FUNERAIR ERFGOED: OBIITS EN ROUWGEBRUIKEN BIJ DE ADEL Stefan Crick, Jacques Baron le Roy Genootschap In de erfgoedsector werd de laatste jaren vastgesteld dat het roerend en immaterieel erfgoed op diverse beleidsniveaus stilaan meer waardering krijgt. Het funeraire erfgoed, dat nog steeds stiefmoederlijk behandeld wordt, verdient ook de nodige aandacht. Mogelijk ligt onwetendheid of zelfs het taboe dat dit onderwerp omgeeft aan de basis in het uitblijven voor de waardering van dit erfgoed. Obiits of (de ruitvormige) rouwborden maken deel uit van laatste rouwbetuigingen die een adellijke afgestorvene begeleiden bij zijn/haar laatste reis. Dit ritueel funerair gebruik wordt in de geschiedenis van een elitaire bevolkingsgroep niet zomaar uitgevonden. Het oude heraldische gebruik, het voeren van een obiit of rouwbord, zou wel eens een voortvloeisel kunnen zijn uit de hoofse riddertijd. Of toch zeker in het begin van het ontstaan en de verdere ontwikkeling van de heraldiek of wapenkunde. Oorspronkelijk waren het naaste familieleden of vrienden (later de wapenherauten) die in de rouwstoet zijn wapen, schild, helm met helmteken, zijn zwaard, handschoenen, sporen en zijn tabbaard (met familiewapen) droegen. Deze zogenaamde “erestukken” werden na de rouwdienst in de kerk boven zijn graftombe gehangen. In de loop van de geschiedenis onderging dit rouwgebruik herhaaldelijk aanpassingen: de erestukken werden vervangen door een heraldisch stuk: het rouwbord. Dit rouwgebruik leeft ook nog verder bij de adel in onze streken en verder in West-Europa. Tot op de dag van heden is deze rouwgewoonte nog in voege bij bepaalde adellijke West-Europese families. Ook in onze streken.