Bevoegd OCMW en OCMW-dienstverlening bij opname in een

advertisement
Bevoegd OCMW en OCMW-dienstverlening bij opname in een
ziekenhuis
1.
BEVOEGD OCMW BIJ OPNAME IN EEN ZIEKENHUIS
Ziekenhuizen worden niet vermeld in artikel 2, §1 van de Wet van 2 april 1965. De algemene regel dat het
OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats bevoegd is, is bijgevolg ook van toepassing wanneer er hulp nodig is bij
een opname of een verblijf in het ziekenhuis.
Door een verblijf in het ziekenhuis wijzigt de gewoonlijke verblijfplaats in de regel niet. Het verblijf in het
ziekenhuis is door zijn aard opzettelijk en tijdelijk en kan dus geen gewoonlijke verblijfplaats tot stand brengen.
Het centrum van de belangen van de patiënt blijft gewoon thuis. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld
wanneer iemand al heel lang in het ziekenhuis is, geen duidelijkheid heeft over de duur van het verdere verblijf en
geen hechte band meer heeft met zijn vorige verblijfplaats (geen familie, geen huurovereenkomst meer, enz.),
kan een ziekenhuis de gewoonlijke verblijfplaats van een persoon worden.
Wanneer de opname in het ziekenhuis volgt op een verblijf in een instelling of bij een persoon bedoeld in
artikel 2, §1 van de wet, ongeacht of de cliënt daarna naar die instelling of die persoon terugkeert, is het OCMW
van de plaats van inschrijving in het Rijksregister voor het hoofdverblijf op de dag van de opname in die instelling
of bij die persoon verder bevoegd (continuïteit). Indien er op de dag van die opname geen inschrijving was, is het
OCMW van de gewoonlijke verblijfplaats bevoegd. Vaak zal dat intussen de gemeente geworden zijn waar de
instelling gelegen is of de persoon zich bevindt. De gemeente waar het ziekenhuis ligt, zal immers maar
uitzonderlijk de gewoonlijke verblijfplaats worden.
De Wet van 2 april 1965 is van toepassing tussen OCMW en cliënt en tussen OCMW’s onderling. Derden, zoals
een privéziekenhuis, kunnen er geen rechten uit putten. OCMW’s sluiten soms overeenkomsten met de op hun
grondgebied gelegen privéziekenhuizen. Dergelijke overeenkomsten binden de twee contractspartijen, maar
kunnen niet ingeroepen worden tegen derden aan die overeenkomst, bijvoorbeeld andere OCMW’s. Deze
overeenkomsten hebben bijgevolg geen invloed op de bevoegdheidsregels opgenomen in de Wet van 2 april
1965.
In de praktijk spelen dergelijke overeenkomsten soms wel een rol. Wanneer het OCMW en het ziekenhuis
bijvoorbeeld afspreken dat het ziekenhuis altijd het OCMW van de gemeente waar het gelegen is, contacteert
voor patiënten met hulpvragen en dat dit OCMW zich dan altijd bevoegd zal verklaren op basis van dringende
noodzakelijkheid. Dergelijke afspraken kunnen lokaal wel goed werken, maar wijken toch af van de
bevoegdheidsregels. De VVSG is van oordeel dat de wettelijke regels zoveel mogelijk toegepast moeten worden
en dat OCMW’s voorzichtig moeten zijn wanneer ze zich bevoegd verklaren op basis van dringende
noodzakelijkheid. Zeker wanneer dat OCMW de kosten van de verleende hulp van een ander OCMW kan
terugvorderen. Dat OCMW is het misschien niet eens met de verleende hulp en kan, aangezien deze
uitzondering geen wettelijke basis heeft, een geding uitlokken.
In de rechtspraak van de Raad van State wordt de mogelijkheid voor het OCMW van de plaats waar het
ziekenhuis ligt om de dringende noodzakelijkheid in te roepen bij een opname in dat ziekenhuis aan voorwaarden
verbonden. Ten eerste moet de hulpvraag aan het OCMW dringend zijn. Of de toegediende medische zorgen
dringend waren, speelt geen rol voor het beoordelen van het bevoegd OCMW. Ten tweede moet die hulpvraag
gesteld worden tijdens het verblijf in het ziekenhuis. Dat is ook logisch, aangezien een hulpvraag die kan wachten
tot na het ontslag uit het ziekenhuis niet dringend kan geweest zijn. Deze twee voorwaarden brengen met zich
mee dat de betaling van een ziekenhuisrekening nooit onder deze uitzonderingsregel kan vallen. Het betalen van
de rekening is op zich immers nooit dringend en gebeurt in de regel geruime tijd na het verlaten van het
ziekenhuis.
In de praktijk duiden OCMW’s vaak het OCMW van de plaats waar het ziekenhuis ligt aan als bevoegd OCMW
voor de betaling van de ziekenhuisrekening op basis van dringende noodzakelijkheid omdat de medische zorgen
dringend waren. Dat is geen juiste toepassing van deze uitzonderingsregel.
2.
OCMW-DIENSTVERLENING EN ZIEKENHUISREKENINGEN
Arrest van het Arbeidshof van Gent van 14 maart 2005, Inforum nr. 200456
Arresten van 30 november 1989 (inforum nr. 33.476) en van 4 december 1987 (inforum nr. 28.963) van de Raad
van State
a)
Wie moet de aanvraag tot betaling indienen?
De patiënt moet zijn ziekenhuisrekening in principe zelf betalen. Tussenkomst van een hospitalisatieverzekering
en/of het ziekenfonds (derdebetalersregeling) is mogelijk. Als de patiënt de rekening niet kan betalen, kan hij het
OCMW vragen om deze kosten te betalen. De cliënt moet zijn hulpvraag in principe zelf indienen. Met andere
woorden, de cliënt moet zelf met de rekening naar het OCMW stappen.
Als het OCMW een betalingsverbintenis aflevert, kan het ziekenhuis de rekening wel rechtstreeks naar het
OCMW sturen. Van het principe kan ook afgeweken worden in afspraken gemaakt tussen OCMW en het
ziekenhuis op het grondgebied, al dan niet in de vorm van een medische conventie.
In de praktijk zet de sociale dienst van het ziekenhuis meestal de eerste stap. Ze oordelen dat de patiënt zijn
rekening waarschijnlijk niet kan betalen en contacteren het OCMW. Strikt gesproken heeft het ziekenhuis niet het
recht om in de plaats van de cliënt een hulpvraag tot het OCMW te richten. De cliënt moet dat zelf doen of het
ziekenhuis een volmacht geven. Die volmacht ontbreekt in de regel in de praktijk.
Deze werkwijze moet op zich geen probleem zijn. Als het ziekenhuis tijdig het juiste OCMW contacteert, heeft het
weinig zin om deze tekortkoming in te roepen. Het ziekenhuis zal na weigering door het OCMW immers de cliëntpatiënt vragen om zelf naar het OCMW te stappen of een volmacht te tekenen. Er gaat dan eigenlijk alleen tijd
verloren. Dat kan belangrijk zijn voor de in verband met de terugbetaling te respecteren termijn van 45 dagen.
Het OCMW dat de puntjes op de i wil zetten, kan het dossier achteraf met een volmacht laten aanvullen, maar in
de praktijk gebeurt dat zelden.
Indien het ziekenhuis het bevoegde OCMW evenwel te laat (lees: na 45 dagen) contacteert, kan deze
tekortkoming ingeroepen worden om de betaling ten aanzien van het ziekenhuis te weigeren. Ook dan zal het
ziekenhuis de cliënt-patiënt vragen om zijn hulpvraag zelf bij het OCMW in te dienen of om een volmacht te
tekenen. De vraag die dan rijst, is of het OCMW dan verplicht is om de rekening te betalen. In punt b) gaan we in
op deze vraag.
b)
Moeten
worden?
achteraf
ingediende
ziekenhuisrekeningen
betaald
OCMW’s worden geregeld geconfronteerd met cliënten die de betaling van een ziekenhuisrekening vragen, ook
al was het OCMW niet betrokken bij de hospitalisatie en wordt de rekening pas geruime tijd later aan het OCMW
aangeboden. Wanneer cliënten na het verstrekken van de zorgen bij het OCMW aankloppen, rijst de vraag hoe
deze hulpvraag van de cliënt moet worden beoordeeld.
Deze vraag moet worden beoordeeld op basis van de OCMW-Wet en de vraag of de betrokkene in staat is om
menswaardig te leven. De vraag om de ziekenhuisrekening ten laste te nemen, is niets meer en niets minder dan
een vraag naar maatschappelijke dienstverlening in de vorm van financiële hulp door het OCMW. Ze verschilt
niet van de vraag om een onbetaalde rekening voor de aankoop van een wasmachine ten laste te nemen. Alleen
schulden uit het verleden die de betrokkene zouden kunnen beletten om in de toekomst menswaardig te leven,
moeten ten laste worden genomen.
Een onbetaalde ziekenhuisrekening is geen schuld die door niet-betaling de mogelijkheid van de betrokkene om
menswaardig te leven, in het gedrang brengt. Het OCMW is dus niet verplicht om deze ziekenhuisrekeningen te
betalen. Onbetaalde rekeningen voor nutsvoorzieningen kunnen bijvoorbeeld wel negatieve gevolgen hebben
voor het menswaardig bestaan van de cliënt, nu en in de toekomst, omdat dat tot de toepassing van een
minimumverstrekking en zelfs tot de afsluiting van de nutsvoorziening kan leiden.
Volledigheidshalve herhalen we dat het al dan niet kunnen terugvorderen van de Staat van de kosten van de
gevraagde maatschappelijke dienstverlening, niet ter zake doet. Deze motivering wordt nochtans vaak door de
OCMW’s gebruikt in discussies over onbetaalde ziekenhuisrekeningen en leidt soms zelfs tot een veroordeling
van het OCMW door de arbeidsrechter vanwege een gebrekkige motivering. De OCMW-beslissing moet in deze
zaken gemotiveerd worden vanuit de mogelijkheid van de betrokkene om een menswaardig bestaan te leiden.
In de praktijk stellen we vast dat de OCMW’s deze mogelijkheid niet kennen of niet gebruiken en de achteraf
ingediende rekening toch betalen. De OCMW-Raad vindt vaak dat de zorgverlener toch recht heeft op betaling.
Dat is natuurlijk waar, maar niets belet dat de ziekenhuizen afspraken maken met de OCMW’s. Ze hoeven het
OCMW niet de exacte rekening voor te leggen (wat vaak binnen de termijn van 45 dagen niet mogelijk is), een
verwittiging van de opname volstaat voor het OCMW. Wanneer het OCMW vaak met dit probleem te maken
heeft, raden we aan om met de zorgverleners op het grondgebied afspraken te maken, zeker als er een
ziekenhuis, psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrisch verzorgingstehuis in de gemeente aanwezig is. Afspraken
kunnen ook gemaakt worden met grote zorgverleners, zoals ziekenhuizen in naburige gemeenten, waarvan het
OCMW vaak rekeningen krijgt. Daarnaast kan ook werken met een medische kaart een mogelijke oplossing zijn.
Fabienne Crauwels
14 januari 2009
Download