Les 5 Disco ELO-opdrachten Bestudeer eerst het boek pag. 37-39 1. Op herhaling: nominativus/accusativus a. Tot nu toe hebben we zinnen gehad waarvan de kern bestaat uit een gezegde met één aanvulling, namelijk een onderwerp; of een gezegde met twee aanvullingen, namelijk een onderwerp en een ……………….. b. Een Latijns woord staat in de nominativus als het ……………of ……….……is in de zin. c. Een Latijns woord staat in de accusativus als het …………………...is in de zin. 2. Meewerkend voorwerp? Geef bij de onderstaande werkwoorden aan of een meewerkend voorwerp erbij mogelijk is. Zet achter het werkwoord ja of nee. a. zeggen….. zien…… b. tangere….. dicere….. geven….. stare….. spelen….. gaan….. respondere….. overhandigen….. videre….. 3. Herken de dativus a. Schrijf die woorden op in je schrift die een dativus kunnen zijn 1. annum – praemio – rex – reginae – equo – puellam 2. templis – ventos – filiis – loci – puellas – vitis 3. consilium – insulis – deae – umbrae – anno – terras b. Schrijf het nummer van de reeks waarin alle vormen dativus kunnen zijn op in je schrift. 1. mihi – insulis – loco – rex 2. vos – locis – puellae – templum 3. equo – filiis – feminae – tibi 4. De dativus in tekst 5a. Lees de volgende regels van Tekt 5.A en noteer de dativus-vormen. regel 1 regel 2 regel 3 regel 4 regel 9 ….. ….. ….. ….. ….. regel 10 regel 11 regel 12 regel 14 ….. ….. ….. ….. 5. Woordveld Leer eerste de woorden van tekst 5a, lees de informatie hieronder en maak daarna de oefening. Woordveld Een tekst is een naar vorm en inhoud samenhangend geheel van zinnen en woorden. Het onderwerp van een tekst bepaalt voor een belangrijk gedeelte de keuze van de woorden. In een tekst die over oorlog gaat zul je veel woorden aantreffen die met oorlog te maken hebben, zoals gevaar, gewonden, vechten, aanval enz. Een groep woorden die bij een zelfde onderwerp horen noemen we een woordveld. Wanneer je bij eerste lezing van een Latijnse tekst zo’n woordveld ontdekt, heb je al belangrijke informatie over de inhoud. Die informatie helpt je bij het vertalen. In tekst 5a schept Niobe op over haar afkomst en is ze trots op haar familie. a. Welke woorden van onderstaande reeks hangen samen met het woordveld ‘familie/afkomst’? Schrijf de vertaling van die woorden op. sacrum – fortuna – liberi – genus – numquam – avus – rex - coniunx ………………………………………………………………………………………………………… b. Welke Latijnse woorden ken je nog meer die tot dit woordveld behoren? (Je kunt als geheugensteun even in de woordenlijst kijken op blz 131/132) ………………………………………………………………………………………………………… 6. Welke naamval? Lees onderstaand fabeltje en noteer in welke naamval je het gecursiveerde woord in het Latijn zou zetten. Een gierige man had eens een gans die elke dag voor hem een gouden ei legde. Aanvankelijk beviel hem dat zeer. Omdat hij echter dacht dat de gans een onuitputtelijke schat in zich droeg, besloot hij op een dag de gans te doden. Toen hij dat had gedaan, vond hij tot zijn teleurstelling niets. Functie van het woord in de zin Naamval? a. een gierige man b. hem (regel 1) c. hem (regel 2) d. hij e. een onuitputtelijke schat f. dat 7. Werkwoord +dat.? Bekijk de woordenlijst van Tekst 5.A en 5.B en noteer hieronder drie werkwoorden + hun betekenis, waarvan het lijdend voorwerp in de dativus staat: 1. ………………………… …………………………… 2. ………………………… …………………………… 3. ………………………… …………………………… 8. Vragen bij tekst 5a a. Welke tegenstelling drukt sed (regel 2) uit? Maak een keuze tussen 1,2 en 3. 1. Diana vindt zeven meisjes eigenlijk te veel om te doden. 2. Je zou verwachten dat Diana medelijden had met de huilende meisjes. 3. Diana wil eerst even op Apollo wachten. b. Is de metamorfose van Niobe wel of niet in overeenstemming met haar karakter? Licht je antwoord toe. …………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………….. 9. Vragen bij les 15. a. Bekijk afbeelding 2 (boek, pagina 33). Welke 3 scènes uit het verhaal van Niobe zijn van links naar rechts afgebeeld? 1………………………. 2. …………………….. 3. …………………….. b. Latona noemt Niobe ‘echt een kind van haar vader’. Leg uit wat ze daarmee bedoelt. ……………………………………………………………………………………………………… c. Wat is je mening over het optreden van Diana en Apollo? Maak een keuze tussen 1, 2 en 3. 1. je moet je ouders altijd bijstaan. 2. Diana had de jongste dochter moeten sparen. 3. De goden straffen verkeer: ze maken onschuldige slachtoffers. 10. Latijn in het Nederlands Welke Latijnse woorden herken je in de volgende woorden? Afgeleid van? a. kwintet b. frustreren c. motiveren d. prefereren e. duet f. missie g. relikwie h. protectie Betekenis van het Latijnse woord?