit Monroe te verdrijven door hen te bedreigen. Door valse petities te tonen waarin zij claimden dat zij meer dan 6000 handtekeningen hadden opgehaald bij mensen in de stad die allen wilden dat Robert en zijn vrienden de stad uit moesten, probeerden ze duidelijk te maken dat de gehele gemeenschap hun mening deelde.100 Toen Robert zich hier niet door liet intimideren besloot de Klan van strategie te veranderen en werd het gewelddadiger dan ooit. De Klan zou in colonnes door de straten van zwarte buurten scheuren, toeterden zoveel als ze maar konden om overlast te veroorzaken en schoten in het wilde rond met hun geweren om in feite mee te pakken wat ze maar pakken konden. Het feit dat de lokale autoriteiten hier geen halt toe riepen was reden voor Robert om ook zijn strategie te gaan veranderen. Het concept en het idee van zelfverdediging tegen dit soort taferelen is volgens Robert geboren uit de benarde situatie waarin zwarten zich in Monroe in bevonden.101 Het was tijd voor een ander geluid. Robert besloot zichzelf en zwarten die zijn ideeën met hem deelden te gaan bewapenen. Dit probeerde hij te doen door zich aan te melden bij de National Rifle Association van de Verenigde Staten, waarvan hij de toestemming kreeg om een lokale afdeling te gaan leiden. Deze afdeling zou vanzelfsprekend natuurlijk compleet gaan bestaan uit Afro-Amerikaanse inwoners van Monroe en bestond binnen een jaar al uit ongeveer zestig man. Opvallend is dat duidelijk werd dat veel mensen steun wisten te bieden en geven aan Roberts plannen om zichzelf te bewapenen. Dit gebeurde niet alleen binnen de zwarte gemeenschap in Monroe en zelfs niet alleen in het zuiden van de Verenigde Staten, maar ook in het noorden van het land. Zo schrijft Robert dat nota bene een kerk in het noorden geld had ingezameld voor Robert, waarmee hij uiteindelijk de leden van de lokale afdeling beter kon gaan bewapenen.102 Het feit dat zelfs kerkgangers in het noorden van het land sympathie konden hebben voor Robert en zijn ideeën over zelfverdediging zegt veel over hoe de gemiddelde Afro-Amerikaan over dit concept dacht. Zo schrijft Monroe S. Frederick uit New York in een brief aan Robert hoezeer hij hem steunt in zijn ambities. De afsluiting 100 Williams, Negroes With Guns, 54. Ibidem. 102 Ibidem., 57 101 42 van zijn brief kan episch genoemd worden. Frederick schrijft: “The black people shall get freedom soon or death for fighting for it.”103 Zijn woorden suggereren al deels naar wat de rol en het idee van zelfverdediging binnen de burgerrechtenbeweging zou gaan betekenen. Hier zou Robert dus een belangrijke rol in gaan spelen. Die rol werd hem dan ook door velen al toebedeeld. Zo schrijft Gary Green in een brief aan Robert: Rob, The point of this letter is but one thing: there is a need for you now…perhaps now more than ever before…and tomorrow more than today…and the next day. And this need is a need for a leader who can direct, explain, and aim the kind of struggle that we need.”104 Robert en zijn concept werd daarmee door velen als een zeer positieve ontwikkeling beschouwd. Het eerste echte wapenfeit van Robert en zijn metgezellen met hun strategie van zelfverdediging ontstond toen leden van de Klan ontdekten dat zwarten zich aan het bewapenen waren. De Klan besloot Dr. Perry’s huis aan te vallen en probeerde hiermee in feite de bewapenende zwarten af te schrikken en hen te weerhouden van verdere bewapening. De Klan zou Dr. Perry’s huis met ongeveer 50 auto’s hebben benaderd.105 Robert en zijn groep, die voor een groot deel uit veteranen bestond, was echter goed bewapend. Daarnaast schuwden zij geen geweld en waren ze absoluut niet bang voor de Klan. Zij schoten Dr. Perry meteen te hulp en confronteerden de Klan-leden met hetzelfde soort geweld die zij zelf zo lang hadden gebruikt tegen de zwarte gemeenschap. Een vuurgevecht barstte los en uiteindelijk wisten Robert en zijn groep de Klan-leden te verdrijven.106 Hiermee bewees Robert dat hij dus inderdaad leiding zou gaan geven aan één van de meest militante afdeling van de NAACP, waar zijn gewapende groep indirect toch aan gelieerd zou zijn. Toch zou dit wapenfeit en het gehele gebeuren volgens de destijds lokale politiechef Mauney erg overdreven zijn door Robert. Hij zei over het gebeuren: “I know there was no shooting.” Waarop Robert antwoorde: “These things have happened. Police try to make it appear that I have been exaggerating and trying to stir up trouble.” 107 Al zou Robert de zaak een beetje hebben opgeblazen, dan nog zou de militante houding die hij hier in ieder geval presenteerde hem uiteindelijk wel een belangrijke plaats op de voorpagina’s van lokale en nationale kranten doen opleveren. Maar vooralsnog werden de daden van de 103 Black Studies Research Sources, The Black Power Movement, Part 2: The Papers of Robert F. Williams, Reel 1, Group 1, Series 1: Correspondence 1956-1979, fr. 0089. 104 Ibidem., fr. 0096. 105 Reading Eagle, Second Section (12 Mei 1958) 15. 106 Williams, Negroes With Guns, 57. 107 Reading Eagle, Second Section (12 Mei 1958) 15. 43 lokale zwarten in Monroe nog niet openlijk tentoongesteld in lokale en nationale media. Het feit dat Robert zich hierover verbaasde geeft aan dat hij wellicht toch wel op zoek was naar die aandacht om de benarde situatie van zwarten in Monroe aan te kunnen kaarten. Dat zou kunnen aanduiden dat hij de boel inderdaad een beetje had opgeblazen. Hij schreef namelijk dat “at the time of the clash with the Klan only three Negro publications reported the fight.”108 Zelfs de NAACP zou feitelijk geen enkele aandacht besteden aan de desbetreffende clash tussen de twee groepen. Over blanke kranten hoeft dan al niet eens meer over worden gesproken. Dit vond Robert toch wel degelijk een probleem waar hij zich in de loop van zijn actieve periode binnen de NAACP aan zou gaan irriteren. De NAACP bleef vreemd genoeg afwachtend en vooral stil rond de ietwat “tegenstrijdige” strategie die een lokale NAACP leider in Monroe had aangenomen totdat een uitspraak van Robert hen in het verkeerde keelgat schoot. In 1959 zou een AfroAmerikaanse mevrouw genaamd Mary Ruth Reed het slachtoffer zijn geweest van een poging tot verkrachting door een blanke man. Uiteindelijk wist ze te ontsnappen uit de handen van deze man en zocht ze bescherming bij een blanke vrouwelijke buur. Het gebeuren leidde tot een rechtszaak waar de blanke buurvrouw zelfs voor getuigde, maar leidde uiteindelijk tot de vrijspraak van de man. Eerder hadden de broertjes van het slachtoffer de blanke man voor de rechtszaak al hebben willen vermoorden, maar Robert gaf hier persoonlijk geen toestemming voor en zei: “this was a matter that would be handled legally.”109 Na de vrijspraak voelde Robert zich schuldig en tegelijkertijd ook woedend. Veel Afro-Amerikaanse vrouwen die de rechtszaak hadden bijgewoond beschuldigden Robert een onderdeel te zijn van het onrecht en vroegen hem wat hen nu nog stond te doen, omdat was gebleken dat niets hen zou kunnen beschermen. Robert besloot, deels uit woede, om openlijk te zeggen wat hij vond en hij reageerde door te zeggen dat zwarten geweld voortaan maar met geweld zouden moeten beantwoorden: “And I said that in the future we would defend our women and children, our homes and ourselves with our arms. That we would meet violence by violence.”110 Robert had altijd geloofd in de wetten en rechten binnen de Amerikaanse constitutie. Maar het zuiden viel hier niet onder. Het zuiden was een geheel ander entiteit die Robert beschreef als “an ungodly and social jungle called Dixie.”111 108 Williams, Negroes With Guns, 57. Ibidem, 62. 110 Ibidem, 63. 111 Craig S. Pascoe, Interview met Robert F. Williams, in Michael A. Bellesiles, Lethal Imagination, 396. 109 44 Zijn publiekelijke uitspraak leidde tot ontzet en veel commotie. Niet alleen binnen blanke kringen en blanke media, maar ook binnen de nationale NAACP. Zoals gezegd zou deze uitspraak van Robert hen het verkeerde keelgat in gaan schieten. De daaropvolgende dag zou de nationale leider van de NAACP, Roy Wilkins, al meteen de schorsing van Robert als leider van de lokale afdeling in Monroe hebben uitgevaardigd. Robert zou de daaropvolgende zes maanden geen onderdeel mogen uitmaken van de NAACP of haar activiteiten. Robert was geschokt en begreep niet waarom zijn uitspraak nu wel tot commotie leidde terwijl hij en zijn rifle club enkele jaren eerder al openlijk de wapens hadden getrokken tegen de racistische leden van de Ku Klux Klan. Kennelijk waren uitspraken gevaarlijker dan daden. De commotie rondom de uitspraken zouden uiteindelijk wel de leidraad gaan vormen voor Robert’s relatie met de nationale NAACP. Na een terechtstelling tijdens de 50e nationale conventie van de NAACP waar Robert zichzelf met harde woorden tegenover de landelijke voorzitters van de NAACP wist te verdedigen werd duidelijk dat het vanaf dat moment niet meer als vanouds zou gaan lopen tussen hem en de nationale burgerrechtenorganisatie. Robert sprak daar gericht tegen de lijn van de NAACP en zei: “I am a man, and I will walk upright as a man should. I will not crawl.”112 Samen met zijn advocaat Conrad J. Lynn uitte hij publiekelijk zijn ongenoegen over de beslissing van de NAACP. Een artikel uit de Monroe Negro meldt: “Lynn and Williams had notified the NAACP that he would not recognize the suspension because it was without constitutional validity and could not be ratified.”113 Niet alleen Robert, maar vele AfroAmerikaanse activisten, protesteerden tegen deze beslissing van Roy Wilkins en de nationale raad. Wilkins ontving in de daaropvolgende dagen een ton aan correspondentie waarin de ontevredenheid onder vele Afro-Amerikanen duidelijk naar voren werd gebracht. Zo schreef Robert A. Fraser, van The American Federation of Labor and Congress of Industrial Organizations (AFL-CIO), het volgende in een brief aan Wilkins. “We want to protest the action against Williams for two reasons: First, we think Negroes, like strikers, or anyone else, have the right to defend themselves against violence. Second, we think Williams, like ourselves, has certain democratic rights that no one – especially not an organization fighting for democratic rights, should deny. We urge that Robert F. Williams be reinstated 112 113 The Robert F. Williams Papers, Reel 10, Group 1, Series 4: Biographical Material, 1962-1979 cont., fr. 0276 Ibidem., Reel 8, Group 1, Series 4: Biographical Material, 1962-1979 cont., fr. 0738 45 immediately to his elected post.”114 Hier maakte de AFL-CIO wel degelijk een punt en met hen maakten vele anderen, waaronder met name veel Afro-Amerikanen, hun onvrede over de beslissing van de NAACP bekent. Ook kreeg Robert zelf tonnen aan brieven toegestuurd door mensen die wilden aangeven dat ze hem steunden in zijn strijd. Zo schreven de heer en mevrouw Warder uit San Fransisco het volgende in een brief aan Robert: “I have intended to write to you every since your controversial statement and thank you for saying what so many of us are thinking.”115 Toch was dit geen reden voor Wilkins en de NAACP om van de schorsing af te zien. De relatie tussen Robert en de NAACP bleef hierdoor Tijdens zijn schorsing bleef Robert echter niet stil zitten. Hij begon een tijdschrift, The Crusader, te publiceren en probeerde op deze manier zijn ideeën en de twist tussen hem en de NAACP te verduidelijken. Welbewust werd zijn positie tegenover de NAACP dan ook op een duidelijke manier weergeven. Zo werd er in het tijdschrift niet al te vriendelijke geschreven over bijvoorbeeld Roy Wilkins. In een passage, een paar weken na de nationale conventie, staat namelijk het volgende: “Roy Wilkins is finding it increasingly difficult to speak for the NAACP. Furthermore, he continues to lose more and more respect among the majority of Negroes.”116 Met dit soort uitspraken tonen het tijdschrift en daarmee Robert Williams natuurlijk wel een kleur. Aan objectiviteit valt hiermee te betwisten. Het toont echter op een zeer duidelijke manier wel hoe vanuit Robert’s ideologie werd gedacht over de NAACP en Roy Wilkins. Het is daarom een goede bron om te begrijpen hoe de relaties tussen de verschillende partijen waren. Opvallend is ook dat Williams juist in deze periode geen enkele breedte toegeeft aan de nationale NAACP. Hij blijft erg standvastig en behoud zijn visie ondanks alles. Later zou in tegenstelling tot dit blijken dat Williams juist niet erg goed wist stand te houden en vaak in conflict leek te zijn met zichzelf. Williams geeft een goed voorbeeld van deze standvastige en zelfverzekerde houding door zijn reactie op Daisy Bates, een NAACP-leider uit de buurgemeente Little Rock. Daisy Bates zou een leidende rol hebben genomen bij de schorsing van Williams en was meer dan anderen een grote voorstander. Ondanks dat zou ze zich in haar eigen gemeente zeer onveilig hebben gevoeld en gaf ze publiekelijk aan dat ze niet goed genoeg werd beschermd. Ze zou hierdoor zelfs een brief hebben gestuurd naar 114 The Robert F. Williams Papers, Reel 1, Group 1, Series 1: Correspondence, 1956-1979, fr. 0237. Ibidem., Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982, fr. 0278. 116 Ibidem. 115 46 president Eisenhouwer. Als reactie op deze ironische situatie zegt Robert: “I deeply regret that you took the position you did on my suspension. It is obvious that if you are to remain in Little Rock, you will have to resort to the method I was suspended for advocating.”117 Op deze manier blijft Williams vervolgens in vele andere edities erg sarcastisch over de NAACP en velen van haar leiders. Na zijn schorsing werd Robert uiteindelijk wel weer verkozen tot lokale afdelingsleider, maar het was duidelijk geworden dat zijn rol, zijn ideeën en zijn activiteiten niet meer onopgemerkt zouden blijven voor de nationale NAACP. Het was duidelijk geworden dat hij een nieuw debat had doen oplaaien binnen Afro-Amerikaanse kringen over het gebruik van zelfverdediging en geweld. Het lijkt alsof Robert vaak onjuist en verkeerd werd begrepen door mensen en zwarte leiders die geweldloosheid predikten. Het werd dan ook duidelijk dat hij een langdurende twist had doen ontstaan waarin hij zou proberen duidelijk te maken dat zijn ideeën niet zo zeer tegenstrijdig en verschillend waren dan van hen die geweldloosheid predikten. Toch zou zijn tijd bij de NAACP niet meer al te lang duren. In 1961 vluchtte Williams het land uit naar Cuba als gevolg van een ontvoeringszaak, waar hij naar eigen zeggen niets mee te maken had. 117 The Robert F. Williams Papers, Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982, fr. 0310 47 2.4 Conclusie Robert had, zoals vrijwel alle andere Afro-Amerikanen met hem, een leven gekend waarbij racisme en discriminatie een enorme rol hadden gespeeld. Deze aspecten binnen zijn leven hebben hem dan ook de man gemaakt die hij later was geworden. Gebeurtenissen in zijn jeugd en ervaringen in latere jaren hadden veel effect op zijn manier van denken en zijn manier van handelen. Zo was hij er van verzekerd om een rol te gaan spelen binnen de AfroAmerikaanse burgerrechtenbeweging. Dit probeerde hij dan ook te doen door zich aan te sluiten bij de meest toonaangevende burgerrechtenbeweging van die tijd. Maar na een tijd bleek de NAACP en haar strategie voor Robert niet de juiste te zijn. Of beter gezegd, volgens Robert waren de methoden van de NAACP niet toe te passen in het extreem racistische en gewelddadige klimaat in het zuiden van het land. De methoden waren toe te passen in geciviliseerde nette gemeenschappen, steden en staten, maar dat was het zuiden absoluut niet. Het zuiden was volgens Robert een “ungodly and social jungle called Dixie.” Robert was niet per se tegen de NAACP. Hij vond dat een dergelijke organisatie belangrijk was in de strijd voor gelijke burgerrechten en hij wilde deze strijd juist alleen maar aanvullen en verbeteren.118 De manier hoe hij dit probeerde te doen viel echter in het verkeerde keelgat bij de nationale leiding van de organisatie. Robert werd geschorst en ondanks dat hij zes maanden later weer de leiding zou gaan nemen van de lokale afdeling, wist deze schorsing hem toch erg diep te raken en veroorzaakte het een verhitte twist die niet gauw zou gaan veranderen. Robert vond de nationale leiders, en met name Roy Wilkins maar een hypocriete groep mensen. Zij verkondigden namelijk openlijk dat ze begrip hadden voor zelfverdediging op individuele basis, maar waren wel in extreme mate tegen georganiseerde gewapend verzet. Robert vond het daarom vreemd dat men niet had ingegrepen en geen enkele aandacht voor hem had toen hij met zijn rifle club gewapenderhand Klan-leden had beschoten en verdreven. Dit vond hij vreemd omdat er later wel enorme veel commotie was toen hij publiekelijk zei dat zwarten bereid moesten zijn om zichzelf voortaan maar te gaan verdedigen. Robert bedoelde waarschijnlijk dat dit op individuele basis moest gebeuren en sprak helemaal niet over georganiseerd geweld. Zijn schorsing was volgens hem daarom 118 Williams, Negroes With Guns, 72. 48 vooral een enorm hypocriete actie van de nationale leiding. De consequenties en de handelingen van de NAACP zouden Robert’s band met de nationale leiding doen verslechteren. Het is duidelijk dat geweld in de ogen van vele aan geweldloosheid toegewijde AfroAmerikanen nooit gecombineerd kon worden met geweldloosheid. Robert dacht hier heel erg anders over. Toen hij in 1960 weer deelnam aan de activiteiten van de NAACP zag hij in dat de twee concepten wel degelijk met elkaar gecombineerd konden worden. In hetzelfde jaar begonnen ze in Monroe namelijk met sit-in demonstraties en wisten ze de activisten die deelnamen uitzonderlijk goed te beschermen door armed self-defense toe te passen. In vele steden waar sit-ins werden gehouden werden activisten belaagd en vaak ook tot ernstig toe verwond. In Monroe viel er, volgens Robert, geen enkele slachtoffer. “Not a single demonstrator was even spat upon during our sit-ins,” schrijft Robert in zijn eigen boek.119 De belangrijkste factor waardoor er geen gewonden vielen lag volgens Robert aan het feit dat de zwarten in Monroe hadden aangetoond bereid te zijn om terug te schieten en zelfs te doden als ze zouden werden belaagd. De blanken in Monroe lieten de sit-ins uit angst dus waarschijnlijk toe. Dit toonde volgens Robert dat: “self-defense and non-violence could be successfully combined.”120 Of dit ook daadwerkelijk zo was zal in het volgende deel van deze thesis uitvoerig worden besproken. Het volgende deel van deze thesis zal daarvoor erg belangrijk zijn. In het volgende deel zal er daarom aandacht worden besteed aan de relatie tussen nonviolence en self-defense, en met name de manier die Robert Williams predikte. 119 120 Williams, Negroes With Guns, 68. Ibidem. 49 Deel III Geweld en Geweldloosheid De rol van armed self-defense in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging 50 3.1 Inleiding Ondertussen is het natuurlijk duidelijk dat er lang een beeld heeft bestaan waarbinnen zelfverdediging en geweld aan de ene kant een rol speelden en geweldloosheid aan een geheel andere kant. Deze twee werden gezien als twee uitersten en zouden absoluut niet verenigbaar zijn. Veel historici zagen niet in dat gewelddadige vormen van verzet zoals armed self-defense een bepaalde positieve effect konden hebben op de geboekte resultaten van de algemeen bekende geweldloze burgerrechtenbeweging. Integendeel, volgens hen zouden dergelijke radicale activiteiten alleen maar schade toebrengen aan de gehele beweging en zou het de doelen alleen maar verwaarlozen. Hierdoor zouden de twee methoden absoluut niet verenigbaar kunnen zijn en zouden ze elkaar in ieder geval niet kunnen aanvullen. Nieuw opkomende historici hebben hier echter nieuwe argumenten tegen beschreven en ook deze thesis heeft natuurlijk als doel te bekijken in hoeverre de twee “uitersten” nou wel verenigbaar zijn. Natuurlijk kunnen we niet ontkennen dat zelfverdediging en geweldloosheid twee verschillende concepten zijn. Het zijn verschillende methoden, maar tegelijkertijd moet onderkend worden dat het wel mogelijk is dat het één het ander wel eens heeft kunnen aanvullen. Daartoe zijn al enkele voorbeelden beschreven in deze thesis en daar zal in dit deel nog meer aandacht voor zijn. Het is echter belangrijk om eerst daadwerkelijk te begrijpen wat er wordt bedoeld met de twee concepten en wat zij nou eigenlijk precies inhouden. We spreken over zelfverdediging en violent methods, maar wat bedoelen we hier nou werkelijk mee. Om duidelijk te kunnen maken in hoeverre beide concepten verenigbaar waren is het daarom belangrijk dat beide concepten eerst duidelijk worden toegelicht. Het eerste hoofdstuk van dit derde deel van deze thesis zal zich daarom gaan concentreren op de twee verschillende concepten of beter gezegd, methoden. In het tweede en het derde hoofdstuk zal uiteindelijk worden toegewerkt naar een conclusie op de hoofdvraag van deze thesis. De relatie tussen de concepten en de praktijk hiervan zullen daarvoor uitvoerig worden besproken. 51 3.2 Armed self-defense als concept “What did it all mean and what was the struggle all about. And the fact that, you know, people like to blow up the fact that Robert was a violent man or believed in violence.”121 In de voorgaande delen van deze thesis werd er veelal gesproken over geweld en gewelddadige methoden. Dit is dan ook vanzelfsprekend het centrale onderwerp van het geheel. Het is echter belangrijk om te begrijpen wat er nou daadwerkelijk wordt bedoeld met geweld, en dan met name met armed self-defense. Zelfverdediging moet absoluut niet verward worden met agressiviteit. Met name de gedachten en soms ook de activiteiten van Robert Williams zijn perfecte voorbeelden om de werkelijke aard van armed self-defense te begrijpen. Mensen, die dezelfde soort gedachten hadden als Robert, zouden zelf nooit op zoek gaan naar problemen. Zij zouden geweld nooit op een offensieve manier, maar juist alleen op een defensieve manier gebruiken. “For Williams, self-defense was defined not as a love for violence but rather a love for justice,” schrijft Ronald J. Stephens in een artikel over Robert Williams.122 Spontaan geweld hoorde er volgens Williams dus absoluut niet bij. Zwarten moesten geweld alleen gebruiken wanneer er ook geweld tegen hen werd gebruikt. Robert zegt hier het volgende over: “The racist must be made to realize that in attacking us he risks his own life.”123 Dat risico zou een blanke racist alleen gaan moeten lopen wanneer hij of zij besloot een onschuldige zwarte aan te vallen. Zijn of haar leven zou absoluut geen risico mogen lopen wanneer zwarten met rust werden gelaten en er geen geweld tegen hen werd gebruikt. Hiermee laat Robert eigenlijk al zien hoe zijn gedachten werkelijk in elkaar zaten. Armed self-defense ging volgens Robert, en volgens vele andere pleitbezorgers, echter niet alleen om letterlijke gewapende zelfverdediging. “Armed self-defense is a broad term that covers a wide range of social actions that include actual instances of self-defense 121 Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel III: Nonviolence & Self-Defense. Ronald J. Stephens, “Praise the Lord and pass the ammunition”: Robert F. Williams’s Crusade for Justice on Behalf of Twenty-two Million African Americans as a Cuban Exile, Black Diaspora Review. No. 2 (2010) 17. 123 Williams, Negroes With Guns, 116. 122 52 but also actions that imply a willingness or ability to bear arms.”124 Robert sprak dan ook liever over armed self-reliance wanneer hij zijn eigen methoden en ideologie beschreef. “Williams stressed black economic advancement, black pride, black culture, independent black political action, and what he referred to as armed self-reliance,” schrijft Timothy Tyson in zijn biografie over Williams.125 Armed self-reliance kan het best vertaald worden als een gedachte die zwarten er bewust van moest maken dat de vrijheid en gelijkheid waar zij naar streefden afhankelijk was van de eigen bevoegdheden en middelen waar men over beschikte. Zwarten hadden zich in deze zin, volgens Williams, moeten realiseren dat gewapende verdediging in sommige gevallen een noodzaak was. De belangrijkste factor om dit te realiseren was zelfvertrouwen. In deze zin was het concept van armed self-defense dat Williams liever armed self-reliance noemde een breder concept dan vaak is begrepen door vele historici. Het gebruik van gewapende zelfverdediging zou volgens vele voorstanders zorgen voor een beter bewustzijn onder vele Afro-Amerikanen. Christopher Strain zegt hier het volgende over: “Self-defense brought about a radical re-alignment in Afro-American thinking, causing a paradigm shift in black consciousness.” 126 Het gaf zwarten meer zelfbeschikking en het leidde tot een machtsgevoel onder zwarten die nog nooit eerder was gevoeld. Self-defense zou in dat geval op psychologisch en mentaal gebied dus enorm veel invloed hebben gehad bij het vormen van een duidelijke zwarte zelfbewustzijn. Dit zou dan ook hetgeen zijn geweest waar Robert Williams voor pleitte. Robert Williams’ manier van opkomen voor onderdrukte zwarten was absoluut geen daad uit enkel frustratie en woede, maar kende een veel diepere ingang en ontstond met veel meerdere bedoelingen. Het creëren van zelfvertrouwen en een beter zelfbewustzijn onder zwarten was hier dus een belangrijk onderdeel van. Zo beschrijft een persoon uit Monroe het gevoel dat heerste nadat Robert Williams publiekelijk zijn mening had geuit door te zeggen dat geweld voortaan met geweld verdreven zou moeten worden als volgt: “The morale of the Negroes in Union County is high. They Carry themselves with a dignity I have seen in no other southern community.”127 De waarnemer van de situatie in Monroe is 124 Spencer D. Wood en Ricardo Samuel, “He was Non-Violent, But My Boys Weren’t”: The Hegemonic Myth of Non-Violence and the Construction of a Black Identity, Arkansas Review: A Journal of Delta Studies, Vol. 41, No. 3 (December 2010) 155. 125 Tyson, Radio Free Dixie, 191. 126 Strain, Pure Fire, 178. 127 Julian Mayfield, “Challenge to Negro Leadership: The Case of Robert Williams,” Commentary. Vol. 31 (April 1961) 297. 53 zich daarbij ook bewust van het veranderende beeld van de typische gehoorzame zwarte Amerikaan. Hij zegt namelijk: “Largely vanished are the slouching posture, the scratching head, and the indirect, mumbled speech that used to characterize the Negro male in the presence of whites.”128 Bovenstaande was echter niet het enige waar armed self-defense voor bestond. Gewapende zelfverdediging hield in dat niet alleen zwarten bewuster werden gemaakt, maar dat ook blanken wisten waar ze mee te maken hadden. Het betekende kortom dat via deze methode ook werd getracht respect af te dwingen bij blanken, en met name de blanke terroristen in het zuiden van het land. Al veel te lang hadden blanken geleefd met het idee dat hen niets kon worden gemaakt wanneer zij een zwarte man of vrouw beledigden of zelfs seksueel intimideerden. Dit idee zou niet lang meer gaan bestaan. Volgens Robert Williams en vele andere voorstanders van armed self-defense hadden de neveneffecten van het gebruik van dit concept geresulteerd in dit nieuwe bewustzijn bij blanken. Zwarten lieten zich voortaan niet meer klein maken. Natuurlijk heersten de beschreven ideeën niet alleen bij Robert, maar zoals gezegd bij vele voorstanders van armed self-defense met hem. Zo zou de Deacons for Defense and Justice, die een half decennium later zou gaan ontstaan en die door de Amerikaanse Workers World Party zou worden beschreven als de politieke erfgenaam van Williams, dezelfde ideeën over het gebruik van armed self-defense delen.129 “For black men to become equal in the eyes of whites, they had to acquire the respect that comes with fear,” schrijft Lance Hill in zijn uitgebreide boek over de Deacons.130 Dit is in feite exact hetzelfde waar Williams in geloofde. Daarmee komen we bij een belangrijk punt waarbij self-defense volgens vele voorstanders tevens ook veel invloed op had. Namelijk, het ontstaan van een duidelijke “black masculinity,” ofwel mannelijkheid. Vele voorstanders van armed selfdefense begonnen het vormen van een sterke zwarte mannelijkheid als een belangrijk doel te zien. “For them [voorstanders van armed self-defense], armed resistance became a primary way to achieve this goal,” schrijft Simon Wendt.131 Al vroeg in zijn leven had Robert Williams zich al druk gemaakt om deze onderdrukte zwarte mannelijkheid. Toen Robert op jonge leeftijd getuige was van de brute en 128 Ibidem. Lance Hill, The Deacons for Defense, 221. 130 Ibidem, 265. 131 Wendt, The Spirit and the Shotgun, 6. 129 54 vernederende arrestatie van een zwarte vrouw zag hij in hoe de zwarte mannelijkheid wel niet was onderdrukt. “The emasculated black men hung their heads in shame and hurried silently away from the cruelly bizarre sight,” zou Williams zich later hebben herinnerd.132 Volgens Williams kon deze onderdrukking dus alleen bestreden worden door respect af te dwingen en de blanke terrorist angst aan te zaaien door bereid te zijn te doden voor de bescherming van een zwart leven. “The Negro is never going to be respected in this nation as a man until he shows a willingness to defend himself and his women,” zegt Williams.133 Daar was een vrouw uit New York het zeker mee eens. In een brief die ze schreef aan de Amsterdam News zegt ze dat de Afro-Amerikaanse mannen tot nu toe als muizen waren geweest. Om Williams en zijn uitingen een hart onder het riem te steken zegt ze echter ook: “To fight violence with violence now is to show that Negro men are not mice.”134 Zwarten zouden moeten opstaan en vechten waar het moet en niet de rug keren en van de vijand houden om hun mannelijkheid terug te winnen. Dat was een belangrijk aspect binnen Williams’ ideologie. “Self-protection, for Williams, was the key to manhood.”135 Dat al het bovenstaande belangrijk was wordt nog duidelijker wanneer Williams zijn manier van denken probeert te verdedigen tegenover geweldloze pacifisten. Deze pacifisten, zoals Martin Luther King weten hier echter ook wel degelijk op te reageren. Het volgende hoofdstuk zal zich om dit beter te verduidelijken daarom gaan concentreren op de controversie tussen geweldlozen en voorstanders van armed self-defense. Vanuit dat hoofdstuk kan uiteindelijk worden opgemaakt in hoeverre de activiteiten en ideologie van Robert Williams verenigbaar waren met de geweldloze ideologie van de geweldloze Amerikaanse burgerrechtenbeweging. De praktijk zal daartoe moeten worden beschreven. Dat zal in het laatste hoofdstuk worden gedaan. 132 The Robert F, Williams Papers, Reel 11, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982, fr. 0263 133 Ibidem., Reel 10, Group 1, Series 6: The Crusader (Newsletter), 1959-1969, 1980-1982 fr. 0254. 134 Amsterdam News (6 juni 1959) via chroniclingamerica.loc.gov. 135 Strain, Pure Fire, 58. 55 3.3 Armed self-defense vs. Nonviolence “Mr. Robert Williams would have us believe that there is no effective and practical alternative. He argues that we must be cringing and submissive or take up arms.”136 Wanneer men spreekt over de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging voor gelijke rechten dan denkt men vaak eerst aan de geweldloze kant van de beweging. Men weet daarbij dat de strijd in latere stadia is ontwricht en is uitgemond in verschillende raciale rellen en onrust. Men ziet daarom vaak een duidelijke overgang van een geweldloze periode naar één met veel geweld en onrust. Dit beeld is dus, volgens meer recente historici, die zich hier op hebben geconcentreerd, onjuist: we kunnen beter spreken over een continuïteit in plaats van een duidelijke discontinuïteit. Dit geeft aan dat militante tendensen al zeker aanwezig waren tijdens de bekende geweldloze periode en toont dat een militante beweging geen spontaan resultaat was van ontevredenheid over de koers van de geweldloze beweging. Ontevredenheid zou er zeker wel zijn geweest onder veel stedelijke en met name jonge zwarten, maar hun militante houding was niets nieuws. Deze houding had, zoals we eerder in deze thesis ook al hebben kunnen zien, al lang bestaan. Toch is het erg moeilijk voor te stellen dat geweldloosheid verenigbaar kon zijn met gewelddadige activiteiten. Het is daarom een noodzaak om te begrijpen wat het complete concept van een gewelddadige vorm van protest, zoals armed self-defense, nou precies inhield. In het vorige hoofdstuk is getracht hier meer duidelijkheid in te scheppen. Hiermee komen we echter wel bij een belangrijk punt, waarbij we de militante houding van sommige militante zwarten in de tweede helft van de jaren ’60 niet werkelijk kunnen verbinden met de militante houding van zwarten zoals Robert F. Williams. Opvallend is ook dat Robert na zijn terugkeer naar de Verenigde Staten duidelijker werd over zijn ideologie. Hij keerde zich tegen de zwarte separatistische tendensen die ontstonden en ook tegen de, volgens hem, extreme militanten. In een interview met Stephanie Banchero zegt Williams: “I had always considered myself as an American patriot. I always stressed that I believed in the Constitution of the United States and that I thought it was the greatest document in the 136 Martin Luther King, Jr. The Social Organization of Nonviolence, Liberation (oktober 1959) 6. 56 world.”137 Dat was het volgens de nieuwe generatie militanten absoluut niet. Er waren velen onder hen die separatistisch waren en die een afkeer hadden van vele aspecten, instellingen en instituten van de Verenigde Staten. Hierdoor valt te betwijfelen of de militanten onder het mom van Black Power een continuïteit creëerden met voorgaande militante bewegingen. Dit is natuurlijk niet een vraag waar met deze thesis een antwoord op wordt gezocht, maar het is wel degelijk interessant en belangrijk om het punt te benoemen, aangezien veel historici die het gebruik van armed self-defense beschrijven binnen de AfroAmerikaanse beweging een duidelijke continuïteit zien. Op bepaalde vlakken is dit zeker waar, maar sommige radicale militanten uit de jaren ’60 en jaren ‘70 zijn wel degelijk van een ander kaliber. Als we kijken naar de stelling dat het moeilijk voor te stellen is dat geweldloosheid verenigbaar kon zijn met gewelddadige activiteiten, moeten we voor alle duidelijkheid ook even kijken naar de definitie van geweldloosheid. Want ook geweldloosheid was geen enkel en simpel begrip of methode. Het begrip kent een filosofische diepgang en vertoont, zoals zal blijken, opvallend genoeg wel raakvlakken te met Williams’ ideologie. Met name als we het concept van geweldloze methoden vanuit het oogpunt van Martin Luther King bekijken, zullen we de diepgang duidelijker begrijpen. Ervin Smith beschrijft in zijn boek “The Ethics of Martin Luther King” wat King zag als de kern van zijn geweldloze filosofie. Op de eerste plaats was geweldloosheid geen lafhartige methode, maar juist een spiritueel actieve methode die het bewustzijn van mensen deed verbreden. Ten tweede was de methode niet bedoeld om de tegenstander te vernederen, maar juist om begrip te vragen en verzoening te eisen. Op de derde plaats was het belangrijk dat een geweldloze activist niet vocht tegen mensen, maar dat hij of zij streed tegen de bronnen van het kwaad. Een vierde belangrijk punt was dat een geweldloze activist bereid moest zijn te lijden voor de zaak. Hier zien we een sterk christelijk geïnspireerd aspect van Kings geweldloosheid. En op de laatste plaats moest een activist alle soorten geweld, fysiek en mentaal, vermijden. Haat kon alleen bestreden worden met liefde en niet met haat.138 Natuurlijk kunnen we op het eerste gezicht geen directe raakvlakken vinden met hoe Robert Williams dacht over de strijd voor gelijke burgerrechten. Zo was Williams het natuurlijk absoluut niet eens met het punt waar King activisten erop wijst dat ze zich nooit 137 138 Stephanie Banchero, Interview met Robert F. Williams (1995) in Tyson, Radio Free Dixie, 18. Ervin Smith, The Ethics of Martin Luther King, jr. (New York 1981) 120. 57 moeten verleiden tot het gebruiken van geweld, op welke manier dan ook. Williams zegt namelijk: “We believe that a man cannot have human dignity if he allows himself to be abused, to be kicked and beaten to the ground, to allow his wife and children to be attacked, refusing to defend them and himself on the basis that he's so pious, so self-righteous, that it would demean his personality if he fought back.”139 Hiermee spreekt Williams zich duidelijk uit tegen het gedachtegoed van King. En toch was Williams absoluut niet tegen geweldloosheid. Integendeel, Williams zegt zelfs: “As a tactic, we use and approve nonviolent resistance.” 140 Ondanks dit was er toch een scherpe discussie tussen King en Williams. Vanuit deze discussie bleek dat de twee heren op filosofisch en ideologisch gebied toch niet al te ver van elkaar af stonden. Deze discussie wordt door vele historici vaak afgedaan als een misopvatting door beide heren, die elkaar constant verkeerd begrepen en elkaars woorden steeds in de verkeerde context plaatsten.141 Zo zegt Martin Luther King over Robert Williams: “Mr. Robert Williams would have us believe that there is no effective and practical alternative. He argues that we must be cringing and submissive or take up arms.”142 Daarmee wekt King de suggestie dat Williams geweldloosheid in zijn geheel afwijst en geen ander alternatief kan bedenken dan georganiseerde gewapende verzet. Aan de andere kant is King in zijn verwoording milder wanneer hij spreekt over het pure concept van zelfverdediging. Hij zegt: “The principle of self-defense, even involving weapons and bloodshed, has never been condemned, even by Gandhi, who sanctioned it for those unable to master pure nonviolence.” 143 Het gebruik van deze methode zou daarom in sommige gevallen geaccepteerd kunnen zijn en moreel absoluut niet onjuist zijn. In feite ligt deze opvatting niet ver van wat Williams heeft gepredikt en waar Williams voor stond. King dacht echter dat Williams zwarten in de Verenigde Staten massaal opriep om de wapens op te pakken en terug te vechten. Wat Williams volgens King deed was de “advocacy of violence as a tool of advancement, organized as in warfare, deliberately and consciously.” 144 Williams zou volgens King dus doen alsof er geen ander alternatief was voor het gebruik van wapens in de strijd voor de vrijheid van de zwarte Amerikaan. 139 Williams, Negroes With Guns, 121. Ibidem. 141 Strain, Pure Fire, 60. 142 King, Jr. The Social Organization of nonviolence, 6. 143 Ibidem. 144 Ibidem. 140 58 Vanuit het perspectief van Williams en vanuit zijn boek zelf klopt dit beeld van King echter absoluut niet. Dit toont aan hoezeer de heren elkaar verkeerd begrepen. Niet alleen King begreep Williams op een onjuiste manier. In een artikel waarin Kenneth Goff, een zeer toegewijde anticommunist, waarschuwt voor potentiële rassenrellen, schrijft hij welbewust het volgende over Williams: “Just ninety days ago, Robert Williams, a Negro Communist leader who now broadcasts from Cuba and edits the violent paper called ‘The Crusader,’ called for the liquidation of all whites.”145 Dit was waarschijnlijk bedoeld als propaganda tegen Williams en zijn methodiek, omdat nergens anders over Williams wordt gesproken als een dergelijk gewelddadige persoon. In plaats van een misopvatting kunnen we hier dan ook gerust spreken van een welbewuste poging om Williams zwart te maken. Dat Williams als communist werd gezien door bepaalde instanties was echter niet iets nieuws. Williams deelde hierbij de ervaringen die King later ook opdeed waarbij ze constant werden uitgemaakt voor communist. Onder het mom van het heersende “McCarthyism” was dit overigens niet eens zo raar. Williams werd hierdoor vaker beschreven als een gevaarlijke communist.146 Een andere zeer opvallende en zelfs grappige beschrijving van Williams geeft de titel van een artikel in Esquire Magazine weer. Williams wordt hier “The Red Chinese American Negro” genoemd vanwege zijn banden met Cuba en China, waar hij later in ballingschap verbleef.147 Wat door de hierboven beschreven voorbeelden duidelijk wordt is dat belangrijke overheidsinstanties dus in principe weinig verschil zagen tussen King en Williams. Zelfs Williams zelf zag geen groot verschil tussen zijn eigen positie en die van Martin Luther King. Williams kon zich geheel verplaatsten in de ideeën en gedachten van King, maar zag enkel één verschil tussen King en zichzelf. Zo zegt Williams: “But we also believe that any struggle for liberation should be a flexible struggle.” 148 King zou volgens Williams te dogmatisch zijn met het gebruik van zijn methode en zou alternatieven altijd de rug toe keren. Volgens Williams was er geen enkele methode die op zichzelf voor overwinning en vrijheid kon zorgen. Dit was dan ook zeker niet mogelijk met alleen het gebruik van armed 145 Kenneth Goff, Black Out: Dress Rehearsal for the Revolution!, via www.thekingcenter.org. Stephen P. Halbrook, Defense of Self and Community: A Response to Professor Johnson, Connecticut Law Review. Vol. 45, no. 5 (Juli 2013) 1653. 147 William Worthy, The Red Chinese American Negro, in Esquire Magazine (oktober 1964). 148 Williams, Negroes With Guns, 121. 146 59 self-defense. Hiermee komen we bij een punt waarbij we een zeer belangrijke verband kunnen leggen tussen de methodiek van Williams en King. Waarschijnlijk dacht King hier anders over, maar Williams zag duidelijk in dat het gebruik van armed self-defense verenigbaar was met geweldloze methoden zoals gebruikt en gepredikt door King. Het was dan volgens zelfs onontkoombaar dat de twee methoden met elkaar verenigd moesten worden. In het ernstig racistische klimaat in het zuiden van de Verenigde Staten was het noodzakelijk dat de twee methoden met elkaar, hand in hand, de strijd aan zouden gaan. Alleen het gebruik van geweldloosheid kon nooit succesvol zijn. “We must use non-violence as a means as long as this is feasible,” zegt Williams.149 Op het moment dat het gebruik van geweldloosheid echter onmogelijk wordt gemaakt door de terreur van bepaalde zuidelijke blanken, is het gebruik van armed self-defense echter een noodzaak. Op dat moment kan het gebruik van deze toch enigszins gewelddadige methode een hulpmiddel zijn om de effecten van geweldloze protesten alsnog een positieve richting in te duwen. Het gebruik van armed self-defense kan daarom waarschijnlijk ook nooit een alternatief zijn voor geweldloze activiteiten, maar kan wel degelijk een hulpmiddel zijn om uiteindelijk succes te kunnen boeken. Armed self-defense, was volgens Robert Williams dus absoluut verenigbaar met geweldloze methoden en zelfs noodzakelijk om die methoden succesvol te laten zijn in bepaalde gebieden van de Verenigde Staten. Geheel geweldloos kon een mens nooit blijven. Over de mensen die dat wel dachten zegt Williams: “These same people will one day be the loud advocates of self-defense. When violent racism and fascism strike at their families and their homes, not in a token way but in an all-out bloody campaign, then they will be among the first to advocate self-defense.150 Het gebruik van zelfverdediging zou op een bepaald punt dus onafwendbaar zijn. Dat Williams dit vindt, is natuurlijk erg belangrijk binnen dit onderzoek. Het punt is echter dat niet alleen Williams, maar ook wij hiervan overtuigd moeten worden. Hoe werkten de methoden operationeel dan met elkaar zij aan zij? Op welk punt binnen een geweldloze actie werd het gebruik van armed self-defense als noodzakelijk gezien? Wat voor voorbeelden zijn hier zoal van? In het volgende en tevens laatste hoofdstuk zullen deze vragen aan bod komen. Op dit moment weten we dat de twee methoden, in ieder geval 149 150 Williams, Negroes With Guns, 121. Ibidem. 60 volgens Williams, verenigbaar waren. Om dit dan ook daadwerkelijk te kunnen tonen is het volgende hoofdstuk noodzakelijk. 61 3.4 De praktijk van een strijder in conflict “They felt more threatened by guns because that would mean that they would have to meet black men on an equal basis because that gun would equalize you.”151 In zijn biografie over Robert F. Williams beschrijft Timothy Tyson, zoals eerder al duidelijk is geworden, dat de ideologie, methodiek en activiteiten van Williams zij aan zij leefden met legale geweldloze activiteiten. In zijn conclusie schrijft hij immers: “The story of Robert F. Williams reveals that independent black political action, black cultural pride, and what Williams called armed self-reliance operated side by side in the South, in uneasy partnership with legal efforts and nonviolent protest.”152 Deze thesis concentreerde zich dan ook met name op deze stelling en mijn vraag is dan ook in hoeverre dit waar is. Dat Williams hier zelf vanuit het diepste van zijn hart in geloofde is waarschijnlijk waar, al zijn enkele uitspraken die hij in ballingschap deed behoorlijk curieus en spreken die uitspraken zijn geloof in het verenigen van beide methoden op duidelijke wijze tegen. Zo zei hij in een radio-uitzending vanuit Cuba in februari 1964 dat het tijd is voor drastische maatregelen. “It is time for all our people to take to the streets in defense of human rights and human dignity. Worthy social change, means drastic change. Drastic change means revolution. Revolution means violence and upheavel.”153 Hiermee lijkt hij een revolutie met geweld op te roepen tegen het blanke gezag in de Verenigde Staten. Ook Akinyele Umoja ziet de veranderende houding van Williams in. Hij schrijft namelijk: “By 1965, from exile in Cuba, Robert Williams had moved beyond armed self-defense to articulate the possibility of a “minority revolution” through the means of urban guerilla warfare.”154 In de editie van mei-juni 1964 van de The Crusader beschrijft Robert zelfs wat voor wapens deze revolutie nodig heeft en hoe deze wapens gebruikt kunnen worden. Hij schrijft: “The weapons of defense employed by Afro-American freedom fighters must consist of a 151 Cecelski, Interview met Mabel Williams, deel XI: Self-Defense Against the KKK. Tyson, Radio Free Dixie, 308. 153 The Robert F. Williams Papers, Reel 12, Group 1, Series 7: “Radio Free Dixie” Broadcasts, 1962-1966 cont. fr. 0720. 154 Akinyele Umoja, From One Generation to the Next: Armed Self-Defense, Revolutionary Nationalism, and the Southern Black Freedom Struggle, Souls: A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (November 2013) 231. 152 62 poor man’s arsenal. Gasoline fire bombs (Molotov cocktails), lye or acid bombs (made by injecting lye or acid in the metal end of light bulbs) can be used extensively. During the night hours such weapons, thrown from roof tops, will make the streets impossible for racist cops to patrol.”155 Robert gaat zelfs verder dan dat en schrijft dat het ook mogelijk is om zwaarder geschut aan te schaffen. “Hand grenades, bazookas, light mortars, rocket launchers, machine guns and ammunition can be bought clandestinely from servicemen. Freedom fighters in military camps can be contacted to give instruction of usage.”156 Met een andere opvallende uitspraak In de eerder genoemde editie van The Crusader lijkt hij dan ook daadwerkelijk de Afro-Amerikanen op te roepen tot een revolutie. Hij schrijft: “Our people must prepare to wage an urban guerilla warfare of self-defense. Self-defense develops to the stage wherein the source of evil and terror must be eliminated.”157 Tijdens zijn ballingschap lijkt Williams in feite dus een heuse evolutie mee te maken, die zijn idee over zelfverdediging en geweldloosheid doet veranderen. Zo keerde hij zich nog veel feller dan eerst tegen het simpele gebruik van geweldloosheid. “Afro-Americans are still being drugged with the opium of the power of love and nonviolence,” schrijft hij in de boven genoemde editie van The Crusader.158 Ook zegt hij over zwarte Amerikanen die nog steeds geloven in geweldloosheid: “How can a people, who are dead serieus about their freedom, allow themselves to be duped into limiting themselves to the most ineffective method of struggle?”159 Waar Williams eerder nog zei dat geweldloosheid een sterke methode was maar meer flexibiliteit nodig achtte, lijkt hij dit hier in deze editie van zijn maandelijkse krant tegen te spreken. Ook zijn radiotoespraken geven dit beeld weer. In januari 1964 zegt hij over de radio: “The power of love and non-violence will not turn back the wrath and massive violence of these mad dogs. Only massive and well organized self-defense will stem the horrifying tide.”160 Williams wordt in 1996 bij het bericht van zijn overlijden niet voor niets beschreven als “a civil rights leader turned black revolutionary.”161 Door al bovenstaande valt aan Williams’ positie als brug tussen nonviolence en Black Power, waar Tyson het eerder over had, toch wel degelijk te twijfelen. De praktijk en 155 The Robert F. Williams Papers, Reel 12, Group 1, Series 7: “Radio Free Dixie” Broadcasts, 1962-1966 cont. fr. 0101. 156 Ibidem. 157 Ibidem. 158 Ibidem., fr. 0099. 159 Ibidem., fr. 0101. 160 Ibidem., fr. 0662. 161 The New York Times, Robert F. Williams, 71, Civil Rights Leader and Revolutionary, 19 oktober 1996. 63 Williams’ transformatie tot revolutionair maken Timothy Tyson’s argumenten enigszins twijfelachtig. Wel moet worden aangegeven dat ook Tyson deze radicalere houding van Williams inzag; maar hij geeft aan dat Williams deze houding niet bleef aanhouden en dat deze bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten alweer was ingedamd. Dit blijkt ook uit een artikel in The New York Times. In een artikel uit 1969, acht jaar na Williams vlucht naar het buitenland, wordt vermeld dat Williams positieve veranderingen voor Afro-Amerikanen ziet vanuit de informatie die hij kreeg toegestuurd. “Mr. Williams said yesterday that America today represented “the best chance ever” for “social changes and racial justice.”162 Vreemd genoeg was het dezelfde Robert Williams die nog geen twee jaar later weer het tegenovergestelde zei. In een interview aan alweer The New York Times zegt hij: “I’m shocked to see how bad race relations really are.”163 Dit alles kan aantonen dat Robert Williams de situatie vanuit het buitenland verkeerd had ingeschat. Het zegt echter meer over Williams’ toewijding aan zijn ideologie, dan over zijn positie als burgerrechtenactivist. We kunnen uitgaande van eerdere informatie begrijpen dat de bovenstaande uitspraken waarin Williams een revolutie predikt geplaatst moeten worden in de context van Williams’ ideologie. Hij predikte namelijk dat geweldloosheid plaats moest maken voor self-defense wanneer het niet meer anders kon. Het moment waarop hij deze uitspraken deed kan dan worden gezien als het moment waarbij Williams dacht dat het tijd was om meer ruimte te bieden voor een concept als armed self-defense. In die zin passen de uitspraken toch wel degelijk bij zijn gehele ideologie. Dan nog is het zeer opvallend dat Williams’ gedachtegang van jaar op jaar veranderd. Williams lijkt daarom naast het feit dat hij in conflict was met geweldloosheidpredikers ook vaak in conflict te zijn geweest met zichzelf. De praktijk toont op deze manier dus toch wel andere dingen dan Williams ideologie. Als we alleen naar Williams’ gedachten zouden kijken dan zouden we kunnen begrijpen dat zelfverdediging gemakkelijk in combinatie met geweldloosheid kon worden gebruikt. Al moet vermeld worden dat we ons dan met name moeten concentreren op Williams’ vroegere ideeën en gedachten. Dat blijkt natuurlijk uit bovenstaande. In de vroegere jaren pleitte hij juist voor een combinatie van de verschillende methoden en wees hij op de 162 The New York Times, Militant Hopeful on Racial Justice: Williams finds U.S. today yields chance for change, 15 september 1969. 163 The New York Times, Negro Former Exile is Shocked by Bad U.S. Racial Relations, 8 augustus 1971. 64 mogelijke flexibiliteit van de burgerrechtenbeweging. Hier maakt Williams dan ook een zeer belangrijk en interessant punt. Om geweldloze activiteiten en activisten te beschermen tegen blanke terroristen klinkt het heel logisch dat zelfverdediging op zijn plaats was en zelfs nodig werd geacht. De ware praktijk, uitgevoerd en beleefd door Robert Williams, is echter, in tegenstelling tot wat Timothy Tyson vindt, een redelijk matig voorbeeld om dit dan ook daadwerkelijk te kunnen bewijzen. Robert Williams’ leven toont in deze zin meer woorden dan daden. De enige werkelijke wapenfeiten waren de bescherming van Bennie Montgomery’s begrafenis en de bescherming van Dr. Albert Perry’s huis. Deze gewapende activiteiten hadden daarbij niet eens het doel om het succes en effect van de algemene burgerrechtenstrijd te waarborgen, maar beoogden meer om individuele zwarten te beschermen tegen blanke terroristen. In deze gevallen kon er dus niet direct een verband worden gelegd met geweldloze activiteiten. Williams’ bijdrage aan de Civil Rights Movement moet dan ook niet gezocht worden in het gegeven dat hij een wapen durfde op te pakken, maar meer in het feit dat hij in een tijd waarin de grote geweldloze burgerrechtenorganisaties de scepter zwaaiden een ander geluid durfde te uitten. Het vorig deel van deze thesis heeft niet voor niets die titel gekregen. Wat Tyson dan wel zeer terecht opmerkt is dat de methodiek die werd gepredikt door Williams ideologisch gezien een alternatief bood voor geweldloze activiteiten en protesten. Niet zijn daden, maar zijn woorden hadden veel invloed op vele zwarten en vele jongere generaties. Niet voor niets stelt Tyson dan ook dat Robert F. Williams, zoals de titel van zijn boek al doet suggereren, veel invloed had op latere generaties zwarten. Simon wendt schrijft in een artikel: “Many Black Power organizations echoed Williams and cited the theories of Frantz Fanon, Mao Zedong, and Che Guevara as additional evidence for their claims that aggressive violence against white authorities was a justified for of armed resistance.”164 Williams had met zijn ideologie wel degelijk dus veel invloed op de latere Black Power tendensen in de Verenigde Staten. Na al het bovenstaande kunnen we eigenlijk zeggen dat Williams inderdaad als een voorloper van de Black Power Movement kan worden gezien. In een artikel in The New York Times uit 2006 wordt Williams zelfs “an architect of the modern 164 Simon Wendt, Protection or Path Toward Revolution?: Black Power and Self-Defense, Souls: A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (December 2007) 329. 65 black power movement” genoemd.165 Dat gaven ook verschillende radicale leiders later aan. Zo zou Bobby Seale, oprichter van de Black Panther Party, hebben gezegd dat het voorbeeld van Williams een enorme invloed had op het paramilitaire karakter van de organisatie.166 Dat zijn bepleitte en gebruikte strategie en methoden daadwerkelijk verenigbaar zouden kunnen zijn met de geweldloze activiteiten van de geweldloze burgerrechtenbeweging is daarbij echter redelijk vergezocht: hoewel zijn woorden en idealen dit alles uitstralen, lijkt dit beeld meer op een utopische voorstelling die niet snel werkelijkheid kon worden. De praktijk van zijn activiteiten toont namelijk niet echt aan dat de twee concepten verenigbaar konden zijn. Beter gezegd; er is niet direct een voorbeeld te geven waaruit dit zou kunnen blijken. Goede voorbeelden van andere mensen en groeperingen zijn er echter wel degelijk. Zo waren de “Deacons for Defense and Justice,” die in Louisiana ontstonden en later meer afdelingen kregen in verschillende zuidelijke staten, een organisatie die het gedachtegoed van Robert Williams probeerde uit te voeren. De “Deacons” ontstonden in een milieu waar racisme en discriminatie een meer dan normale zaak waren geworden. Louisiana stond bekend als één van de meest racistische staten van Amerika. Het was dan ook niet vreemd dat de Deacons zich juist hier begonnen te organiseren. Met name in het stadje Jonesboro waren de spanningen in het midden van de jaren 1960 het grootst. Zwarten en blanken waren strikt gescheiden van elkaar en zwarten maakten ongeveer één derde uit van de totale bevolking. Daarbij kende Jonesboro een erg sterke en duidelijke aanwezigheid van de Ku Klux Klan.167 Deze aanwezigheid zou uiteindelijk de belangrijkste reden worden voor het ontstaan van een zelfverdedigingsgroep. De “Deacons for Defense” bestond voor een groot deel uit veteranen die hadden gevochten in de Tweede Wereldoorlog of in Korea.168 Hun doel was, net zoals Robert Williams in Monroe had geprobeerd te doen, de bescherming van burgerrechtenactivisten, de bescherming van zwarten in het algemeen en het bijstaan van geweldloze activiteiten. In hun officiële statuten beschrijven diegenen die deze hebben samengesteld wat precies het doel was: “This corporation has for the further purpose, and is dedicated to, the defense of the civil rights, property rights and personal rights of said people and will defend said rights by any 165 The New York Times, Outspoken and Feared but Largely Forgotten: Documentary Profiles Robert Williams, An Early Voice for Black Power, 7 februari 2006. 166 Bobby Seale, A Lonely Rage: The Autobiography of Bobby Seale (New York 1978) 130. 167 Cobb, This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed, 194. 168 Ibidem., 195. 66 and all honorable and legal means to the end that justice may be obtained.”169 Met “said people” wordt verwezen naar burgerrechtenactivisten en onderdrukte zwarten in het algemeen. Hun doel komt dus vrijwel geheel overeen met dat van Robert F. Williams. De “Deacons” daarentegen speelden echter wel een grotere rol binnen het concept van armed self-defense in de Civil Rights Movement. De Deacons lijken daarmee net een stap verder te zijn gegaan dan Robert F, Williams en in tegenstelling tot Williams’ praktijk toont de praktijk van de “Deacons” beter hoe geweldloosheid en zelfverdediging samen konden gaan. Lance Hill gaat hier zo ver in door dat hij zelfs zegt dat geweldloze activiteiten geen effect zouden kunnen hebben zonder het bestaan van de “Deacons.” Hij schrijft in zijn boek over de “Deacons for Defense”: “Only after the threat of black violence emerged did civil rights legislation move to the forefront of the national agenda.”170 Zonder het besef dat zwarten zich gewapend zouden gaan verdedigen tijdens burgerrechtenactiviteiten zouden deze desbetreffende activiteiten dus ook geen succes kunnen hebben. Hill zegt ook: “Only after the Deacons appeared were the civil rights laws effectively enforced and the obstruction of terrorists and complicit local law enforcement agencies neutralized.”171 Zonder de “Deacons” zou dit dus niet zijn gebeurd. Dit klinkt natuurlijk erg vergezocht, maar heeft wel een kern van waarheid in zich: een waarheid die aantoont dat geweld soms wel degelijk een oplossing kon zijn. Zo zou een CORE activist het volgende hebben gezegd: “In some sections of the South violence would help. You know, there have been Negroes in the South who have never been mistreated because they were violent and would defend themselves and shoot somebody who bothered them, and the Whites would brand them crazy and tell each other, don’t bother him!”172 De “Deacons” hielden zich vierentwintig uur per dag bezig met de bescherming van zwarten in zwarte wijken en delen van zuidelijke steden. Daarnaast hadden ze nog vele andere activiteiten. “The Deacons guarded marches, patrolled the black community to ward off night riders, engaged in shoot-outs with Klansmen, and even defied local police in armed confrontations.”173 De “Deacons” leken dus wel zeker een rijkere takenlijst te hebben dan Robert Williams bijvoorbeeld had in Monroe. Daarnaast waren de “Deacons” een officieel 169 Articles of Incorporation of Deacons for Defense and Justice, Inc, 5 maart 1965, via www.crmvet.org. Hill, The Deacons for Defense, 259. 171 Ibidem. 172 Inge Powell Bell, CORE and the strategy of nonviolence (New York 1968) 113. 173 Ibidem., 2 170 67 georganiseerde groep waarvan zelfs assistentie werd gevraagd door grote geweldloze groeperingen als CORE, SNCC en zelfs de SCLC. Zo werd tijdens “The March Against Fear” in 1966, na enige discussie tussen de verschillende burgerrechtengroeperingen, officieel de gewapende bescherming van de “Deacons” ingeroepen. Niet lang na de protesten bekrachtigden CORE en SNCC openlijk hun acceptatie van gewapende zelfverdediging als acceptabele aanvulling op de strijd voor gelijke burgerrechten.174 Het is dan ook niet raar dat historici lang het jaar 1966 hebben genomen als breuk binnen de Civil Rights Era. Het moet echter wel duidelijk zijn dat die breuk ietwat vergezocht is omdat de radicalere tendensen al langer bestonden. Dat heeft het leven van Robert Williams bijvoorbeeld al bewezen. De “Deacons” lieten dus, meer dan Robert Williams ooit had gekund, zien dat geweldloze activiteiten hand in hand konden gaan met gewapende zelfverdediging. Daarnaast hadden de activiteiten van de Deacons zelfs een positief effect op het succesverhaal van de geweldloze beweging. Zo zegt Yusef Komunyakaa, een Pulitzer prijs winnende verslaggever, over de “Deacons”: “Eventually they forced the Klan underground and civil rights workers could carry on with their voter registration.”175 Armed self-defense had daarmee dus wel degelijk een positief effect. Op deze manier zijn er nog meerdere voorbeelden die een dergelijke samenwerking tussen geweldloze activisten en gewapende activisten beschrijven. Zo beschrijft ook Akinyele Umoja hoe zelfverdediging geweldloze boycots kon ondersteunen. In zijn artikel “We Will Shoot Back” beschrijft hij hoe een afdeling van de “Deacons” in Natchez, Mississippi invloed had op het succes van boycots tegen blanke winkeleigenaren. Umoja zegt: “These boycots relied upon paramilitary organization to protect the activities and leadership of the Mississippi freedom movement and the black community in general and to sanction anyone in the black community who wished to violate the boycott.”176 Ook Umoja suggereert net als Lance Hill dat de activiteiten en het bestaan van de “Deacons” als verdedigingsorganisatie noodzakelijk waren. Hij zegt namelijk: “Without a doubt, the Deacons made the Natchez and Mississippi movements more effective.”177 174 Umoja, The Ballot and the Bullet, 558. Christian G. Appy, Vietnam, The definitive oral history told from all sides (Londen 2003) 257. 176 Akinyele O. Umoja, “We Will Shoot Back” The Natchez Model and the Paramilitary Organization in the Mississippi Freedom Movement, Journal of Black Studies, Vol. 32. Nr. 3 (Januari 2002) 271. 177 Ibidem., 282 175 68 Bovenstaande en andere voorbeelden tonen dat zelfverdediging en geweldloze protesten en activiteiten elkaar konden ondersteunen en in feite dus naast elkaar konden bestaan. Deze twee hoefden elkaar dus absoluut niet uit te sluiten. Sonia James-Wilson, assistant-professor aan de University of Rochester in New York, zegt hier het volgende over: “Self-defense and nonviolence are not mutually exclusive.”178 Ook Akinyele Umoja vindt dat de twee concepten elkaar absoluut niet hoeven uit te sluiten. Integendeel, zelfverdediging kon geweldloze activiteiten zelfs ondersteunen en aanvullen en andersom. Hij schrijft: “Including the perspectives of the broad social base of the struggle to desegregate the South must revise the definition of the civil rights movement to include the role of armed militancy as a complement and alternative to nonviolent direct action.”179 Hiermee komen we terug waar we in dit hoofdstuk mee waren begonnen. De praktijk van Robert F. Williams toont al het bovenstaande niet op een directe manier. Zijn woorden en idealen daarentegen zijn perfecte voorbeelden om aan te tonen dat Williams de wil had om beide concepten, zelfverdediging en geweldloosheid, met elkaar te verenigen. Dit heeft hij echter niet helemaal voor elkaar weten te krijgen. Latere organisaties als de “Deacons” wisten dit beter te doen dan hijzelf. Een belangrijk verschil is dan wellicht dat de “Deacons for Defense and Justice” een onafhankelijke organisatie was die op papier op geen enkele manier verbonden was met grotere geweldloze organisaties. Dat Williams wel degelijk strikt verbonden was aan de geweldloze NAACP is wellicht dan ook één van de belangrijkste redenen dat hij de vereniging van beide concepten niet helemaal heeft weten te verwezenlijken. Wellicht wat makkelijker gesteld kunnen we zeggen dat Williams met zijn idealen het liefst buiten de geweldloze organisaties had kunnen fungeren. Daarnaast was de burgerrechtenbeweging wellicht nog in een te vroeg stadium om het gecombineerde gebruik van geweldloosheid en zelfverdediging te kunnen toelaten en accepteren. In de titel van zijn bachelorthesis aan de University of North Carolina verwoord Timothy Potter bovenstaande wellicht op de meest juiste manier. De titel van zijn thesis luidt namelijk: “A couple of years ahead of his time.”180 178 Sonia Jamers-Wilson, Understanding Self-Defense in the Civil Rights Movement Through Visual Arts, In Deborah Menkart en Alana D. Murray. Putting the movement back into civil rights teaching: a resource guide for K-12 classrooms (Washington 2004) 2. 179 Umoja, The Ballot and the Bullet, 576-577. 180 Timothy Potter, “A Couple Of Years Ahead Of His Time: Robert F. Williams and the tactic of self-defense in the Civil Rights Movement,” B.A. Thesis, University of North Carolina at Asheville, November, 2003. 69 Conclusie Robert Franklin Williams blijkt een man te zijn die toch enigszins meer aandacht verdiend dan dat hij tot nu toe in de geschiedschrijving over de Amerikaanse burgerrechtenbeweging heeft gekregen. Williams kan, zoals Timothy Tyson dat duidelijk heeft proberen te maken, gezien worden als een voorvader van de Black Power bewegingen die in de loop van de jaren 1960 zijn ontstaan. Het idee dat Williams een brug kon slaan tussen de geweldloze kant van de burgerrechtenbeweging en de radicalere kant is op zichzelf geen vreemde gedachte. Het moet echter toegegeven worden dat Tyson deze toebedeelde rol, in ieder geval deels, aangedikt heeft. Williams had veel te vertellen en wist zijn ideeën over wat hij dacht dat de beste manier was om te strijden tegen onrecht op een zeer brede en uitvoerige manier over te brengen. Het gebruik maken van een wekelijks verschijnende krant en zijn toespraken op de radio hebben hier een zeer grote rol in kunnen spelen. Williams als persoon zelf heeft echter duidelijk een kleine rol gespeeld in de totstandkoming van zijn eigen gedachten en ideologie. Het feit dat hij lange tijd in ballingschap heeft geleefd in landen als Cuba en China hebben zijn rol niet direct positief beïnvloed. Organisaties als de Deacons for Defense hebben Williams echter wel als voorbeeld genomen en hebben zijn gedachten en ideeën proberen te verwezenlijken. Dit soort organisaties hebben geprobeerd geweldloze activiteiten aan te vullen en te versterken door het gebruik van het concept van armed selfdefense. Dit had Williams dan ook waarschijnlijk in gedachte. De hoofdvraag van deze thesis luidde: “In hoeverre waren de strategie en de methoden die werden bepleit en gebruikt door Robert Franklin Williams verenigbaar met de idealen, methoden en strategie van de geweldloze Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging?” We hebben duidelijk kunnen zien dat, met name de bepleitte en deels ook gebruikte strategie en methoden van Robert Williams, in zekere zin verenigbaar waren met de methoden en strategieën van de geweldloze Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Als concept en als idee klinkt het dan ook absoluut niet vreemd dat geweldloze activisten hun gang konden gaan door de bescherming van gewapende mensen. Dat men zich op deze manier moest beschermen moet worden begrepen uit het feit dat de bescherming vanuit de overheid en vanuit de politie aan alle kanten ontbrak. “Black selfdefense was intricately related to violent white resistance and the failures of the legal 70 system to work for African Americans.”181 De nood voor dit soort bescherming was dan ook vrij duidelijk aanwezig. Wereldwijd worden hedendaags activisten en demonstranten beschermd en deels ook begeleid door o.a. de politie. Het feit dat dit tijdens de succesjaren van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging ontbrak toont in hoeverre de noodzaak bestond om jezelf te beschermen. Armed self-defense was daardoor een methode die wel degelijk als aanvulling en hulpmiddel kon worden gezien tijdens geweldloze activiteiten. Als we moeten kijken in hoeverre de idealen van beide concepten met elkaar verenigd konden worden en in hoeverre deze op dit punt met elkaar samen konden werken ontstaat er echter wel een probleem. Met name mensen als Martin Luther King waren fel tegen elke vorm van geweld. Zwarte activisten moesten durven aan te tonen dat ze wilden lijden voor de gehele zaak en daarom moesten ze in staat zijn om niet te reageren op geweld. Volgens bepleiters van armed self-defense, zoals Williams, mocht dit echter absoluut niet ter sprake komen. Niet reageren stond volgens hem gelijk aan machteloosheid en denigreerde in feite alleen maar de mannelijkheid van alle deelnemende zwarte mannen. Waar nodig moest het gebruik van geweld een vorm van protest zijn en moesten zwarte activisten ook grijpen naar deze methode. Dit moesten ze echter wel pas doen wanneer geweldloosheid niet meer mogelijk was. Vanuit een dieper inzicht was geweld, voor Robert Williams, dus een logisch vervolg op geweldloosheid. Daarom was geweld dus een aanvulling op geweldloosheid, wanneer dat alleen niet meer tot succes kon leiden. In de ideale wereld van Williams kon ook ideologisch gezien geweldloosheid worden ondersteund door armed self-defense. In de praktijk was dit dan ook zeker wel mogelijk. Dit valt duidelijk te zien door bijvoorbeeld de handelingen en activiteiten van de Deacons for Defense. Echter vallen de idealen van de twee verschillende concepten vanuit het oogpunt van pure pacifisten als Martin Luther King absoluut nooit te verenigen met elkaar. Toch is het dan wel opvallend dat ook King tijden The March Against Fear de bescherming van de Deacons for Defense accepteerde. Het feit dat hij dit deed en dat de bescherming tijdens de marsen een succes genoemd mogen worden beschrijven in feite al de conclusie waar met deze thesis naar gewerkt wordt. In feite is er niet veel verschil tussen geweldloze leiders als Martin Luther King en radicale figuren als Robert F. Williams. Sherif Abdel Samad beschrijft 181 Emilye J. Crosby, “This Nonviolent Stuff Ain’t No Good. It’ll Get Ya Killed.”: Teaching About Self-Defense in the African-American Freedom Struggle, in Julie Buckner, Houston Roberson, Rhonda Y. Williams en Susan Holt, Teaching the Civil Rights Movement (New York 2002) 160. 71 in zijn dissertatie exact wat hiermee wordt bedoeld. Hij schrijft namelijk: “The difference between Williams and non-violent leaders is that the latter only applied self-defense during non-violent protest and not as a general rule.”182 Een belangrijke concluderende antwoord geven de voorbeelden die Robert Williams beschreef over de sit-ins in Monroe. Het feit dat gewapende mannen de sit-ins bewaakten en de deelnemers ervan beschermden lieten duidelijk zien dat gewapende methoden verenigd konden worden met geweldloze methoden. Dat dit uiteindelijk resulteerde in het feit dat activisten, in vergelijking tot andere steden in het zuiden van de Verenigde Staten, minder te maken kregen met geweld door blanken toont aan dat de vereniging en de combinatie van de methoden niet alleen mogelijk was, maar dat deze tegelijkertijd ook succesvol kon zijn. Daarmee kunnen we ons vinden in de meningen van o.a. Lance Hill en Akinyele Umoja. Robert Williams speelde daarmee met zijn woorden, en in feite dus niet echt met zijn daden, toch wel een grote rol in de verwezenlijking van de combinatie en de vereniging van twee tegenovergestelde methoden. Daarmee was Williams niet alleen een uitzondering binnen de algehele geweldloze burgerrechtenbeweging, maar was hij de verpersoonlijking van het feit dat de burgerrechtenbeweging in de Verenigde Staten uit allerlei verschillende soorten ideeën, concepten en methoden bestond. De Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging moet daarom niet worden onderzocht als een eenzijdige en dogmatische beweging die vanuit één perspectief een groots probleem probeerde op te lossen. De beweging was integendeel een van ideologische en methodische aard zeer complexe en bijzondere stroming die als dusdanig bestudeerd dient te worden. Het leven, de ideeën en de methoden van Williams zijn hier een bijzonder goed voorbeeld van. Het is daarom ook niet vreemd dat Williams veel invloed heeft gehad op bijvoorbeeld de verschillende organisaties onder het mom van Black Power. Dat Martin Luther King moeite zou gaan krijgen met het verdedigen van zijn eigen concept was al duidelijk tijdens de discussie die aan het einde van de jaren ’50 ontstond tussen hem en Robert Williams. Clayborne Carson schreef o.a. hier het volgende over in een artikel. Daarin schrijft hij ook: “King’s Public debate at the end of the 1950’s with Robert F. Williams, the North Carolina NAACP leader who sparked controversy by advocating armed self-defense, gave hints of the forceful tactical and ideological challenges King would later face from black militants such as 182 Sherif Abdel Samad, Non-violence in the Civil Rights Movement in the United States of America, Dissertatie, JFK instituut, Freie Universität Berlin (februari 2009) 44. 72 Malcolm X and Stokely Carmicheal.”183 Williams werd na de dood van Malcolm X dan ook niet voor niets aangehaald als de meest logische opvolger. In een FBI document wordt aangekaart hoe ene Ralph Matthews in een artikel Robert beschrijft als de opvolger van Malcolm X. Matthews zegt: “Some think Williams to be the most logical successor to the late Malcolm X as the voice of the colored American underground, while other deem him a true revolutionary, who unlike Malcolm, matched deeds with words.”184 Ralph Matthews kaart door dit te zeggen bewust en onbewust twee ontzettend belangrijke punten aan. Op de eerste plaats lijkt hij de rol van Robert Williams te schuilen achter de schaduw van Malcolm X. Deze thesis heeft geprobeerd aan te tonen dat dit beeld in ieder geval niet klopt. Het was eerder Malcolm X die in de voetsporen trad van Robert Williams. Daarnaast heeft Matthews het over de daden van Williams, terwijl deze thesis juist heeft proberen aan te tonen dat de woorden van Williams belangrijker en invloedrijker waren dan zijn daden. Zijn woorden toonden de bijna utopische vereniging van twee verschillende concepten, terwijl zijn daden hier veel minder over vertelden. Duidelijk moet hiermee dus wel degelijk zijn dat ook de gedachten en ideeën onder het mom van Black Power en de radicale gedachten van Williams ook zeker een onderdeel waren van de AfroAmerikaanse burgerrechtenbeweging en dat deze beweging niet alleen bestond uit een geweldloze groepering. Robert Franklin Williams’ invloed op de complete beweging mag daarom absoluut niet onderschat worden. 183 Clayborne Carson, Between Contending Forces: Martin Luther King, Jr. and the African American Freedom Struggle, OAH Magazine of History (januari 2005) 17. 184 The Robert F. Williams Papers, Reel 20, Group 2, Series 4: Government Files, 1951-1981 cont. Subseries 2: FBI Files, Chronological cont. fr. 0439 73 Literatuur Boeken Appy, Christian G. Vietnam: The definitive oral history, told from all sides (Londen 2003) Bell, Inge Powell. CORE and the strategy of nonviolence (New York 1968) Bellesiles, Michael A. Lethal Imagination: Violence and Brutality in American History (New York 1999) Buckner, Julie, Houston Roberson, Rhonda Y. Williams en Susan Holt, Teaching the Civil Rights Movement (New York 2002) Bullard, Sara. The Ku Klux Klan: A history of Racism and Violence (Montgomery, Alabama 1988) Carter, Gregg L. Guns in American Society, An Encyclopedia of History, Politics, Culture and the Law (California 2002) Chalmers, David M. Hooded Americanism: The History of the Ku Klux Klan (Durham, NC 1989) Cobb, Charles E. This Nonviolent Stuff’ll Get You Killed: How Guns Made the Civil Rights Movement Possible (New York 2014) Cohen, Robert C. Black Crusader: A Biography of Robert Franklin Williams (New Jersey 1972) Cornell, Saul. A Well Regulated Militia, The Founding Fathers and the Origins of Gun Control in America (New York 2006) Cottrol, Robert J. Gun Control and the constitution: The Court, Congress, and the second amendment (New York 1994) Dalfiume, Richard M. Desegregation of the U.S. Armed Forces, Fighting on Two Fronts, 19391953 (Missouri 1969) Dawson, Michael C. Black Visions: The Roots of Contemporary African-American Political Ideologies (Chicago 2001) Fairclough, Adam. Race & Democracy: The Civil Rights Struggle in louisiana 1915-1972 (Athens 1995) Foner, Eric. en Manning Marable. Herbert Aptheker on Race and Democracy: A Reader (Urbana en Chicago 2006) 74 Gitlin, Marty. The Ku Klux Klan: A Guide to an American Subculture (Greenwood 2009) Halbrook, Stephen P. That Every Man Be Armed: The Evolution of a Constitutional Right (Albuquerque 1984) Hall, Simon. Peace and Freedom: The Civil Rights and Antiwar Movements of the 1960s (Pennsylvania 2005) Hill, Lance E. The Deacons for Defense: Armed Resistance and the Civil Rights Movement (Chapel Hill 2004) Johnson, Nicholas. Negroes and the Gun: The Black Tradition of Arms (New York 2014) Kimbrough, Natalie. Equality or Discrimination? African Americans in the U.S. Military during the Vietnam War (Lanham 2007) Lowery, Charles D. en John F. Marszalek. Encyclopedia of African-American Civil Rights, From Emancipation to the Present (Greenwood 1992) McKivigan, John R. en Heather L. Kaufman. In the Words of Frederick Douglass: Quotations from Liberty’s Champion (New York 2012) Meier, August, Elliott M. Rudwick en Francis L. Broderick. Black Protest Thought in the Twentieth Century (Indianapolis 1971) Menkart, Deborah. en Alana D. Murray. Putting the movement back into civil rights teaching: a resource guide for K-12 classrooms (Washington 2004) Musawally, Izemrasen N. African Americans and Mexican Americans during the Vietnam War: Two American stateless Nations in the Lion’s Mouth (Denver 2001) O’Brien, Gail W. The Color of the Law: Race, Violence, and Justice in the Post World War II South (Chapel Hill 1999) Ogbar, Jeffrey O.G. Black Power, Radical Politics and African American Identity (Baltimore 2004) Quispel, Chris. Hardnekkig wantrouwen, De relatie tussen blank en zwart in de VS (Amsterdam 2002) Robinson, Armstead L. en Patricia Sullivan, New Directions in Civil Rights Studies (Charlottesville en Londen 1991) Salter, John R. Jackson, Mississippi: An American Chronicle of Struggle and Schism (Hicksville 1979) 75 Seale, Bobby, A Lonely Rage: The Autobiography of Bobby Seale (New York 1978) Smith, Ervin. The ethics of Martin Luther King, jr. (New York 1981) Strain, Christopher B. Pure Fire: Self-Defense as Activism in the Civil Rights Era (Athens 2005) Tyson, Timothy B. Radio Free Dixie: Robert F. Williams and the Roots of Black Power (Chapel Hill 1999) Van Deburg, William L. New Day In Babylon (Chicago en Londen 1992) Wade, Wyn C. The Fiery Cross: The Ku Klux Klan in America (New York 1987) Walker, David. Walker’s Appeal: In Four Articles (Origineel in 1830, Massachusetts 2005) Wendt, Simon. The Spirit and the Shotgun: Armed Resistance and the Struggle for Civil Rights (Gainesville 2007) Westheider, James E. The African American Experience in Vietnam, Brothers in Arms (Plymouth 2008) Williams, Robert F. Negroes With Guns. Edited by Marc Schleifer (New York 1962) Woods, Jeff. Black Struggle, Red Scare: Segregation and Anti-Communism in the South, 1948 – 1968 (Baton Rouge 2004) 76 Artikelen Barksdale, Marcellus C. Robert F. Williams and the Indigenous Civil Rights Movement in Monroe, North Carolina, 1961. The Journal of Negro History. Vol. 69, No. 2 (1984): 73-89. Carson, Clayborne. Between Contending Forces: Martin Luther King, Jr. and the African American Freedom Struggle, OAH Magazine of History (Januari 2005): 17-21. Halbrook, Stephen P. Defense of Self and Community: A Response to Professor Johnson. Connecticut Law Review. Vol. 45, no. 5 (Juli 2013): 1653-1668. King, Martin Luther. The Social Organization of Nonviolence. Liberation (Oktober 1959) Linder, Douglas O. Bending Toward Justice: John Doar and the Mississippi Burning Trial, Mississippi Law Journal, Vol. 72, No. 2 (Winter 2002) Mayfield, Julian. “Challenge to Negro Leadership: The Case of Robert Williams,” Commentary. Vol. 31 (April 1961) Moskos, Charles C. The American Dilemma in Uniform: Race in the Armed Forces. Annals of the American Academy of Political and Social Science, Vol. 406, The Military and American Society (1973) Stephens, Ronald J. “Praise the Lord and pass the ammunition”: Robert F. Williams’s Crusade for Justice on Behalf of Twenty-two Million African Americans as a Cuban Exile. Black Diaspora Review. No. 2 (2010): 14-26. Strain, Christopher B. “We Walked Like Men”: The Deacons for Defense and Justice. Louisiana History. Vol. 38, No. 1 (winter 1997): 43-62. Tyson, Timothy B. Robert F. Williams, “Black Power,” and the Roots of the African American Freedom Struggle. The Journal of American History. Vol. 85, No. 2 (September 1998): 540570. Umoja, Akinyele O. The Ballot and the Bullet: A Comparative Analysis of Armed Resistance in the Civil Rights Movement. Journal of Black Studies 29, No. 4 (Maart 1999): 558-78. Umoja, Akinyele O. From One Generation to the Next: Armed Self-Defense, Revolutionary Nationalism, and the Southern Black Freedom Struggle. Souls: A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (November 2013): 218-40. Umoja Akinyele O. “We Will Shoot Back” The Natchez Model and the Paramilitary Organization in the Mississippi Freedom Movement. Journal of Black Studies. Vol. 32. No. 3 (Januari 2002): 271-94. Williams, Robert F. Can Negroes Afford to be Pacifists? Liberation (Januari-Februari 1960): 44-46. 77 Wendt, Simon. Protection or Path Toward Revolution?: Black Power and Self-Defense, Souls: A Critical Journal of Black Politics, Culture, and Society (December 2007): 320-332 Wood, Spencer D. en Ricardo Samuel, “He was Non-Violent, But My Boys Weren’t”: The Hegemonic Myth of Non-Violence and the Construction of a Black Identity. Arkansas Review: A Journal of Delta Studies. Vol. 41. No. 3 (December 2010): 155-169. 78 Kranten Amsterdam News Anderson Intelligencer Crisis Crusader Daily Phoenix Esquire Magazine New York Times Reading Eagle San Francisco Sunday Call Archiefcollecties Roosevelt Study Center, Middelburg. Black Studies Research Sources, The Black Power Movement, Part 2: The Papers of Robert F. Williams. Interviews Shute, John R. Wayne Durrill, 25 Juni, 1982. Williams, Mabel. David Cecelski, 20 augustus, 1999. Williams, Robert. Craig S. Pascoe, 11 maart, 1993. Williams, Robert. Stephanie Banchero, 1995 Theses en Dissertaties Berrey, Stephen A. Against the Law: Violence. Crime, State Repression, and Black Resistance in Jim Crow Mississippi, Dissertation, The University of Texas at Austin (Mei 2006) Potter, Timothy, “A Couple Of Years Ahead Of His Time: Robert F. Williams and the tactic of self-defense in the Civil Rights Movement,” B.A. Thesis, University of North Carolina at Asheville (November 2003). Samad, Sherif Abdel. Non-violence in the Civil Rights Movement in the United States of America, Dissertatie, JFK instituut, Freie Universität Berlin (Februari 2009) Umoja, Akinyele K. Eye for an Eye: The Role of Armed Resistance in the Mississippi Freedom Movement, Dissertation, Institute of Liberal Arts, Emory University at Atlanta (November 1996) 79 Geraadpleegde websites www.crmvet.org www.thekingcenter.org http://chroniclingamerica.loc.gov/ www.proquest.com 80