Samenvatting Catering: Voedingsleer

advertisement
Samenvatting Catering: Voedingsleer
1 Inleiding
Wat is er verandert t.o.v. vroeger?
Vroeger: Schaarste à nu overvloed
1.1 Waarom eten we wat we eten?
Waarom eten we wat nu?
Fysiologisch bepaald:
- Lichaam heeft energie nodig
-Omdat we het lekker vinden
Door wat wordt “ wat, waar, wanneer” we eten bepaald?
- Direct bepalende factoren
- Indirect bepalende factoren
Wat zijn direct bepalende factoren?
Inkomen, opleiding, smaak, woon- en werkomstandigheden en eetcultuur
Wat zijn indirect bepalende factoren?
-Geografische factor
à NW- Europa: Veel graan en aardappelen
à ZO-Azië : Rijst
à BE en NL: Zuivellanden
à Tropen: rundveehouderij moeilijk ( lactose- intolerantie)
-Tijd factor
à Traditie vs trends
àSociaaleconomische en culturele veranderingen in de 20ste eeuw
Wat zijn die sociaal economische veranderingen?
-Agrarischeà industriële samenleving
-4 kernpunten voeding
·
·
·
·
Veel + goedkoop
Betere kwaliteit
Langer houdbaar
Gemakkelijk te bereiden
Wat is er de afgelopen eeuw gebeurt?
Verschuiving van voedselzekerheid naar voedselveiligheid:
·
Vroeger aten de lagere inkomensgroepen voornamelijk aardappelen en brood, en slechts één
keer per week stond er vlees op het menu.
·
Sinds 1950 steeg de koopkracht, waardoor een enorme verscheidenheid aan veel en
goedkoop voedsel ter beschikking kwam van alle lagen van de bevolking.
1.2 Veranderende inzichten in de relatie voeding-gezondheid
Wat was begin 20ste eeuw?
- Medisch denken rond gezondheid bepaald door infectieleer
- Gezondheid geen gevaar indien voldoende EW en E
- Mo kunnen geen besmettelijke ziekte veroorzakenà door technische hygiënische voorzieningen
Wat was er rond 1900?
- Grote doorbraak in de voedingswetenschappen
- Niet alleen besmetting kan mens ziek maken, maar ook het ontbreken van bepaalde onbekende
stoffen vb. BERI-BERI
Wat was er na 1950?
-Welvaart
- Problematiek van de overvoeding
- Rol van vetten en cholesterol bij hart- en vaatziekten
- Rol van suikers en suikerrijke producten
Wat was er na 1980?
-Heroriëntatie
·
·
·
·
·
Groenten en fruit belangrijk
Rol van vitamines
Vergrijzing van de bevolking
Novel Foods
Functional Foods
Welke trends zijn er nu aanwezig?
- Internationalisering
- Tegenstroom voor behoud regionale keuken
- Tijdsbesparend
- Voeding en gezondheid
- Functional Foods
Wat zijn Novel Foods?
·
Voedingsmiddelen die door een innovatieproces zijn ontstaan. Ze bevatten bestanddelen die
niet eerder in de voeding werden gebruikt
àvb. vetvervangers of door recombinante DNA-technieken verkregen voedingsmiddelen.
Wat zijn functional Foods?
·
·
Voedingssupplementen
Middelen die een gezondheidsbevorderend bestanddeel bevatten, door een speciaal recept,
het verwijderen van negatieve bestanddelen, het toevoegen van bio-actieve stoffen,
technologische bewerking of door genetische manipulatie.
à zuivelproducten verrijkt met melkzuurbacteriën (probiotica).
2 Fysiologische aspecten van de voeding
2.1 Enkele begrippen
Wat is fysiologie?
De leer van de levensverrichtingen en omvat de uitwisseling van energie, de opbouw, het herstel en
de groei van weefsels, de afbraak van weefsels en het in stand houden van lichaamsfuncties.
àDe fysiologie is afhankelijk van een goede spijsvertering en metabolisme (stofwisseling).
Wat is metabolisme?
Stofwisseling
Het geheel van biochemische processen in cellen en organismen en begint bij de opname (absorptie)
van voedingsstoffen in het bloed, die dankzij de spijsvertering ‘klaar’ gemaakt zijn om te worden
opgenomen, en de opname van zuurstof in het bloed, afkomstig uit de longen.
Wat is Katabolisme?
Afbraak van stoffen
Wat is Anabolisme?
Stoffen worden opgebouwd.
àNa deze verwerking worden de eindproducten afgegeven aan het bloed, om ten slotte te worden
uitgestoten via de longen, de nieren, de lever of de huid.
Wat is heterotroof?
De opbouw van celmateriaal afhankelijk is van andere organismen. Daarom speelt voeding een
cruciale rol in het leven van de mens.
Wat is de voedingsbehoefte?
Hoeveel voeding we nodig hebben
àDeze behoefte is sterk individueel verschillend. Ze wordt mede bepaald door de volgende
factoren:
·
Leeftijdscategorie: ouderen hebben over het algemeen een lagere behoefte aan energie in
vergelijking met tieners
·
Fysische arbeid: vb. hoe meer (of hoe zwaarder) de uitgeoefende fysische arbeid (beweging,
sport, …), hoe groter de behoefte aan energie
·
Levensstijl: mensen met een ongezonde levensstijl (vb. rokers) zullen een grotere behoefte
hebben aan o.a. vitamine C
·
Omgeving: vb. hoe meer men wordt blootgesteld aan zonlicht, hoe meer er wordt voldaan
aan de vitamine D behoefte
Wat is de ADH-waarde?
Een maatstaf voor de voedingsbehoefte is de “Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH)”.
Dit is het niveau dat toereikend is voor vrijwel de hele populatie, afgeleid van de gemiddelde
behoefte.
Wat zijn karakteristieken van voeding?
1. Voedingswaarde
·
(Niet) essentiële voedingsstoffen
·
Macro- voedingsstoffen
·
Micro- voedingstoffen
2. Genotswaarde
3. Verzadigingswaarde- verteerbaarheid
Wat is de voedingswaarde?
Afhankelijk van de soort, de hoeveelheid en de onderlinge verhouding van voedingsstoffen.
Voedingsstoffen zijn de scheikundig aantoonbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
Wat zijn essentiële voedingsstoffen?
De meeste voedingsstoffen (o.a. mineralen en vitamines) kunnen niet of onvoldoende door het
lichaam worden aangemaakt, waardoor ze onmisbaar zijn in de voeding.
à op te nemen door voeding
àDeze voedingsstoffen waren vroeger bekend als ‘nutriënten’.
Wat zijn niet-essentiële voedingsstoffen?
àDoor de mens zelf worden aangemaakt.
Voorbeelden hiervan zijn niet-essentiële aminozuren, en de vitamines D en K.
Wat zijn Macro- voedingsstoffen?
Eiwitten, vetten, koolhydraten
à veel van nodig
àenergieleverende voedingsstoffen
Wat zijn Micro- voedingsstoffen?
Mineralen, vitamines
à weinig van nodig
à Regulerende voedingstoffen
Wat zijn de functies van voedingsstoffen?
Brandstof(energie)
- KH
- Vetten
- EW
Bouw en herstel
- EW
- MIN
- WATER
Bescherming
- VIT
- MIN
- Sporenelementen
- Voedingsvezels
-Water
Regulerend
- VIT
- MIN
Wat is GDA?
Guidelines Daily Amount
à gem. Persoon 2000 KCAL per dag eten
Wat is de genotswaarde?
De aantrekkelijkheid van het voedsel, waardoor eetlust wordt opgewekt.
àEetlust treedt door gewenning rond bepaalde tijdstippen op, en kan versterkt worden door
geluiden in de keuken, het ruiken van geurige gerechten
àFysiologisch wordt eetlust gekenmerkt door afscheiding van verteringssappen.
Eerst wordt de speekselproductie gestimuleerd (‘watertanden’) en later, wanneer het eten geproefd
en gekauwd wordt, wordt de productie van maagsappen gestimuleerd.
àDeze verteringssappen zorgen ervoor dat het voedsel beter en sneller kan verteerd worden.
Welke soorten genotstoffen hebben we?
·
Van nature in het voedsel aanwezig
Vb. zouten in vlees
·
Ontstaan bij bereiding van voedsel
Vb. Bakken/roken van vlees
·
Toegevoegd aan bereiding
Vb. Suiker, zout
·
Genotstoffen
Vb. Koffie, cacao, alcohol
Hoe gebeurt het verhogen van de genotswaarde?
·
Gebruik de geur
·
Varieer
à in bereidingswijzen, smaakcombinaties, toevoegingen
à Afwisseling in kleur, consistentie, vorm
·
Juiste temperatuur
·
Geen uitdroging van gerechten
·
Verzorgd opdienen
Wat is de verteerbaarheid- verzadigingswaarde?
De mate waarin voedingsstoffen in het spijsverteringsstelsel worden afgebroken tot absorbeerbare
stoffen.
à Licht verteerbaar voedsel heeft een kleine verzadigingswaarde
à Zwaar verteerbaar voedsel een grote verzadigingswaarde.
Wat is de verzadigingswaarde?
De verzadigingswaarde heeft te maken met de duur van het afbraakproces
à Ze is groter naarmate de afbraak trager gebeurt.
Wat zijn factoren die verteerbaarheid & verzadigingswaarde beïnvloeden?
•
Voedingsvezels:
Dit zijn onverteerbare delen die de darmbeweging activeren waardoor voedsel sneller het maagdarmkanaal passeert.
•
Vetten vertragen de spijsvertering.
àGeëmulgeerde vetten zijn mengsels van vet in water (vb. melk of slagroom) of water in vet (vb.
margarine, roomboter). Deze vetten worden al in de maag gesplitst en zijn op die manier gemakkelijk
verteerbaar
àNiet-geëmulgeerde vetten zoals vet in jus vertraagt de vertering in de maag. Pas in de dunne darm
worden de vetten, na emulsie door de gal, gesplitst.
•
Eiwitten:
De vertering van eiwitten verloopt langzaam door de vele tussenstappen in het afbraakproces.
Daardoor zal bijvoorbeeld een boterham met kaas trager verteerd worden dan een boterham met
zoet beleg zoals confituur.
•
Consistentie:
àvast of vloeibaar, droog of vochtig, luchtig of stijf, glad of klonterig. Een ‘dikke’ consistentie kan de
vermenging met verteringssappen vertragen.
•
Genotstoffen:
à Lekker geurend en smakelijk voedsel prikkelt reuk- en smaakzenuwen, waardoor meer
spijsverteringssappen worden afgescheiden en de vertering sneller en beter zal plaatsvinden.
Hoe wordt de verteerbaarheid van een maaltijd bepaald?
·
De totale samenstelling
·
De bereiding van voedsel kan zowel de genotswaarde als de verteerbaarheid vergroten.
àVb.Gekookte groenten zijn ook beter verteerbaar dan rauwe groenten, doordat de celwanden een
verandering ondergaan en de celinhoud meer toegankelijk wordt voor verteringssappen.
Wat is regulatie van het eetgedrag?
De energie-inname wordt geregeld door honger en verzadiging.
àHierbij speelt de hypothalamus (tussenhersenen) een cruciale rolàtijdens de maaltijd worden
verzadigingssignalen uit het maag-darmkanaal of de lever naar de hypothalamus
gestuurdàwaardoor het hongergevoel verdwijnt à men de neiging zal hebben om te stoppen met
eten.
àTussen de maaltijden zal een leger wordende maag geleidelijk aan hongersignalen beginnen sturen
naar de hypothalamus.
Hypothalamus: plaats in de hersenen die zegt als men honger of dorst heeft
2.2 Spijsvertering en absoptie
Wat is de spijsvertering?
Omvat alle processen die plaatsvinden in het maag-darmkanaal (spijsverteringskanaal) om voedsel te
verteren, d.w.z. om voedsel (bestaande uit grote moleculaire stoffen die niet kunnen worden
opgenomen door de darm, zoals eiwitten, vetten en meervoudige koolhydraten) om te zetten in
stoffen die door de darmwandcellen kunnen worden opgenomen.
Wat is absorptie?
Dit opnameproces heet absorptie (soms ook resorptie genoemd) en vindt voornamelijk plaats in de
dunne darm.
Wat gebeurt er in het maag-darm kanaal?
·
De mechanische bewerking van het voedsel
·
De voortbeweging van de spijsbrij
·
Vermenging met kliersappen (afkomstig uit slijmvlies), waardoor voedingsstoffen verteren met
behulp van enzymen
·
Absorptie van voedingsstoffen door de darmwand
·
Uitscheiding van onverteerbare resten
·
Afscheiding van weefselhormonen aan het bloed, die de vertering, absorptie en stofwisseling
reguleren
Wat zijn enzymen?
= Eiwitten
Ze zorgen voor aanmaak van endocriene klieren en exocriene klieren
Wat zijn eigenschappen van eiwitten?
Enzymen hebben de volgende eigenschappen:
•
Ze zijn werkzaam in heel kleine hoeveelheden
•
Ze beïnvloeden de snelheid van chemische reacties
•
Ze zijn na afloop van de chemische reactie kwalitatief en kwantitatief onveranderd aanwezig
•
Ze zijn specifiek: ze kunnen slechts 1 bepaalde reactie beïnvloeden.
à Deze specificiteit wordt bepaald door het apo-deel.
•
Ze werken in het lichaam bij een optimale temperatuur van 37°C
•
Sommige enzymen werken in een zuur milieu (bijvoorbeeld in de maag), andere in een
alkalisch milieu (bijvoorbeeld in het speeksel of in het darmsap).
Wat zijn endocriene klieren?
Scheiden hormonen af in het lichaam.
Vb. de nieren, de epifyse, de hypofyse, de hypothalamus, de schildklier,...
Wat zijn exocriene klieren?
Zorgen voor excretie of uitscheiding.
Vb. speekselklieren, maag- en darmwandkliertjes, de alvleesklier en de lever.
Enzymen die betrokken zijn bij de spijsvertering worden geproduceerd in exocriene klieren.
Ze zijn opgebouwd uit eiwitten en werken als katalysatoren, d.w.z. dat ze reacties mogelijk maken of
versnellen zonder daarbij zelf verbruikt te worden of van samenstelling te veranderen.
Hoe zijn enzymen opgebouwd?
·
een apo-enzym (het drager-eiwit)
·
een co-enzym (het werkzame deel, de prosthetische groep). S
·
Samen vormen deze onderdelen het holo-enzym.
àWanneer een co-enzym ontbreekt, stopt de enzymreactie.
Voorbeelden van bouwstoffen van een co-enzym zijn mineralen zoals ijzer (Fe) of een
vitamine.
Wat is het spijsverteringsproces?
·
Mondholte
·
Keelholte
·
Slokdarm
·
Maag
·
Duodenum
·
Jejunum- ileum
·
Colon
·
Rectum
2.2.1 Wat is het functie van de mondholte?
- Mechanische afbraak (gebit, tong)
- Tong met smaakpapillen
à belangrijk bij slikken
- Speekselklieren
à Speeksel bevat: Thiocyanaat en enzym Amylase
à eten glibberig makenà makkelijker slikken
- Functies
- Licht alkalisch milieu
Welke soorten smaken hebben we?
- Zoet
- Zout
- Zuur
- Bitter
2.2.2 Wat is de functie van de keelholte?
- Kruising ademhalings- en voedselweg
- Slikken => reflexen (huig en strotklepje)
Wanneer verslikt men zich?
Bij het slikken sluit de huig de neusholte (naar boven) af en het strotklepje sluit de luchtpijp (naar
beneden) af. Wanneer er toch voedsel in de luchtpijp terecht komt, verslikt men zich.
2.2.3 Wat is de functie van de slokdarm?
- Lange buis naar de maag
- Passage vloeibaar en vast voedsel
Wat is peristaltiek?
Vast voedsel daarentegen wordt door het samentrekken van de kringspieren in de slokdarm
voortgestuwd naar de maag. Deze beweging is peristaltiek
2.2.4 Wat is de functie van de maag?
- Maagmond : 1 richting
- Binnenzijde: Maagsapklieren
à Maagsapklieren: Maagsap+ zoutzuur, Slijm, Enzymen: Pepsine en Lipase
- Voedsel wordt brij
Hoe wordt het voedsel brij?
Door de kneedbewegingen van de maag en de vermenging met speeksel, maagsap en zoutzuur,
wordt het voedsel veranderd in een ‘brij’, ook chymus genaamd.
2.2.5 Wat is de functie van de duodenum: twaalfvingerige darm?
- Enkel vertering, geen absorptie
- Pylorus: Maagportier
- Lever + Pancreas( alvleesklier) monden erin uit
à Lever: Gal (galzouten)
Pancreas: Pancreassap ( pancreatine)
- Darmsapklierenà Darmsap
- Alkalisch milieu
Wat is de werking van de pylorus?
- De pylorus is een sluitspier die voedsel slechts in één richting doorlaat.
- Telkens wanneer een kleine hoeveelheid zure voedselbrij met de wand van het duodenum in
contact komt, wordt de kringspier van de pylorus door middel van een reflex opnieuw gesloten
- Tot het alkalische sap van de pancreas (alvleesklier) de voedselbrij heeft geneutraliseerd
2.2.6 Wat is de werking Jejenum en ileum? ( nuchter en kronkeldarm)
- Zorgen voor vertering en absorptie
- Duodenum komt in dunne darm (4m): Jejenum en Ileum
- Oppervlaktevergroting
à Darmplooien in het darmslijmvlies
à Darmvlokken (villi)
à Darmepitheelcellen met microvilli
- Verteerbaar: Bloed
- Onverteerbaar: Dikke darmà Excretie
2.2.7 Wat is de functie van de dikke darm?
- Geen sappen, wel veel slijm afgescheiden
- Blinde darm met appendix
- Eerst deel: Darmflora (bacteriën) : karteldarm (colon)
- Tweede deel: Endeldarm (rectum)
à Als ophoping van ingedikte massa verlaat het lichaam via faeces door de anus
3 Studie van nutriënten
Welke soort nutriënten hebben we?
- Eiwitten (proteïnen)
- Vetten (lipiden)
- Suikers (sachariden/koolhydraten)
- Vitaminen
- Mineralen
- Water
Hoe kunnen we de nutriënten indelen?
- Macro- nutriënten: EW, VET, SUIK
- Micro- nutriënten: VIT, MIN, WAT
3.1 Macro- nutriënten
3.1.1
Eiwitten
3.1.1.1 Opbouw
Hoe zijn eiwitten opgebouwd?
-De elementen koolstof (C), waterstof (H), zuurstof (O), stikstof (N), en sommige eiwitten bevatten
ook zwavel (S), of fosfor (P).
-Eiwitten zijn in de eerste plaats de ‘bouwstenen’ van het lichaam: 20 AZ
à Ze zijn noodzakelijk voor de groei, het herstel en het in stand houden van lichaamscellen en
weefsels en het zijn noodzakelijke bestanddelen van het bloed, enzymen, en sommige hormonen
Wat zijn aminozuren?
Organische zuren bestaande uit een koolstofatoom waaraan één aminogroep (NH2), één
carboxylgroep (COOH), één waterstofatoom (H) en een restgroep (R) gebonden is. De restgroep is bij
elk aminozuur verschillend.
Wat is een dipeptide?
Twee AZ kunnen aan elkaar binden (door toedoen van een enzym):
àDe aminogroep van het ene AZ bindt aan de carboxylgroep van het andere AZ, àwaarbij een
molecule water (H2O) vrijkomt.
Wat is hydrolyse?
De omgekeerde reactie, waarbij een dipeptide wordt gesplitst in twee vrije AZ, kan ook optreden.
Hierbij wordt H2O opgenomen.
Wat is een tripeptide?
Wanneer drie AZ op deze manier twee maal aan elkaar binden, wordt een tripeptide gevormd
waarbij 2 H2O-moleculen vrijkomen
Wat is een polypetide?
Meerdere AZ waarbij telkens komt een H2O-molecule vrij. à EIWIT
Hoe wordt het soort eiwitmolecule bepaald?
De volgorde, aantallen en onderlinge verhoudingen van de AZ (het aminozuurpatroon)
Welke soorten AZ hebben we( structuur)
- Primaire
- Secundaire
- Tertiaire
- Quaternaire structuur
Wat is een essentieel AZ?
zijn AZ die niet door het lichaam kunnen worden aangemaakt en die dus in de voeding moeten
voorkomen
Wat is een niet-essentieel AZ?
AZ die in de lever voorkomen
Wat is de primaire structuur van een AZ?
- Opbouw, volgorde en samenstelling van de AZ in het eiwit
- Vb. Runderinsuline
à Limiterend aminozuur
= Het AZ dat in verhouding in de kleinste hoeveelheid aanwezig is in een eiwitmoleculeà Altijd
essentieel AZ.
Wat is de secundaire structuur.?
- Primaire keten opgerold op opgevouwen volgens een regelmatig patroon
- Alfa-helix, bèta-vouwblad / collageen-helix
Wat is de tertiare structuur?
- Bolvormige eiwitten
- Secundaire structuur: 3- D opgerold
- Vb. Myoglobine: 8 stukken Alfa helix
Wat is de quarternaire structuur?
- 2 of meer afzonderlijke polypetideketens gebonden met elkaar
- Vb. Hemoglobine ( 4 proteïnemoleculen)
- Bepaalt de stabiliteit en de functie van het eiwit.
Wat bekomt men als men eiwitten bind aan andere voedingsstoffen?
Complexe verbindingen, zoals glycoproteïnen en lipoproteïnen.
·
Glycoproteïnen bestaan uit eiwitten waaraan koolhydratenketens gebonden zijn; zij komen
o.a. voor in speeksel.
·
Lipoproteinen bestaan uit eiwitten en vetten; zij zijn o.a. aanwezig in bloed.
Leg uit “ Denaturatie van eiwitten(‘meestal omkeerbaar’)
1. Hyrdolyse van een eiwit: Primaire structuur
à Zuur, loog, met/zonder verhitten, enzym
2. Denaturatie van eiwit: Tertiare en Quaternaire structuur
à Verhitten
à 1 air: Geen wijziging
Vb. Koken van ei- stollen
- Inwerking van maagzuur op eiwit (voor inwerking van pepsine)
- Bij hoge koorts
- Toevoegen van zuur aan melk
3.1.1.2 Functies
Wat zijn de functies van Eiwitten
·
Bouwstof: de bouw van weefselcellen
·
Enzymen: de afbraak van voedingsstoffen en in de lichaamscellen bij de opbouw van
lichaamseiwit en vetten, en bij energie-uitwisseling.
·
Transportmolecule: Transport van vetten en vetachtige stoffen in de vorm van
lipoproteïnen.
·
Verdediging
·
Hormoon: In pancreas en speelt een belangrijke rol in de koolhydraatstofwisseling
·
Energiebron (1g eiwit= 17 kJ= 4 kcal)
3.1.1.3 Aanbevolen hoeveelheid
Wat zijn de aanbevolen hoeveelheden?
- 9-11 energie% à 50 g eiwit
- 0,8- 0,9 eiwit per kg lichaamsgewicht per dag
- Vegetariërs: x1,2 -1,3
- Gem. iname 14- 15 energie %
Wat zijn lactoovovegetariers?
Geen melk, eieren en vegetariërs
3.1.1.4 Eiwitbronnen
Wat zijn de eiwitbronnen?
Eiwitsamenstelling + gem. consumptie levensmiddel
Dierlijk:
- Melk, Kaas, (Orgaan)vlees, vleeswaren, kip, kalkoen, vis ei
Plantaardig
- Brood, graanproducten, peulvruchten, aardappelen, sojabonen, noten
Vetarm Dierlijk:
- Magere melk, magere yoghurt, biefstuk, kipfilet
Vetrijk dierlijk:
- Volle melk, yoghurt, zalm, makreel
3.1.1.5 De biologische waarde van Eiwit
Hoe bekomt men de biologische waarde van EW?
Eiwitten uit het voedsel worden opgenomen in het spijsverteringsstelsel, omgezet tot aminozuren
(AZ)
àdie worden geabsorbeerd via de bloedbaan, en deze AZ worden vervolgens gebruikt voor de
aanmaak van lichaamseigen eiwitten.
àNiet alle AZ uit het voedsel zijn bruikbaar voor de aanmaak van lichaamseiwitten, het ene
voedseleiwit is meer bruikbaar voor de aanmaak van lichaamseiwitten dan het andere.
àDe kwaliteit van het voedseleiwit wordt uitgedrukt als de biologische waarde ervan, en wordt
bepaald door de hoeveelheid essentiële AZ die erin aanwezig zijn.
Wat is de biologische waarde van een eiwit?
= het getal dat aangeeft hoeveel grammen lichaamseiwit opgebouwd kan worden uit 100 gram
geabsorbeerd voedseleiwit
= het percentage van het geabsorbeerde eiwit dat beschikbaar is voor de vorming van het
lichaamseiwit.
Wat is een eiwit van hoog biologische waarde?
Na absorptie zal aandeel essentiële AZ weinig afwijken van AZ patroon van lichaamseiwit
Vb. Dierlijke: melk, kaas,ei, vlees, kip
Vb. Aardappelen en rijstà in mindere mate
Wat is een eiwit van lage biologische waarde?
Na absorptie zal aandeel essentiële AZ sterk afwijken van AZ patroon van lichaamseiwit
Vb. Graanproducten: brood peulvruchten, meeste groeten
à Alle essentiële AZ zijn wel aanwezig
à weinig opbouw van lichaamseiwit
Hoe kunnen eiwitten elkaar aanvullen?
Zowel eiwitten van hoge als van lage biologische waarden kunnen een overschot aan bepaalde
essentiële AZ hebben. Zij kunnen daarmee een tekort van een ander eiwit aanvullen.
Voorbeelden: brood samen met kaas of vlees, aardappelen samen met ei, of graanproducten samen
met groenten.
3.1.1.6 De stikstofbalans
Wat is de stikstofbalans?
-Eindresultaat van afbraak en opbouw van eiwit
- Verschil tussen N- opname en N- afgifte
Hoe wordt stikstof opgenomen?
Via voedsel
Hoe wordt stikstof afgegeven?
Via urine, ontlasting, zweet, moedermelk, haren, afgeschilferde huidbestanddelen
Elk eiwit: 16 % N
N: Analytisch te bepalenà Kjeldahl methode
Wat is de kjeldahl methode?
N x 100/ 16= N x 6,25 = hoeveelheid eiwit
Welke 3 situaties kunnen we onderscheiden bij de stikstofbalans?
1. In evenwicht
= Gezonde volwassenen: Eiwitopname voor onderhoud
2. Positief
= kinderen, zwangerschap, zieken, sporters: Aanmaak nieuw weefsel- extra spierweefsel
3. Negatief
= Ondervoeding, zieken, operaties: Minder opname van N dan nodig à weefselverlies
3.1.2
Vetten (Lipiden)
3.1.2.1
1.
2.
3.
Soorten vetten
Neutrale vetten- lipiden
Lipoïden: Fosfolipiden
Sterolen-Steroïden
3.1.2.1.1 Neutrale vetten
Hoe zijn neutrale vetten opgebouwd?
-Glycerol + 3 vetzurenè triglyceride
- Condensatie( verestering) en hydrolyse (vertering)
- R-groep bepaalt: verzadigde of Onverzadigde C -keten
Wat zijn verzadigde vetzuren?
·
·
·
·
·
Uitsluitend enkelvoudige koolstofbindingen
Dierlijk
Vast=> vet
CnH2n+1COOH
Korte, Midden, Lange à Keten vetzuren
Voorbeelden
·
Korte keten (max. 4 C-atomen)
- Azijnzuur
- Boterzuur
àOplosbaar in water
·
Midden keten ( 6, 8 of 10 C-atomen)
- Capronzuur
- Caprylzuur
-Caprinezuur
à Onoplosbaar in water
·
Lange keten( vanaf 12 C-atomen)
- Palmitinezuur
- Stearinezuur
- Arachinezuur
à in dierlijke vetrijke producten & Onoplosbaar in water
Waar vinden we verzadigde vetzuren?
- Melk, dierlijke vetten
- Margarine/ halvarine
- Snacks
Wat zijn onverzadigde vetzuren?
·
·
·
·
·
Ook dubbel of meervoudige koolstofbindingen
Enkelvoudig of meervoudig onverzadigd
Plantaardig
Vloeibaar: OLIE
CnH2n-1COOH: Enkelvoudig (1 dubbele binding)
Voorbeelden onverzadigde vetzuren
- Oliezuur (C18:1)
- Linolzuur(C18:2)
- Linoleenzuur(C18:3)
Wat zijn meervoudig onverzadigde vetzuren?
= PUFA’s : 2 of meer dubbele bindingen
àPolyunsaturated fatty acids
Leg uit linolzuur C18: 2n-6?
18 koolstofatomen, 2 dubbele binding, op de 6de koolstof atoom eerste dubbele binding
à Geteld van methylkant CH3
Wat zijn n-6 en n-3 pufa’s?
Onderscheid in essentiële vetzuren
Omega 6 of omega 3 vetzuren: C18: 2n-6 OF C22: 6 n-3
Wat zijn essentiële vetzuren?
Vetzuren die het lichaam niet zelf kan aanmaken uit andere vetzuren, terwijl het lichaam ze wel
nodig heeft om normaal te kunnen functioneren.--> via de voeding moeten worden ingenomen.
Waar vinden we onverzadigde vetzuren?
·
Enkelvoudig
- Olijfolie
- Raapolie
-Arachideolie
- Pinda’s – pindakaas
·
Meervoudig
- Dieetmargarines
- Mayonaise
- Zaden, noten
- Vette vis
3.1.2.1.2 Lipoïden ( fosfolipiden)
Wat zijn fosfolipiden?
Vetachtige stoffen die naast de vetten voorkomen in plantaardige of dierlijke weefsels
·
·
·
·
·
·
Complexe structuur
Fosfolipiden: 1 vetzuur vervangen door fosfaatgroep
Komen voor in alle cellen vooral celmembranen
Vb. Lecithine (emulgator, zin in eierdooier)
Rijk aan fosfolipiden: hersenen, zenuwweefsel, lever,..
Bronnen: boter, eieren, sojabonen
Wat is de functie van een emulgator?
Helpt 2 stoffen mengen die normaal niet goed mengbaar zijn vb. Azijn en olie
3.1.2.1.3 Sterolen- steroïden
Wat zijn sterolen?
Verbindingen die opgebouwd zijn volgens een steroïdskelet, dit zijn drie zeshoekige en vijfhoekige
koolstofringen.
Hierdoor verschilt hun structuur volledig van de eerder besproken vetten, maar ze zijn ook – net als
de andere vetten – apolair.
Geef enkele voorbeelden van sterolen?
·
Vitamine D
àGoede calcium en fosfor balans
à Tekort: Osteoporose: poreus worden van botten
·
Steroïdhormonen (cortisol en geslachtshormonen)
v Cortisol
àGevormd uit cholesterol
àStresshormoon + bij ontwaken: hongergevoel
v Geslachtshormoon
àOestrogeen, progesteron, testoseron
·
·
Galzure zouten (vetvertering)
àVetering van vetten (emulgatoren)
Cholesterol (o.a. in celmembranen)
Wat is cholesterol?
In combinatie met fosfolipiden is cholesterol een bouwsteen voor celmembranen.
Wat is de functie van cholesterol?
·
De stevigheid van het membraan als voor de doorlaatbaarheid van het membraan voor
bepaalde stoffen.
·
Uitgangsstof voor de vorming van vitamine D, galzure zouten en steroïdhormonen.
·
Het is tevens betrokken bij vettransport in het lichaam in de vorm van lipoproteïnen.
Welke 2 soorten cholesterol hebben we?
·
Endogeen cholesterol (600 – 800 mg per dag) wordt door het lichaam zelf gemaakt.
·
Exogeen cholesterol (200 – 300 mg per dag) wordt door de voeding aangeleverd.
Wanneer is cholesterol schadelijk?
·
Cholesterol wordt pas schadelijk bij hypercholesterolemie, d.w.z. bij een te hoog
cholesterolgehalte van het bloed. Dit is een risicofactor voor hart- en vaatziekten.
Waar vinden we cholesterol?
Dierlijk vet, krab, kreeft, garnalen en eidooier.
Waar vinden we vitamine D?
Vette vis, visolie, eidooier, volle melkproducten
3.1.2.2 Functies
Wat zijn de functies van de neutrale vetten?
·
Energie leverancier (1g vet= 9 kcal = 37kJ)
v Direct energie leveren
v Opgeslagen als energiebron
v Vetweefsel volwassene: 20 % totaal lichaamsgewicht
·
·
·
·
·
·
Energietransport doorheen lichaam (apolair)à lipoproteïnen
Warmte- isolator
Bescherming van organen
Dragers van vetoplosbare vitamines (A,D,E,K)
Hoge verzadigingswaarde
Leveren van essentiële VZ
Wat zijn de functies van essentiële VZ.?
·
·
·
Energieleverancier
Linolzuur & anarchidonzuur: ingebouwd in de fosfolipiden van de celmembranen
Aanmaak van prostaglandines + tromboxanen:
·
v Prostaglandines: bloedvatverwijdering – verhindering van samenklonteren van
bloedplaatjes
v Tromboxanen: Bloedvatvernauwing – bloedstolling
v Goed evenwicht: Voorkomen hart- en vaatziekten
v Linolzuur en langketen visolievetzuren: anti- trombotisch
v Verzadigde vetzuren: trombosebevorderende werking
Tekort aan essentiële VZ?
v Groeistoornissen
v Afwijkingen van de huid
v Haaruitval
Wat is de functie van cholesterol?
·
·
·
·
Bouwsteen voor celmembranen
v Structurele rol
v Functionele rol: Doorlaatbaarheid
Uitgangsstof voor productie van galzouten, steroïdhormonen, vitamine D
Betrokken bij vettransport via lipoproteïnen
Isolatie van zenuwstelsel
Wat zijn omega 3 vetzuren?
Omega 3-vetzuren zijn een groep meervoudig onverzadigde vetzuren. Er is één vetzuur uit deze
groep, alfa-linoleenzuur, dat onder de categorie essentiële vetzuren valt.
Andere vetzuren zoals DHA en EPA in deze groep kunnen door het lichaam worden gesynthetiseerd.
Om dit in voldoende mate plaats te laten vinden is het wel noodzakelijk voldoende plantaardige
bronnen van alfa-linoleenzuur in het dieet op te nemen. Aan omega 3-vetzuren worden positieve
eigenschappen toegeschreven in het voorkomen van hart- en vaatziekten, artritis en depressies.
Waarom zijn omega 3 vetzuren belangrijk?
Omega 3-vetzuren verlagen het cholesterolgehalte in het bloed en zijn onder meer van belang voor
de oogfunctie en de hersenstofwisseling.
3.1.2.3 Aanbevolen hoeveelheid
Wat is de aanbevolen hoeveelheid?
Energie: 2000 kcal
Totaal vet: < 30- 35 energie% : < 70g
Verzadigd vet: <10 energie%: <20g
Linolzuur: 2 energie %
Linoleenzuur: 1 energie%
Omega 3 vetzuur in vis: 0,2g/dagà 70-280 gr vis/weekà max 12 energie%
Cholesterol: Geen aanbevelingen of max.waarden
3.1.2.4 Aandoeningen
Wat zijn de risico’s van te hoge vet inname?
·
·
Effect op cholesterol
Risico op hart- en vaatziekten
Wat is LDL?
Low density lipoprotein= slecht
Verzadigde vetten: toename LDL
Wat is HDL?
High density lipoprotein= goed
Onverzadigde vetten: Toename HDL
3.1.2.5 Bronnen
Zichtbaar vetten
·
·
·
Roomboter
Halvarine
Mayonaise
Onzichtbare vetten
·
·
·
Vet vlees
Vette vleeswaren
Roomijs
3.1.2.6 Invloed van bereiding
· Bij verhitting: Vast vet smelt
· Boter-Margarine: water/vet emulsie
v Water komt vrij
v Bij afkoelen: vet stolt boven op water
v Langdurig verhitten: water verdampt- bruinkleuring
v >120° C: vet ontleedt zich: donker van kleur- branderige geur
v Niet geschikt als frituurvet
· Halfvloeibare vetten: Met hoog gehalte onverzadigde VZ
v Bestand tegen 200° Cà frituren
v >200°C: vet ontleedt zich: acroleïne ontstaat ( prikkelende stof)
v Ontleding: bevorderd door langdurig & herhaaldelijk verhitten
3.1.3 Suikers (Koolhydraten)
Wat zijn suikers( koolhydraten)?
·
·
·
·
·
Komen in grote hoeveelheden voor in de voeding.
Ze vormen een belangrijke energiebron voor de mens.
Koolhydraten zijn opgebouwd uit de elementen koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) in
de volgende verhouding: Cn(H2O)n.
Ze bestaan doorgaans uit evenveel koolstof als water, vandaar de benaming koolhydraten
Afkomstig van groene planten (autotroof en heterotroof)
à fotosynthese
Wat zijn autotroof organismen?
Organismen die, net als planten, CO2 gebruiken als bron voor koolstof en die hun energie hiervoor uit
anorganische stoffen of uit zonlicht halen,
Wat zijn heterotroof organismen?
Organismen die daarentegen, net als de mens, hun energie uit organische stoffen halen die door
andere organismen zijn aangemaakt
3.1.3.1
1.
2.
3.
4.
Soorten KH
Enkelvoudige sacharidenà Monosachariden
Tweevoudige of Disachariden
Meervoudige of polysachariden
Suikeralcoholen
3.1.3.1.1 Monosachariden
Wat zijn monosachariden?
·
·
·
·
·
Monosachariden die in voeding voorkomen zijn hexosen.
Deze sachariden bevatten zes koolstofatomen. De structuurformule is C6H12O6
Monosachariden kunnen niet in kleinere koolhydraten worden gesplitst.
Ze zijn goed oplosbaar in water en worden daardoor gemakkelijk geabsorbeerd.
Glucose, fructose en galactose.
Wat is glucose?
·
·
·
·
·
Witte stof
Minder zoet dan tafelsuiker
In vruchten( druiven) + honing
In bloed 1g/L
Zeer snel absorbeerbaar
à snel herstel bloedsuikergehalte
Wat is fructose?
·
·
·
·
Zelfde brutoformule: C6H12O6
Verschillende structuur t.o.v. glucose
Vruchtensuiker ( in vruchten + honing)
Heel zoete smaak
Wat is galactose?
·
·
Niet in de natuur te vinden
Bouwsteen van lactose
3.1.3.1.2 Disachariden
Wat zijn disachariden?
·
·
·
·
·
Opgebouwd uit 2 monosachariden
Condensatiereactie: Een reactie waarbij water vrijkomt
Hydrolysereactie: waarbij water nodig is en bijvoorbeeld een disacharide wordt gesplitst in
twee monosachariden
Goed oplosbaar in water
Sacharose, lactose en maltose
Wat is sacharose?
Sucrose, riet- of bietsuiker (tafel suiker)
à zoete smaak
àOpgebouwd uit glucose + galactose
Vb. Koek, snoep, gebak, frisdrank
Wat is lactose?
Melksuiker
àWeinig zoete smaak/ vulmiddel farma
àOpgebouwd uit glucose + galactose
Vb. Melk, melkproducten
Wat is Maltose?
Moutsuiker(bier)
àOpgebouwd uit glucose+ glucose
Vb. Bier, kiemende zaken
3.1.3.1.3 Polysachariden
Wat zijn polysachariden?
·
·
·
·
·
Macromoleculen opgebouwd uit enkelvoudige KH
Onoplosbaar in water
Opgebouwd uit monosachariden
Condensatieà hydrolyse
Zetmeel, glycogeen, voedingsvezels
Wat is zetmeel?
·
Veel glucosemoleculen
à Amolyse: een niet-vertakte vorm van zetmeel
à Amylopectine: vertakte vorm van zetmeel
·
Reservestof in planten
Vb. Brood, graanproducten, rijst, pasta
Wat is glycogeen?
·
·
·
Dierlijk zetmeel, opgebouwd uit glucose
Reservestof bij dieren & mens: opstapeling in lever + spieren
Mens : +/- 400g glycogeen
Wat zijn voedingsvezels?
·
·
·
·
Omvatten verschillende polysachariden
Celwand van plantaardig voedsel
Leveren geen energie
Onverteerbaar
v Soms gedeeltelijk fermenteerbaar in colon
·
2 categorieën
v Wateroplosbare voedingsvezels (pectine)
Vb. Groenten, fruit, peulvruchten
v Niet in water oplosbare vezels (cellulose, lignine)
Vb. Volkorenbrood, roggebrood, zilvervliesrijst
3.1.3.1.4 Suikeralcoholen
Wat zijn suikeralcoholen?
·
·
·
Gebruikt als zoetstof in voeding
Xylitol, sorbitol, mannitol
Slecht absorbeerbaar
·
Colon: gedeeltelijk gefermenteerd
3.1.3.2 Functies van de KH
Wat zijn de functies van KH?
·
·
Energievoorziening: 1g KH= 4kcal= 17kJ
Handhaving glucosegehalte in bloed (bloedsuikergehalte)
v Insuline(hormoon)
v Glucose noodzakelijk voor de cellen:
à Afbraak glucoseà energie
Wat zijn de functies van de voedingsvezels?
·
·
·
·
Geen energiebron
Belangrijk in spijsverteringskanaal
v Mond
v Maag
v Dunne darm
v Dikke darm
Bevorderen van de darmperistaltiek en dus de stoelgang
Rol bij welvaartsziekten: overgewicht, diabetes en cariës
3.1.3.3 Invloed van bereiding
Bespreek de invloed van bereiding
·
·
·
·
Meeste suikers: oplosbaar in water
Droog bij verwarmen: karamel—> verkolen
Invloed van enzymen uit gistcellen: suikers gaan over in alcoholen en CO2
Zetmeel: Temp stijgt : verteerbaarheid stijgt
v Zetmeel: water opnemen( verstijfselt) gaar
v Zetmeelà dextrinen: beperkte oplosbaarheid
Vb. geroosterd brood + beschuit: lichter verteerbaar dan vers brood
Bespreek invloed van bereiding op vezels:
·
·
·
Bij het koken: geen veranderingà wel zachter maken van de vezel
Gehalte voedingsvezel gekookte groente > rauwe groente (portiegrootte)
Prikkeling op darmwand: kleiner bij gekookte groenten
3.1.3.4 Aanbevolen hoeveelheid
Aanbevelingen
Energie
KH
>55 energie %
Suikers
<10 energie% (toegevoegd)
Voedingsvezel
30 g
GDA
2000 kCAL
270 g
<90 g toegevoegd
25 g
3.1.3.5 Aandoeningen
Welke aandoeningen hebben we?
·
·
·
·
·
·
·
Hypoglycemie
= Te weinig glucose in bloed
à nadelig voor de hersenen
Hyperglycemie
= Te veel glucose in het bloed
= Diabetes mellitus (suikerziekte)
Cariës
= Tandbederf door teveel suikers
Parodontitis
= Ontsteking van de weefsels rondom de tand
à ver gevorderd: aantasting kaakbot en verlies tand
Lactasedeficiëntie
= tekort aan lactase
Overgewicht
Tekort aan voedingsvezels
3.1.4 Alcohol
Wat is alcohol?
Ethanol
·
·
·
·
·
Wordt gevormd door gisting uit suikers: Fermentatie
Energieleverende stof, dus = voedingsstof
v 1 g alcohol levert 7kcal (29 kJ)
Niet: in een evenwichtige voeding
Geen ADH
Wel ADI = 80 g/dag
Wat is fermentatie?
Gisting: Een enzymatisch proces waarbij uit koolhydraten ethanol en koolzuur ontstaan.
Wat is destillatie?
Destillatie is een techniek om door middel van verdamping twee of meer stoffen in een oplossing te
scheiden, gebaseerd op het verschil in kookpunt van deze stoffen.
Wat is het fysiologisch effect van alcohol?
·
Opwekkend
·
Dalen van spanning/prikkelbaarheid
·
Bescherming van hart- en vaatziekten: NT BIJ JONGEREN
·
Rol bij borstkanker
·
Gunstige werking op vertering
v Rol van het aperitief
v Extra vrijkomen van gastrine
Wat is absorptie van alcohol?
·
Volledige absorptie
·
Zeer snel (15-30 min) bij lege maag
·
Volle maag: 1 – 3h
·
Eiwit- en vetrijke maaltijd: vertragend
·
Bloedalcoholgehalte (BAG):
v Aandelen alcohol per 1000 delen bloed
v Promille
Wat zijn de gevolgen van overmatig alcoholgebruik?
Invloed op het gedrag
·
Grote individuele verschillen
v 0,5 promille: verzwakking zelfbeheersing; praatzieker
v 1 promille: wartaal, verminderd geheugen en aandacht
·
Lichte dronkenschap
v >2,0 promille: wankelende gang, spraakstoornissen, agressief gedrag
v 3,0: dronken
v 4,0: bewusteloos
Wat zin de gevolgen?
·
Op KT : Kater
v Vorming van acetalhyde
v Geen aanmaak van anti- diuretisch hormoon (ADH)
Wat is “binge drinken”?
=in korte tijd grote hoeveelheden drank nuttigen, waarbij het voorkomt dat men in coma geraakt.
Gevaar: kan een hartinfarct of hersenbloeding veroorzaken, met op lange of korte duur beschadiging
van het zenuwstelsel.
Wat zijn de gevolgen van langdurig overmatig gebruik?
·
Levercirrose
·
Tekort vit B1 (Wernicke-Korsakov syndroom)
à Zwangere vrouwenà foetaal alchoholsyndroom
3.2 Micronutriënten
3.2.1 Vitamines
Wat zijn vitamines?
Organische bestanddelen met een zeer verschillende scheikundige samenstelling, die van nature in
voedingsmiddelen voorkomen
Vitamines: Voor het leven belangrijke aminen
Wat zijn de functies van vitamines?
1.
·
·
·
Co- enzymfunctie
Apo-enzym: Eiwitdeel
Co- Enzym: Vitamine deel
Holo- enzym: werkzame enzym
2. Onderdeel van hormonen
Vb. Vit Dà Absorptie CA in de darm
3. Invloed op het immuunsysteem
IS kan versterkt worden door vit. A, D, E, B6
4. Anti- oxidatieve eigenschappen
Vit. Kunnen beschadigingen in het lichaam a.g.v. oxidatie tegengaan
Vb. Vit C, E, B-caroteen
Wat is het verschil tussen ADI en ADH?
ADH: Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid
ADI: Aanvaardbare dagelijkse inname van een stof
We hebben 2 soorten vitamines
·
·
Vetoplosbare
Wateroplosbare
3.2.1.1 Vetoplosbare vitamines: VITAMINE A
Bespreek vitamine A
·
·
Bronnen: Dierlijk en plantaardig( Carotenen: wortelen, tomaten, paprika’s, spinazie)
Wetenschappelijke naam: Retinol
Wat zijn de functies van vitamine A?
·
·
Visuele waarneming( retinol- retina: netvlies)
Opbouw en werking oppervlakteweefsels
·
·
Weerstand tegen infecties – immuumsysteem
Vorming van sommige hormonen
Wat is het effect van bij bereiding en bewaring?
·
·
Hittestabiel tot 100°C
Niet bestand tegen licht
3.2.1.2 Vetoplosbare vitamines: VITAMINE D
Bespreek vitamine D
·
·
·
Bronnen: Lagere planten, zonnestraling (huid), dierlijk( melkvet), vette vis
Wetenschappelijke naam: Calciferol
Vitamine D3: cholecalciferol
Wat zijn de functies van vitamine D?
·
·
·
·
Ca-absorptie bevorderen in de darm
Vastleggen van goede Ca/P in beenderen
Activatie van de nieren
Immuunsysteem ( vormingmacrofagen)
3.2.1.3 Vetoplosbare vitamines: VITAMINE C
Bespreek vitamine C
·
·
Bronnen: Plantaardige oliën, margarines, tarwekiemen, volkoren producten
Wetenschappelijke naam: Tocoferol
Wat zijn de functies van vitamine C?
·
·
·
·
Bevordert absorptie vit. A en B-caroteen in dunne darm
Celmembranen: stevige structuur
Watertransport in de cel
Antioxidant: beschermt tegen oxidatie à vorming van peroxiden
Wat is het effect van bij bereiding en bewaring?
·
Hittestabiel
3.2.1.4 Vetoplosbare vitamines: VITAMINE K
Bespreek vitamine K
·
·
Bronnen: Plantaardige: groene plantdelen, Lever en varkenslever, darmflora mens
Wetenschappelijke naam: Fylochinon
Wat zijn de functies van vitamine K?
·
·
Bloedstolling
Wat is het effect van bij bereiding en bewaring?
·
Hittelabiel
3.2.1.5 Wateroplosbare vitamines : Vitamine C + B- vitamines
Welke soorten hebben we?
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Thiamine -B1
Riboflavine- B2
B6 (pyridoxine)
Nicotinezuur( niacine- nicotinamide)-B3
Pantotheenzuur –B5
Biotine- B8 =H
B12 ( cyanocobalamine)
Foliumzuur- B11
3.2.1.6 Wateroplosbare vitamines: Vitamine B1
Bespreek vitamine B1
·
·
Bronnen: Varkensvlees, melk, gist, bruin brood, eidooier, buitenste vlies graankorrel
Wetenschappelijke naam: Thiamine
Wat zijn de functies van vitamine B1
·
·
Bij stofwisseling van koolhydraten en eiwitten
Als CO- enzym
Wat is het effect van bij bereiding en bewaring?
·
Hittestabiel
3.2.1.7 Wateroplosbare vitamines: Vitamine C
Bespreek vitamine C
·
·
Bronnen: Verse groenten/fruit, bladgroenten, bloemkool, aardbeien, zwarte bessen..
Wetenschappelijke naam: Ascorbinezuur
Wat zijn de functies van vitamine C
·
·
·
·
·
·
·
Opbouwproces van weefsels
àbindweefsel= collageen
Stofwisseling
Witte BL Lichaampjes
Vorming bijnier hormonen
Ijzerabsorptie
Anti- oxidant
Vorming hemoglobine
Wat is het effect van bij bereiding en bewaring?
·
Bij het bewaren, schoonmaken, snijden en koken van voedingswaren gaat het gehalte aan
vitamine C snel achteruit, doordat vitamine C snel geoxideerd wordt (aan de lucht) en goed
oplost in water.
3.2.2 Mineralen- Sporenelementen
Wat zijn mineralen?
Wanneer de behoefte varieert van enkele honderden milligrammen tot 1 gram.
Vb. calcium, magnesium, natrium, chloor en kalium, fosfor en zwavel.
Wat zijn sporen elementen?
Bij een behoefte van enkele microgrammen tot een tiental milligrammen
Vb. jodium, ijzer, zink fluor, koper, kobalt, mangaan, seleen, chroom, nikkel, tin, molybdeen, silicium
en vanadium.
Mineralen en sporenelementen komen zowel voor in water als in dierlijk en plantaardig voedsel.
Wat zijn de kenmerken van mineralen?
·
·
·
·
Belangrijke betekenis in onze voeding
Anorganische stoffen
Essentieel + micronutriënt
7 echte mineralen: 14 sporenelementen
Wat zijn de functies van mineralen?
·
·
·
Bouw- en herstelstoffen
Regulerende stoffen in enzymen en hormonen
Osmotisch evenwicht in lichaamsvloeistoffen
Wat zijn de bronnen?
Plantaardig + dierlijk
3.2.2.1 Calcium( Mineraal)
Bespreek Calcium
·
Bronnen: Dierlijk( zuivel/vlees), groenten, fruit, aardappelen
Wat zijn de functies van Calcium?
·
·
Botopbouw: stevigheid skelet en gebit
Ca2+ ionen in bloed en weefselvocht belangrijk bij
v Bloedstolling
v Spiercontractie
v Activering enzymsystemen
v Mogelijke bescherming tegen kanker
3.2.2.2 Ijzer( Sporenelement)
Bespreek Ijzer
·
·
·
·
Bronnen: Groene groenten, vlees, donkere broodsoorten
Voorkomen: Hemoglobine (80%), myoglobine(5%), reservevoorraad( 15% in lever, milt en
beenmerg)
2 waardig: Fe2+= organisch= haem-ijzer (dierlijk)
3 waardig: Fe3+= anorganisch= non-haem-ijzer (plantaardig)
Wat zijn de functies van Ijzer?
·
Bouwstof en regulerende stof (met O2)
3.2.2.3 Jodium (Sporenelement)
Bespreek Jodium
·
·
Bronnen: Zeevis, schaaldieren, spinazie, eieren, zeewater, zeelucht, brood met gejodeerd
zout
Voorkomen: 75% in schildklier, spieren en bloed , Ovaria 25%
Wat zijn de functies van Jodium?
·
3.2.3
Belangrijke component van thyroxine!
v Stimuleert energieafgifte van cellen
v Bouw van eiwitten
v Stimuleert groei/ hersenontwikkeling
v Rol in cholesterol/metabolisme
Water
3.2.3.1 Verdeling van water in het lichaam
Wat is water?
Hoofdbestanddeel van alle levende wezens op
·
·
·
·
>90% van levende deel van de cel
Mens: 55-60 % vocht
40 % intracellulair, 20% extracellulair in het menselijk lichaam
Afh. van de aard van het orgaan
Wat is dehydratatie?
Verhoogd verlies van water
Wat is waterretentie?
Ophouden van water
3.2.3.2 Functies van water
Wat zijn de functies van water?
·
·
·
·
Oplosmiddel( chemische stoffen + voedselbestanddelen)
Transportmiddel ( opgeloste bestanddelen en afvalproducten in bloed en weefselvocht)
Temperatuursregulatie ( zweet, + goede temperatuur verdeling in bloedbaan)
Bouwstof ( voor speeksel, svs- sappen..)
3.2.3.3 Waterbalans
Wat is de waterbalans?
Omvat de normale dagelijkse wateropname en het verlies van water
Waarom is een evenwicht nodig?
Een tekort aan water moet gecompenseerd worden door de opname ervan en beperking van
uitscheiding. Dan is de waterbalans in evenwicht.
àDe nieren hebben de belangrijkste regelende functie in de waterhuishouding.!!
Wat is een verstoorde waterbalans?
·
een te hoge inname van zout of wanneer men te weinig drinkt.
Oplossing:
Deze negatieve waterbalans kan snel hersteld worden door een verhoogd dorstgevoel.
Wat gebeurt als men blijft te weinig drinken?
·
Uitdroging of primaire dehydratatie optreden.
Voornamelijk kinderen, ouderen en zieken zijn hier gevoelig voor.
Vb.droge mond, hoofdpijn, sufheid, weinig en sterk geconcentreerde urine. µ
v Oplossing: De oplossing is om een oplossing van water met glucose te drinken.
·
Een andere vorm van dehydratatie is het gevolg van sterke transpiratie. Dit is secundaire
dehydratatie.
Bij deze dehydratatie treedt naast waterverlies ook een verlies aan ionen worden. In dit geval
is er sprake van waterintoxicatie.
v Oplossing: Het is dan noodzakelijk om ionenbalans (osmolariteit) te herstellen. Dit
kan bijvoorbeeld door middel van isotone of licht hypotone dorstlessers zoals
sportdranken te drinken.
4 Energetische aspecten van voedingsstoffen
4.1 Energiewisseling en energiebehoefte
4.1.1 Inleiding
Kunnen berekenen
4.1.2 Energiewisseling in het lichaam
Hoe wordt energie uitgewisseld in het lichaam?
·
·
Energie nodig om te levenà voedsel opnemen
Vertering: Afbraak (katabole reacties) van moleculen
v Polysacharidenè monosachariden
v Vettenè vetzuren + glycerol
v Eiwittenè aminozuren
à die afbraak levert energie voor het lichaam
VB. Glucose
C6H12O6 + 6O2 à 6CO2 + 6H2O + energie!
= Celademhalingsreacties( oxidaties, verbranding)
à gebeurt vnl. in mitochondriën van de cel
à energie die vrijkomt wordt deels opgeslagen in celbatterijen: AMP-ADP-ATP
Geef de reactie tussen een voedingsstof en O2?
Voedingsstoffen + O2à chemische Energie (ATP)
ATP: 80 % warmte 20 % mechanische energie
20 % ME: Inwendige arbeid en uitwendige arbeid
Wat verstaan we onder inwendige arbeid?
1. Basaal metabolisme
= Metabolisme in rusttoestand, energie nodig om in leven te blijven en normale levensfuncties te
laten verlopen( hartslag, bloedsomloop)
2. Thermogenese
= Stofwisseling na een maaltijd (voor vertering)
+/- 10%
4.1.3 Energiebehoefte
Welke factoren beïnvloeden de energiebehoefte?
1. Basaal metabolisme
v Geslacht, leeftijd, lichaamsoppervlak
v Koorts, stress , lichaamssamenstelling
v Verdeling lichaamsgewicht
2. Lichamelijke activiteit
v PAL-waarde( Physical Activity Level)
v 1,2-2,4
3. Energie voor de voedsel verwerking
v Thermogenese
v Afh. van voedingsstof: veel energie bij eiwittenà minst efficiënte energieleverancier
v Gem. 10 % van de totale energiebehoefte
4. Omstandigheden die meer energie vereisen
v Groei
v Herstel na ziekte
v Zwangerschap
v Lactatie
Hoe bekomen we een evenwichtige voeding?
·
·
·
10 energie% eiwitten
30 energie % vetten
55 energie % KH (40%)
Download