Kunstgeschiedenis 5KSO

advertisement
Kunstgeschiedenis 5KSO
Christine Buyle
2
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
Herhaling
- I -
PREHISTORIE
1. SITUERING
 'Prehistorie' betekent letterlijk 'voorgeschiedenis'.

De geschiedenis begint op het ogenblik dat een volk geschreven, leesbare bronnen
nalaat. De periode die daaraan voorafgaat vanaf de eerste sporen van menselijke
activiteit, is de prehistorie.

Het begin en de duur van de prehistorie zijn streekgebonden.
2. INDELING
Naar de aard van het materiaal dat de mens gebruikt, heeft men de prehistorie ingedeeld in
een steentijd en een metaaltijd.

Steentijd
a) oude steentijd (paleolithicum)
ca. 500.000 tot 12.000 à 10.000 v.C.
b) middensteentijd (mesolithicum)
ca. 12.000 à 10.000 tot 6.000 à 3.500 v.C.
c) jonge steentijd (neolithicum)
sedert ca. 6.000 v.C.
a) bronstijd
vanaf het einde van het vierde millennium v.C.
c) ijzertijd
vanaf de tweede helft van het tweede millennium v.C.
De oudste ons overgeleverde kunstwerken stammen uit de laatste fase van het
paleolithicum en zijn ca. 35.000 jaar oud. Deze kunstwerken vertonen al een zekere graad
van verfijning en trefzekerheid. Er ging dus een ontwikkeling aan vooraf, waarover we niet
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
Metaaltijd
3

zijn ingelicht. Er zijn namelijk nauwelijks of geen voorwerpen van vergankelijk materiaal
bewaard.
3. ROTSKUNST
 De prehistorische mens heeft schilderingen, tekeningen
en graveringen op rotswanden aangebracht. Voorbeelden
van rotskunst in Europa zijn te vinden in Zuid-Frankrijk
(vb. Lascaux) en in Noord-Spanje (vb. Altamira).

De rotskunst bevindt zich meestal op moeilijk
toegankelijke plaatsen in de grot, ver van de ingang. Deze
kunst is dus geen versiering van de woonruimte, maar had
waarschijnlijk een magische betekenis die verband hield
met de jacht.

Onderwerpen
De grote stier, Lascaux
 dieren (herten, paarden, runderen, bizons)
 de mens (rituele dans, jacht)
 handen (meestal verminkt)

Stijlkenmerken
 compositie: geen compositie, de figuren zijn wanordelijk over elkaar aangebracht
 verhouding tot de werkelijkheid: realisme
 vorm: lineair (met duidelijke omtreklijnen)
 diepteweergave: volume door a) uitsparingen van lichtere vlakken, b) geleidelijke
overgangen en c) aanpassing aan het reliëf van de rotswand
Materiaal
 natuurlijke pigmenten, afkomstig van mineralen (oker, bloedsteen, mangaan)

Techniek
 omtreklijn, getekend met een primitief penseel (een stokje met mos of haar of
misschien een stokje waarop is gekauwd)
 de pigmenten werden in een holle pijp gestopt en op de rotswand geblazen.
4

Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
 kleur: aardekleuren
4. KLEINSCULPTUUR
 In de grotten werden ook beeldjes gevonden van ivoor, been, gewei, steen en klei.

Ze stellen meestal vrouwen of dieren voor.

Vrouwen
 De vrouwenfiguurtjes zijn vruchtbaarheidsbeeldjes.
 Hun gezicht, armen, handen en onderbenen zijn gestileerd.
 De lichaamsdelen die verband houden met het krijgen en zogen
van kinderen zijn naturalistisch weergegeven.
 Deze beeldjes hadden wellicht een magische functie.
 Prehistorische beeldjes zijn sterk gebonden aan de vorm waaruit ze zijn
vervaardigd. Zo is de Venus van Willendorf (Oostenrijk) (zie afb.) gemaakt uit een
steen, waarvan een natuurlijke uitholling de navel vormt.
5. MEGALITISCHE BOUWKUNST
 In het neolithicum ontstond de architectuur uit de dodenverering. Om de overledenen
te vereren en hun een duurzame en veilige woonplaats te bezorgen, werden met
megalieten (= grote stenen) grote ganggraven gebouwd. De spleten tussen de
rotsblokken waren oorspronkelijk gevuld met kleinere stenen. Het geheel werd
overdekt met een heuvel van aarde (tumulus).

Er zijn echter ook ronde of ovale stenen constructies bewaard, waarvan de betekenis
niet helemaal duidelijk is (vb. Stonehenge).
Waar
 Lang voor in Egypte de eerste piramiden verrezen, werden in West-Europa
geschreven bronnen bestaan.
 Er zijn ongeveer 50.000 megalieten in het deel van Europa dat zich uitstrekt van
Zweden tot het eiland Malta. Oorspronkelijk waren er nog veel meer.
 De meeste zijn ten prooi gevallen aan de weersomstandigheden, vernield door
middeleeuwse christenen die er het werk van de duivel in zagen, verpulverd door
landbouwmachines of gebruikt als bouwmateriaal.
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
megalieten opgericht. Het zijn stille getuigen van een beschaving waarover geen
5

De monumenten die wél nog overeind staan, zijn stille, sombere getuigen van een
ver verleden.
 Ze zijn opgericht tussen het vijfde en tweede millennium voor onze tijdrekening en
staan meestal in de kustgebieden.
 Voorbeelden: Carnac (Frankrijk) en Stonehenge (Groot-Brittannië).

Woordverklaring
 Megaliet: dit woord is een combinatie van de Griekse woorden ‘mega’ (groot) en
‘lithos’ (steen). Een megaliet is dus een grote steen.
 Dolmen: een dolmen bestaat uit verschillende ‘grote stenen’ of megalieten. ‘Dolmen’
is Bretoens en betekent ‘stenen tafel’. Het is samengesteld uit de woorden ‘dol’
(tafel) en ‘men’ (steen). Een dolmen bestaat uit een aantal rechtopstaande stenen
die één of meer platte dekstenen ondersteunen.
 Hunebed: dit woord is synoniem voor dolmen. Dolmens of hunebedden zijn graven.
 Menhir: ook dit woord is afgeleid van twee Bretoense woorden: ‘men’ (steen) en ‘hir’
(lang). Menhirs zijn lange, rechtopstaande stenen waarvan de functie onduidelijk is.
Misschien waren het gedenktekens.
 Tumulus: grafheuvel.
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
Schrijf de juiste termen bij de afbeeldingen:
6

EGYPTE EN MESOPOTAMIE
1. SITUERING
 De overgang naar de historische tijd vond plaats in de 'vruchtbare sikkel', een streek die
gevormd werd door volgende gebieden:
 Mesopotamië of Tweestromenland (de vallei tussen de Tigris en de Eufraat),
vruchtbaar door overstromingen op onregelmatige tijdstippen.
 Palestina, vruchtbaar door winterregens.
In deze streek ontstonden de eerste landbouwgemeenschappen. Ze leefden van
landbouw en veeteelt. Hun inspanningen waren erop gericht om de overstromingen, die
op zich verwoestende natuurverschijnselen zijn, op een positieve wijze aan te wenden.
Overstromingen beheersen, zaaien, irrigeren, oogsten, bewaren van de oogst vergen
een sterk georganiseerde maatschappij. Die kwam tot stand door:
 coördinerende technieken (het schrift, de kalender, ...)
 een gecentraliseerd bestuur (hiërarchische samenleving met aan het hoofd een
koning met een goddelijke status)
7

Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
 Egypte, vruchtbaar door de jaarlijkse overstromingen van de Nijl.
2. BOUWKUNST
 Materiaal
 Hout is zowel in Egypte als in Mesopotamië schaars.
 De Egyptenaren beschikten wel over natuursteen, waardoor ze duurzame gebouwen
konden optrekken. De Mesopotamiërs waren aangewezen op zongedroogde
kleistenen, die vergankelijker zijn.
 Door de aard van hun bouwmateriaal kenden de Egyptenaren zuilen en
architraafbouw, terwijl de Mesopotamiërs gebruik maakten van valse gewelven (met
telkens vooruitspringende stenen) en tongewelven (met radiaal geplaatste stenen).

Mesopotamië
 De paleizen waren reusachtige vestingen.
 Binnen de omheining van het paleis lag de tempel, een onoverzichtelijk
gebouwencomplex met als belangrijkste onderdeel de ziggurat of tempeltoren.
 Op de top van de ziggurat (een soort trappiramide) stond een altaar. Vanaf deze plek
observeerden de astronomen de sterren.

Egypte
 Voor hun goden bouwden de Egyptenaren tempels (vb. Luxor en Karnak).
 Hun farao's werden begraven in piramiden (later in rotsgraven).
 In de buurt van de piramiden lieten de edelen zich in mastaba's begraven.
Vergelijking
EGYPTE
Situering
ca. 3150 v.C.: begin historische tijd
30 v.C.: Romeinen
ca. 3500 v.C.: begin historische tijd
331 v.C.: Alexander de Grote
Vruchtbaar
door
onregelmatige overstromingen van
Tigris en Eufraat
jaarlijkse overstromingen van de Nijl
Voorbeeld
Paleis van Khorsabad
Grafcomplex van Djozer in Sakkara
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
MESOPOTAMIE
8

Beschrijving
- groot complex
- dikke, blinde muren
- piramidevormig bouwwerk dat
trapsgewijze versmalt
- je kunt met trappen naar de top
- altaar bovenaan
- groot complex
- dikke, blinde muren
- piramidevormig bouwwerk dat
trapsgewijze versmalt
- geen trappen
- ondergronds graf
Functie
ziggurat (tempel voor observatie
van sterren).
graf
Materiaal
- geen hout (woestijn!)
- geen rotsen, wel klei
 zongedroogde tichels
(vergankelijk)
- geen hout (woestijn!)
- rotsen
 natuursteen
(duurzaam)
Techniek
a) vals gewelf (met telkens
vooruitspringende stenen)
architraafbouw en zuilen
b) tongewelf (met radiaal
geplaatste stenen)
 Gelijkenissen Egypte / Mesopotamië
o De Egyptische en Mesopotamische beelden zijn gebonden aan de vorm waaruit
ze zijn gehakt (balk bij de Egyptenaren, cilinder en kegel in Mesopotamië).
9
3. BEELDHOUWKUNST
 Vrijstaande beelden
Ku n st g e sc h i ed e ni s 5K SO - C. Bu y l e
Tempel van Luxor
o De beelden zijn bovendien statisch, frontaal, symmetrisch, stereotiep en
gestileerd. Deze begrippen duiden de gemeenschappelijke stijlkenmerken van de
Egyptische en Mesopotamische kunst aan.
o Er zijn echter ook verschillen.
 Typische kenmerken voor de beeldhouwkunst in Egypte
o De faraobeelden zijn geïdealiseerd, wanneer ze de farao in zijn goddelijke
hoedanigheid voorstellen.
o Afbeeldingen van andere mensen (schrijvers, notabelen) zijn realistischer.
o De Egyptische kunst verandert nauwelijks. Uitzonderingen vormen de
afbeeldingen van Echnaton en zijn vrouw Nefertete (de zogenaamde Amarnakunst).
Ramses II (Luxor)
de
Kaaper (5 dynastie,
ca. 2400 v.C.)
Echnaton
 Typische kenmerken voor de beeldhouwkunst in
haartooi, baard en kledij) dan in Egypte.
o Karakteristiek zijn de bidbeelden, die opgesteld werden in
de tempels.

Reliëfs
 Egypte: hol- of verzonken reliëf, vlakreliëf
 Mesopotamië: laagreliëf, hoogreliëf
10
o De kunst in Mesopotamië is decoratiever (let op de
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Mesopotamië
4. EGYPTISCHE SCHILDERKUNST
 De Egyptenaar beeldde de werkelijkheid niet af zoals hij ze zag, maar zoals hij wist dat ze
was (vb. een mens heeft twee schouders, ook al staat hij in profiel).

Geen perspectief: de Egyptenaren streefden volledigheid na, geen ruimtelijk
illusionisme. Ze voelden geen behoefte om de illusie te wekken dat een muur een
venster is op een denkbeeldige wereld. Ze beschouwden een vlak als een vlak.
 Er is dan ook geen diepteweergave: de figuren staan op een grondlijn, geordend in
horizontale banden of stroken.
 Voorwerpen en mensen worden vanuit verschillende gezichtshoeken
tegelijk afgebeeld (vb. hoofd, neus, benen, voeten en borsten in profiel; oog,
schouders en torso in vooraanzicht).

De grootte van de figuren is afhankelijk van hun belang (de farao is groter dan zijn
onderdanen).
De kleuren zijn conventioneel. Een man is roodbruin, een vrouw okergeel, goden zijn
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
groen of blauw.
11

GRIEKSE KUNST
1. BELANG
De Griekse oudheid wordt wel eens beschouwd als de wieg van de westerse beschaving.
Wat de kunst betreft, duikt de invloed van de Grieken op in heel wat kunsthistorische
perioden.
2. VOORHELLEENSE KUNST

Kreta
Omstreeks 3000 v.C. kent het eiland Kreta een verfijnde beschaving. Deze beschaving wordt
‘minoïsch’ genoemd, naar de legendarische koning Minos.
Kreta lag zeer gunstig om de heerschappij te voeren over de Middellandse Zee. Bovendien
onderhield het eiland handelsbetrekkingen met Egypte.
Opvallend in de minoïsche bouwkunst zijn de talrijke paleizen, die
zonder verschansingen werden gebouwd omdat de Kretenzers
voor hun verdediging rekenden op hun vloot. Deze paleizen
bestonden uit een rechthoekig binnenhof, waarrond willekeurig
(dus waarschijnlijk geleidelijk) vertrekken, trapzalen, gangen en
1900 door de Engelsman A.Evans) (zie afb.). Dit paleis was
comfortabel: er was stromend water, een riolering en een verwarmings- en
verluchtingssysteem.
De belangrijkste vertrekken zijn:
a) de troonzaal met de stenen troon van de legendarische koning Minos
b) de zaal van de dubbele bijlen, genoemd naar de afbeeldingen van de dubbele bijl of labrys
die in de muren was ingekrast.
12
Het bekendste voorbeeld is het paleis van Knossos (opgegraven in
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
magazijnen zijn aangelegd.
De zuilen, gemaakt van hout, verjongen (= versmallen) naar onderen.
De muren van de paleizen zijn versierd met fresco’s (= muurschilderingen op verse, vochtige
pleister). Ze stellen mensen en landschappen voor die natuurgetrouw zijn weergegeven.

Mycene
De Myceense beschaving is het werk van de Acheeërs, een strijdlustig volk met harde
koningen (zoals Agamemnon uit de ‘Ilias’ van Homeros). Zij bouwden versterkte burchten
met enorme, zware muren. Deze gebouwen zijn samengesteld volgens een zekere logica, op
basis van een modulus die steeds herhaald wordt (nl. deze van het gewone woonhuis of
‘megaron’: een rechthoekige zaal met in het midden een haard tussen vier zuilen met
daarboven een opening in het licht hellende zadeldak om de rook door te laten).
Tot het einde van de 5de eeuw v.C. zijn er slechts twee bouworden: de Dorische en de
Ionische. Later komt de Korinthische orde in gebruik.
 Dorische zuil (vb. Parthenon op de Acropolis in Athene):
o geen voetstuk: staat rechtstreeks op de stylobaat (= bovenste trede)
o schacht: 16 à 24 cannelures (groeven) die elkaar raken in een punt
o kapiteel: rond zuilkussen + vierkante dekplaat
o fries met trigliefen en metopen
13
3. GRIEKSE BOUWKUNST
 Bouworden
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Vb.: de burcht van Mycene, met de beroemde leeuwenpoort.
 Ionische zuil (vb. Nikè-tempel op de Acropolis):
o voetstuk (basement)
o schacht: slanker; de cannelures zijn dieper en zijn van elkaar gescheiden door
smalle stroken
o kapiteel: 2 parallelle dubbele spiralen + dunne dekplaat
o fries met doorlopend beeldhouwwerk
 Korinthische zuil:
o voetstuk en schacht: zie Ionische zuil
o kapiteel: acanthusbladeren + 4 hoekspiralen
 hoofdbalk = architraaf
14
 voetstuk
 stylobaat
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 voluut
Optische correcties
 De Grieken streefden naar perfectie. Dit ideaal kende een hoogtepunt in de klassieke
periode (5de en 4de eeuw v.C.). Ze ontdekten dat een tempel die volledig recht en
regelmatig is gebouwd, krom en misvormd lijkt.
 Ze pasten trompe-l'œil (gezichtsbedrog) toe om de indruk te wekken dat de tempel
mooi recht is.
a) de oprijzende zuilen, die bij loodrechte stand waaiervormig schijnen te divergeren,
hellen lichtjes naar binnen
b) de hoekzuilen, die meer licht opvangen en daardoor dunner lijken, worden
zwaarder gemaakt en dichter bij de naburige zuilen geplaatst
c) de dwarsbalken en stylobaat buigen licht naar boven op, om een horizontaal
gezichtsbeeld te bekomen
d) in het midden, waar het meeste zonlicht valt, vertonen de zuilen een lichte
zwelling
Het Parthenon in Athene, zoals
wij die tempel zien.
Zo zou deze tempel overkomen
In werkelijkheid werden deze
optische correcties toegepast.
 Al deze optische correcties wijzen erop dat in de Griekse kunst de mens
(toeschouwer) centraal staat. Het gebouw is volledig afgestemd op de mens en zijn
waarneming.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
indien alles recht was gebouwd.
15


Eenheidsmaat
De Griekse tempel is opgebouwd volgens vaste maatverhoudingen. De eenheidsmaat
voor het gebouw is de (gemiddelde) straal van zijn zuilen.
4. BEELDHOUWKUNST
 In de Griekse beeldhouwkunst zijn er drie stijlen:
 de archaïsche (midden 7de en 6de eeuw v.C.)
 de klassieke (5de en 4de eeuw v.C.)
 de hellenistische (vanaf de 3de eeuw v.C.)

Archaïsch
 De archaïsche beelden stellen een naakte jongeling (kouros) of gedrapeerde jonge
vrouw (korè) voor. De meeste beelden waren beschilderd.
 Kenmerken kouros:
o invloed van de Egyptische faraobeelden: frontaal, symmetrisch, gestileerd,
houding (armen naast lichaam met gebalde vuisten, linkerbeen naar voor),
lichaam (brede schouders, smalle taille, geaccentueerde knieschijven)
o verschillen met Egypte:
Egyptisch: niet los van de steen  Grieks archaïsch: rondsculptuur
Egyptisch: minder primitief  Grieks archaïsch: star, primitief

Klassiek
Beeldhouwers:
a) 5de eeuw v.C.: Phidias, Myron, Polycletes
Hellenistisch
De hellenistische periode ontstaat wanneer tijdens de regering van Alexander de Grote
de Griekse cultuur over een zeer groot gebied wordt verspreid.
16

K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
b) 4de eeuw v.C.: Praxiteles, Scopas, Lysippus
17
schuin
- afwisseling gespannen/
- vuisten gebald, naast lichaam
- alle spieren gespannen
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Invloed op
---
- verhoudingen zijn niet juist
- gestileerd
- 1 been naar voor, heup
- 1 been naar voor, heup recht
Lichaam
- chiasme
- symmetrisch
renaissance + classicisme
barok
gevoelens versterken)
correct
- verhoudingen: canon
- gezwollen spieren (doel:
- gevarieerd
pathos
336-30 v.C.
HELLENISTISCH
- geïdealiseerd, anatomisch
ontspannen spieren
- contrapost
- star frontaal
Houding
sereen
archaïsche glimlach
5de-4de eeuw v.C.
KLASSIEK
Gezicht
7de-6de eeuw v.C.
ARCHAÏSCH
Getty Kouros, ca.530 v.C.
Polykletes, Doryphoros, ca.450440 v.C.
Laocoongroep, einde 2de eeuw v.C.
5. GRIEKSE SCHILDERKUNST
 De Grieken schilderden op houten panelen. Er zijn wel namen overgeleverd (vb.
Zeuxis), maar geen werken.
Bronnen voor onze kennis van deze schilderkunst zijn:
 beschilderde vazen
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 mozaïekvloeren en fresco's uit de Romeinse oudheid
18

ROMEINSE KUNST
1. SITUERING
 De Romeinse geschiedenis wordt ingedeeld in drie perioden:
a) koningschap (legendarische periode)
b) republiek (509 tot 31 v.C.)
c) keizertijd (31 v.C. tot 476 n.C.)

Vanaf het einde van de tweede eeuw zette het verval zich in. In 476 kwam het WestRomeinse Rijk ten val en bleef enkel het Oost-Romeinse Rijk bestaan (hoofdstad:
Byzantium).

De Romeinen assimileerden de kunst van de volkeren die ze hebben overwonnen. Vooral
Griekse en Etruskische invloeden lieten zich gelden.
2. BOUWKUNST
 Materiaal: natuursteen, baksteen, beton.

Overspanning: architraafbouw, tongewelf, kruisgewelf (versiering: cassetten)
Rome, Basilica van Constantijn (312)
worden als halfzuilen tegen een muur geplaatst. In het Colosseum is er een superpositie
van Dorische, Ionische en Korinthische halfzuilen.
Rome, Colosseum (80 n.C.)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Zuilenorden: vooral Korinthische zuilen. Zuilen krijgen soms een decoratieve functie en
19

Soorten gebouwen

Woonvormen
 domus (herenhuis)
 insula (huurkazerne)
 villa

Godsdienstige gebouwen
 rechthoekige tempels (architraafbouw, met brede trappen en hoog podium)
 ronde tempels (soms met koepel, vb. Pantheon in Rome)
Rome, Pantheon (27 v.C.)

Burgerlijke gebouwen
 basilica (gerechtshof en handelsbeurs)
 thermen (openbare baden)
 theaters
 amfitheaters
 triomfbogen
 triomfzuilen
 mausolea (grafmonumenten)

Varia
 stadspoorten
 aquaducten
 viaducten
 bruggen
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Gedenktekens
20

Taak

Zoek een afbeelding van elk van de 12 volgende gebouwen.

Noteer wat voor een soort bouwwerk dit is (kies uit: woning, godsdienstig gebouw,
burgerlijk gebouw, gedenkteken, varia)

Wat was de functie van het gebouw (vb. domus, basilica, mausoleum, brug)?

Geef ook een korte uitleg bij elk gebouw.
a) Nîmes, Maison carrée
b) Rome, Basilica van Maxentius en Constantijn
c) Orange, Theater
d) Rome, Engelenburcht
e) Rome, Colosseum
f) Rome, Pantheon
g) Rome, Zuil van Trajanus
h) Rome, Thermen van Caracalla
i) Rome, Zuil van Marcus Aurelius
j) Trier, Porta nigra
k) Rome, Boog van Titus
l) Nîmes, Pont du Gard
3. BEELDHOUWKUNST
 Kopieën van Griekse beelden. Deze kopieën zijn niet van brons, zoals de
Pastiches naar Griekse beelden.

Portretten
 In tegenstelling tot de Grieken, die het algemeen menselijke afbeeldden (ze
idealiseerden goden en helden), streefden de Romeinen naar een voorstelling
van het individu. Ze beschouwden het lichaam niet als een onlosmakelijk geheel,
maar lieten aparte bustes maken.
 De Romeinse portretkunst ontstond uit de voorouderverering. Romeinse families
bewaarden borstbeelden van hun overledenen. Aanvankelijk waren dat ruwe koppen
21

K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
originelen, maar van marmer.
uit klei of brons, later dodenmaskers. Ze werden vervangen door marmeren, bronzen
of zilveren bustes.
 De Romeinse portretten waren bestemd voor openbare plaatsen en waren dus
ideologisch geladen. Vb.:
o republiek: naturalistische portretten van strenge mannen van middelbare leeftijd.
Het accent ligt op de groeven en de rimpels. Boodschap: deze burgers hebben
door hun militaire successen Rome tot hoofdstad van een wereldrijk gemaakt.
o vroege keizertijd (Augustus): geïdealiseerde portretten die geïnspireerd zijn op de
Griekse klassieke stijl. Boodschap: de keizer is een ideale mens die in staat is rust
te brengen in het uitgestrekte Romeinse Rijk.
Hoofd van een Romeinse patriciër (ca.75-50 v.C)

Augustus van Primaporta (ca.20 v.C.)
Reliëfs. Naast een idealiserende Griekse richting bestaat een realistische Romeinse
Volkskunst. Deze kunst vormde de schakel tussen de oudheid en de middeleeuwen.
4. SCHILDERKUNST
 De Romeinse muurschilderingen stonden sterk onder invloed van de Griekse kunst.

Het schilderen werd overgelaten aan vrijgelatenen en slaven. Zij werkten volgens Griekse
modellen in schetsboeken. We treffen dan ook vaak varianten aan op hetzelfde thema.

Genres: landschappen, mythologische taferelen, stillevens en portretten (deze
realistische portretten zijn typisch Romeins).
22

K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
richting die narratief is (vb. Zuil van Trajanus en Zuil van Marcus Aurelius).
VROEGCHRISTELIJKE KUNST
1. SITUERING
 De vroegchristelijke kunst kan ingedeeld worden in 3 perioden:
 vóór het Edict van Milaan (50 - 313)
o vervolgingen, dus geen opvallende kunstuitingen
o erediensten: in huizen en catacomben
o kunst: Romeinse stijl en inspiratie, maar met symboliek
 christendom toegestaan (313) en staatsgodsdienst (391)
o erediensten: in kerken
o kunst: afbeeldingen van Christus
2. BOUWKUNST
 Vóór het Edict van Milaan
 De doden werden begraven in catacomben (onderaardse begraafplaatsen buiten de
stadsmuren, soms met verschillende verdiepingen).
 Soorten graven: schuifgraf, booggraf, sarcofaag.

Kerken
 Zodra het christendom toegestaan werd, kwamen de kerken tot ontwikkeling.
 Soorten:
o de langwerpige basiliek (inspiratie: de Romeinse basilica)
o combinatie: Aya Sophia in Constantinopel.
3. BEELDENDE KUNSTEN
 Stijl en techniek waren gebaseerd op de Grieks-Romeinse kunst en de Romeinse
volkskunst.

Aanvankelijk waren er enkel symbolische verwijzingen naar Christus (vb. de vis (ichthus),
de herder). Afbeeldingen van Christus kwamen er pas in de 4de eeuw.
23
grondplan.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o centraalbouw (voor mausolea en baptisteria) met cirkelvormig of kruisvormig
MIDDELEEUWEN
1. SITUERING
De middeleeuwen strekken zich uit van de 5de tot de 15de eeuw en nemen dus 1000 jaar in
beslag. Kerngedachte achter de term 'middeleeuwen' is dat er een soort niemandsland ligt
tussen de oudheid en de renaissance (wedergeboorte van de oudheid). Dit standpunt is
eenzijdig gekleurd en dus kortzichtig.
2. VROEGE MIDDELEEUWEN
 Door de volksverhuizingen van Germaanse stammen kwam het West-Romeinse Rijk ten
val. Aangezien deze 'barbaren' nomaden waren, lieten ze geen bouwkunst na. Ze hadden
vooral kleine, verplaatsbare voorwerpen nodig. De 'barbaarse' kunst is dus de kunst van
het sieraad.

Bijzondere technieken:
 Bandvlechtwerk = vlakversiering van ineengestrengelde dier
 cloisonné-techniek = goudblik wordt door rechtopstaande staafjes in vakjes verdeeld.
inspireren door het Romeinse voorbeeld, maar plaatste de hoofdstad van zijn rijk in Aken.
De Karolingische kunst onderging de invloed van de Romeinse, vroegchristelijke en
Byzantijnse kunst. Men spreekt dan ook van de Karolingische 'renaissance'.
24
3. KAROLINGISCHE KUNST
Karel de Grote streefde naar een staatkundige eenheid van West-Europa. Hij liet zich
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Deze vakjes waren gevuld met edelstenen of glaspasta.
4. ROMAANSE EN GOTISCHE KUNST

Vergelijking
ROMAANS
GOTISCH
(11de en 12de eeuw)
(13de t.e.m. 15de eeuw)
Bouwkunst
Exterieur
- horizontaal
- verticaal
- rondboog
- spitsboog
- stapelbouw (zware, eenvoudige - skeletbouw (opengewerkt)
volumes, zoals cilinder, halve bol,
kubus, balk)
Interieur
- kleine vensters
- grote vensters
- sober
- veel versiering
- geleed in traveeën d.m.v. pijlers - geleed in traveeën d.m.v. zware
en gordelbogen
pijlers waarvan de ribben
doorlopen tot in het gewelf
- vlakke zoldering, tongewelf,
- kruisribgewelf
25
Grondplan
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
kruisgewelf of koepelgewelf
Beeldhouwkunst
Thema’s
Sfeer
- Laatste oordeel (Christus als
Maria, apostelen, heiligen als
rechter)
bemiddelaars tussen Christus en
- Evangelisten
de gelovigen
dreigend
ontspannen, menselijker
(wangedrochten enkel als
waterspuwers)
Soort
vlak- en hoogreliëfs
rondplastisch, gebonden aan de
architectuur
- vlak
- volplastisch, meer volume
- frontaal
- contrapost
- star, hiëratisch
- vlotter en levendiger
- decoratieve plooienval
- natuurlijke plooienval
- decoratief lijnenspel (ritme)
- grootte van de figuren houdt
verband met hun belang (God is
groter dan de engelen. Engelen
zijn groter dan mensen)
- natuurlijker
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
- glimlach
26
Kenmerken

De gotische kathedraal
7
Opbouwschema van een gotische kathedraal: tussen middenbeuk en zijbeuken staan twee
zuilenrijen, waarboven scheibogen, loopgang en vensters. Dwarse steunberen, door
luchtbogen verbonden met de schipmuur, vangen de zijwaartse druk op van de
- middenbeuk
- kruisribgewelven
- steunberen
- zijbeuken
- zuilenrijen met daarboven scheibogen, loopgang en vensters
- luchtbogen
- dakkap met gebinten
27
Plaats het juiste cijfer bij onderstaande vaktermen:
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
kruisribgewelven; op de schipmuren rijst een hoge dakkap met gebinten.
Plattegrond van een gotische kathedraal (kathedraal van Amiens, 1220-1269).
Plaats het juiste cijfer bij onderstaande vaktermen:
- koor
- straalkapellen
- zijkapellen
- zijbeuken
- kooromgang
- hoofdbeuk
- dwarsbeuk (= dwarsschip, transept)
5. LAATGOTIEK: VLAAMSE PRIMITIEVEN
 In de 15de eeuw streefden de schilders zowel in Italië als in Vlaanderen naar meer
diepteweergave.
 Toch is de kunst van de Vlaamse primitieven nog door en door middeleeuws.
Doorheen verborgen symbolen staat de godsdienst nog steeds centraal. We noemen
deze kunst dan ook laatgotisch, in tegenstelling tot de Florentijnse kunst, die al tot de
renaissance behoort.

Kunstenaars
Jan en Hubert van Eyck, Hans Memling, Rogier van der Weyden, Dirk Bouts, Hugo van der
Goes, Jeroen Bosch
28
wetenschappelijk perspectief toe. Er ontstond een wederzijdse invloed.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 In Vlaanderen bekwam men diepte door luchtperspectief. De Italianen pasten
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
29
Jan en Hubert Van Eyck: Het Lam Godsretabel (1432). Olieverf op hout. Gent, Sint-Baafskathedraal.
RENAISSANCE
1. SITUERING
 1400 – 1600

Renaissance betekent 'wedergeboorte'. Er kwam een levendige belangstelling voor de
antieken. De mens en de stoffelijke schoonheid stonden opnieuw centraal, de derde
dimensie krijgt bijzondere aandacht in de beeldende kunsten, evenals harmonie en
maatgevoel.

Deze verandering in het geestesleven ontstond in Italië.
2. INDELING
 vroegrenaissance (Italië, 15de eeuw, het quattrocento)
 ontstaan: Florence
 kunstenaars:
o bouwkunst: Brunelleschi, Alberti, Bramante
o beeldhouwkunst: Lorenzo Ghiberti (edelsmid/bronsgieter), Donatello, Verrocchio
o schilderkunst: Fra Angelico, Botticelli, Filippino Lippi, Mantegna, Masaccio

hoogrenaissance (Italië, eerste kwart 16de eeuw, het cinquecento)
 ontstaan: Rome, gestimuleerd door de pausen (vooral Julius II en Leo X)
 kunstenaars:
o bouwkunst: Bramante

maniërisme
 ontstaan: kunstenaars wilden werken op de manier van de grootmeesters uit de
hoogrenaissance. Ze probeerden deze meesters na te bootsen (vb. Michelangelo's
'figura serpentinata') of te overtreffen in vindingrijkheid.
 Het maniërisme was bijgevolg een gekunstelde stijl, bestemd voor een publiek van
kenners.
30
o schilderkunst: Michelangelo, Rafaël, Leonardo da Vinci, Giorgione en Titiaan
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o beeldhouwkunst: Michelangelo
 kunstenaars:
o beeldhouwkunst: Giambologna, Cellini
o schilderkunst: Parmigianino, Tintoretto, Veronese, El Greco
o toegepaste kunst: hof van Fontainebleau

renaissance ten noorden van de Alpen (16de eeuw)
o schilderkunst: Metsijs, Dürer, Holbein, Pieter Brueghel de Oude

Kunst in de geest van de contrareformatie.
 Niet alleen in de kunst van de maniëristen vinden we een voorbode van de barok.
Ook de kunstenaars die de idealen van de contrareformatie (Concilie van Trente) in
praktijk omzetten, effenden het pad voor een nieuwe stijl.
o Bouwkunst: Il Gesù (beantwoordt aan de eisen van het Concilie van Trente: a)
geen graven of koorhekken in het hoofdschip; b) halvormige ruimte, zodat er
veel volk binnen kan; c) veel kapellen; d) geen versiering)
o Schilderkunst: Caravaggio (zijn kunst beantwoordt aan de normen van het
Concilie van Trente: a) makkelijk te begrijpen; b) realistisch; c) gevoelsgeladen)
3. BOUWKUNST
 Antieke bouwelementen
 zuilen (vooral met Korinthische kapitelen)
 halfzuilen (halve zuilen) en pilasters (halve pijlers)
 superpositie van de Dorische, Ionische en Korinthische orde
 rondbogen
 'aedicula' (gevormd door pilasters of halfzuilen en fronton) als omlijsting van
vensters en deuren
 horizontaal lijstwerk, kroonlijst
 ton- of graatgewelven
 cassettenplafond
 koepel (doch: met trommel en bekronende lantaarn in de vorm van een antiek rond
tempeltje)
31
 fronton
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 triomfboogmotief in portaal of in het interieur
Duid de bouwelementen aan op de afbeeldingen
32
Palazzo Farnese, Rome
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Bramante: Tempietto (ca. 1504), Rome
Palazzo Farnese, Rome
Antieke decoratiemotieven
o palmet (= ornament dat lijkt op een palmblad)
o rozet (= ornament dat afgeleid is van een bloemkelk (roos, margriet) in
bovenaanzicht)
o eierlijst (= ornamentrand met eivormige motieven, afgewisseld door spitse punten)
o acanthusmotief (= ranken en bladeren van de acanthus)
o putto (= klein jongetje)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o festoen (= slinger van bladeren met bloemen en vruchten)
33


Zoeken naar harmonieuze verhoudingen, o.a. door studie van klassieke teksten (vb.
Vitruvius: De Architectura)
 vaste verhoudingen tussen de bouwonderdelen onderling en tussen de
bouwonderdelen en het geheel
 werken met een eenheidsmaat (modulus)
 werken met de verhoudingen in het menselijk lichaam
4. BEELDHOUWKUNST
 Invloed van de klassieke fase van de Griekse kunst:
 naakt, meer dan levensgroot
 houding
 aandacht voor realistische anatomische details
Verschil met de klassieke kunst:
 klassieke kunst: sereen gezicht
Michelangelo: David (1501/4). Carraramarmer, 517 cm (voetstuk
inbegrepen). Firenze, Galleria dell'Accademia.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 renaissance: wilskracht
34

5. SCHILDERKUNST
Rafaël: De School van Athene (1509/10). Fresco, 500 × 770 cm. Vaticaanstad, Stanza della Segnatura.
 compositie:
evenwichtig (bv. driehoek, evenwicht tussen horizontale en
verticale lijnen, symmetrisch...)
 verhouding tot de
werkelijkheid:
geïdealiseerd, met anatomisch realisme
 ruimteweergave:
perspectief
 vormgeving:
lineair
 kleur:
lokale kleuren; figuren in hoofdkleuren, achtergrond in
tertiaire kleuren
 licht:
gelijkmatig verspreid
 figuur/grondrelatie:
duidelijk
 algemene indruk:
Statisch
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Stijlkenmerken
35

BAROK
1. SITUERING
 1600 - 1750

De term 'barok' is afgeleid van het Portugees en betekent letterlijk: scheve parel. Dit is
een neerbuigende verwijzing naar de overdadige versiering.

In de barok moet kunst representeren.
Wie of
de katholieke Kerk
de absolute vorst
Italië, Spanje, Zuidelijke Nederlanden,
Frankrijk
wat?
Waar?
Zuid-Duitsland
door middel van kerken
door middel van paleizen
overweldigen door overdadige
overtuigen van de glorie van de vorst
Doel?
versiering
door evenwicht, strenge ordening
Term
(echte) barok of volbarok
classicerende barok
Hoe?

Eén van de belangrijkste middelen om Kerk en vorst te representeren is de
 schilderkunst en beeldhouwkunst (versiering)
 stedenbouw en tuinaanleg (in functie van de gebouwen)

Het resultaat vormt één (zeer beweeglijk) geheel. Barok is dus een totaalkunst.

Beweging is een zeer belangrijk kenmerk van de barok, zowel
a) beweeglijkheid (door versiering, kleur, clair-obscur)
b) bewogenheid
36
 architectuur (kerken en paleizen)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
indrukwekkende versmelting van alle kunstvormen:
2. BOUWKUNST
 Net zoals de renaissance, put ook de barok uit de antieke vormentaal.
 Overeenkomsten met de renaissance en de oudheid
o laatklassieke zuilen en pilasters
maar ook: getorst zuilen (= gedraaid) of zuilen met verdikte banden
o frontons
maar: gebroken of dubbele frontons
o lijsten
maar: sterk in- en uitspringend
37
Borromini: San Carlo alle Quattro Fontane (1646), Rome.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Tekening van Adriaan Brouwer
 Verschillen met de renaissance
o meer versiering
o clair-obscur
o voluten (spiraalvormige vleugelstukken)
o kolossale orde

Kunstenaars: Maderno, Bernini, Borromini

Oefening: duid de bouwelementen aan op de tekening van de façade van de SintPietersbasiliek (Rome)
1. lantaarn
2. koepel
3. trommel
4. balustrade
5. kroonlijst
6. fries
7. gebogen fronton
8. driehoekig fronton
9. zuil
10. halfzuil
11. pilaster
12. rondboog
38
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
13. kolossale orde
 naakte lichamen
 beweging
 pathos

Typische barokkenmerken:
 diagonalen
 schroefbeweging (spiraal)
 clair-obscur
 verbondenheid met de omringende ruimte

Bernini: David (1623/24). Rome, Galleria Borghese.
3. BEELDHOUWKUNST
 Invloed van de oudheid (hellenisme):
Kunstenaars: Bernini, Frans du Quesnoy, Artis Quellinus, Lucas Fayd'herbe
Bernini, David (1623-24)
4. SCHILDERKUNST
 Algemene kenmerken
 compositie: diagonaal (eventueel met tegendiagonalen) of spiraal
 vormgeving: picturaal
 kleur: tonale kleuren (= de kleur van de voorgrond gaat over in de kleur van de
achtergrond d.m.v. tussentonen)
 licht: clair-obscur (= sterk contrast tussen licht en donker)
 figuur/grondrelatie: onduidelijk
 algemene indruk: dynamisch
Kunstenaars: Rubens, Jordaens, Teniers, Rembrandt, Frans Hals, Jacob Ruysdael,
Rubens: Kruisafneming (1611). Olieverf op paneel, 320 × 420,5 cm.
Antwerpen, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Vermeer
39

ROCOCO
1. SITUERING
 Het rococo is een galante uitloper van de barok.

De naam van deze kunststroming is afgeleid van het Frans (rocaille) en verwijst naar het
schelpmotief, een asymmetrische versiering die in deze periode veel voorkomt.

Kernlanden:
 Frankrijk
 Duitsland (paleizen, vb. Potsdam / Zuid-Duitse kerken, vb. Bedevaartkerk van
Vierzehnheiligen)

Kenmerken
 afkeer voor de rechte lijn
 veel kleine, grillige versieringen
 asymmetrisch
 wit en pastelkleuren
 krachteloos, nerveus en speels
2. BOUW- EN SIERKUNST
 Interieur
 geen weidse zalen, maar intieme salons
 rond of ellipsvormig grondplan
 muurvlakken zijn ingedeeld in sierlijke, omlijste panelen

Meubels
 stijl: Louis XV
 comfortabele stoelen, armzetels en ligzetels (bekleding: fijne zijden weefsels)
 sierlijke kastjes (vb. commode), secretaires
40
 kristallen luchters en wandspiegels
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 muurbekleding in hout en stucwerk
3. SCHILDERKUNST
 Onderwerpen: idyllische taferelen, 'fêtes galantes'
Watteau: De inscheping voor Cythera (1717). Olieverf op doek, 130x194 cm. Parijs, Louvre.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Kunstenaars: Watteau, Boucher, Fragonard, Hogarth, Gainsborough, Tiepolo, Chardin
41

42
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Classicisme
- II -
Classicisme - Inleiding
1. SITUERING
 Het classicisme situeert zich in de 2 de helft van de 18 de eeuw en in het begin
van de 19 de eeuw.

Een exacte tijdsafbakening is niet mogelijk.
2. NAAM
 Zoals de naam het zegt, halen de kunstenaars uit het classicisme hun inspiratie
vooral uit de klassieke oudheid, dus bij de Grieken en de Romeinen.

Er zijn verschillende benamingen voor deze stijl:
 classicisme
 neoclassicisme
 toegepaste kunsten: Lodewijk XVI-stijl (‘le style Louis seize’) en empirestijl
(Napoleon)
3. DE OUDHEID ALS NORM
Romeinse oudheid
 Pompeji en Herculaneum
o Twee Romeinse steden die in 79 n.C. op korte tijd werden bedolven toen de
Vesuvius totaal onverwachts uitbarstte.
Herculaneum. Er werden onderaardse gangen gegraven in een vulkanische
laag van 25 meter dik om antieke kunstwerken te zoeken. Pompeji werd
ontdekt in 1748.
 Grand Tour
o De vondsten baarden opzien in heel Europa. Tal van bezoekers bezochten
deze steden tijdens hun Grand Tour (= uitgebreide rondreis doorheen Italië.
Deze rondreis was lange tijd voor mannelijke jongvolwassenen uit de
Europese elite een bijna verplicht onderdeel van hun opvoeding. Tijdens die
rondreis leerden ze de (klassieke) kunsten kennen en waarderen.)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o Bij het graven van een waterput stuitte men in 1709 op de resten van
43

o Architecten, schilders en kunstenaars uit heel Europa gebruikten afbeeldingen
van de gevonden antieke voorwerpen en kunstwerken als inspiratiebron voor
hun eigen creaties.

Griekse oudheid
 Acropolis
o 18de eeuw: Westerse schrijvers en kunstenaars reisden naar Athene.
o In 1801 liet Lord Elgin de beeldhouwwerken van de Acropolis verwijderen en
bracht ze naar Londen. Hij was gezant van de Engelse kroon bij de
Ottomaanse sultan in Constantinopel. Tijdens zijn verblijf in Athene merkte hij
dat de Turkse ambtenaren makkelijk om te kopen waren en geen
belangstelling hadden voor het beeldhouwwerk. De Elgin marbles werden in
1816 voor een zacht prijsje aangekocht door de Britse regering. Ze bevinden
zich nu in het British Museum. De Grieken willen ze maar al te graag terug. Ze
gebruiken woorden als ‘kunstroof’ en ‘vandalisme’, terwijl de Britten het over
‘conservering’ hebben.
 J.J.Winckelmann
o Johann Joachim Winckelmann had een slaafse bewondering voor de Griekse
kunst uit de 5de en 4de eeuw v.C., hoewel hij zelf nooit in Griekenland is
geweest. Die kunst was volgens hem gekenmerkt door Edle Einfalt und stille
Größe (= Edele eenvoud en stille grootsheid). Deze kunst was voor hem de
norm die kunstenaars ook in zijn tijd moesten nastreven.
Egypte
o 19de eeuw: sterke belangstelling voor Egypte.
o Dit was het gevolg van de wetenschappelijke expeditie die vanaf 1798 met
het leger van Napoleon meetrok doorheen Egypte.
o Tal van archeologische vondsten werden verscheept naar Europa (Louvre!).
 Empirestijl
o Het oude Egypte werd inspiratiebron voor gebouwen, interieurs en
schilderijen (empirestijl)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 Napoleon
44

4. DE REDE ALS NORM
 Verlichting
 Verlichting
o De 18de eeuw was de eeuw van de Verlichting. De ‘verlichte’ intellectuelen
wilden niet zomaar alles geloven. Ze wilden de wereld met hun verstand
benaderen. Dit noemt men rationalisme (ratio = het verstand, de rede).
 Encyclopedie
o Wetenschappers bestudeerden de natuur en het heelal. Diderot en
d’Alembert probeerden alle kennis uit de wetenschappen, kunst en beroepen
te bundelen in een Encyclopedie. Dit werk bestond uit 28 delen en
verspreidde de ideeën van de Verlichting over Europa.
 L’homme machine
o De Franse dokter de la Mettrie geloofde dat de mens een machine was
(‘l’homme machine’), te vergelijken met een uurwerk, het meest verfijnde en
indrukwekkende mechanisme dat men toen kende. Een uurwerk kent een
zekere autonomie (het regelt tot op zekere hoogte zijn eigen werking),
vandaar de vergelijking met een mensenlichaam.
De Verlichting had invloed op de kunst.
 Kenmerken:
o de kunst is sober, helder, klaar
o het ornament is bescheiden en bijkomstig
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o er is een sterke voorkeur voor de vloeiende lijn
45

Classicisme - De oudheid als norm
De klassieke Griekse kunst uit de 5de en 4de eeuw v.C. diende reeds als inspiratiebron vóór
het classicisme.
1. VOORBEELDEN UIT DE BOUWKUNST
de
Grieks (5 eeuw v.C.)
de
Romeins (2 eeuw n.C.)
de
de
renaissance (16 eeuw) barok (18 eeuw)
Vergelijk
46
Leo von Klenze: Glyptotheek (1816/34), München.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Maquette van het Parthenon in Athene
Griekse oudheid
Classicisme
Gelijkenissen
Verchillen
Kenmerk:
Inspiratiebronnen:
Bertel Thorvaldsen (1803-1828):
Jason
47
Kunstenaar:
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
2. VOORBEELDEN UIT DE BEELDHOUWKUNST
Classicistische bouwkunst
1. Jacques-Germain Soufflot: Sainte-Geneviève (Parijs, 1764-1790)
 Tijdens de Franse Revolutie werd dit gebouw omgedoopt tot Panthéon.
 Inspiratiebronnen:
o klassieke bouwkunst: de zuilen hebben een dragende functie
o de Romeinse oudheid: grootse uitstraling
o de renaissance: een Grieks kruis als grondplan
o de koepels van de Sint-Pieter in Rome, de Sint-Paul in Londen en de Dôme des
Invalides in Parijs. Deze koepel kon er gerust mee wedijveren.
 Modern element:
48
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o gewapend beton
2. Leo von Klenze: Königsplatz, München
 Koning Lodewijk I van Beieren verleende zijn hofarchitect Klenze de opdracht vorm te
geven van het nieuwe deel van München. Zo ontstond o.a. de Königsplatz.
 Dit plein wordt omsloten door een glyptotheek (met een collectie klassieke
49
Leo von Klenze: Glyptotheek (1816/34), München.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
beeldhouwwerken), de rijksoudheidkundige verzameling en de Propyleeën.
 Griekse oudheid als inspiratie (Klenze was in 1823 in Griekenland)
o De blokvormige basisvorm van de Griekse tempels was een inspiratiebron.
o Ionische zuilenorde (glyptotheek)
o Geen vensters. De enige versiering zijn nissen voor standbeelden.
 Klenze vond de Griekse stijl vooral geschikt voor de gevel en het totaalbeeld van zijn
gebouwen. Achter de façade wijkt de tentoonstellingsruimte volledig af van de
Griekse voorbeelden.
3. Karl Friedrich Schinkel: het theater aan de Gendarmenmarkt (Berlijn, 1818-1824)
 Schinkel
o volgde net als Klenze een opleiding aan de Berlijnse academie voor
bouwkunst, die het nieuwe ideaal van de op de Griekse oudheid
geïnspireerde blokvormen en vormentaal onderwees.
o Na zijn studies reisde hij van 1803 tot 1805 door Italië, waar hij schilderde en
gebouwen ontwierp.
o Hij werd hofarchitect en uiteindelijk directeur van het Pruisische bouwwezen.
Zijn invloed was zeer groot.
 Hij was veelzijdig.
o Hij beoefende 3 verschillende stijlen (classicisme, neogotiek en romantiek).
o Zijn classicistische gebouwen behoren tot de mooiste voorbeelden van die
stijl.
o Hij ontwierp monumenten, operadecors (bv. voor De Toverfluit van Mozart),
o Grieks tempelfront
o De ruimte daarachter is streng functionalistisch ingericht
50
 Theater aan de Gendarmenmarkt
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
bruggen en dammen.
4. Sir Robert Smirke: British Museum (Londen, 1823-1847)
 De Greek Revival was kenmerkend was voor de vroege 19 de eeuw in Engeland.
Kenmerken:
o de klassiek Griekse bouwkunst was de norm.
o het uiterlijk van een gebouw moest zijn functie en geschiedenis verraden.
o openbare gebouwen konden daardoor wedijveren met religieuze gebouwen
en paleizen. Meer nog, ze konden die in architectonisch belang overtreffen.
 Het British Museum was een hoogtepunt van het (neo)classicisme in Europa.
Kenmerken zijn de blokvormige eenheden, de duidelijke structuur, de colonnade van
51
Oorspronkelijk grondplan van het British Museum
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
48 ionische zuilen.
5. Capitool van de Verenigde Staten, Washington D.C.
 Naam: geïnspireerd op het Capitool in het antieke Rome, dat de plaats was voor
democratische handelingen.
 Inspiratiebron is de klassieke bouwkunst, in ruime zin, met o.a.
o de verhoudingenleer van Palladio
o de koepel van Michelangelo voor de Sint-Pieter in Rome en de koepel van
Brunelleschi voor de dom in Firenze.
William Thornton: Capitool, Washington D.C.
6. Samenvatting
 Welk soort gebouwen heb je bestudeerd?
Wat was hun functie?
................................................................................................................................
 Hoe komt het gebouw over door die classicistische stijl?
................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
.....................................................................................................................................
52
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
7. Etienne-Louis Boullée: ontwerp voor het Newton-cenotaaf (1784)
 Dit is een voorbeeld van de Franse ‘revolutiearchitectuur’.
o Tijdens de Franse Revolutie was men ervan overtuigd dat met behulp van de
gebouwde omgeving de geest van de mensen in positieve zin kon worden
beïnvloed.
o Als men zou bouwen volgens ethische en morele criteria, dan zou men de
mensen kunnen aanzetten tot redelijk en zedelijk handelen.
 Newton-cenotaaf
o ‘Cenotaaf’ is Grieks voor ‘leeg graf’
o Het gebouw doet denken aan een planetarium. Het is bedoeld om de
wetenschappelijke prestaties van Newton te eren.
53
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o De bol zou 150 m hoog moeten worden.
8. Claude-Nicolas Ledoux: ontwerp voor de ideale stad Chaux bij Arc-et-Senans (17751779)
 De architect wou een ideale stad ontwerpen (= een utopie), waar de arbeider met z’n
gezin in een soort commune kan leven en “behoed is tegen de uitspattingen en de
wensen die de dagen verkorten van degenen, die te midden van verzoekingen
leven.”
 Verhandelingen over de ideale stad gaan terug tot en met de oudheid. Sinds Alberti
(1404-1472) werd de cirkel en de bolvorm als volmaakt en goddelijk beschouwd.
 Functie: zoutziederij
 Opdrachtgever was Lodewijk XV en vervolgens Lodewijk XVI. De koninklijke familie
heeft veel verdiend aan de verkoop en belastingen op zout.
 De gebouwen die bestemd waren voor de winning van zout staan op een horizontale
as.
 Deze as zou worden geflankeerd door twee halve cirkels, zodat er een ovaal
grondplan ontstaat. De halve cirkels zouden worden gevormd door de oriëntatie van
de gevels van de gebouwen. Ze zijn opgebouwd uit parallel lopende halve ringen.
Enkel in het zuiden is de binnenste ring daadwerkelijk tot stand gekomen tussen
54
.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
1775 en 1779.
 Het gebouw dat tegenwoordig dient als toegangsgebouw was bedoeld voor
rechtspraak en als gevangenis en huis van de wacht. Ook de gezamenlijke oven en de
wasplaats waren er gevestigd.
 De directeurswoning bevond zich tussen twee langgerekte fabrieksgebouwen in. De
directie zetelde op de begane grond en de eerste verdieping van dit gebouw. Er was
een praktische reden voor deze opstelling. Diefstal van het kostbare zout werd op
deze wijze zoveel mogelijk voorkomen. Gaten in de muren van de directeurswoning
zorgen ervoor dat de arbeiders vanuit meerdere hoeken bekeken konden worden.
Hierdoor werden de arbeiders aangespoord tot hard werken en 'goed' gedrag.
 Na lange dagen hard werken was privacy hun evenmin toebedeeld. Zij deelden met
het gezin één kamer. Meerdere gezinnen deelden één keuken.
 De overige gebouwen die een halfronde cirkel vormen dienden als werkplaatsen,
pakhuizen en arbeiderswoningen
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
55
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
De empirestijl
1.INLEIDING
 Naam
 Na de Franse Revolutie wordt Napoleon Bonaparte keizer. Hij wint de ene veldslag na
de andere en kent een grote populariteit. Hij bouwt een imago op van veldheer, en
laat zich omringen met kostbaarheden in een nieuwe stijl, het empire.
 De stijl is dus letterlijk vernoemd naar het Keizerrijk, wat in het Frans als empire
wordt vertaald.

Situering
 Wanneer?
o Ca. 1800-1815
 Waar?
o Ontstaan: empire is ontstaan in Parijs.
o Verspreiding: Napoleon liet overal waar hij kwam de lokale burgerij
kennismaken met zijn empirestijl. Zodoende kende de stijl een korte maar
heftige bloeiperiode in Europa.

Wat?
 Empire is in de eerste plaats een interieurstijl. Napoleon liet de Franse kastelen en
paleizen aankleden in deze moderne stijl.
biedermeier.
2. INSPIRATIEBRONNEN
 Romeinse oudheid
 Napoleon probeert een groot keizerrijk te veroveren zoals Julius Caesar voor hem.

Egypte
 Napoleon deed inspiratie op tijdens zijn veldslagen
 Hij roofde vele kunstschatten uit het land om ze naar Parijs te brengen.

Classicisme (de classicistische Lodewijk XVI-stijl)
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Als reactie tegen de empirestijl ontstonden later in de 19e eeuw de neogotiek en het
56

3. MOTIEVEN
57
Slaapkamer van Joséphine, Kasteel van Malmaison
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
4. VOORBEELDEN
Arc du Carrousel (1807/9), Parijs
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
58
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
Classicistische beeldhouwkunst

Vertegenwoordigers
 Antonio Canova (1757-1822)
 Bertel Thorvaldsen (1770-1844)
Canova
Antonio Canova: Portret van Pauline Bonaparte als Venus
(1805/8). Rome, Galleria Borghese.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
59

Allegorie = voorstelling van een
abstract begrip doormiddel van een
menselijke figuur.
Antonio Canova: Graf van Vittorio Alfieri (1807). Florence, Santa Croce.
60
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 Ter vergelijking: enkele ornamenten in empirestijl
Classicistische schilderkunst
1. JACQUES LOUIS DAVID (1748-1825)

Opleiding : Académie (Royale de Peinture et de Sculpture)
 De Académie had een monopolie op de opleiding én de tewerkstelling
 De methode die de studenten moesten volgen was: tekenen naar de antieken
(gravure of gipsmodel) en naar levend model  Gevolg: de lijn is belangrijk
 Na hun opleiding probeerden de kunstenaars deel te nemen aan de tweejaarlijkse
Salons
 Hiërarchie van genres:
a) historiestuk
b) genreschildering
c) portret
d) landschap
e) stilleven
Drie periodes (die verband houden met de politieke veranderingen in Frankrijk)
 Ancien Régime:
o in opdracht van Lodewijk XVI
o moralistische werken: ‘De dood van Socrates’, ‘De eed van de Horatii’, ‘Brutus’
o extreem geëngageerd (later in de gevangenis)
o stemt voor de dood van de koning en tegen de Académie
o werken: helden van de revolutie. ‘De dood van Marat’
 Napoleontische periode:
o hofschilder van Napoleon
o werken: in dienst van Napoleon. ‘Bonaparte steekt de Sint-Bernard over’, ‘De
kroning van Napoleon en Joséphine’
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 Franse Revolutie:
61

Voorbeelden
J.L.David: De dood van Socrates (1787). Olieverf op doek, 129,5 x 196,2 cm. New York, Metropolitan
Museum of Art.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
62

J.L.David: De dood van Marat (1793). Olieverf op doek, 162 × 128 cm. Brussel, Koninklijke Musea voor
Schone Kunsten van België.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
63
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
J.L. David: Bonaparte steekt de Sint-Bernard over (1800/1). Olieverf op doek, 271 x 232 cm. Parijs, Louvre.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
64
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
J.L.David: De kroning van Napoleon en Joséphine, 1805-1807. Olieverf op doek, 621 x 979 cm. Parijs,
Louvre.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
65
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
2. JEAN AUGUSTE DOMINIQUE INGRES (1780-1867)

Betekenis
 Ingres was een leerling van Jacques-Louis David
 Zijn stijl was classicistisch. Hij bleef vasthouden aan die stijl, zelfs toen de romantiek
al in de mode was.
 Zijn favoriete onderwerpen waren
o odalisken (= haremvrouwen, een onderwerp dat erg geliefd was in de romantiek)
o portretten
Voorbeelden
D.Ingres: De grote odalisk (1814). Olieverf op doek, 88,9 cm × 162,56 cm. Parijs, Louvre.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Ingres: De baadster van Valpinçon (1808). Olieverf op doek, 146 x 97 cm.
Parijs, Louvre.
66

D.Ingres: Odalisk met slaaf (1842). Olieverf op doek, 76 cm × 105 cm. Baltimore, Walters Art Gallery.
Duid in bovenstaand schilderij voorbeelden aan van vormrijm. (vormrijm = de herhaling
van de vormkarakteristiek)
Zoek zelf een afbeelding van:
 De grote odalisk, 1814. Parijs, Louvre.
 Het Turkse bad, 1862. Olieverf op hout. Parijs, Louvre.
 Madame Moitessier, 1851. Washington, The National Gallery of Art.
67

K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
D.Ingres: Portret van Louis-François Bertin, 1832. Parijs, Louvre.
68
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Romantiek
- III -
Inleiding
1. WAT?
 reactie tegen het classicisme
 zowel stijl als stroming (naast beeldende kunsten ook muziek en literatuur)
 gevoel en verbeelding staan centraal
 nieuw statuut van de kunstenaar
2. VERGELIJKING ROMANTIEK EN CLASSICISME
 Rede staat centraal
 Vertrouwen in de mens en de
omgeving
 OPTIMISME
19de eeuw
 Gevoel staat centraal
 Wantrouwen
 PESSIMISME
De romantisch mens beschouwt de
wereld als vijandig
en vlucht weg uit de dagelijkse realiteit
Waarheen?
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
2de helft 18de eeuw / begin 19de eeuw
Romantiek
69
Classicisme
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Thema’s
70
3. THEMA’S EN ONDERWERPEN
Onderwerpen + uitleg
De romantiek in Spanje
1. FRANCISCO GOYA (1746-1828)

Evolutie
 Zijn vroeg werk sloot aan bij het rococo: het is luchtig en decoratief en geschilderd in
pastelkleuren.
 Van 1786 tot 1799 was Goya eerste hofschilder van Karel IV. Hij schilderde portretten
die gekenmerkt zijn door een sterk psychologisch inzicht.
 Hij werd doof in 1792. Vanaf dan leed hij aan nachtmerries en angsten.
 In 1808 werd Spanje bezet door Napoleon. Goya reageerde hierop met zijn schilderij
De derde mei 1808 en met een reeks van 82 etsen De gruwelen van de oorlog.
 1820-1823: op de muren van zijn landhuis schilderde hij zijn pessimistische ‘zwarte
schilderijen’. Door hun vervormingen en vereenvoudigingen is Goya een voorloper
van het expressionisme in de twintigste eeuw.
 Goya verhuisde in 1824 naar Bordeaux (Frankrijk) en bleef er tot zijn dood in 1828.
Jeugd
 Goya werd geboren in Fuendetodos, een dorp in de buurt van Madrid (Spanje). Hij
heette eigenlijk Francisco José de Goya y Lucientes. In Fuendetodos genoot de adel
allerlei voorrechten. De gewone bevolking leidde een hard leven.
op zijn werk. Goya schilderde nauwelijks een achtergrond.
 Goya verliet zijn geboortestad en trok naar Madrid. Deze stad oefende een grote
aantrekkingskracht uit op de jonge schilder. Het koninklijke hof verbleef er en er
waren stoeten en feesten.
 Hij maakte ontwerpen voor wandtapijten en portretten van de adel en van de
koninklijke familie.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Het landschap bestond uit kale vlakten en heuvels. Het oefende misschien invloed uit
71

Tapijtontwerpen
 Goya maakte 63 tapijtontwerpen voor de koninklijke tapijtfabriek in Madrid.
 Ze werden uitgevoerd in olieverf.
 De onderwerpen zijn lieflijk en idyllisch. Hij schilderde boeren, herders en
herderinnetjes. Goya stelde hun leven geïdealiseerd voor.
De parasol (1777). Olieverf op doek, 104 x 152 cm. Madrid, Prado.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
72

Portretten
 Goya schilderde portretten van adellijke personen. Van 1786 tot 1799 was hij eerste
hofschilder.
 Hij stelde de adel voor als gewone mensen.
Goya: Portret van Manuel Osorio Manrique de Zuniga (1788).
Olieverf op doek, 127 x 101 cm. New York, Metropolitan Museum
of Art.
 Vergelijk zijn portret van Karel III met dat van Goya’s leermeester.
Anton Raphael Mengs: Karel III (1761).
Olieverf op doek, 151,1 cm x 109 cm. Madrid, Prado.
Goya: Karel III in jachtkostuum (ca. 1786/88).
Olieverf op doek, 206 x 130 cm. Madrid, Prado.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Zoek de gelijkenissen en verschillen.
73

 Goya schilderde ook de familie van Karel IV, de zoon en troonsopvolger van Karel III.
Goya wist als geen ander het karakter van de geportretteerden en hun onderlinge
verhoudingen in beeld te brengen.
Goya: Karel IV en zijn familie, ca. 1800. Olieverf op doek, 280 x 336 cm. Madrid, Prado.
Goya: De derde mei 1808 (1814). Olieverf op doek, 266 x 345 cm. Madrid, Prado.
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
De oorlog
74


Etsen
 Een ets (etskunst) is een diepdruktechniek waarbij getekend wordt op een met vernis
afgedekte koperen of zinken plaat. De tekening wordt vervolgens ingebeten in zuur
en op vochtig papier afgedrukt.
 Goya maakte 2 reeksen etsen:
o Caprichos (grillen), 1799. Ze stellen nachtmerries voor. Ze lopen vooruit op het
surrealisme.
o De gruwelen van de oorlog, 1812-1815
Goya’s ‘zwarte schilderijen’
 Goya raakte steeds meer geïsoleerd door zijn doofheid.
 Hij trok zich terug in zijn landhuis Quinta del sordo (Huis van de dove) in de buurt van
Madrid.
 Tussen 1820 en 1823 bedekte Goya de wanden van zijn huis met de zogenaamde
‘zwarte schilderijen’. Het zijn sombere, zeer persoonlijke werken.
 In 1881 werden deze muurschilderingen losgemaakt en op doek overgebracht. Ze
 Voorbeeld – Saturnus verslindt één van zijn kinderen, ca. 1820-1823. Olieverf op
doek, 146 x 83 cm. Madrid, Prado
o Iconografie
Het schilderij is gebaseerd op een verhaal uit de Grieks-Romeinse mythologie.
Saturnus (Kronos voor de oude Grieken) is de god van de tijd. Omdat hem was
voorspeld dat een van zijn kinderen hem zou onttronen, at hij ze op van zodra ze
geboren waren. Zijn vrouw Rhea kon zoontje Jupiter in veiligheid brengen en
schotelde haar man een in doeken gewikkelde steen voor. Jupiter groeide op en
versloeg zijn vader. Hij bevrijdde al zijn broers en zussen.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
hangen nu in het Prado in Madrid.
75

o Opdracht
Vergelijk Goya’s Saturnus met een gelijkaardig schilderij van Rubens.
Wat is het verschil?
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
76
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
De romantiek in Duitsland
1. CASPAR DAVID FRIEDRICH (1775-1840)

Citaat
“De schilder moet niet enkel schilderen wat hij voor zich ziet, maar ook wat hij in zich
ziet.”
C.D.Friedrich: Wandelaar boven een zee van nevel (1918). Olieverf op
doek, 95 x 75 cm. Hamburg, Kunsthalle.
Werken
 Thema:
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
 Compositie:
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
 Werkwijze
a) tekeningen:
..............................................................................................................................
b) schilderijen:
..............................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 Symboliek:
77

 Doodsgedachte
De landschappen van C.D. Friedrich stralen somberheid uit. Ze zijn doordrongen van
de doodsgedachte. Sommigen beweren dat die doodsgedachte te maken heeft met
wat C.D. Friedrich als kind heeft meegemaakt. Leg uit.
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
C.D.Friedrich: De ijszee, 1823/24. Olieverf op doek, 96,7 x 126,9 cm. Hamburg, Kunsthalle.
Symboliek
C.D.Friedrich maakte vaak gebruik van symboliek.
 Dode boom:
 Distel:
..............................................................................................................................
 Schip:
..............................................................................................................................
 Naderende boot:
..............................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
..............................................................................................................................
78

Opdracht – Maansopgang boven zee (ca. 1822). Olieverf op doek, 55 x 71 cm. Berlijn,
Nationalgalerie.
Kijk aandachtig en probeer de vragen zo persoonlijk mogelijk te beantwoorden.
 Welk gevoel roept dit kunstwerk bij jou op?
................................................................................................................................
 Bespreek de iconografie (beschrijving en interpretatie van de afbeelding).
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
 Geef drie stijlkenmerken.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
79

 Waarom heeft de kunstenaar volgens jou voor (elk van) deze stijlkenmerken
gekozen?
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
 Heeft de kunstenaar volgens jou dit kunstwerk ter plaatse gemaakt? Geef zoveel
mogelijk argumenten om je antwoord te staven.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
Het sublieme
 De thematiek van de overweldigende natuur en de nietige mens vinden we al in de
18de eeuw, ook in de filosofie.
 In 1764 schreef Immanuel Kant Opmerkingen over het gevoel van het schone en het
sublieme. Hij stelde dat er een verschil bestaat tussen iets dat mooi is en iets dat
subliem is. Schoonheid oefent een zekere charme uit, maar het sublieme ontroert
en boezemt ontzag in. Hij schreef ook: “Torenhoge eiken en eenzame schaduwen in
een heilig bos zijn subliem”. En: “De dag is mooi, de nacht is subliem”.
 Vergelijking met de Verlichting (classicisme).
Tijdens de Verlichting heerste er een groot vertrouwen in de menselijke rede en in
Van dat optimistische gevoel valt in de romantiek niets meer te bespeuren: de
natuur overheerst ons. Als mens kun je dan maar beter aan de kant gaan staan en
mediteren.
 Motieven
Motieven als donkere grotten, eenzame rotspartijen en wankel lijkende bomen,
scheppen een drukkende sfeer. De menselijke figuren zijn verontrustend klein. In
deze natuurlijke chaos is de mens niet langer de baas, maar eerder een indringer.
De stap naar de religieuze ervaring is klein.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
de vooruitgang. De mens kan alles de baas.
80

De romantiek in Frankrijk
1. THÉODORE GÉRICAULT (1791-1824)

Biografie
 Jean Louis Théodore Géricault werd geboren in Parijs in 1791.
 Zijn ouders waren bemiddeld, zodat hij als kunstenaar financieel onafhankelijk was
en geen opdrachten nodig had.
 Géricault stierf jong, nauwelijks 32 jaar oud, door de nawerking van ongevallen
tijdens het paardrijden.
 Ontstaan
Het schilderij gaat terug op waargebeurde feiten die plaatsgrepen in 1816.
Op 17 juni 1816 verliet de Medusa, onder begeleiding van de Argus, de Echo en de
Loire, de baai bij Isle d’Aix. De schepen waren op weg naar Senegal en hadden tot
doel de overzeese kolonie te verdedigen en uit te bouwen. Hugues Duroy de
Chaumarey voerde het bevel over de expeditie en was commandant van de Medusa.
De man was 53 en had 25 jaar lang niet meer gevaren. Hij had zijn opdracht
grotendeels te danken aan de nederlaag van Napoleon en het feit dat de monarchie
in Frankrijk was hersteld.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Het vlot van de Medusa (1818/19). Olieverf op doek, 491 x 716cm. Parijs, Louvre.
81

K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
82
Op 1 juli kruiste de Medusa de Kreeftskeerkring. Dit werd uitbundig gevierd. De
festiviteiten stonden onder leiding van de kapitein, die het commando voor de
gelegenheid had overgedragen aan de onervaren monsieur Richefort. Ondanks de
waarschuwingsschoten van de Echo, hield de Medusa koppig een te zuidelijke koers
aan. De tragere Loire en Argus waren al enkele dagen voordien in de steek gelaten.
De kapitein hield zich dus niet aan een van de vaarorders van het ministerie,
namelijk de verplichting om in konvooi te varen. Varen in konvooi is niet alleen
veiliger, maar bovendien wou de minister de Engelsen, die de kolonie aan de
Fransen moesten overdragen, confronteren met een indrukwekkende vloot en niet
met vier afzonderlijke schepen die op verschillende tijdstippen zouden binnenvaren.
Op 2 juli liep de Medusa vast op een zandbank in de baai van Arguín, voor de kust
van Mauretanië. De bemanning slaagde er niet in de Medusa vlot te krijgen en op 5
juli brak het fregat middendoor.
Er waren zes reddingssloepen, maar die boden niet genoeg plaats voor de
vierhonderd mensen aan boord. De commandant had enkele sloepen kunnen
uitsturen om hulp te halen of een veerdienst naar het vasteland kunnen inrichten.
Hij kwam echter met een onverantwoord voorstel voor de dag. Hij nam, samen met
enkele matrozen, plaats in een van de sloepen. De toekomstige gouverneur werd in
een stoel naar beneden gelaten in een andere boot. Hij was in het gezelschap van
zijn vrouw en dochter, Richefort en een groep officieren. De rest van de
schipbreukelingen, alles bij elkaar 320, werd verdeeld over vier kleinere boten. De
grootste groep, zo’n 150 mensen, zat op een inderhaast ineen getimmerd vlot van
20 m op 7 m. Het zakte zo diep dat de mensen tot hun middel in het water stonden.
De zes boten zouden met vereende krachten het vlot aan land slepen, maar slechts
drie van de zes boten voegden de daad bij het woord. Ineens gooiden de sloepen de
sleeptros los en lieten de wanhopige mensen aan hun lot over.
De eerste nacht bonden de opvarenden zich vast aan elkaar. Een twintigtal mensen
viel overboord. Tien à twaalf werden geplet tussen de balken. Drie anderen
pleegden zelfmoord door in zee te springen. De volgende nacht vielen al diegenen
die zich niet in het midden hadden vastgesjord in zee. Anderen stikten in het
gedrang. Er braken gevechten los waarbij heel wat mensen omkwamen. De
volgende dag waren er nog maar zestig overlevenden. Ze probeerden zich te
voeden met sabelgrepen en patroontassen. Sommigen aten linnen, anderen
zweetbanden van hoeden, waar wat vet in zat. Een matroos waagde zich aan
uitwerpselen, maar dat lukte niet. Die dag aten ze voor het eerst stukken van lijken.
‘s Nachts kwam het water nog tot de knieën, dus moest men opnieuw rechtop
slapen. De vierde nacht werd opnieuw gevochten. De vijfde dag waren er minder
dan dertig mensen over. De huid op hun benen was weg. Het zeezout beet
ongenadig in de wonden. De zevende dag namen ze het gruwelijke besluit om de
gewonden in zee te gooien omdat de wijnvoorraad sterk begon te verminderen. Er
moest zelfs urine worden gedronken. Op de dertiende dag verscheen de Argus aan
de horizon. Het schouwspel was verschrikkelijk. Slechts vijftien van de 150 mensen
waren overgebleven. Ze waren bijna naakt, uitgemergeld, ongeschoren en zaten
onder de wonden en de zweren. Vier mensen stierven spoedig na hun redding van
uitputting of door zich te pletter te eten.
Kapitein Chaumarey kwam er met een gevangenisstraf van drie jaar van af.
Normaal gezien zou hij voor zijn overtreding de doodstraf hebben verdiend. De
overlevenden Corréard en Savigny stuurden een verzoek naar de regering om de
slachtoffers een vergoeding toe te kennen en de schuldigen te straffen. Maar de
regering antwoordde met pesterijen, boetes en een gevangenisstraf. Savigny en
Corréard werden uit hun openbare dienst ontslagen. In november 1817 verscheen
de eerste oplage van hun verhaal ‘Naufrage de la frégate La Méduse’. Een paar
maanden later verscheen de tweede oplage. In het begin van 1818 kwam er een
Engelse vertaling. De schipbreuk werd daardoor een politieke zaak die heel wat
opschudding veroorzaakte.
 Voorbereidingen
Géricault werkte meer dan een jaar aan ‘Het vlot van de Medusa’. Hij bereidde zich
grondig voor:
o hij huurde een nieuw atelier omwille van de grote afmetingen van het doek.
o hij liet zich kaal scheren, zodat hij niet meer naar buiten durfde te gaan.
o hij las alles over de scheepsramp en interviewde ooggetuigen.
o hij liet de man die het vlot in elkaar had getimmerd er een model van bouwen.
Hij maakte wassen beelden en plaatste die op het model van het vlot.
o in het dodenhuisje van het Hôpital Beaujon maakte hij studies naar
lichaamsdelen van lijken. Hij nam het afgehakte hoofd van een dief en
geamputeerde ledematen mee naar zijn atelier.
o hij liet vrienden (o.a. Delacroix) en het zwarte model Joseph poseren in zijn
atelier.
83
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o hij ging naar Le Havre om de golven te bestuderen.
 Stijlkenmerken van Het vlot van de Medusa
o Compositie:
........................................................................................................................
o Verhouding tot de werkelijkheid:
........................................................................................................................
........................................................................................................................
De schipbreukelingen vertonen geen sporen van zweren en wonden, maar zijn
krachtig en gespierd. (Invloed: Michelangelo)
o Kleur:
........................................................................................................................
o Licht:
........................................................................................................................
(Invloed: Caravaggio)
o Vorm:
........................................................................................................................
 Opdracht
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
84
en De ijszee van C.D.Friedrich.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Vergelijk de iconografie en boodschap van Het vlot van de Médusa van Th.Géricault
2. EUGÈNE DELACROIX (1798-1863)
Voorbeeld 1 – De dood van Sardanapalus (1827). Olieverf op doek, 392 x 496cm. Parijs,
Louvre.
 Iconografie
o Eerste indruk:
........................................................................................................................
o Bij nader toezien ontdekken we: de oosterse vorst Sardanapalus sluit zich op
met al zijn schatten nadat hij door vijanden omsingeld is en weet dat hij
verloren is. Hij geeft zich samen met zijn vrouwen over aan de vlammen
(inspiratiebron: Lord Byron)
 Thema
..............................................................................................................................
 Stijlkenmerken
........................................................................................................................
o Licht:
........................................................................................................................
o Kleur:
........................................................................................................................
o Vorm:
........................................................................................................................
o Figuur/grondrelatie
........................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o Compositie:
85

Voorbeeld 2 – De Vrijheid leidt het volk (1830). Olieverf op doek, 260 x 325 cm. Parijs,
Louvre.
 Historische achtergrond
In juli 1830 brak in Parijs een revolutie uit omdat koning Karel X de macht naar zich
toe probeerde te halen en de persvrijheid aan banden legde. Drie dagen was de
stad Parijs het toneel van barricades en rellen, maar het leger durfde niet in te
grijpen. Karel X vluchtte naar Engeland. Hij werd vervangen door de burgerkoning
Louis-Philippe.
 Bespreking
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
..............................................................................................................................
86


Voorbeeld 3 – Joodse bruiloft in Marokko (1839). Olieverf op doek, 105 x 140,5 cm.
Parijs, Louvre.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
Voorbeeld 4 – Dante en Vergilius in de hel (1822). Olieverf op doek, 189 x 241 cm.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Parijs, Louvre.
87

Naam Ι Voornaam:
Klas Ι Nummer:
Vak:
Leerkracht: mevr. Buyle
Datum:
Delacroix: De Vrijheid leidt het volk
1. Wat weet je over de familiale achtergrond van de kunstenaar? (1p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
2. Op welke gebeurtenis gaat dit schilderij terug? (2p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
3. Bespreek de iconografie zo uitgebreid mogelijk. (Iconografie = beschrijving en
interpretatie) (5p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
88
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
4. Geef 4 stijlkenmerken. (4p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
5. Wanneer situeer je dit kunstwerk? (1p.)
......................................................................................................................................
6. In dit werk is er een allegorische voorstelling aanwezig. Leg uit. (2p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
7. Leg uit: barricade. (2p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
8. In welk museum en in welke stad hangt dit werk? (2p.)
......................................................................................................................................
9. Leg uit: Marianne. (1p.)
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
......................................................................................................................................
10. (bonusvraag) Bespreek de kritiek op dit kunstwerk. (+1p.)
......................................................................................................................................
89
......................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
......................................................................................................................................
De romantiek in Engeland
1. WILLIAM TURNER (1775-1851)

Biografie
 Turner was de zoon van een barbier en pruikenmaker in Covent Garden (Londen).
Hij was een echte reiziger en verkende o.a. Engeland, Venetië, Zwitserland en Parijs.
 Turner was een eenzaat. Hij leefde voor zijn werk. Hij maakte duizenden tekeningen
en aquarellen (bijna 20.000 alleen al in het British Museum) en meer dan 500
olieverfschilderijen.

Genre
Landschap (zeegezichten, stadstaferelen, historische en architecturale taferelen). Hij
schilderde wat hij zag en voegde er nooit dingen aan toe waarvan hij wist dat ze er
waren maar die hij niet kon zien.

Kenmerk
 Minder belangrijk:
....................................................................................................................................
 Belangrijk:
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
National Gallery.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Voorbeeld – The Fighting Temeraire (1838). Olieverf op doek, (91 x 122 cm. Londen,
90

 Iconografie
o De Temeraire was een oorlogsschip dat actief was in de Slag bij Trafalgar, die
gewonnen werd door Lord Nelson in 1805.
o Tegen 1838 was het schip verouderd en werd het de Thames op gesleept om te
worden gesloopt. Turner zag dit gebeuren.
 Thema
..............................................................................................................................
Dit wordt beklemtoond door:
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
Turner: Sneeuwstorm (1842). Olieverf op doek, 91,4 x 121,9 cm. Londen, Tate Gallery.
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
Voorbeelden:
91

Turner: Regen, stoom en snelheid (1844). Olieverf op doek, 90,8 x 121,9 cm. Londen, National Gallery.
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
....................................................................................................................................
Techniek
 Turner’s olieverfschilderingen
Enorme verscheidenheid aan textuur door gebruik van:
o penselen
o handen
o vodden
o de achterkant van de penselen
 Turner’s aquarellen
o Turner was buitengewoon productief: er zijn schetsboeken, duizenden
tekeningen en aquarellen (bijna 20.000 alleen al in het British Museum) en meer
dan 400 olieverfschilderijen van hem bewaard gebleven.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
o paletmes
92

o Turner was zeer bedreven in het aquarelleren. Kenmerken van zijn techniek:
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
........................................................................................................................
93
........................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
........................................................................................................................
2. JOHN CONSTABLE (1776-1837)

Biografie
 John Constable werd geboren in Suffolk als zoon van een moleneigenaar, boer en
koopman.
 Het duurde tot hij in de veertig was voor hij enig succes kende.
 In tegenstelling tot Turner was Constable geen reiziger.
 Citaat: hij zei dat hij zijn “eigen plekken altijd het best zou schilderen… Schilderen is
slechts een ander woord voor voelen.” Daarom schilderde hij enkel datgene
waarmee hij affiniteit had:
..............................................................................................................................
Voorbeeld – De hooiwagen (1821). Olieverf op doek, 130, x 185,4 cm. Londen, National
Gallery.
We zien een welvarend boerenland met overal tekenen van activiteit:
o in de verte vee en landarbeiders
o op de voorgrond een moestuin, een schutting en een oud boerenhuisje
o in het midden een brede, ondiepe rivier. Er staat een man in de bosjes aan de
overkant, met in zijn buurt een roeiboot. In het midden van de rivier zwemt een
groepje eenden. Bij de sluis lijkt een vrouw kleren te wassen of water te
verzamelen in een grote kruik naast haar.
o Een hond loopt langs de oever en kijkt naar de twee mannen die hun paard en
wagen door de rivier loodsen.
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
 Iconografie
94

 Stijlkenmerken
o Kleur: kleine vleugjes rood verlevendigen het groen.
o Licht: licht glinstert op de vochtige bladeren op schaduwrijke plekken. Het water
weerspiegelt de lucht.
 Vergelijking: voorstudie en afgewerkt schilderij
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
95
..............................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
..............................................................................................................................
De romantiek in België
Gustaf Wappers: Tafereel van de Septemberdagen 1830 op de Grote Markt
te Brussel (1835). Doek, 444 x 660 cm. Brussel, KMSKB.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
96
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
Louis Gallait: Laatste hulde aan de graven Egmont en Hoorn (1851).
Doek, 69 x 98,5 cm. Antwerpen, KMSK.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
97
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
Henri Elys (baron): De dertigdagenmis voor Berthal de Haze (1854).
Olieverf op hout, 90 x 133,5 cm. Brussel, KMSKB.
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
............................................................................................................................................
98
............................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
............................................................................................................................................
Ferdinand De Braekeleer de Oude: De dorpsschool (1854).
Olieverf op hout, 91 x 110 cm. Antwerpen, KMSK.
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
................................................................................................................................
99
................................................................................................................................
K u ns tg e s c hi e d en i s 5K S O - C . Bu y l e
................................................................................................................................
Download