VBC WisA 2014 Deel 2: Rekenen met letters (algebra) Inleiding In de praktijk moet je vaak met formules of vergelijkingen rekenen waarin een of meerdere letters staan. In een formule staan de letters er om een vast verband te beschrijven, bijvoorbeeld: W O K waarin W = winst, O = omzet, K = kosten In vergelijkingen gebruik je de letter(s) om een (of meerdere) onbekenden aan te geven, waar je de waarden nog voor moet vinden, bijvoorbeeld: 2x + 7 = x – 9 Ook worden letters gebruikt om algemene regels in de wiskunde aan te geven, zoals bijvoorbeeld (zie ook beneden) de wisseleigenschap a + b = b + a (geldt altijd, voor ieder paar van twee getallen dat je kunt verzinnen). Deze letters houden als het ware een plaats ‘gereserveerd’ waar op een gegeven moment dan een getal voor ingevuld kan worden. Je zou net zo goed vraagtekens, stippeltjes of plaatjes in plaats van letters kunnen gebruiken, maar letters zijn wat makkelijker (en eenduidiger) te gebruiken. Twee belangrijke afspraken zijn: Binnen een uitdrukking staat dezelfde letter altijd voor hetzelfde getal. Dus als je in 2a 2 3a b voor a = 3 en voor b = 1 in moet vullen, dan heb je 2 32 (3 3) 1 18 9 1 10 Bij producten met letters (met of zonder getallen) laat je het maalteken vaak weg. Als er een getal betrokken is schrijf je die altijd eerst. Voorbeelden: a b ab 4 a 2 4a 2 3 a c 3ac Toepassen van rekenregels Je kunt uitdrukkingen met letters ook bewerken zonder er eerst getallen voor in te vullen. Dit is bijvoorbeeld belangrijk als je uit meerdere deelgegevens één formule op wilt stellen. Bij deze bewerkingen gebruik je veel van de ‘gewone’ rekenregels. Bijvoorbeeld betekent ‘a + b’ gewoon ‘de som van a en b’ (net als ‘2 + 3’ ‘de som van 2 en 3’ betekent) – alleen kun je het niet concreet berekenen als je geen waarden voor a en b kent. De regels die wij al bij gewone getallen hebben gezien zijn: Volgorderegels: Alles gebeurt in volgorde van links naar rechts, maar vermenigvuldigen en delen hebben voorrang. Voorbeeld: a b cd e f g a b (cd ) e f g cd a b f g e Let altijd op plus- en mintekens (zet zo nodig weer haakjes) Voorbeelden: a b a (b) ; a (b) (a b) ab de commutatieve wetten (wisseleigenschap) in zowel sommen als producten: a + b + c + d = d + c + b + a = c + a + d + b = ….. LET OP: dit werkt ook met – , maar laat het min dan bij het getal: Voorbeeld: a – b + c = c + a – b = - b + a + c a x b x c x d = d x c x b x a = c x a x d x b .= ….. 22 VBC WisA 2014 LET OP: dit werkt NIET met ÷ de associatieve wetten (schakeleigenschap) in zowel sommen als producten: a + (b + c) = (a + b) + c a x (b x c) = (a x b) x c LET OP: deze werken NIET met – en ÷ Extra aandacht krijgen hieronder het rekenen met machten, haakjes en breuken met letters. Machten en wortels Voor het rekenen met machten van letters gelden dezelfde definities en regels als voor het rekenen met machten van getallen: a a a a3 Als je de letter a n keer (n is een getal) met zichzelf vermenigvuldigt, dan krijg je an. Rekenregels a a a n 1 1 a n n a a0 1 m an n a nm 2 3 ( 2 3) a5 Voorbeeld 1: a a a 2 3 5 want a a (a a) (a a a) a a a a a a 4 2 ( 42) a2 Voorbeeld 2: a a a 4 2 4 want a a a an bn (a b)n 1 a4 a a a a a a a2 aa a2 a2 3 3 3 Voorbeeld: a b ( a b ) 3 3 3 want a b a a a b b b (a b) (a b) (a b) (a b) (an )m anm 2 3 ( 23) a6 Voorbeeld: (a ) a 2 3 2 2 2 6 want (a ) a a a (a a) (a a) (a a) a Net als bij getallen met machten kun je bepaalde dingen ook bij letters met machten NIET doen: Een a 2 is niet hetzelfde als een a 3 (een 32 = 9 is ook niet hetzelfde als een 33 = 27). Je kunt die twee daarom ook niet gewoon bij elkaar optellen. a 2 a3 a 2 a3 de uitdrukking moet zo blijven staat tot je weet wat a is Je mag hier NIET de machten bij elkaar optellen: a 2 a 3 a 5 !!!! Ook een a 3 en een b 3 zijn niet hetzelfde en mogen daarom niet zomaar bij elkaar opgeteld worden. a3 b3 a3 b3 de uitdrukking moet zo blijven staat tot je weet wat a en b zijn 3 3 3 Je mag hier NIET de grondtallen bij elkaar optellen: a b ( a b) !!!! 23 VBC WisA 2014 Rekenen met haakjes Uitwerken van haakjes: Gebruik de distributieve wetten: bij vermenigvuldigen van iets binnen haakjes moet ieder element binnen de haakjes met het element ervoor (getal, letter of nog een haakje) vermenigvuldigd worden: 2(a b) 2a 2b a(a b) (a a) (a b) a 2 ab 2a(a 3b c) (2a a) (2a 3b) (2a c) 2a 2 6ab 2ac Deel je een gehele som door hetzelfde dan mag je ieder onderdeel van de som individueel delen: 2a 2 6ab 2ac 2a 2 6ab 2ac a 3b c 2a 2a 2a 2a Maar LET OP: een som in de noemer van een breuk kun je niet zomaar opsplitsen: 2a 2 2 a 2 2a 2 dus deze kun je niet vereenvoudigen! 2a b 2a b Bij haakjes binnen sommen (dat wil zeggen er staat voor de haakjes een plus- of minteken) mag je de haakjes gewoon weglaten (zie de schakeleigenschap boven), MAAR: let goed op voor het minteken – als voor de haakjes een minteken staat moet je de tekens binnen de haakjes dan omdraaien als je de haakjes weglaat, bijvoorbeeld: c (a b) c a (b) c a b c (a b) c a (b) c a b c(a b) c (a b) (c a) (c b) c(a b) c (a b) (c a) (c (b)) ac bc Factoren buiten haakjes brengen: Draai de distributieve wetten om: als een factor in ieder element binnen de haakjes staat, mag je hem voor de haakjes zetten: 2a 2 2b ( 2 a 2 ) (2 b) 2( a 2 b) 3ab 6a (3a b) (3a 2) 3a (b 2) 5a 2 10a (5a a ) (5a 2) 5a (a 2) 16a 3 b 2 8a 2 b 4ab ( 4ab 4a 2 b) (4ab 2a ) (4ab 1) 4ab(4a 2 b 2a 1) Bananenformule De bananenformule is eigenlijk alleen maar een koppeling van toepassingen van de distributieve wetten. Als je de formule zoals hij in het boek staat makkelijk te onthouden vindt is dat prima, maar je kan hem ook altijd zo weer uit de distributieve wetten afleiden: (a b)(c d) (a b) c (a b) d ac bc ad bd ac ad bc bd Merkwaardige producten Bijzondere gevallen van de bananenformule zijn de merkwaardige producten. Je kunt ze ook kwadraatformules noemen, omdat je ermee sommen binnen of buiten een kwadraat brengt. Deze komen heel vaak voor, dus het is handig om ze te onthouden! Kwadraat van een som of een verschil: 24 VBC WisA 2014 (a b) 2 (a b)(a b) a 2 2ab b 2 (a b) 2 (a b)(a b) a 2 2ab b 2 Het verschil van twee kwadraten: a 2 b 2 (a b)(a b) En ook nog handig: het product van twee sommen met een gemeenzame factor: (a p)(a q) a 2 aq ap pq a 2 a( p q) pq Voorbeelden: (x 4) 2 x 2 (2 4 x) 4 2 x 2 8x 16 (x 3)(x 3) x 2 32 x 2 9 2001 1999 (2000 1)(2000 1) 2000 2 12 4000000 1 3999999 Breuken met letters (N.B.: dit wordt niet expliciet getoetst, maar hoort hier voor de volledigheid nog bij) Voor het rekenen met letters in breuken gelden in principe dezelfde regels als voor rekenen met breuken zonder letters. Bij het onder een noemer brengen van breuken moet je wel opletten – dat is een klein beetje ingewikkelder als er een letter in de noemer staat. Splitsen van breuken Dit doe je meestal door een som in de teller te splitsen. 3a 2b 3a 2b 3 2b 2 2 2 a2 a a a a Sommen (of verschillen) in de noemer mag je niet zomaar splitsen. Je kan de noemer in dat gevel in haakjes zetten om duidelijk te maken dat je hem als eenheid moet behandelen: 3a 3a 3 a 3a 2b (3a 2b) 3a 2b 3a 2b Producten in de noemer kan je wel splitsen. 3a 3a 1 3a 2b 3a 2b Onder een noemer brengen: Voor twee breuken doe je dit door elke breuk (teller en noemer) met de gehele noemer van de breuk te vermenigvuldigen. andere 1 2b a 1 3a 1 3a 2b (a 1) (a 1) 3a 3a (a 1) 3a 2ab 2b 2 2 3a 3a 3a 3a 3a 2ab 2b 3a 2 3a 25 VBC WisA 2014 De kwadraatformules zijn hier vaak handig 1 2 a 1 a 1 1 (a 1) 2 (a 1) (a 1) (a 1) (a 1) (a 1) a 1 2a 2 2 a 1 a 2 1 3a 1 2 a 1 Vereenvoudigen van breuken met letters: Soms kan je teller en noemer door hetzelfde getal, door dezelfde letter, of zelfs door dezelfde som delen. 4a 4a a 16b 4 4b 4b 3a 2 3 a2 a2 6ab 9c 3 (2ab 3c) 2ab 3c 4a 4 4 (a 1) 4 4 a 1 1 (a 1) 1 Maar: let altijd op de voorwaarden: de noemer mag nooit 0 worden. Schrijf de voorwaarden expliciet op voordat je met vereenvoudigen begint. Dezelfde voorwaarden blijven voor de vereenvoudigde versie geldig. 6a moet de volgende voorwaarde hebben: a0 4a 2 a 6a 6 Maar als je de breuk uitwerkt: dan mag a nog steeds niet 0 zijn, 2 4a a 4 a 1 Bijvoorbeeld: hoewel de uitgewerkte breuk voor a=0 wel oplosbaar is. 26