Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed Robert Nouwen "Niets is zo deprimerend of stinkeríg als een museum" Charles Bukowski in Aantekeningen van een vieze oude man. Amsterdam, 1992. Oorspronkelijke titel Notes of a Dirty Old Man,7969. Op vrijdag 29 augustus organiseerde het Openluchtmuseunl Bokrijk naar aanleiding van zijn S)-jarig bestaan de studiedag'Dit is hier Bokrijk niet! Vijf gedachten over publieksgeschiedenis en etfgoed'. De studiedag, in samenwerking met het lttstituutvoor Publieksgeschiedenis van de Universiteit Gent, wilde aantonen dat het Openluchtmuseumvan Bokrijk, in tegensteLling tot de nteer populaire beeldvornùng hierover, moderne ideeën ontwik- kelt die ook anderen kunnen inspireren. Geschiedenis en erfgoed zijn int. Dit heeft niet alleen te maken tnet een ztùyere interesse op zich voor geschiedenis en erfgoed, maar ook met een toegenomen aandacht voor de eigen identiteit. Wie zijn wij en'rvaar komen wij vctndaan? De omgang ntet ltet verl.eden, zowel in de publieke cils in de persoonlijke sþer, krijgt daarom meer en nteer aandacht van historici, cultuursociologen en antropologen. Publieksgeschiedenis moet de brede bevolkingslagen toegang geven tot hun verleden. Gelet op de talrijke initiatieven clie momenteel worden genomen om geschiedenis dichter bij de gewone man te brengen, is het goed om na te denken over cle specifieke problematiek van geschiedenis yoor een nim publiek en de vqLkuilen die daarntee verbonden zijn. Geschiedenis, erfgoed en collectief geheugen zijn meer dan ooit actuele modebegrippen. Historici spelen steeds meer een publieke rol. De belangstelling voor geschiedenis is gloot. I Hierover ondet meer B. VAN DEN BOSCH, M. JACOBS & A. SOMMER (red.),2002, Historisch Httis. Thenta Historisch besef, via http://www.historischhuis.nl/HistBesef/HHbeseflnh.html; P GIELEN & R. NOUWEN (red.), 2001, De ntaakbacu'heid van læt erfgoed, Kunsttijdschrifi Vlaanderen, 56, 265-3001, P. KNEVEL, 2008, Het verleden is niet van historici.. Pleidooi t,oor pubLieksgescltiedenis, in: Geschiedenísntogaline,4-juni, 26-29. l:--L.---- ll^¿ f I O- /^^^O\ Robert Nouwen Ook de brede lagen van de bevolking worden erdoor geboeid. Zij zijn op zoek naar hun persoonlijke geschiedenis, naar de geschiedenis van hun dorp, naar de geschiedenis van de gemeenschap waarin ze leven. In feite zljn ze op zoek naal de wortels van hun identiteit. Terecht werd de maatschappelijke relevantie van geschiedenis en cultuur-erfgoed op de agenda geplaatst. Publieksgeschiedenis is onlosmakelijk met deze ontwikkelingen verbonden. Het begrip publieksgeschiedenis is niet nieuw. Het is overgewaaid vanuit de Angelsaksische wereld waar het begrip public history al jaren gemeengoed is.2 In 2007 werd het Instituut voor Publieksgeschiedenis aan de Gentse Univelsiteit opgericht.3 Daarmee werd de term publieksgeschiedenis ook in Vlaanderen gelanceerd. Het legt de nadruk op de rol en de betekenis van geschiedenis in de samenleving. De publiekshistoricus koppelt vanuit dit gegeven aan zijn specifieke vakkennis ook de competentie om in te spelen op de wensen en de verwachtingen van zijn publiek. Het grote verschil tussen de 'academische geschiedenis' en de 'publieksgeschiedenis' is dus het publiek waar-toe de historicus zich richt. Overal in de maatschappij is geschiedenis aanwezig: in boeken, op de televisie en in films, in musea en monumenten, op vlooienmarkten en in heemkundige en historische kringen. Er worden bedrijfjes opgericht die geschiedenis en archeologie bereikbaar maken voor een breed publiek.a Is dit enerzijds een gunstige ontwikkeling die veel mogelijkheden biedt, dan mogen wij toch niet vergeten dat deze meer populaire volmen van omgang met geschiedenis ook bijzondere problemen in zich dragen.s Het is daarbij duidelijk dat de theoretische en historiografische opvattingen over de maatschappelijke betekenis van geschiedenis erg divers zijn naar gelang de standpunten die worden ingenomen en dat bijgevolg de oplossingen voor al die problemen zeer verscheidenzijn.6 Een museum of een monument kan een stad, een dorp of een regio een basis geven. Zij verschaffen de mensen niet alleen de mogelijkheid oog in oog met de geschiedenis te komen. Bovendien bieden zij een identiteit aan die legio, aan die stad of dat dorp, aan die gemeenschap, aan de mensen die er wonen. Het Gallo-Romeinse Museum en de archeologische monumenten van Tongeren zijn hiervan een mooi voorbeeld.T Zlj dragen het beeld uit 1Zíeb.v. http://www.publichistory.o¡g waar de lezel een aantal definities van publieksgeschiedenis vindt. I Zie http://www.ipg.uqent. be/ t Zie t:.v. http://www.publichistor)¡.n1 5 Vgl. in dit kader hoofdstLrk 14. Over de televisie in: G DUB! 1992, De gescltiedenis guut door. Her verhual. vcm een historicLrs, Amsterdam, 120 e.v. 6 Zie bijvoorbeeld F. VANffiMELRYCK, 1995, Gaschiederús aLs vet borgen verLeidster, Leuven, 11 e.v. NOIIWEN, 1994, Die Rolle des Gallo-Rönùsclrcn Musetuns der Provinz Litttburg bei der arcfuioLogisclrcn Denkmaþflege,in Aspekte Europtiisclrcr Bo¿lendenknnlpflege (Mctterial.ien au'Bodendenkntctl¡tflege int. Rlrcinlancl, 3), Köln - Bonn, 111-121, bijzonder 112. ? R. Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed van een kleine provinciestad die zich profileert als de oudste stad van België.8 Erfgoed is immers de natuurlijke bemiddelaar tussen een samenleving en haar velleden, zelfs tussen het individu enzljn eigenste verleden. Toch wordt al te vaak gezegd dat geschiedenis saai ise, dat musea en archieven dor zijn en monumenten weinig boeiend. In MtLsea & onder*-ijs (Gent,2001) schreef J. Capenbergs op pagina 27: "De laatste jaren raken de Vlaamse nmsea eindelijk verlost van hun stoffig, ietuvat belegen imago. NanLurlijk zijn ze per d.efinitie conservatief: de meeste tnusea bestaan nu eenmaal bij gratie van de voorbije, voorbijgaande tijd." De manier waarop J. Capenbergs dit formuleefi is wat vliendelijker dan het De Gallo-Romeinse muur van Tongeren, 2d" eeuw 8 R. NOUWEN, 2005, Keizer Connttodtts en ltet rn.unicipiunt Tungtormn, in: J MAENEN, R. DRIESEN & B ,sturrctttutrgct t,vos ecLeLe turLe scona- Liber rnticorntt Theo Cont (Limburg-Het Oude Land v¿ur Loon, Extlanummer' 4), Hasselt, 47-59. e Vgl. ìn dit kader het opinieartìkel vzrn Jan Marìjnissen, fiactievoolzitter SP ìn de Tweede Kamer in Nederlard: Hi,storiscl't besef verdient lrcrwaarclering, 2004, vja http://www.sp.nl/include/sh opinie.php?code=32. INDEKEU, ksi Robert Nouwen citaat boven van C. Bukowski. Maar, in feite is de boodschap hetzelfde. Het is opvallend hoe mensen, ook zij die werken in de museumsector, sedert jaren nogal gemakkelijk verwij- zeî îaar het stoffige en oudbollige karakter van het begrip museum. Voortdurend wordt er de nadruk op gelegd dat nieuwe (erfgoed-)projecten, musea of tentoonstellingen niet saai mogen z{n. Geschiedenis, archieven, musea en erfgoed zijn echter niet saai. Integendeel, voor een gepassionneerd onderzoeker gaat een hele wereld open. J. Tollebeek en T. Verschaffel ver- tolken deze gedachte in navolging van J. Huizinga via het begrip van de historische sensatie. Het contact met handgeschreven documenten in archieven, met cultuurobjecten en gebruiksvoorweryen uit een ver verleden in musea, met grootse monumenten of bescheiden herinneringsplekken veroorzaakt een intense vreugde die gerelateerd is aan het zoeken en vinden van de historische realiteit.r0 Bij het brede publiek weerklinkt echter vaak meer de roep om emotie dan de 'historische realiteit' op het eerste gezicht kan bieden. Hoe maken wij erfgoed zichlbaar en beleefbaar voor de hedendaagse mens? Hoe doorbreken wij de mythes? Hoe kunnen wij een historische sensatie bewerkstelligen, d.w.z. een vorm van emotionele betrokkenheid op het verleden, gestoeld op onderzoek en ervaring en wars van nostalgie en utopie? Het brede publiek is op zoek naar persoonlijke verhalen die de aandacht trekken en boeien. In feite formuleren deze vragen de opdracht van publieksgeschiedenis. Musea, archieven en erfgoed worden in zekere zin geconfronteerd met dezelfde problematiek als geschiedenis of de klassieke talen. Hoevelen zijn er niet die deze vakken tijdens hun schooltijd hebben verafschuwd, als totaal oninteressant hebben afgedaan. De vraag is enkel: hoe komt dit? 'Waarom vinden vele mensen musea en monumenten toch maar niks? Waarom geraken musea en monumenten zo moeilijk van hun negatief imago af? Hoe komt het dat het algemeen historisch besef ogenschijnlijk tanend is?lr Waar moet de reden voor dit gegeven worden gezocht? Het antwoord houdt mijns inziens verband met een zeker gebrek aan kennis, aan vertrouwdheid met de geschiedenis en met het erfgoed. Hierdoor komt een soort vervreemding tot stand. Om dit gebrek aan kennis en vertrouwdheid weg te werken heeft in Nederland de commissie Van Oostrom in 2001 een culturele en historische canon gepresenteerd. De canon van Nederland telt 50 vensters. Het gaat om belangrijke personen, creaties en gebeurtenissen die samen laten zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld tot het land dat het L0 J. TOLLEBEEK & T. VERSCHAFFEL, 1992: De vreugden van Houssaye Apologie van de hìstorische interesse, Amsterdam. t) Zie by. J. TOLLEBEEK, 1994, Identiteit en vet-vrcemding. Historisch besef in Vlaanderen, De ijkmeesters. Opstellen over de geschiedschrijving in Nederland en België, Amsterdam, I4l-153. Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed I -Æ::- i;+g:' -rc Het Nationaal Historisch Museum Nederland. Een sculpturaal gebouw met een stalen constructie en bekleed met traditioneel baksteen. nu is.r2 Deze canon zou op termijn onder meer moeten uitmonden in een nieuw Nationaal Historisch Museum van Nederland (NHM) dat langs het Openluchtmuseum te Arnhem zal worden gebouwd.13 Ondertussen kan men vaststellen dat zowel over deze canon als over het nieuwe museum in Nederland een grootschalig publiek debat wordt gevoerd waarin de his- torici een prominente rol spelen. Christelijke historici bij voolbeeld vinden de canon te liberaalra terwijl de meningen over het NHM zelf erg verdeeld zijn.15 In ieder geval moet dit museum binnen een drietal jaren klaar zijn en de geschiedenis op een verrassende en tegendraadse wijze presenteren.16 De opdracht van de publieksgeschiedenis als discipline bestaat er volgens de Nederlandse beleidsmakers dus uit dat het vededen op een boeiende wijze wordt vertaald naar de brede bevolkingslagen. Maar er is duidelijk meer. De beroemde historica Barbara Tuchman wees er in 196'7 op dat vooral in tijden van onzekerheid en chronische stress er nood is aan de stem van de historicus. De opdracht van de (publieks)historicus bestaat erin zowel aan de publieke interesse tegemoet te komen als ook 2 Zie hflp I / e¡Toen.ntl Zie http://www.nationaalhistorischmuseum.nl/; A. DE JONG Nafianal History and Ethnology as new Neighbours, in: Association of European Open Ai' Museums - Conference 2007, publicatie voorzien voor 2009. | : 13 I 0215 1100 Christelijke canon eeen Annie MG.xml ¡5 Zie http://www.nrc.nUkunsVarticle2060971.ecelDebat t6 Zie bv. over Nationaal Museum Robert Nouwen inzicht te geven in het menselijke zijn en handelen. Hierzonder is geschiedenis maar een schrale en weinig zinvolle bedoening.lT De methoden van de publieksgeschiedenis zijn meervoudig. Zij beperken zich niet tot de vakspecifieke methoden van de geschiedenis als wetenschappelijke discipline, maar omvatten tegelijk de hele waaier aan communicatiemogelijkheden die de hedendaagse maatschappij biedt. Daarbij speelt uiteraard de publieke verantwoordelijkheid van de historicus een primordiale rol. De vraag naar historische waarheid behelst immers niet alleen het lecente verleden, maar strekt zich uit over de hele menselijke geschiedenis. Een voorbeeld illustreert dit nog het best. Niemand op dit ogenblik ontkent nog het belang van een voorldurend streven naar waarheid wanneer de gruwelijke gebeurtenissen van de tweede wereldoorlog in het geding zrjn. 1n7939, aan de vooravond van de tweede wereldoorlog, publiceerde R. Syme zijn uitmuntende studie 'The Roman Revolution' . Het betrof een wetenschappelijk doorwrochte studie van het bewind van keizer Augustus. Hierin hekelde R. Syme onrechtstreeks, maar daarom niet minder duidelijk, scherp de totalitaire en fascistische regimes. Sedertdien bestaat er geen verontschuldiging meer voor een eventuele idolatrie varr deze keizer die al te vaak als vredesvorst werd voorgesteld. De Britse historicus, die tijdens de voorgaande jaren had gezren hoe Hitler de absolute macht had weten te bereiken, ontleedde ragfijn de machtsstrijd die de basis legde voor het bewind van Augustus. De fundamentele kritiek van R. Syme aan het adres van Augustus ging voorbij aan de aanhangers van totalitaire regimes. Dat dit boek in Spanje pas in 1989 verscheen onder de ritel'La revolución romana' is veelbetekenend.18 Het voorbeeld illustreert duidelijk de verantwoordelijkleid van de historicus. Het in stand houden van een valse mythe, hoe ver ook uit het verleden, is minder onschuldig dan het lijkt! De popularisering van de geschiedenis wordt nogal eens verantwoordelijk gesteld voor het tanend historisch besef. Deze kritiek lijkt gedeeltelijk onterecht. De publieksgeschiedenis tracht vanuit de leefwereld van de 'consument' op een toegankelijke en eigentijdse wijze verhalen te vertellen. "Reizen door de tijd" moet momenteel zowat de meest populaire metafoor zijn voor historische musea. In tentoonstellhgen strijden voorwerp en vormgeving om de aandacht. Levende geschiedenis en historische ensceneringen waren nooit zo populair. De term "historical reenactment" leverde via google maar liefst 79.500 hits op. Tijdens erfgoedweekends en opendeurdagen van musea en monumenten zijn demonstraties van ambachten steeds een belangrijk onderdeel van het prograÍìma. Binnen de programmering van de openbare televisie VRT na- Lr B. TUCHMAN , 1961 , The Historian's Opponunity, Practicing History. SeÌected Essays, New Yo¡k, sl-64. tB H. DEVIJVER, 1992, De' Pax augusta'. Een nieuwe wereldorde ?, in: Kleio, 2I, 156-11 5. 1981 Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed men De Monumentenstnjd en de Grote Geschiedenisshow een belangrrjke plaats in. Terwijl deze voorbeelden in feite een onderdeel zljn van de publieke sector, speelt ook de coÍìmef- ciele sector gretig op de toegenomen belangstelling voor geschiedenis in. Uitgeverijen publiceren momenteel een relatieve overvloed aan vulgariserende geschiedenisboeken. Historische films en series zoals Tloy, Alexander The Great, Gladiator en Rome kenden een echte revival. En ondertussen zier wij de geboorte van de eerste consultancy-bureaus voor publieksgeschiedenis.le Geschiedenis en erfgoed hebben duidelijk hun intrede gedaan in de vermaakindustrie en de consument lijkt er gretig van te genieten. De Stoomstroopfabriek van Borgloon won de eerste Monumentenstrijd van de VRT De historische enscenering van de geschiedenis illustreert misschien het meest perfect waar de problematiek zit.2o Het gaat hier om ensceneringen die vallen onder de noemer 'living history' , 'historical reenactment' , enz. Z1j zljn erg populair in openluchtmusea. Maal ook de te Zte bv. http://www.publichistor]¡.nl TOLLEBEEK & T. VERSCHAFFEL, 1.992,22. Vgl ook W. HOCIIBRUCK, 2008, Relikte, Reliqrden tLnd Replikate. Der Umgang mit historischen Objecten im Geschichtstheater, rr'. Historische Anthropologie. K,tlturG e s e llsc haft-A Lltag, 16, 1,38-153. '?o J. Roberl Nouwen archeologische musea maken hiervan veelvuldig gebruik onder de noemer experimentele archeologie. Het is in wezen een vorm van rollenspel waarin de deelnemers trachten bepaalde facetten van een historische gebeurtenis of periode te reconstrueren. Mutatis mutandis je ook talrijke historische films onder deze noemer kunnen plaatsen. De bedoeling is de toeschouwer terug in het verleden te brengen en hem het verleden te laten zien, alsof hij er zelf midden in staat. Maar ooit zal die bezoeker tot de vaststelling moeten komen dat dergelijke ensceneringen hooguit leuk zijn. Zlj zul7en nooit in staat zijn een historische sensatie zou uit te lokken omdat zowel personnages als kader verkleed en onecht zijn. Bovendien vertellen zij de geschiedenis erg subjectief en fragmentarisch. De subjectiviteit schuilt niet alleen in de keuze van de onderwerpen en de benadering ervan door de (scenado-)schrijver-historicus, maar wordt bovendien nog geaccentueerd door de interpretatie van de acteurs die het stuk brengen. Tenslotte zijn dergelijke reenactments vaak toegespitst op zeer specifieke feiten voortvloeiend uit de 'interesse' van de toeschouwer. En zo komen wij vanzelf terecht bij belangrijke vragen die de publieksgeschiedenis zich voortdurend moet stellen. Woldt de vraag rraar de maatschappelijke relevantie van geschiedenis en cultuur-erfgoed in het licht van de aantrekkelijkheid vool en participatie van het publiek niet stilaan een obstakel voor een juiste omgang met die geschiedenis en dat erfgoed? Met andere woorden, leidt de doorgedreven publiekswerking niet tot de verenging van geschiedenis, tot de creatie van een nieuwe geschiedenis, van een nieuw soorl erfgoed, dat enkel appelleert aan de directe interesse van de 'consument'?21 Deze specifieke problemen dwingen de publiekshistoricus tot het maken van keuzes en het bieden van oplossingen. Hoeveel wetenschap wil de 'consument' tot zich nemen en hoeveel popularisering verdraagt de wetenschap? Waar Ligt de grens tussen historische realiteit en historische fictie, tussen authenticiteit en constructie? Is geschiedenis waarheid en niets anders dan de waarheid? Kernwoorden in het antwoold voor de publieksgeschiedenis zijn authenticiteit, creativiteit en finaliteit. Authenticiteit betekent hier dat de geschiedenis is waarvoor ze zich uitgeeft. Indien dit niet zo is, dan hebben wij te maken met miskenning of met vervalsing.22 Miskenning treedt op wanneer de keuze van de (publieks-)historicus enkel vertrekt vanuit de directe interesse vanzrjn doelpubliek. In feite gebeurt dit bij voorbeeld reeds vaak bij de keuze van tentoonstellingsonderwerpen in instellingen en musea die zich in hoge mate laten leiden door de macht van het bezoekersgetal. Het gevolg hiervan is een 'populaire' programmering die tracht aan te sluiten bij de directe interesse van de 'consument'. Dit leidt tot een erg eenzijdige benadering van het menselijke verleden en heeft tot '?l Vgl. In dit kader onder meer P. GIELEN & R. NOUWEN, 2001, De maakbaarheid van het erfgoed. Een inleirlende dialoog over erfgoedparticipatie, -popttlisme en -ethiek, in Kunsttijdschrift Vlaanderen, 56,278-282 ,, F. VANHEMELRYCK, 1995. Nadenken over publieksgeschiedenis en erfgoed gevolg dat de geschiedenis zich slechts fragmentarisch Bij vervalsing is er bovendien opzet in het spel. Dit opzet beperkt zich niet alleen tot doelbewust presenteefl. misleiden. Ook interpolatie en weglating zijn hiervan on- miskenbare voorbeelden. Zowel de linkse als de rechtse ideologische geschiedschrij - ving bij voorbeeld maken hiervan dankbaar gebruik.23 Het tweede kernwoord is creatiyiteit.24 Ik bedoel hiermee de dynamische omgangswijze van de publieksgeschiedenis met verleden en erfgoed via de voorldurend nieuwevragen die men er aan stelt. Toevalligheden deter- mineren verleden en heden. Het verleden presenteerl zich nooit in zijn geheel. Enkel (s'B) Troy, een verfilming van Homeros door Wolfgang Petersen fragmenten blijven over, her en der verspreid, en moeten telkens opnieuw als puzzels--- '-, ^ ^ Ï:i:: ,l- iïi::i:iïff; , geschiedenis zou ik nog het best kunnen omschrijven als het lezen van een boek waarvan slechts enkele pagina's bewaard bleven. De selectie van deze pagina's gebeurde door de geschiedenis zelf, buiten onze wil om. De historicus levert een verbeten gevecht met lot en onvolledigheid. Zijn doel 2r Anne MORELLI, 1996, De grote m)¡then uit de geschiedenis van België, Vlaanderen enWallonië, Berchem, 11 e.v.; W. FRIJHOFF, 2002, Ivoren torens of glazen huizen? De historicus als wetenschapper en zijn rol in het veld, iln: Hßtorisch Huis. Thema Historisch besef, via http://www.historischhuis.nUHistBesef/HllbesefI¡h.html' 2a Zle hierover J. CLAES, Waken bij werkelijkheiil.Een vademecum voor creativileit, KapelIen, I27 . Robert Nouwen is ieder feitje, hoe klein ook, te detecteren, alles gericht op de reconstructie van het verleden. De kans dat hij fouten maakt is recht evenredig met het fragmentarisch karakter van het bronnenmateriaal, de aanwezigheid, ofeerder de afwezigheid, van essentiële sporen die een historische reconstructie mogehjk maken. Dit heeft tot gevolg dat de ontbrekende pagina's telkens op een andere manier kunnen worden geschreven, naar gelang het standpunt van de historicus en de interpretatie die hij aan zijn bronnen geeft. Dit vergt creativiteit. Bovendien staat de historicus met beide voeten verankerd in deze wereld. In de actualiteit ligt trouwens de vitaliteit van de geschiedenis.2s Hierdoor gedetermineerd stelt de historicus vragen aan het verleden. Dit betekent dat ondanks al die objectiveerbare gebeurtenissen van het verleden de nagestreefde historische waarheid vele varianten heeft. Levende geschiedenis in het Openluchtmuseum Bokrijk. '?s Vg1. hier bij voot'beeld H.F. MEHRTENS, 1987: De nieuwe Romehten. Een cultur.ufilosofische verkenning & F. MEIJER, 2008, Lessen in besclnving. Athene, Rome enWa,shington, Amsterdam De Haan Nadenken ovel publieksgeschiedenis en erfgoed En tenslotte is er nog de finaliteit. Wat is het doel van de publieksgeschiedenis? Publieksgeschiedenis maakt op de eerste plaats het verleden toegankelijk en herkenbaar. Dit doel spreekt voor zich. Je zou het een vorm van publieksparticipatie kunnen noemen. Iedereen heeft het recht deel te nemen aan het verleden. Hierin ligt de kemtaak van de publiekshistoricus. Dit is echter niet alles. De selectie en de ordening van geschiedenis en erfgoed bepaalt voor een belangrijk gedeelte onze 'identiteit'. Al wat wij verzamelen, bewaren en in een specifieke context vertellen ofpresenteren, reflecteert voorldurend wie wij zijn en hoe wij ons presenteren. Dit draagt onze identiteit uit en karakteriseert onze eigenheid.26 Daarom is het zo belangrijk dat de publieksgeschiedenis voorafgaand de vraag stelt welke boodschap zij wil uitdragen. Dit is niet louter een historische, maar ook een ethische en morele vraag. Heel de problematiek van volkskunde, heemkunde en heimatgeschiedenis toont dit duidelijk aan. Historische objectiviteit bestaat uiteraard niet, al was het maar, zoals wij zagen, omdat iedere vraagstelling en ieder antwoold, en dus ook iedere keuze, woldt gedetermineerd door de eigenste persoonlijkheden van de historici die aan het publieke debat deelnemen. Dit neemt echter niet weg dat de publieksgeschiedenis steeds moet streven naar een coherent historisch discours dat het tegelijk voor mensen mogelijk maakt de eigen persoonlijke herinneringen te toetsen.2T En precies hierin ligt de maatschappelijke opdracht van historici en in het bijzonder zli die zich met publieksgeschiedenis bezig houden. Adres van de auteur: Neremweg 1l b 6 3700 Tongelen VgÌ. R. VAN DER LAARSE,2005, Etfgoecl en de constuctie vur vtoeger, in: R. VAN DER LAARSE (red.), '?6 Bezeten vatt vroeger. Ettgoed, identiteit en tnusealíserin.g, Amsterdam, 1-28. VgÌ. J. TOLLEBEEK, 1994, 1531, A. DE JONG, 2008,WrLnne gevoelens en koude riLLingen. Over nutsea en '?7 odes aan de saonhorigheld. Eelste Reinwaldt Memot'ial Lecture, Amsterdam, bijzonder 4l-43. Calendarium Leodiense a" 7592 - September ,ß E PT Cydul Lircra Ep":l: rl.)lrt, tR- l'¿i) Dies rn crlfii. ,.(siìl ¡r. rl rU lx' .' rix I' ,..xviri xvlJ xv, xv xrii Irrl *iJ x, I ttX Ylr) vu rj v iiii iii q I , tl: G ir lir.r'i f< A 1>oíl o i i &' I: c, r rr ¡,¡f i1 ¡1- Mauritij &sociorum,mar truÍì; Papæ Ec mar.I¡é Thcclæ virg.& rne. a b tt txtx b t xxvi: c vt IrV'' d v ut, , ral.2$ It, cal. ¿ 9 o tt d i cal.,,t 7 II" d.catl 3o I l. ! f ris''E< { ! T"{ f